Zand, zeeklei, rivierklei, veen, löss. Allemaal bodemsoorten. Misschien ken je er nog wel meer. Maar wat zijn nou de verschillen? En wat zijn de gevolgen van deze verschillen voor het gebruik in de land- en tuinbouw? In dit arrangement gaan we in op de eigenschappen van de bodem en de gevolgen daarvan voor het (landbouw)bedrijf.
Als eerste komen de bodemeigenschappen aan bod. Daarna de verschillende structuurelementen. Onderzoek van de bodem via een profielkuil en hoe dat beoordeeld dient te worden. Tenslotte ga je op je praktijkbedrijf de bodem onderzoeken en beoordelen. Bij elk onderdeel staan vragen. Een overzicht van alle vragen staat in het werkdocument.
Dit arrangement is gemaakt voor het werkproces: bodemvoorbereiding.
Leerlijn
Dit arrangement maakt onderdeel uit van een leerlijn. Aansluitend bij de kwalificatiedossiers voor het MBO. Dit arrangement en de overige die hieronder genoemd worden kunnen bij de behandeling van de kerntaken en werkprocessen worden ingezet.
Examenstandaard: 713-2 Beheer grasland en voedergewassen (melkvee niv. 4) Examenstandaard: 703-1 Verzorgen grasland en voedergewassen (melkvee niv. 3)
Kerntaak: Draagt zorg voor productiie
Werkproces: Draagt zorg voor voederwinning en begrazingsterrein
Omschrijving werkproces: De dierverzorger beheert op een dierenhouderijbedrijf het weiland en de percelen waar voedergewassen verbouwd worden, zodat het land optimaal benut wordt en de oogst kwalitatief goed voer oplevert, afgestemd op de bedrijfsdoelen.
Binnen dit werkproces zijn de volgende arrangementen ontwikkeld. Deze arrangementen kunnen vrij gebruikt worden en als bronarrangement dienen. Uiteraard met bronvermelding.
Disclaimer: Mocht u materiaal aantreffen dat met auteursrechten beschermd is stuurt u ons een mailtje. We zullen het materiaal dan direct verwijderen of de auteursrechten regelen.
Werkdocumenten
In de werkdocumenten kun je de vragen en opdrachten maken. Je kunt een werkdocument downloaden en opslaan op je PC.
- dode organische stof = plantenwortels, micro-organismen en bodemdiertjes elk met hun eigenschappen.
Een goede grond bestaat voor ongeveer de helft uit vaste bestanddelen (klei, leem, zand, organische stof) en voor de helft uit poriën. Als het goed is, is de helft van het poriënvolume gevuld met lucht en de andere helft met water.
Zand, leem, kleideeltjes en/of (dode) organische stof vormen het skelet van de bodem: bijvoorbeeld zandkorrels die op elkaar gestapeld zijn en door een beetje organische stof op hun plaats gehouden worden.(vast) Tussen die deeltjes zitten kleinere en grotere holtes: poriën. In die holtes zit lucht en water.
Korrelgrootte
De grootte van zand- leem en kleideeltjes wordt gebruikt om ze in klassen in te delen om zo gronden te onderscheiden in de verschillende grondsoorten.
Korrelgrootte
De grootte van de gronddeeltjes wordt bepaald door hun diameter. Deze diameter is vaak veel kleiner dan 1 mm. Daarom gebruiken we de eenheid micrometer.
Eén micrometer of mu (μm) is een duizendste millimeter. Dus 1 μm is 0,001 mm.
De gronddeeltjes worden op basis van hun diameter in verschillende fracties ingedeeld
Zand is vrij grof en vormt het geraamte van de grond. Zand zorgt ervoor dat de grond los en luchtig is en het water goed doorlaat. Zandgrond kan moeilijk water vasthouden en ook voedingsstoffen voor planten hechten zich niet aan zanddeeltjes. Als je veel meststoffen ineens op een zandbodem brengt, spoelen ze uit de bodem naar de sloten en het grondwater.
Leem
Leem is veel fijner dan zand. De korrels hebben een kleinere diameter. Leem kan water goed vasthouden. Net als bij zand hechten zich voedingstoffen niet.
Klei
Lutum of kleideeltjes kunnen veel vocht vasthouden. Voedingstoffen kunnen zich goed binden aan de kleideeltjes.
Leem
klei
Indeling grondsoorten
De genoemde termen zand, leem, enz. zijn hier dus namen van de fracties en zeggen nog niets over de grond waarvan ze deel uitmaken. In zware kleigrond kan natuurlijk heel goed wat grof zand voorkomen.
Wanneer heet een grond nu zandgrond, leemgrond of kleigrond?
