Werkvoorbereiden tuinen

Werkvoorbereiden tuinen

Werkvoorbereiden tuinen

Deze leereenheid bestaat uit de 2 delen: Voorbereiden van de Aanleg van nieuwe werken en de Voorbereidingen van het Onderhoud of het Beheer van bestaande objecten.

De werken of objecten kunnen bestaan uit Tuinen, Groenvoorzieningen en nieuwe en bestaande natuur en bossen in Nederland.

Open bestand presentatie werkvoorbereiding algemeen

Leerwijzer

Open bestand leerwijzer werkvoorbereiden 1617

Deel 0. inventarisatie algemeen

Om een aanleg- of onderhoudsklus goed uit te kunnen voeren, moet je 3 vragen stellen. Wat heb ik? Wat wil ik? en Wat moet ik? De eerste vraag, wat heb ik, betekent dat je een inventarisatie moet maken van de huidige situatie. In het arrangement zijn alle onderdelen beschreven. Onder deze bladzijde vind je een lijst met algemene punten van aandacht.

Wat wil ik? Is een vraag die je kunt vervangen door wat wil de klant. Door met de klant in gesprek te gaan, kom je een boel te weten. De klant is koning, wordt grezegd. Er zijn wel grenzen. Een klant kan tevreden zijn met een lage kwaliteit van het werk, maar er zijn genoeg bedrijven die een dergelijke klus dan niet willen uitvoeren. Ook op andere vlakken kunnen de mening van klant en bedrijf verschillen. Denk aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of het aanleggen van een ecologische tuin. Kortom; past de klant bij het bedrijf en omgekeerd?

Pas als je weet wat je hebt en wat je wilt, kun je bepalen wat je moet doen. Bezint eer ge begint !!!!

Open bestand Algemene inventarisatielijst

0.1 De klant

1. Wensen en eisen van de klant.

Sommige klanten willen een hoge kwaliteit van het uitgevoerde werk. Ze huren een vakman (M/V) in om het werk perfect uit te laten voeren. Deze klanten zullen zeggen dat geld geen grote rol speelt, als het werk maar goed wordt afgeleverd. Andere klanten zijn meer kostenbewust. Ze willen het werk zo goedkoop mogelijk uitgevoerd hebben. Elke klant heeft een andere achtergrond. Sommige klanten vinden het normaal dat je een bestrating met chemische middelen behandeld. Anderen willen dat aboluut niet. Je moet dus met de klant in gesprek. Wat zijn de achtergronden? Wat voor type mensen zijn het? Wat is hun beroep? Hoe staan ze in het leven?

2. Vertrouwen of contracten?

Dit is een lastig punt. Als je een klant een stapel met regels en bepalingen geeft, die ondertekend moeten worden, voordat je de klus aaanneemt, zal dit afschrikken. Aan de andere kant: Als er niets op papier staat en er ontstaat een meningsverschil, wie draait dan op voor de kosten?  Een voorbeeld. Een aanleg van een tuin is aangenomen voor 8000 euro. Tijdens graafwerk blijkt de grond vervuild te zijn. De kosten vallen daardoor hoger uit. Als niets is vastgelegd, zijn de kosten voor de aannemer........

3. werkafspraken met de klant.

Denk aan koffie en pauzetijden, aanwezigheid tijdens de uitvoering van het werk, zodat je kunt overleggen of vragen of de klant tevreden is. Als de klant niet aanwezig is, is het wel handig dat de klant weet wat er is uitgevoerd. Veel bedrijven hebben een klantenkaart, waar men gemakkelijk informatie over het uitgevoerde werk kunnen invullen...

Als klanten verder weg wonen, kan het zijn dat er afspraken over de te berekenen reistijd worden gemaakt.

 

klanten krijgen

welke klanten liever niet?

klanten binden

communicatie met klanten, best lastig

0.2 bereikbaarheid

de brug was niet berekend op het gewicht van de tractor + versnipperaar
de brug was niet berekend op het gewicht van de tractor + versnipperaar

Een toegangsweg kan zo smal zijn, dat je er niet kunt komen met bepaalde machines. Soms moet je een tuin anleggen, waarbij je al het materiaal en gereedschap via de garage naar achteren moet transporteren. Maar denk ook aan gewicht. Een cementwagen kan gemakkelijk 40 ton (40.000 kilo) wegen. Zal de bestrating dan niet verzakken? Als het eigen terrein is, kun je het risico misschien nog nemen. Maar wat als je via het terrein van de buren materiaal aanvoert?

Kortom, Kijk altijd naar bereikbaarheid en toegangkelijkheid van een perceel. Bij een aanlegklus is de kans groot dat je materialen op de locatie laat bezorgen. Denk aan bestratingsmateriaal, vulzand of een afvalcontainer. Ook dan is het goed om te kijken of en op welke plek de materialen neergezet worden.

0.3 vergunningen en wetten

brief van rijkswaterstaat
brief van rijkswaterstaat

Als een bedrijf een klus uitvoert voor een klant, is het bedrijf aansprakelijk als er iets niet volgens de regels gaat. Trouwens, als je een deel van je werk uitbesteedt aan een onderaannemer, dan is de hoofdaannemer verantwoordelijk. Laat je de grondbewerking van het terrein door een loonbedrijf uitvoeren, terwijl een hovenier de klus heeft aangenomen en de loonwerker raakt een kabel, dan is de schade voor rekening van de hovenier.

Hieronder een aantal zaken waar je bij het werk rekening mee dient te houden:

  1. Arbo. Je zult je werk veilig moeten uitvoeren. Op een VCA cursus worden alle aspecten behandeld.
  2. Flora en Faunawet. Ook dit wordt in een cursus behandeld.
  3. kapvergunningen. Worden afgegeven door de gemeente.
  4. veilig werken langs de weg. Op de openbare weg gelden regels en bepalingen. Boven aan de pagina zie je een brief van rijkswaterstaat, eigenaar van de N36. Ze reageren op een verzoek om langs de weg snoeiwerk voor een particulier uit te voeren.
  5. erfafscheidingen. Heggen mag je, in overleg met de buren, op de erfafscheiding planten. Bij bezwaar van de buren moet je op minimaal een halve meter van de erfafscheiding planten en de heg aan beide kanten knippen.  Bij twijfel kun je het kadaster vragen om de grenzen te bepalen.
  6. regels met betrekking tot de verkeersveiligheid. Een heg kan het uitzicht bij een verkeerskruising belemmeren. Er kunnen plaatselijke regels zijn m.b.t. de hoogte van een heg. Elke plaats kan andere regels hanteren....
  7. gebruik bestrijdingsmiddelen. Op de cursus en bijscholing spuitlicentie krijg je alle actuele informatie.
  8. Omgevingsvergunning. De vroegere bouwverguning. Er zijn eisen aan de hoeveelheid en oppervlaktes van bijgebouwen zoals schuren, blokhutten enzovoort. Voor het plaatsen van een hekwerk is meestal geen vergunning nodig. Wel toestemming van de buren....
  9. regels m.b.t. waterafvoer. Mag overtollig regenwater worden afgevoerd via het riool? Of moet je het water op eigen terrein afvoeren?
  10. KLIC melding.
  11. ?