In feite berust de onderscheiding uitsluitend op de gemaakte afspraken, waarbij meestal de grond wordt genoemd naar de fractie die een overheersende invloed heeft op de eigenschappen van die grond.
Dus als grond meer dan 25% lutum /klei bevat, is het matige kleigrond. Bij minder dan 8% is het zandgrond. Daartussenin zit de zavel en lichte klei.
Zandgrond wordt op basis van het leemgehalte nog verder onderverdeeld.
- de onderlinge rangschikking en samenhang van gronddeeltjes.
De samenhang van de gronddeeltjes is zeer verschillend. Het is vooral de samenhang van de grond die haar meer of minder geschikt maakt voor plantengroei. De samenhang bepaalt voor een groot gedeelte de structuur van de grond. De structuur van de grond kan alleen bekeken worden in ongeroerde staat. Dus grond die in een plastic zakje vervoerd is, is niet goed meer te beoordelen.
Om de structuur van de grond te kunnen beoordelen, om te kunnen zeggen of ze goed of slecht is, is het belangrijk te weten welke eisen de plant aan de grond stelt.
1. De wortels moeten ruimte hebben om in te groeien.
2. De wortels moeten lucht opnemen voor de ademhaling.
3. De wortels moeten water opnemen omdat de plant water verdampt en omdat water voedsel oplost en transporteert.
Maar ook de boer stelt eisen aan de grond:
1. De bewerking mag niet te zwaar gaan.
2. Zware machines (en ook het vee) moeten er op kunnen, ook vroeg in het voorjaar en laat in de herfst (liefst ook in de winter).
3. Overtollig water moet snel weg kunnen stromen.
Een grond voldoet aan deze eisen, is dus pas een goede grond, als het de volgende kenmerken heeft:
1. Een groot totaal poriën volume. Ongeveer 50 % van de grond moet holten en gaatjes zijn.
2. Een goede verhouding tussen grote en kleine poriën.De grote zorgen voor afvoer van water en aanvoer van lucht terwijl de kleine water vasthouden in de grond.
3. Een goede binding tussen de deeltjes. Dit in verband met een goede (ook niet te grote) stabiliteit.
• Voelt de grond hard aan en geeft ze een dof geluid dan is de structuur dicht en vast.
• Zak je wat weg of voelt de grond bij het lopen verend zacht aan, dan zal de structuur van die grond goed zijn (mits de grond voldoende droog is)
Stap 2: Steek een kluit grond uit de bouwvoor van een kleigrond, een betere zandgrond en neem ook een schep zand uit een berg metselzand. Laat de grond achtereenvolgens van + 100 cm hoogte vallen op een vaste ondergrond. Bekijk nu de samenhang van de grond. De drie grondsoorten vallen zeer verschillend uiteen.
Bekijk de grond die van 1 meter hoogte is neergevallen nog eens nader. Door de val is de grond in zijn natuurlijke deeltjes, structuurelementen uiteengevallen. Dit gebeurt langs zijn natuurlijke breukvlakken. Nu kan de vorm en grootte van de kluitjes en kruimels worden bestudeerd.
Kruimelstructuur is gemakkelijk bewortelbaar. Afgerond blokkig kunnen als ze genoeg poriën hebben doorwortelen. Scherpblokkig is moeilijk doorwortelbaar
De breukvlakken van de kluitjes geven aanwijzingen voor de structuur.
Kruimels
Dit zijn losse kruimels van 0,3 tot 1 cm groot. Wortels kunnen gemakkelijk in deze kruimels en tussen de kruimels doorgroeien. Kruimels hebben voldoende gangen en zijn altijd goed doorwortelbaar
Afgeronde structuurelementen
Dit zijn blokjes grond van wisselende grootte, van 1 tot 10 cm groot. De zijkanten zijn niet vlak, de hoeken zijn rond. Bij doorbreken heeft het breukvlak vaak een andere glans of kleur dan de buitenkant. Bij een enigszins ruwe behandeling kunnen ze makkelijk in kruimels overgaan. Let er goed op of dit in de grond ook zo was of dat het werkelijk
grotere elementen zijn.
Afgeronde structuurelementen hebben voldoende gangen en zijn altijd goed doorwortelbaar
Scherpblokkige structuurelementen
• Deze zijn hoekig en compact.
• De wanden zijn glad.
• Scherpblokkige structuurelementen zijn in het algemeen niet doorwortelbaar.
Stap 3 : het graven van een profielkuil.
Bestudeer de link hieronder en bekijk het filmpje. We gaan uitgebreid stil staan bij profielkuil bij onderdeel Praktijkonderzoek bodem.
Kenmerken die wijzen op een slechte structuur zijn:
➡ Scherpe, hoekige breukvlakken;
➡ Grote, dichte structuurelementen;
➡ Geheel los uiteenvallen van de structuurelementen;
➡ Weinig holten;
➡ Losse kale wortels; afbuigen van wortels;
3. Warmte, lucht en water
Bodemwarmte
Bodemwarmte
Warmte is evenals voedsel, water en lucht een groeifactor. Zonder warmte kunnen zaden niet kiemen, planten niet groeien, bacteriën en schimmels hun werk niet doen. De temperatuur van de onbegroeide grond wordt bepaald door de zon. Voor het leven op aarde is de zon onmisbaar. De zon geeft ons licht en warmte, beide noodzakelijk voor de groei van onze planten. 's Zomers is het warmer dan 's winters en schijnt de zon ongeveer 2 keer langer. Doordat 's winters de zon niet zo hoog aan de hemel staat dan 's zomers hebben de zonnestralen een verschillende invalshoek.
De temperatuur van de grond wordt bepaald door:
De helling
De zon schijnt anders op een helling dan een vlak terrein, ook zal een zuidhelling in het algemeen warmer en droger zijn dan een noordhelling die beschaduwd en koeler zal zijn.
De kleur
Donkere (humusrijke) gronden nemen meer warmte op dan licht gekleurde gronden.
De vochtigheid
Water heeft veel tijd nodig om op temperatuur te komen. Zo zal een gedraineerde grond sneller warm zijn dan een natte niet gedraineerde grond.
De uitstraling
De aarde straalt een deel van de warmte in de nacht weer uit waardoor de lucht wordt verwarmd. Verwarmde lucht stijgt echter op, zodat die warmte in het heelal verdwijnt. In het voorjaar en najaar kan de uitstraling bij een heldere hemel, droge lucht en windstilte zo groot zijn, dat de onderste luchtlagen afkoelen tot beneden het vriespunt (nachtvorst). Vooral op de hooggelegen droge zandgronden zal eerder nachtvorst optreden omdat de bovenlaag dan te droog wordt, veel lucht bevat en hierdoor sneller zijn warmte kwijt is. Gebieden met sloten en plassen zijn minder nachtvorstgevoelig.
Grondbedekking
Begroeide en bedekte grond wordt overdag minder warm, maar koelt ook 's nachts minder af. De grond droogt dan minder uit en de temperatuur blijft gelijkmatiger.
Bodemlucht
Bodemlucht
Functie van bodemlucht
Plantenwortels en kiemende zaden hebben voor hun ademhaling bodemlucht nodig, terwijl ook vele nuttige bacteriën lucht nodig hebben. De helft van de grond kan ook uit holten bestaan. Als deze weer voor de helft met water zijn gevuld dan bestaat de grond dus voor 1/4 uit lucht.
De voornaamste bestanddelen van de bodemlucht zijn:
Stikstof (N)
Zuurstof (O2)
Koolzuurgas (CO2)
Waterdamp
Planten produceren bovengronds zuurstof en nemen koolzuurgas op. Onder de grond nemen ze echter zuurstof op en geven ze koolzuurgas af. De verhoudingen waarin de bestanddelen in de bodemlucht voorkomen zijn anders dan die de lucht boven de grond. Grond met fijne poriën kunnen als ze te veel met water zijn gevuld, luchttekort vertonen ( b.v. zware klei met een slechte structuur). Het luchtgehalte in de grond moet minimaal 10 a 15 volumeprocenten zijn.
Luchtverversing is noodzakelijk
Dit kan plaatsvinden door temperatuurschommelingen, inzakkend regenwater, grondbewerking, en diffusie (b.v. vermenging van bodemlucht met buitenlucht). Hoe kun je verbeteringen aanbrengen?
Grondbewerking:
Door grondbewerking zorg je voor een losse bodem waardoor er meer uitwisseling van lucht zal plaatsvinden.
Drainage:
Een goede drainage zal een teveel aan water afvoeren en er voor zorgen dat op natte gronden de hoeveelheid lucht weer snel op peil komt.
Verharding:
De luchthuishouding voor b.v. straatbomen is vaak veel slechter dan voor vrijstaande bomen in het bos of park. Vaak zijn er veel leidingen en kabels aanwezig, maar ook gesloten verharding van klinkers of asfalt. Om deze negatieve invloeden iets te beperken worden beluchtingskokers aangebracht.
De functie van het water met betrekking tot bodem en plant.
Planten bestaan voor 60% tot 90% uit water. Ook is water nodig bij de assimilatie. Het grootste deel van het opgenomen water dient voor de verdamping. Bij een grote windkracht, een hoge luchttemperatuur en een lage luchtvochtigheid is de verdamping groter. De plant kan zijn temperatuur regelen door de verdamping. Het water in de bodem is van belang voor het oplossen van voedingszouten de structuur van de grond, de waterhuishouding van de bodem en een goed bodem leven.