 

 

04. vitaliteit beplanting

relatie bodem en vitalieit beplanting

In het filmpje zie je dat ge gezondheid of vitaliteit van de beplanting slecht is. Wat is de oorzaak?

Te weinig o.s.......

05. omgeving

rekening houden met omgeving
rekening houden met omgeving

Bij de aanleg is het belangrijk om rekening te houden met de omgeving. De foto hierboven laat zien dat dit vaak wordt vergeten. Maak gebruik van je omgeving! Als de tuin in een mooie omgeving ligt, kun je zorgen dat je vanuit de tuin doorkijkjes krijgt naar de omgeving. Een tuin in een bosgebied moet passen met de omgeving! Als de buren veel grote bomen in de tuin hebben, moet je dan in de tuin nog nieuwe bomen aanplanten? Kortom: kijk verder dan de perceelsgrenzen bij het maken van een ontwerp!

06. Relatie aanleg en onderhoud

Stel je wilt een auto kopen. De ene auto kost 7000 euro en de andere 10000 euro.

Welke koop je als je zo weinig mogelijk geld wilt uitgeven?

Waarschijnlijk koop je de auto van 7000 euro.

Maar als je aan onderhoudskosten bij deze auto 2000 euro per jaar kwijt bent en bij de duurdere auto 1000 euro, dan is na 3 jaar een omslagpunt bereikt. (Break Even Point)

Bij aanleg van een tuin zou je dus ook meteen de onderhoudskosten moeten berekenen om goed te bepalen wat op lagere termijn voordeliger is. Aanleg en onderhoud hebben een relatie.

In de brochure hieronder zie je een berekening van aanleg van vaste planten borders. Duur(der) in de aanleg dan andere zaken zoals grasvelden, maar in onderhoudskosten verdien je dit weer terug.

Open bestand griffioen kosten vaste planten A en O

Deel 1 Werkvoorbereiding aanleg

 De volgende onderwerpen komen aan de orde:

 Deel 1, de werkvoorbereiding van de aanleg:

  1. De veldinventarisatie
  2. De plan-inventarisatie
  3. Begroten, plannen en nacalculatie

 

1 De veldinventarisatie

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je hoe een terrein moet worden geïnventariseerd om voldoende gegevens te hebben bij het maken van een tuinplan. Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:

  • De uitgangssituatie;
    Terreinmeting;
    Hoogtemeting;
    Bodem-en profielonderzoek;
    Beplantingen en dode materialen.

Alvorens er kan worden begonnen met de planvorming (ontwerp, beplantingsplan etc.) moet het terrein worden geïnventariseerd.

Inventariseren is het verzamelen van gegevens.

  • Het nieuw in te richten terrein moet op de volgende punten worden geïnventariseerd:
    De afmeting;
    De hoogte ligging;
    De bodem;
    Omgeving;
    Eventueel de te handhaven beplantingen;
    Eventueel de te hergebruiken materialen.


Hoe er moet worden geïnventariseerd komt in dit hoofdstuk aan de orde.
Na de inventarisatie kan de ontwerper met jouw gegevens aan de slag om een plan te maken.

1.2 De uitgangssituatie

In de praktijk kom je verschillende situaties tegen. Het nieuw in te richten terrein kan geheel leeg (kaal) zijn. Dit komt voor bij nieuwbouwterreinen. In andere gevallen is beplanting en bestrating aanwezig. Je moet dan spreken van inventarisatie ten behoeve van herinrichting. Bij herinrichting moet je ook de te handhaven beplanting en de nog bruikbare dode materialen inventariseren. Vaak zijn van nieuwbouw- en van her in te richten terreinen tekeningen aanwezig. Je kunt van deze tekeningen handig gebruik maken. De volgende tekeningsoorten kun je bij het inventariseren goed gebruiken:


Om het terrein te kunnen inventariseren moet je de volgende hulpmiddelen meenemen:

  • Voor de afmeting: - Meetlint, loopwiel, duimstok, jalon, dubbelpentagonprisma, pennen, lijnen.
  • Voor de hoogteligging: - Waterpasinstrument, statief en baak of waterpas en rij en piketten.
  • Voor het bodemonderzoek: - Monsterzakjes, schop, penetrometer, grondboor.

Om de gegevens te kunnen vastleggen heb je een veldbureau (schrijfplankje), geodriehoeken potlood nodig. Een 6H potlood heeft de juiste hardheid. Als je de inventarisatie gegevens kunt verwerken op een bestaande tekening moet je de tekening (uitgevouwen) van te voren vastmaken op een plaat bijvoorbeeld spaanplaat. Om regenschade te voorkomen moet je de tekening kunnen afdekken met een stuk plastic.

schatten hoogte en leeftijd bomen

Hier handige tips om de hoogte en leeftijd te schatten.

 

Leeftijd:

Meet op 1.5 meter de stamomtrek en deel dit door 2. Dat is de geschatte leeftijd van de boom. Bij snelgroeiende soorten zoals wilg en els moet je delen door 4.
 

Hoogte:

Gebruik een T. balk! 2 stokjes van dezelfde lengte.

1 stokje plaats je horizontaal en dicht voor je oog. Stok A

1 stokje zet je vertikaal tegen het 1e stokje. Stok B

Loop nu zo ver naar achteren dat je aan de onderkant van stok B gelijk is met aar de boom op de grond staat

en de bobvenkant van stok B gelijk is met de top van de boom. De afstand die je van de boom af bent is gelijk aan de hoogte van de boom!