Door een teveel aan water in de wintermaanden en een tekort in de zomermaanden moeten we maatregelen nemen om de bodem de juiste vochtigheidsgraad te geven.
Deze maatregelen kunnen bestaan uit:
bodemverbetering met organisch materiaal
draineren
storende lagen doorbreken
regelmatig water geven
Het water in de bodem komt op de volgende manieren voor:
als hangwater
Is afkomstig van regen, sneeuw, sproeien. Een gedeelte hiervan blijft in de bovengrond hangen. Een fijne humus rijke bodem kan veel hangwater vasthouden.
als capillair water
Het water kruipt vanuit het grondwater door nauwe gangen (capillair) omhoog. Net boven het grondwateroppervlak zijn deze gangen gevuld met water en ontbreekt de lucht. Deze zone is ongeschikt voor plantenwortels. Iets hoger zijn de omstandigheden ideaal omdat daar de poriën gevuld zijn met water en lucht.
als grondwater
Elke ruimte wordt hierdoor gevuld. Als we een gat voldoende diep maken komen we in het grondwater. De grondwaterstand wisselt met het jaargetijde.
Klik op het plaatje voor een groter beeld
Verzadigingspunt, verwelkingspunt en veldcapaciteit
De plantenwortels kunnen niet alle water uit de grond halen. Het water wat de plant tot z'n beschikking heeft noemen we ook wel beschikbaar water.
Het punt wanneer een plant niet meer water meer uit de grond kan opnemen (verwelking van de plant) noemen we het verwelkingspunt. Ondanks dat de plant geen water meer kan opnemen bevat de grond nog wel water!. Dit water is zo sterk gebonden aan de gronddeeltjes dat de wortels niet meer in staat zijn om dit tot zich te nemen.
Op het moment dat het water niet meer in de poriën en holten blijft hangen en naar beneden zakt, noemen we veldcapaciteit. Elke grondsoort heeft een andere veldcapaciteit.
Veldcapaciteit is de term die gebruikt wordt om het maximale watergehalte weer te geven dat in de bodem achterblijft na vrije drainage van het overtollige water onder invloed van de zwaartekracht.
We kunnen dus zeggen:
BESCHIKBAAR WATER = VELDCAPACITEIT - VERWELKINGSPUNT
Je kunt dit vergelijken met een spons in een emmer met water. De poriën zijn dan vol met water en hebben de spons dus verzadigd. Het moment dan je de spons uit de emmer haalt en zonder tegendruk laat uitdruppen, zal de spons op veldcapaciteit zijn wanneer deze is uitgedrupt (vergelijk dit met het wegzaken van het water naar het grondwater). Wanneer je de spons uitknijpt (vergelijk dit met de zuigkracht van een plant) bereik je als er geen water meer uitkomt het verwelkingspunt.
Afvoer van water
Bij plantengroei speelt water een belangrijke rol. Een overmaat aan water zowel als een tekort heeft grote invloed op de groei van de planten. Soortenkeuze speelt in dit opzicht een belangrijke rol. Bij een te hoge grondwaterstand (b.v. 50 cm. onder maaiveld) verankeren bomen en heester zich slecht. Ontwateren van de bodem is dan noodzakelijk. Dit kan op verschillende manieren:
Sloten
Greppels
Drainage
Drainagebedrijf Combi Drain (Assen/Coevorden) bezig met drainage aanleggen voor een bollenteler. De drainage machine is een Inter Drain 1824T kettinggraver en de sleuven worden weer dichtgeschoven door een Case IH Maxxum 125.
In de grond leven grote aantallen schimmels, bacteriën macrofauna (insecten, wormen, mollen, etc). De eerste twee rekenen we tot het microleven en is ook verreweg de grootste groep afvalopruimers in de natuur. De functies van het bodemleven zijn:
Afbraak van organische stof
Plantenresten en mest die in de bodem terechtkomen, worden verteerd en daarmee opgeruimd. Bij die afbraak komen weer voedingsstoffen vrij.
Losmaken van de bodem
Vooral de grotere bodemdiertjes, zoals regenwormen, duizendpoten en pissebedden graven gangetjes door de bodem. Vaak wordt de grond daarbij naar het oppervlak van de bodem gebracht (wormenhoopjes). Op die manier ontstaan er in de bodem voldoende grote poeren voor waterafvoer, luchtverversing, wortelgroei, e.d.
Binden van gronddeeltjes
Wormen en bacteriën produceren slijm. De minerale delen, zoals zanddeeltjes worden daardoor aan elkaar geplakt zodat grote poriën niet zo snel inzakken.