 

 

hoogte schatten
hoogte schatten

1.3 Terreinmeting

Open bestand landmeten

Terreinmeting

De gegevens van de terreinafmeting worden genoteerd in een plattegrond die niet op schaal getekend is. Deze plattegrond noemen we een veldwerk. Om buiten in het terrein goed te kunnen werken moet het veldwerk niet groter zijn dan een A4-formaat papier. Het opmeten wordt ook wel karteren of in kaart brengen genoemd.

Opmeten of karteren is het in kaart brengen van een terrein

De gegevens die je verzamelt over de terreinafmetingen moeten worden genoteerd volgens een bepaald systeem. Door gebruik te maken van een uniform systeem van noteren kan de ontwerper jouw veldwerk omzetten in een plattegrond op schaal die hij gebruikt voor het maken van bijvoorbeeld een ontwerp.

Het plaatsen van de meetcijfers in het veldwerk.

  • De meetlijn moet altijd beginnen met een pijl;Loodlijnen met een boogje of hoek aangeven;
  • Het eindgetal van een hoofdmeetlijn moet dubbel onderstreept worden;
  • Hoofdmeetlijnen worden aangegeven met een stippellijn;
  • Volle lijnen geven de terreingrenzen aan;
  • De meetcijfers moeten altijd haaks op de meetlijn staan, te lezen met het pijltje naarje toe wijzend.

 

 

Het tekenen van gebouwen in hetveldwerk.

Indien van het gebouw geen bouwtekening beschikbaar is dan moet het gebouw apart in kaart gebracht worden. Op dit veldwerk wordt vastgelegd waar zich de ramen en deuren van het gebouw op de begane grond bevinden. Deze maten zijn natuurlijk erg belangrijk bij het maken van het ontwerp.

 

Indien van het gebouw geen bouwtekening beschikbaar is dan moet het gebouw apart in kaart gebracht worden. Op dit veldwerk wordt vastgelegd waar zich de ramen en deuren van het gebouw op de begane grond bevinden. Deze maten zijn natuurlijk erg belangrijk bij het maken van het ontwerp.

Verder moetje op een veldwerk aangeven:

 

  • Wie de eigenaar is van het perceel;
  • Wie de opdrachtgever is;
  • De naam van de maker van het veldwerk;
  • Hetnoordend.m.v. een noordpijl;
  • Datum waarop de veldwerk gemaakt is;
  • Korte beschrijving van de omgevingsfactoren die nodig zijn voor het maken van een ontwerp.


Een veldwerk kan volgens twee verschillende methoden van opme¬ten gemaakt worden.

Deze methoden zijn:

a Lijnenmethode.

b Coördinaten-methode.

a Lijnenmethode
Deze methode wordt gebruikt bij het opmeten van rechtlijnige objecten.
Hierbij worden rechte lijnen, bijvoorbeeld van gevels van een woning, verlengd naar de erfscheidingslijn. Vervolgens neem je de maat van deze verlengde lijn. Kun je de gevels niet verlengen omdat bijvoorbeeld de beplanting het uitzicht belemmert dan moet je evenwijdig uit de gevel verlengen.

Lijnenmethode is opmeten doormiddel van verlengen van rechte lijnen.

b Coördinatenmethode
Deze opmeetmethode moet je toepassen bij het opmeten van grillig lopende erfscheidingslijnen, bomen, vlaggemasten en beplantingsvakken.
Je laat loodlijnen neer van de hoekpunten of van punten waarbij de lijn duidelijk van richting verandert. De loodlijnen worden op een hoofdmeetlijn neergelaten. Op de hoofdmeetlijn moetje de punten waar een loodlijn is neergelaten vastleggen.

Coördinatenmethode is het opmeten doormiddel van het neerlaten methode van loodlijnen vanuit terreinpunten op de meetlijn

In de praktijk blijkt datje beide methoden in een veldwerk nodig hebt om hetterrein snel en efficiënt op te meten.

Inmeten van een tuin met drones

Klein Boonschate
Klein Boonschate

Hoveniers gaan met de tijd mee! Hieronder een hovenier die gebruik maakt van drones om een tuin in te meten. Daarnaast info naar een arrangement met info over drones.

www.drones.nl/nieuws/2016/06/hovenier-gebruikt-drone-voor-tuinontwerpen
hovenier gebruikt drone voor tuinontwerpen

drones arrangement

1.4 Hoogtemeting

Bij het inventariseren hoort ook het verrichten van een hoogtemeting of een terreinwaterpassing. Hoogtemeting kun je het gemakke-lijkst verrichten met behulp van een waterpasinstrument of een laserapparaat. Op kleine objecten is een waterpas, rij en piketten goed bruikbaar.

Kwadratennetmethode
Bij de kwadraten- of ruitennetmethode moet je de hoogten nemen van regelmatig verspreide punten in het terrein. De afstand van deze regelmatige punten is af hankelijk van het op te meten terrein. Is het terrein klein en zeer geaccidenteerd dan neem je kleine kwadraten b.v. 5 x 5 m, is het terrein groot en licht glooiend dan neem je de kwadraten van b.v. 20 x 20 m. Eerst moetje het kwadratennet uitzetten in het terrein. Voor het uitzetten in het terrein ga je het liefst uit van rechte aanwezige erfscheidingslijnen. Je zet de jalons op een halve kwadraat afstand uit de erfscheidingslijn. Op de ontstane lijn AB meet je eerst een halve kwadraat afstand af, daarna telkens een hele kwadraat afstand. Met een prisma zetje op de lijn AB twee rechthoeken uit de punten C en D, zodatde lijnen CE en DF ontstaan. Op deze lijnen meet je de kwadraatafstanden uit. De overige punten van het kwadratennet kun je vinden door jalons tussen te richten of door de kwadraatafstanden af te meten. Op de snijpunten van deze lijnen moet je piketten plaatsen.

De piketten van het kwadratennet krijgen een nummering. Hiervoor gebruik je langs een kant van het perceel de letters van het alfabet en langs de andere kant cijfers. Je krijgt dan een nummering van de piketten volgens het atlassysteem A1, A2, B1, enz. Het waterpas¬toestel waarmee je de hoogten gaat meten plaats je zodanig in het terrein datje de meeste punten kunt aflezen en ook een aflezing kunt maken van het vaste punt. In tuinen kun je als vast punt het beste de vloerhoogte of dorpelhoogte van het huis gebruiken. Als de tuin later uitgezet moet worden moetje weer uitgaan van het gekozen vaste punt. Watje genomen hebt als vast punt moet daarom ook goed aangeven staan op het veldwerk.