Het microleven
Zonder microleven( schimmels, bacteriën) is het hogere plantaardige- en dierlijke leven niet mogelijk. Na het afsterven van een organisme komen er weer voedingsstoffen vrij, door middel van een ontbindingsproces. Dit proces wordt veroorzaakt door micro-organismen. Er is dus sprake van een natuurlijke kringloop waarbij de omloop van koolstof een belangrijke bouwstof is voor zowel de flora als de fauna.
5.Grondsoorten
In deze video wordt uitgelegd wat het verschil is tussen grondsoorten en afzettingen en welke verschillende grondsoorten en afzettingen er zijn.
Grondsoorten worden ingedeeld op basis van de grootte van de deeltjes. Een maat om de deeltjesgrootte weer te geven is mu, dit is 1/1000 mm.
Hiernaast de indeling van de grondsoorten:
En dit is het resultaat van de bodemvormende processen uit het verleden. Een landschap waarin een grote variatie aan bodemtypen te zien is. Zand, klei, hoogveen, laagveen, löss en allerlei tussensoorten.
We zullen deze grondsoorten nader bekijken. Te beginnen met zandgronden. Daarna de veengronden, vervolgens de kleigronden en tenslotte löss.
Begin met de eerste grondsoort: zandgrond.
zandgrond
Zandgrond ligt vooral in Oost- en Zuid-Nederland en omvat ongeveer 40 % van al onze grond. De zandgronden zijn, evenals de lössgronden, veel ouder dan de klei- of veengronden. Alleen de duin- en zeezanden zijn jong.
Dicht bij de dorpen liggen de oude bouwlanden, langs de beken de oude graslanden. Het overige deel van de zandgronden is heel lang niet in cultuur geweest. Er groeide bos en heide waar de schapen liepen. Deze woeste gronden zijn nu praktisch allemaal ontgonnen tot bouwland of grasland.
Dekzanden
ontstaan van duinen
geestgronden
hoogveen
Veengrond bestaat hoofdzakelijk uit plantenresten. Veen is bruin of zwart van kleur en kan zeer veel vocht bevatten. In het westelijke en noordelijke deel van ons land bevinden zich veel laag gelegen veen gronden; hierop ziet men veel grasland en ook wel tuinbouw. Hoog gelegen veengronden komen in ons land vooral in het oosten en in de Peel voor. Deze zijn voor het grootste deel ontgonnen tot de dalgronden of veenkoloniale gronden.
hoogveen
kenmerken hoogveen
wat is turf
hoogveen landschap
laagveen
droogmaken laagveen
van moeras tot laagveen
landschap laagveen
zeeklei
Zeekleigrond is door de zee afgezet en ligt dus langs onze kusten. Men onderscheidt nog wel oudere kalkarme en jongere kalkhoudende zeekleigronden. Zeeklei is over het algemeen grijs van kleur, bevat weinig organische stof, kan vrij veel vocht vasthouden en plakt in vochtige toestand.
ontstaan van zeeklei
van kwelder tot landbouwgrond
rivierklei
rivierkleigrond is bruinig van kleur. Dicht bij oude rivierarmen zijn lichtere gronden, de z.g. stroomruggen afgezet. Hier liggen bouwlanden en boomgaarden. Verder van de rivierarmen vandaan, in de kommen, liggen zeer zware gronden die uitsluitend als grasland worden gebruikt. Buiten de duiken, op de uiterwaarden, wordt bij hoge rivierstand nog steeds klei afgezet.
ontstaan van rivierklei
uiterwaarden
rivierklei landschap
lössgrond
Löss- of lössleemgrond is geelbruin tot bruin van kleur. De grond is kleiachtig, doch plakt niet bij bevochtiging, voelt zeer zacht aan en kan veel vocht vasthouden. In ons land komt löss vooral voor in Zuid-Limburg.
Elders in de wereld liggen grote oppervlakten van deze grondsoort. Het zijn zeer goede landbouwgronden die zowel voor bouwland en grasland als voor boomgaarden geschikt zijn.
Digitale leereenheid ‘Beoordelen profiel en perceel’
De leereenheid bestaat uit een orientatie, een voorbereiding op wat je gaat leren.
In de werkwijzer filmpjes wordt weergegeven hoe je een profiel beoordeeld aan de hand van een profielkuil, een grondboring en aan de hand van een uitslagformulier grondonderzoek.
Onder ‘hulpmiddel’ vind je een toelichting op het beoordelen van een profiel. Je kunt dat ‘meenemen’ bij het uitvoeren van je praktijkopdracht op je BPV bedrijf.
Onder ‘informatie’ vind je de achtergrondkennis van deze leereenheid. Je hebt de informatie nodig om de schoolopdracht te kunnen maken.
Onder ‘toets’staat een toets waarmee je na afloop je eigen kennis kunt toetsen over dit onderwerp.
Bodemscan uitleg
Uitleg over de bodemscan en de uitvoering daarvan. De laatste pagina's zijn invulformulieren die je kunt gebruiken bij je eigen bodemscan.
Bodemconditie scoren
Bodemconditie scoren
Hoe scoort de bodem onder jouw boerenbedrijf? Meet jouw score met MijnBodemconditie. MijnBodemconditie is een nieuw meetinstrument bedoelt om de boer beter en praktisch inzicht te geven in de kwaliteit van de bodem en hoe deze verder te verbeteren. Een getrainde boer kan zo de kwaliteit van de bodem aan de hand van 8 kenmerken zelf beoordelen.
Het bepalen van je BodemConditieScore begint met het uitvoeren van een bodemkuilmeting. Daarvoor heb je het veldformulier 'kuilmeting '. Wil je graag weten hoe het hele bedrijf scoort? Download dan het veldformulier 'bedrijfsmeting'.
Stap 2: Bereken jouw BodemConditieScore
Je bent klaar met het beoordelen van jouw bodem. Vul de scores online in. Hiermee bereken je de BodemConditieScore.
We tonen jouw scores in een duidelijke grafiek, zodat in één oogopslag te zien is hoe jouw boerenbedrijf ervoor staat.
Stap 3: Tips voor optimale bodemconditie
Aan de slag met het verbeteren van je bodemconditie? We hebben de belangrijkste tips verzameld, zodat je zelf de bodem onder het boerenbedrijf kunt verbeteren.
Uitleg bodemconditiescore
Beoordeling van de kuil
De kuil : bodembeoordeling aan de hand van een kuil
Meer zicht op de bodemkwaliteit maakt het mogelijk percelen en bedrijven rendabeler, milieuvriendelijker en duurzamer te beheren. Een effectieve manier om inzicht te krijgen in de conditie van de bodem en de kwaliteit ervan te beoordelen is het graven van een kuil in een perceel. Hierin kunnen indicatoren zoals de bodemstructuur, de beworteling door het gewas en de activiteit van het bodemleven worden beoordeeld. In deze brochure wordt met hulp van veel foto\'s en lijsten toegelicht hoe je het beste een kuil kunt graven en waar je op moet letten bij de beoordeling van de bodem.
Of een boer de grond waarop hij moet werken, of die hij wil pachten of kopen, goed of slecht vind, hangt bijvoorbeeld af van het aantal gewassen dat hij erop kan verbouwen. Als hij grond heeft die alleen geschikt is voor gras en niet voor aardappelen en bieten, dan is die grond minder goed.
Het is wel duidelijk dat er maar weinig gronden zijn met alleen goede eigenschappen.
a) Draagkracht en trapgevoeligheid zijn zaken waar iedere veehouder van weet. Hoog grondwater en veel organische stof zijn b.v. ongunstig voor de draagkracht.
b) Droogtegevoeligheid. Of een gewas goed kan groeien, hangt af van de hoeveelheid water die in de grond kan blijven hangen, hoe het grondwater staat en hoe diep de wortels kunnen gaan.
c) Luchthoeveelheid. Een plant die geen lucht uit de grond kan opnemen, kan niet ademhalen en gaat daardoor dood. Lucht zit in de grotere poriën en holten in de grond; een losse grond is voor de luchtvoorziening dan ook gunstig.
d) Vroege of late grond. Als een grond in het voorjaar erg nat is zal hij lang koud blijven en dus zullen de planten traag groeien. Een drogere grond is gunstig omdat we die eerder kunnen bewerken en/of bemesten.
e) Slempgevoeligheid. Lichtere kleigronden vertonen na veel regen soms een dichte bovenlaag. Daardoor kan de wortel geen lucht meer krijgen en gaat hij minder goed groeien.
f) Stuifgevoeligheid. Bij droge zandgronden met weinig binding kan bij harde wind een ware zandstorm ontstaan, wat tot gevolg heeft dat jonge plantjes (vooral bieten) kapot gaan.
g) Bewerkbaarheid. Zware kleigronden geven wat dat betreft de meeste problemen. Vaak zijn erg zware machines nodig om de grond goed te bewerken.
h) Oogstmogelijkheden. Op zware grond, maar ook door b.v. natte omstandigheden kunnen problemen met de oogst ontstaan.
i) Voedingsstoffen. Bij de bespreking van het grondonderzoek is al gebleken, dat de voorziening met voedingsstoffen voor de plant en dus voor de boer erg belangrijk is.