Heb je het kwadratennet ingetekend en uitgezet dan moetje daarna met een waterpas-instrument met statief en baak de terreinhoogte opmeten en in hetveldwerkopdejuiste plaats weergeven. Let op: je moet de baak bij de piketten plaatsen en niet op de piketten.

 

Het veldwerk van de terreinhoogtemeting heb je nodig om de hoeveelheden grond die aangevoerd, afgevoerd of verzet moeten worden te kunnen berekenen. De hoeveelheden kun je pas uitrekenen als de uitvoeringstekeningen af zijn.

1.5 Bodem- en profielonderzoek

Bodem-en profielonderzoek
Om uitvoeringstekeningen, zoals een beplantingsplan, te kunnen maken heb je gegevens nodig van de bodem. Belangrijke gegevens die je moet verzamelen zijn:

Om juiste gegevens te verkrijgen over de voedingstoestand kun je het beste een grondmonster nemen en laten onderzoeken. Er zijn gespecialiseerde bedrijven die je kunt benaderen om een grondmonster te nemen. Deze bedrijven sturen een monsternemer om grondmonsters te verzamelen of je moet zelf deze monsters steken en verzenden.
Het monster wordt dan op het laboratorium onderzocht en je krijgt een aantal weken later het bemestingsadvies toegestuurd. Belangrijk is dat je de monsternemer vertelt dat het advies gevraagd wordt voor nieuwe tuinaanleg.
Een veel minder nauwkeurige manier om gegevens te krijgen over de voedingstoestand is hetverzamelen van gegevens over de:

  • Groei (schotlengte van eventueel aanwezige beplanting);
  • Bladkleurvan aanwezige beplanting;
  • Indicatorplanten (bijvoorbeeld brandnetel en zuring).

Gegevens over de grondsoort en het profiel moetje verzamelen door middel van het maken van een profielkuil of een profielboring metbehulpvan een grondboor.
De lagenopbouw met de juiste namen van de grondsoort en de dikte van de laag moetje intekenen en inschrijven op de profielkaart.

Grondwaterstand
De stand van het grondwater geef je aan op de profielkaart. De grondwaterspiegel moetje meten vanaf het maaiveld. Hettijdstip waarop de meting plaatsvindt is belangrijk. In de winter staat het grondwater vaak hoger dan in de zomer.

Doorwortelbaarheid

De doorwortelbaarheid kun je het eenvoudigst meten met een penetrometer.
Op een profielkaart moetje per 10 cm de afgelezen getallen weergeven door middel van een puntje. Deze puntjes moet je met elkaar verbinden door middel van een lijn. Hiermee verkrijg je een grafiek die inzicht geeft over de doorwortelbaarheid van de huidige bodem.

1.6 Beplantingen en dode materialen

Als een tuin moet worden veranderd of gerenoveerd dan moet het volgende geïnventariseerd worden:

  • Blijvende beplanting;
  • Verplantbare en te verwijderen beplanting;
  • Dode materialen.

Blijvende beplanting
De blijvende (te handhaven) beplanting moetje eerst inmeten en daarna inteken op het veldwerk. De ontwerper weet nu waarmee hij rekening moeten houden bij het maken van het ontwerp. Niet alleen de plaats waar de te handhaven beplanting staat, maar ook de afmeting en omvang moet de ontwerper weten. Bij de inventarisatie moet je dus ook de afmeting opnemen. Bijvoorbeeld: in een nieuw aan te leggen tuin staat een monumentale Beuk. De klant wil deze boom beslist sparen en wil graag dat de ontwerper rekening houdt met deze boom. Als jij deze tuin moet inventariseren moetje de beuk intekenen op de veldwerk. Op een bijlage, indien er op de veldwerk onvoldoende ruimte is, moet je verder nog de volgende dingen over deze te handhaven boom opschrijven:

  • Boomhoogte;
  • Kroonprojectie (kroondiameter);
  • Stamomvang op 1 m hoogte gemeten;
  • Latijnse en Nederlandse naam;
  • Huidige staat van onderhoud;
  • Structurele stam- of kroonproblemen.

 

 

Verplantbare en te verwijderen beplanting
Om een juiste begrotingspost -opschonen van het terrein te kunnen begroten, moet je weten hoeveel beplanting er moet worden ontruimd. Je moet dan ook bij het inventariseren opnemen de hoeveelheden (m2, st of m3) die moeten worden ontruimd. De beplanting die nog verplantbaar is, en dus her te gebruiken, moet je ook inventariseren. De maker van het beplantingsplan kan deze gegevens weer verwerken in het beplantingsplan.

Je kunt plantmateriaal wat herbrukbaar is, opkuilen op een plek in het werkobject. Voordeel is geen transport van beplanting, Nadeel is dat het mogelijk is dat dit materiaal bij de aanleg in de weg ligt. Een andere optie is elders opkuilen.

 

Dode materialen
In het terrein aanwezige dode materialen moetje als volgt inventariseren:

  • Hoeveelheden;
  • Afmeting (lengte-breedte-dikte);
  • Kwaliteit.

Uiteraard moeten de hoeveelheden af te voeren (op te schonen) dode materialen ook worden geïnventariseerd.

1.7 Kabels en leidingen

Door middel van een klic melding kun je achterhalen waar zich in het terrein kabels en leidingen bevinden.                      Er zijn 2 redenen waarom het van belang is om te weten waar deze kabels en leidingen liggen.

1. Bij grond- en graafwerk kun je deze kabels en/of leidingen beschadigen.

2. Bij de aanleg kun je rekening houden met de ligging van de kabels en leidingen. Hier wat voorbeelden:

Een boom die je plant op de plek waar een gasleiding ligt, kan op den duur deze leiding kapot trekken. Wortels groeien langs en om de leiding. Bij stormschade of verwijderen van de boom met stobbe kun je problemen krijgen. Ook bij aanleg van een diepe vijver is het niet prettig dat kabels en leidingen in (de buurt van) het water komen te liggen.

1.8 Afvoer overtollig water

Vooral in nieuwbouwwijken is dit een punt van aandacht. Moderne tuinen hebben vaak een groot oppervlakte aan verharding. In veel nieuwbouwwijken is er een verplichting voor de bewoners om het regenwater van het perceel op je eigen perceel te laten infilteren. Je mag het water dus niet in het riool laten weglopen,

1.9 grondverzet en inklink en uitklink

Inklink en uitklink.