De landbouwkundige waarde van grond wordt in sterke mate bepaald door de opbouw en samenstelling van het bodemprofiel. Je gaat bij deze zelf het meest voorkomende profiel op je praktijkbedrijf beoordelen.
Je gaat de bodem onderzoeken en maakt van elke stap foto's die je vervolgens verwerkt in je verslaggeving.
Stap 1: Kies een locatie waar je de bodem gaat beoordelen. Hoe ligt de onderzochte bodem ten opzichte van de omgeving. Gebruik daarbij Googlemaps. Geef aan hoe de ontwatering loopt, de wegen lopen, de bodem aanvoelt, welke gewas erop staat en de gegevens van het profiel op https://boerenbunder.nl/.
Stap 2: Steek met een spade een ongestoorde kluit van de laag 0-25 cm. Maak foto's van de structuurelementen die je ziet.
Stap 3: Graven van de kuil. Graaf met de spade een kuil van 50 x 50 cm en minimaal 50 cm diep. Maak foto's van de kuil en de verschillende lagen die je aantreft.
Stap 4: Beoordeel nu de bodem aan de hand van het materiaal die je verzameld hebt in stap 2 en 3 en gebruik daarbij het leerarrangement. Vul beoordelingsformulieren in:
Stap 5: Maak een tekening van het profiel.
Teken de gevonden horizontscheidingen in het profiel. Schrijf rechts naast de profieltekening de samenstelling van de horizonten Noteer steeds goed wat je ziet. Je verwerkt je waarnemingen in een profieltekening en een profielbeschrijving. Let daarbij op:
a. Dikte van de horizonten: op welke diepte is er steeds een overgang naar een volgende horizont.
b. Materiaal in de horizonten: let goed op het humusgehalte en op de samenstelling van het materiaal in de horizonten, bijvoorbeeld:
grof/fijn zand;
lichte/zware/zeer zware klei;
veen;
grof/fijn grind;
humusrijk/humusarm.
c. Storende lagen: op welke diepte en wat is de aard van de storende laag; bijvoorbeeld grindlaag, oerbank, veenlaagje.
d. Bewortelingsdiepte: hoe diep komen nog wortels voor in het profiel? Let goed op, wortels hebben een goede schutkleur!
e. Grondwaterstanden in cm onder maaiveld (-mv):
Meet de grondwaterstand op het moment van graven en probeer de GHG(gemiddelde hhogste grondwaterstand) en de GLG(gemiddelde laagste grondwaterstand) te schatten, eventueel in overleg met je praktijkopleider.
f. Roestverschijnselen: kijk goed of er wel of geen roestvlekken in het bodemprofiel waar te nemen zijn. Zo ja, in welke laag van het profiel?
g. Opmerkingen/bijzonderheden: heeft het perceel een bijzondere geschiedenis of zijn er andere opmerkelijke zaken te melden.
h. Teken de gevonden horizontscheidingen in het profiel. Schrijf rechts naast de profieltekening de samenstelling van de horizonten.
Stap 6. Beoordeel de landbouwkundige waarde. Gebruik de onderstaande vragenlijst daarbij als richtlijn.
i.Is deze grond licht of zwaar te bewerken? Waarom.
j.Is de bouwvoor of zode humusrijk?
k.Hoe dik is de humeuze laag?
l.Schat het humusgehalte van deze laag.
m.Zijn er storende lagen in het profiel aanwezig?Zo ja, geef aan welke en wat daarvan de oorzaak is.
n.Zullen de wortels gemakkelijk diep in het profiel binnen kunnen dringen? Verklaar.
o.Zijn er roestvlekken waar te nemen? Zo ja, op welke diepte?
p.Hoe hoog zijn de grondwaterstanden (GHG en GLG)? Schat de huidige grondwaterstand. Geef een schatting van de droogtegevoeligheid en ontwatering in najaar en winter.
q.Hoe is de draagkracht en de gevoeligheid voor vertrappen in een natte periode?
r.Is deze grond in het voorjaar vroeg of Iaat? Verklaar.
s.Is deze grond geschikt voor grasland en/of bouwland? Waarom?
t.Zijn er verbeteringen in het profiel gewenst? Zo ja, welke zijn dat?
u.Hoe kunnen eventueel gewenste verbeteringen uitgevoerd worden?
8.Bodem onderzoeken: leereenheid (AOC-Oost)
Inleiding
Op moderne veehouderijbedrijven is het belangrijk zo veel mogelijk voer van een goede kwaliteit op eigen bedrijf te winnen. Daarmee spaar je aankoop van duur (kracht)voer uit en stijgt het rendement van je bedrijf. Sommige veehouders halen al 12 ton ds van een ha grasland en 20 ton ds van een ha mais!
Dat lukt alleen als je bodem in topconditie is!