Als je een terras wilt aanleggen, dan ga je een cunet graven. Hou bij de berekening van de hoeveelheid  grond rekening met het volgende:

De grond is vast. Bij het uitgraven zul je meer grond afvoeren dan je hebt berekent. Dit is afhankelijk van de grondsoort. Bij zand is dit een percentage van 10 tot 15%. Bij klei kan dit percentage oplopen tot 25%. Dus als je 1 m3 kleigrond ontgraaft, dan moet je 1,25 kuub grond afvoeren. Omgekeerd: Je hebt 1,1 kuub los gestort vulzand nodig want na verdichting hou je 1 kuub verdicht zand over!

We noemen dit inklink en uitklink van de grond.

1.10 Samenvatting

Alvorens een tuinontwerp, beplantingsplan of begroting etc. kan worden gemaakt moet een terrein zorgvuldig worden geïnventariseerd. De inventarisatie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Terreinmeting;
  • Hoogtemeting;
  • Bodem en profielonderzoek;
  • Inventarisatie van beplanting;
  • Inventarisatie dode materialen.
  • klic melding.
  • afvoer overtollig regenwater.

Dit werk moet zorgvuldig gebeuren willen we de volgende fasen van de werkvoorbereiding kunnen uitwerken.

Verwerkingsopdracht 1:
Veldinventarisatie
Inventariseer een bestaande tuin in de buurt van de school op de volgende onderdelen:

  • Terreinafmeting;
  • Hoogtemeting;
  • Bodem en profielonderzoek;
  • Beplantingen;
  • Dode materialen.

2 De planinventarisatie

2.1 Inleiding

Inleiding
In dit hoofdstuk leer je hoe je gegevens uit tekeningen haalt en je leert ze rubriceren en ordenen. Deze gegevens zijn nodig als eerste stap naar de begroting. Daarnaast leer je een bestek lezen.
Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:

  • Het uittrekken van ontwerptekening;
  • Bestellijsten;
  • Bestek en werkomschrijving.

Bij de plan-inventarisatie zijn er diverse uitgangssituaties. Je kan over de volgende informatiebronnen of een combinatie daarvan beschikken:

  • Ontwerptekening;
  • Matenplan;
  • Bestek;
  • Werkomschrijving;
  • Beplantingsplan.

In deze lesstof gaan we uit van twee veel voorkomende uitgangssituaties:
Het werk moet worden voorbereid vanaf een ontwerptekening met beplantingsplan.
De voorbereiding wordt gemaakt vanuit een bestek.
Als ervan het te maken werk een goed bestek aanwezig is dan kun je vanaf dit bestek direct een begroting en offerte maken. Is er alleen maar een ontwerptekening en een beplantingsplan beschikbaar dan moetje alvorens de begroting en de offerte gemaakt kan worden de tekeningen inventariseren op de oppervlakten en hoeveelheden.

2.2 Het uittrekken van ontwerptekening

Ontwerptekening
Meestal, vooral bij de grotere tuinen, is er een ontwerptekening gemaakt. Het tot stand komen van een ontwerp is een proces op zichzelf. De wensen van de opdrachtgever worden door de ontwerper vertaald naar een ontwerp. Eerst wordt er een schetsontwerp gemaakt en tenslotte een definitief ontwerp. Probeer om tijdens het ontwerp rekening te houden met de omgeving. Past het ontwerp in het omliggende landschap? Of staan er bij de buren al zo veel bomen, zo dat er geen of minder ruimte is voor bomen in je ontwerp?

Een ontwerptekening is een tekening met plattegrond, meestal aangevuld met doorsneden, aanzichten en perspectieven, waarop het ontwerpplan is afgebeeld.

Op deze tekening staan veel gegevens die voor de uitvoering van belang zijn, zoals:

  • Schaal, de verhouding waarin de tekening tot de werkelijkheid staat;
  • De Noordpijl, zodat je weet welke gedeelten zon of schaduw krijgen. Een geheugensteuntje: De zon komt Op in het Oosten, De meeste Zon op het Zuiden, gaat Weer onder in het Westen en schijnt Niet in het Noorden. Een tip: via google earth kun je het object opzoeken. De bovenkant van de map is het noorden....
  • Stempel, waarin o.a. gegevens over opdrachtgever en werk;
  • Legenda, een lijst die aangeeft wa tde symbolen betekenen;
  • Hoogteverschillen;
  • Dode materialen, zoals bestrating, schutting, vijver, vlonders en muurtjes. Deze onderdelen zijn soms verder uitgewerkt in detail¬tekeningen;
  • Beplanting, de invulling van deze beplanting is verder uitgewerkt op een beplantingsplan.

 

 

 

Loop bij het lezen als het ware door de tuin heen. Op deze wijze kom je alle elementen die uitgevoerd moeten worden tegen.

Een kadasterkaart en andere tekeningen kunnen ook van nut zijn, omdat hiermee een totaalbeeld van het object en zijn omgeving verkregen kan worden. Hierop kun je bijvoorbeeld zien hoe de bereikbaarheid van het object is in verband met de aanvoer van materialen e.d.

Matenplan
In sommige gevallen is er van de ontwerptekening een matenpian of uitzettekening gemaakt. Hiermee kan later in het veld gewerkt worden. Omdat op deze tekening de meetcijfers vermeld staan kan je de hoeveelheden direct berekenen. Dit is nauwkeuriger dan met een schaallat de maten uitpassen van een ontwerp, hierdoor kunnen vooral bij een grote schaal meet-onnauwkeurigheden voorkomen worden. Van een matenpian kan je hoeveelheden, m1 en m2, halen die voor de inventarisatie belangrijk zijn.

Een uitzettekening ofmatenplan is een tekening met plattegrond waarop de belangrijkste lijnen, punten en hoogten van het ontwerp, alsmede de afstanden van onderdelen tot deze lijnen of punten, zijn aangegeven.

Daarnaast is het natuurlijk mogelijk dat op de oorspronkelijke ontwerptekening maten gezet zijn, zowel voor het uitzetten als nu voor de werkvoorbereiding.

Lijst objectgegevens
Voordatje de arbeid kan gaan begroten is het erg handig om een lijst te hebben met de gegevens van het aan te leggen object. Hiervoor gebruikje het object gegevensformulier.

 

Verwerkingsopdracht 2:
Inventariseren van ontwerp
Bereken de oppervlakten van een door de school aan te reiken voorbeeld tuinplan. Gebruik daarbij het voorbeeld formulier Lijst oppervlakten.

2.3 Bestellijsten

Besteliijsten
Vanaf het ontwerp en het beplantingsplan moetje besteliijsten maken. Deze lijsten zijn zowel voor intern gebruik (de uitvoerder van het werk) als extern gebruik (de leveranciers van de diverse materialen). Maak ze daarom gerubriceerd en gealfabetiseerd zodat er alle benodigde gegevens vanaf te lezen zijn. Vanaf deze besteliijsten wordt het materiaal besteld.
Besteiiijst Een bestellijstis een lijst waarop aantallen, soorten kwaliteit (lever¬maten) vermeld staan.

Achtereenvolgens komt het maken van de volgende bestellijsten aan de orde:
Beplanting;
Dode materialen;
Meststoffen;
Grond.


Bestellijst beplanting
Deze lijst is afgeleid van de beplantingslijst van het beplantingsplan. Hierop staan de volgende rubrieken:
Aantal;
Soort;
Leeftijd en aard;
Lengte in cm;
Stamomtrekincm;
Gemiddelde doorsnede in cm;
Opmerkingen.

De kwaliteitseisen geef je aan door een codering. Deze codering kom je in veel catalogussen van (handels-)kwekers tegen en geeft aan wat je kan krijgen. Raadpleeg de catalogus van de leveranciers waarbij je het plantmateriaal bestelt, zo is er afstemming tussen vraag en aanbod. Wees duidelijk in je bestellingen. Hieronder zie je een overzicht van veel gebruikte aanduidingen en hun afkortingen.

In het bestek, met de daarbij behorende plantenlijst, kunnen nog aparte eisen zijn opgenomen. Deze kunnen betrekking hebben op:

  • Veredelingshoogte;
  • Onderstam;
  • Kluit/wortelpruik diameter;
  • Lengte/dikte verhouding;
  • Vertakking;
  • Kroonvorm.

Er kan ook verwezen worden naar vakinformatie, bijvoorbeeld 'Kwaliteitsnormering Laan-en Parkbomen', waarin je omschrijving van de specifieke eisen kunt terug vinden.

Verwerkingsopdracht 3:
Het maken van een bestellijst beplanting
Maak met behulp van een voorbeeld beplantingsplan de bestellijst. Gebruik hiervoor de voorbeeld bestellijst (uit de Standaard).

Bestellijst dode materialen
De gegevens voor een bestellijst dode materialen haal je uit de ontwerptekening. Op deze lijsttref je een aantal rubrieken aan:

  • Aantal;
  • Soort;
  • Afmeting;
  • Kwaliteitseis.

Aantal
Bij het berekenen van de hoeveelheden is geen rekening gehouden met verliezen door breuk, inklink e.d. Hiervoor zijn geen vaste percentages te geven, het is afhankelijk van het ontwerp, de verwerkingswijze of het materiaal. Kleine paadjes geven een groter verliespercentage dan grote paden.

Zet het percentage verlies, dat je verwacht, op je totaallijst van dode materialen neer. Later, bij de nacalculatie, kun je dan zien of je materiaal tekort kwam of over had. Zo ontwikkel je eigen ervaringsnormen.

Soort
Wees bij het vermelden van de soort op de lijst zo volledig mogelijk, dus materiaal, kleur, type, e.d.

Afmeting
De maten, hoogte, lengte, dikte, diameter, van hetprodukt in meters of millimeters

Kwaliteit
Voor vele bouwstoffen bestaan standaardeisen en keurings¬voorschriften. Veel materialen worden gekeurd door instituten zoals KOMO, KIWAen KEMA. De keuring gebeurtvolgens NEN-normen. Deze gekeurde materialen worden voorzien van een keurmerk of begeleidend certificaat.

Als je eerst een totaallijst van dode materialen maakt, werkt dat overzichtelijk. Deze totaallijst splits je vervolgens op naar de verschillende leveranciers.

Meststoffen
Door eerst een grondmonster te (laten) steken ( zie hoofdstuk 1, paragraaf 1.5) en dit vervolgens te onderzoeken in een laboratorium weet je precies welke bemesting er uitgevoerd moet worden. Er zijn verschillende instellingen, die dit doen. De resultaten van zo'n onderzoek worden vastgelegd in een verslag van onderzoek. Hierin staan de waardering van de bemestingstoestand, het analyseresultaat, de streefgetallen en het advies. Dit advies is het uitgangspunt voor het opstellen van de lijst meststoffen. De hoeveelheden worden per 100 m2 aangegeven. Je rekent deze hoeveelheden om naar de werkelijke oppervlakten. Soms zijn de geadviseerde hoeveelheden uitgedrukt in kilogram zuivere meststof dan moetje dit omrekenen in kilogram kunstmeststof. Indien er ook organische mest gegeven wordt moeten de hoeveelheden, die in deze mest voorkomen van het bemestingsadvies afgetrokken worden.

Enkele onderzoekbureaus:

  • Bedrijfslaboratorium voor grond en gewasonderzoek te Oosterbeek.
  • Centraal Bodemkundig Buro Deventer

2.4 Bestek en werkomschrijving

Bestek en werkomschrijving

Steeds meer wordt er in de groenvoorziening van bestekken gebruik gemaakt om zo doeltreffend mogelijk te kunnen werken. Het schrijven van een bestek gebeurt door personen, die daar speciaal voor opgeleid zijn. In dit blok moet je de bestekken kunnen lezen en vertalen naar de werksituatie. In deze leerstof maken wij gebruik van het voorbeeld bestek met bijbehorende Standaard.

Een bestek is een beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing.

Toelichting van bovenstaande begrippen:

  • De beschrijving van het werk: hierin worden de volgende vragen beantwoord: wat, hoeveel, waar, waarvan, onder welke  voorwaarden en wanneer;
  • De nota van inlichtingen: verslag van vragen die over dit bestek zijn gesteld;
  • Het proces-verbaal van aanwijzing: een verslag van de aanwijzingen die gegeven zijn in hetterrein.

Het bestek heeft diverse functies:

  • Zakelijke en juridische: rechten, plichten en risico's;
  • Communicatiemiddel: overdracht van kennis en bedoelingen;
  • Uitgangspunt voor calculatie en raming;
  • Leidraad voor uitvoering: wat, waarvan, hoeveel onder welke voorwaarden;
  • Prestatie-beschrijving: wat zijn de verplichtingen van de aannemer en de opdrachtgever;
  • Controlemiddel.