Daar gaat deze leereenheid over: hoe breng ik en hoe houd ik mijn bodem in een goede conditie. Ook wordt in deze leereenheid aandacht besteed aan elementaire bemesting: welke voedingstoffen heeft een plant nodig en wat zit er in de verschillende meststoffen. Als laatse onderwerp komt de grondbewerking aan bod.
In de kennisleerlijn vind je de lesstof, de theorie voor de IO ‘bodem, bemesting en grondbewerking’.
De kennisleerlijn bestaat uit theorie en vragen en opdrachten. Op een paar plaatsen in het document zie je linkjes staan naar digitale arrangementen van het Ontwikkelcentrum.
Maak op je PC een mapje aan met de titel ‘bodem, bemesting en grondbewerking’ en plaats het document erin.
Groenbemesters telen: behoud van mineralen en structuur.
In de vaardigheden leerlijn staan de BPV opdrachten/stageopdrachten, die bij deze periode horen.
Ook deze opdrachten kun je downloaden en in je werkruimte plaatsen. Je docent instrueert je verder over het uitvoeren van de opdrachten en hoe je ze kunt inleveren via de ELO.
Digitale leereenheid
In dit arrangement wordt gebruik gemaakt van digitale leereenheden van het Ontwikkelcentrum. De links naar deze eenheden vind je hieronder, maar staan ook in de kennisleerlijn of theorie.
Elke leereenheid bestaat uit een orientatie, een voorbereiding op wat je gaat leren.
In de werkwijzer filmpjes wordt de praktijk of beroepshandeling weergegeven.
Onder ‘informatie’ vind je de achtergrondkennis van deze leereenheid. Je hebt de informatie nodig om de schoolopdracht te kunnen maken.
Onder ‘toets’staat een toets waarmee je na afloop je eigen kennis kunt toetsen over dit onderwerp.
In de Veenkoloniën is een grote kans op stuifschade en verslemping. Een goede bodemstructuur kan veel leed voorkomen. Om een goede bodemstructuur te krijgen is een juiste grondbewerking met een passende rijsnelheid belangrijk. Ook groenbemesters kunnen helpen in het verbeteren van de bodemstructuur. Deze video laat zien hoe je kan werken aan het verbeteren van de bodemstructuur.
Bodem van Nederland
Herkennen van grondsoorten en landschappen in Nederland. Na een oriëntatie over wat we verstaan onder bodem worden de bodemvormende processen bekeken. Daarna worden de verschillende bodemsoorten in beeld gebracht in samenhang met het landschap dat er uit ontstaan is. Tenslotte worden de grondsoorten bijeengezet op de kaart. Ontdek daarbij de grondsoorten die bij jou in de buurt voorkomen.
Dossier over Bodem
Onze voedselproductie, ons drinkwater, wonen en recreëren. Zonder de bodem is het niet voor te stellen. Maar ook bij de kringlopen van organische stof en voedingselementen speelt de bodem een cruciale rol. Het jaar 2015 is uitgeroepen tot het Jaar van de Bodem. Extra aandacht voor de bodem is hard nodig. Want de bodem wordt bedreigd doordat ze te vaak op een niet-duurzame manier wordt gebruikt.
Het arrangement Bodemstructuur is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Harm Geert Moesker
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-02-25 21:40:14
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Welke eigenschappen hebben de verschillende bodemsoorten, welke structuurelementen kunnen we onderscheiden. Hoe gaan we de bodem beoordelen?
Leerniveau
MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding;
MBO, Niveau 3: Vakopleiding;
Volwasseneneducatie, Niveau 4;
MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
Volwasseneneducatie, Niveau 3;
Volwasseneneducatie, Niveau 2;
Leerinhoud en doelen
Natuur en groene ruimte;
Verwerking agrarische producten;
Drainagebedrijf Combi Drain (Assen/Coevorden) bezig met drainage aanleggen voor een bollenteler. De drainage machine is een Inter Drain 1824T kettinggraver en de sleuven worden weer dichtgeschoven door een Case IH Maxxum 125.
https://youtu.be/kDSJHdcUaRE
In deze video wordt uitgelegd wat het verschil is tussen grondsoorten en afzettingen en welke verschillende grondsoorten en afzettingen er zijn.
https://youtu.be/yAHDtfX1G0w
In de Veenkoloniën is een grote kans op stuifschade en verslemping. Een goede bodemstructuur kan veel leed voorkomen. Om een goede bodemstructuur te krijgen is een juiste grondbewerking met een passende rijsnelheid belangrijk. Ook groenbemesters kunnen helpen in het verbeteren van de bodemstructuur. Deze video laat zien hoe je kan werken aan het verbeteren van de bodemstructuur.
https://youtu.be/FqgEz9T6e_4
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.