Sinds enkele jaren kennen we in de groenvoorziening de zogenaamde standaardbestekken. Dit zijn bestekken, die volgens een bepaalde manier, de zogenaamde RAW-systematiek, opgezet zijn. In de weg- en waterbouw werkte men hier al langer mee. De geschreven gedeelten van een standaard bestek bestaan uit het besteksgedeelte, een inschrijvingsstaat en een inschrijvingsbiljet.

Het besteksgedeelte bestaat uit drie delen:

Deel 1: Algemeen

  • Gegevens van belang voor de gunning;
  • Globaal inzicht in het werk.

Deel 2: Beschrijving
2.1 Algemene gegevens

  • Tekeningen;
  • Peilen, hoofdafmetingen.

2.2 Nadere beschrijving

  • Beschrijving van alle benodigde 'klussen' in besteksposten.

Deel 3: Standaard bepalingen

  • Algemene en administratieve bepalingen;
  • Technische bepalingen.

Deze standaard bepalingen zijn voor het merendeel in de 'Standaard 2005' opgenomen.

In Deel 2 van het bestek vind je de besteksposten, die worden ontleend aan de resultaatsbeschrijvingen. De besteksposten beschrijven:

  • Het gevraagde resultaat, de benodigde bouwstoffen (meststoffen, plantmateriaal e.d.) en de hieraan te stellen kwaliteitseisen;
  • De te verrichten werkzaamheden. De wijze van uitvoering en keuze van inzet materiaal bepaal jezelf.

Ook vind je de projectgegevens, zoals de situering.

De kolommen die hierin voorkomen zijn o.a.:

  • Omschrijving, hierin de besteksposten, resultaatsverplichtingen en tussen hoofdjes;
  • Eenheid, alle eenheden zowel de eenheid die behoort bij de hoeveelheid resultaatsverplichting, als de eenheid van een hoeveelheid bouwstof;
  • Hoeveelheid resultaatsverplichting, dit zijn de hoeveelheden waarop betaald c.q. verrekend wordt;
  • Ven NV, met een kruisje wordt aangegeven of de hoeveelheid resultaatsverplichting verrekenbaar (V) of niet verrekenbaar (NV) is;
  • Hoeveelheid bouwstof, dit geeft op overzichtelijke wijzede hoeveelheden. Met behulp van deze kolom kun je o.a. bestellijsten maken;
  • L en TB, met een kruisje wordt aangegeven of de hoeveelheid bouwstof door jou, de aannemer, geleverd (L) moetworden of door de opdrachtgever ter beschikking wordt gesteld (TB)

Een bestek is voor de werkvoorbereiding belangrijk, het beschrijft het resultaat en de te gebruiken bouwstoffen en de hoeveelheden. Daarmee maak je een keuze voor de benodigde werkzaamheden. Ook bepaal je met welk personeel, materieel en hulpmiddelen het werk uitgevoerd wordt en of je werkzaamheden uitbesteedt.

Verwerkingsopdracht 4:
Het lezen van het bestekken
Beantwoord aan de hand van het voorbeeld bestek en de Standaard de volgende vragen:

1 Wanneer is dit bestek geschreven?

2 Wie is de opdrachtgever?

3 Wat betekenen de letters R.A.W.?

4 Wat betekenen de letters U.A.V.?

5 Uit hoeveel gedeelten bestaat dit bestek?

6 Wat is de onderhoudstermijn van dit object?

7 Wat betekent een kruisje in de kolom L?

8 De hoofdcode in dit bestek begint meestal met 51. Welke categorie is code 51 ?

9 Hoeveel kilogram meststof moet er gestrooid worden?

10 Wie zorgt er voor de levering van kunstmest en de stalmest?

11 Waarom wordt het haagknippen in vierkante meters vermeld en niet in strekkende meters?

12 Wat verstaat de Standaard onder snoeien?

13 Wat wordt verstaan onder zwerfvuil?

14 Wie stelt de mobiele versnipperaar ter beschikking? De aannemer of de aanbesteder?

15 Wat verstaat men onder een stelpost?

16 Met welke hoofdcode begint het hoofdstuk stelpost? Welke catagorie is deze hoofdcode?.

17 Wat betekenen de letters CROW?

18 Mogen prijsverhogingen van bouwstoffen doorberekend worden? Waarom wel/niet?

19 Mogen er volgens dit bestek bestrijdingsmiddelen worden gebruikt?

20 Mag de aannemer onder alle weersomstandigheden het werk uitvoeren?

Werkomschrijving
Het werken met bestekken is vooral voor wat kleinere objecten nog geen algemeen goed. Vaak worden daarom nog werkomschrijvingen gemaakt. Onduidelijke werkomschrijvingen kunnen echter aanleiding geven tot problemen bij de uitvoering en oplevering. Dit is mede de reden van het standaardiseren van de werkomschrijving, waaruit het bestek is voortgekomen. Zo lang de bestekssystematiek nog niet voor alle groenobjecten toegepast wordt, is het maken van een werkomschrijving beter dan mondelinge of zelfs geen afspraken.

Een werkomschrijving is een korte aanduiding van de uit te omschrijving voeren werkzaamheden.

2.5 Samenvatting

Om een juiste begroting te kunnen maken moet je eerst informatie verzamelen over hoeveelheden "bouwstof". Het verzamelen van de informatie noemen we inventariseren. De inventaristie gegevens worden verwerkt op de bestellijsten. Deze bestellijsten hebben we nodig om het benodigde materialen te bestellen en de getallen hebben we nodig om het werk te kunnen begroten.

3 Begroten, plannen, nacalculeren

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je de totale kostprijs van een aan te leggen object berekenen en hiervoor een planning te maken. De begrotingsgegevens onderzoek je op juistheid door middel van een nacalculatie. Aan het einde van dit hoofdstuk ben je ook in staat het prijskaartje voor de aanleg in de vorm van een offerte te presenteren.
Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:
- Begroting;
- Werkplanning;
- Offerte;
- Nacalculatie.

3.2 Begroten

Bij het maken van een begroting bereken je de kostprijs. Hierop baseer je de prijs voor een offerte of inschrijving. Je rekent precies uit wat de verschillende werkzaamheden kosten.
Dit doe je metbehulpvan een begrotingsformulier, waarin de volgende kolommen staan:
- Nummer;
- Werkomschrijving;
- Eenheid;
- Hoeveelheid.

- Arbeid:
- Arbeidsloon;
- Produktie (eenheid/uur);
- Aantal uren;
- Kosten.

- Machines:
- Soort machine;
- Produktie (eenheid/uur);
- Aantal uren;
- Kosten draaiuur;
- Kosten.

-Materialen:
-Soort materiaal;
-Hoeveelheid;
-Prijs eenheid;
-Kosten.

-Totale kosten.

Toelichting op de kolommen
Nummer
Hierin zetje het rangnummer van de werkomschrijving.

Werkomschrijving
Hierin zet je de handeling, de bewerking, met zonodig een korte aanduiding van de gebruikte methode en een toelichting hierop. Je kunt het best gebruik maken van de rubriek en werkomschrijving waaraan tijdsnormen zijn gekoppeld. Een onmisbaar hulpmiddel hierbij is het door IMAG opgestelde boek: 'Het Groene Boek'. Hierin vind je de tijdnormen voor aanlegwerkzaamheden logisch achtereenvolgens vermeld. Door systematisch uit de kolom werkomschrijving te kiezen voorkom je dat er snel iets vergeten wordt. Als ervoor een bepaalde werkomschrijving geen IMAG-normen zijn, schat je zo goed mogelijk de tijd die ervoor nodig is. Welke werkomschrijving je kiest hangt af van:
- De inventarisatie;
- Het beschikbaar budget;
- Het beoogde doel;
- Keuzemogelijkheid van machines.

Eenheid
Hier wordt de grootheid gegeven waarop de tijdnorm betrekking heeft. Dit is uitgangspunt voor de berekening van de produktie. De grootheid moetje aangeven in:
- Vierkante meters m2;
- Strekkende meters m1;
- Stuks st.

Hoeveelheid
In deze kolom staan de hoeveelheden vermeld van de uitte voeren werkzaamheden. De hoeveelheden moet je aangeven in getallen.

De werkomschrijving wordt achtereenvolgens in drie hoofdrubrieken onderverdeeld: Arbeid, Machines en Materialen.

Arbeid:
- Arbeidsloon.
Hier wordt het gemiddelde uurloon vermeld dat voor deze groep van toepassing is. Er wordt gerekend met een gemiddeld uurloon per groep, bijvoorbeeld voor groenvoorzieners, straatmakers. In dit uurtarief zijn naast het bruto CAO-loon en de sociale lasten ook kostenposten opgenomen die met het werk te maken hebben, zoals kosten voor auto en werkkleding.

- Produktie (eenheid/uur).
Deze kolom kun je direct aflezen uit Het Groene Boek. Deze is afgeleid van de tijdsnormen die aangeven hoeveel minuten je over een bepaalde eenheid (bijv. 100 m2) doet. Aangezien je bij het begroten uitgaat van uren is het makkelijker te werken met de kolom produktie. Deze geeft aan hoeveel eenheden je in één uur kan verwerken. Is de eenheid 100 m2 en staat er bij produktie 0.6, dan kan er 60 m2 per uur verwerkt worden.

- Aantal uren.
Door de hoeveelheid te delen door de produktie, krijg je het aantal uren. In de rubriek werkeenheid van Het Groene Boek staat soms vermeld met hoeveel personen de klus geklaard moet worden. De prestatie, die per uur geleverd kan worden is daar van afhankelijk. Als er bijvoorbeeld staat: twee man, vermenigvuldig dan het aantal uren met twee.
Deze rond je af op kwartieren en wel als volgt, 0.25,0.50 of 0.75. Op deze manier kan je makkelijk optellen tot hele uren.

- Kosten.
Door het totaal aantal uren te vermenigvuldigen met het arbeidsloon, krijg je de kosten van de arbeid. Houd de verschillende loongroepen wel gescheiden.

Machines:
- Soort machine.
In de rubriek werkomschrijving staat met welke machine het werk uitgevoerd wordt. Bij werkeenheid in Het Groene Boek staan de personen, bijvoorbeeld machine en bestuurder.

- Produktie (eenheid/uur).
Gebruik hiervoor ook de kolom produktie (eenheid/uur) van Het Groene Boek. De produktie per uur is sterk afhankelijk van het type machine, een hydraulische graafmachine met een bakinhoud van 1.000 liter spit bijnatweemaal zo snel als een met een bak van 500 liter. Een grote machine is niet overal inzetbaar. De keuze hangt van veel factoren af, zoals grootte object, grondsoort en draagkracht van de grond.

- Aantal uren.
Door de hoeveelheid, die door de machine bewerkt moet worden, te delen door de produktie per uur krijg je het aantal uren. Dit noem je ookwel draaiuren.

- Kosten draaiuur.
Elke machine heeft z'n eigen uurtarief (machine-uurtarief). Bij deze prijs is het arbeidsloon van de bestuurder inbegrepen, tenzij je uitdrukkelijk alleen de machine wilt huren.

- Kosten.
De machinekosten worden berekend door de tijdsduur te ver¬menigvuldigen met de kosten per eenheid.

Materialen:
- Soort materiaal.
Alle materialen, die nodig zijn voor de aanleg worden hier vermeld. Niet al deze materialen vind je later in de tuin terug. Zo zijn de kosten van containerhuur en piketten kosten voor tijdelijke voorzieningen. Voor de beplanting verwijs je in deze begroting naar de beplantingslijst of bestellijst.

- Hoeveelheid.
Hier wordt de hoeveelheid vermeld in de eenheid waarin het produkt geleverd wordt. Staat er bijvoorbeeld in de eerste kolom de verharding aangegeven in m2, maar worden de tegels per stuk geleverd, dan moet je dit omrekenen. Houdt daarbij rekening met breuk en andere factoren die de hoeveelheid kunnen beïnvloeden.

- Prijs per eenheid.
Dode en levende materialen koopje in voor een bepaalde prijs, jouw inkoopprijs. Boven op deze prijs komt een bepaald opslagpercentage dat afhankelijk is van vele factoren, o.a risico, inboetplicht, exclusiviteit/verkrijgbaarheid. Het opslagpercentage varieert bij levende materialen tussen de 45-100 en bij dode materialen tussen de 30-50. De uiteindelijke verkoopprijs is dus sterk afhankelijk van dit opslagpercentage. Hier gaan we uit van de verkoopprijs. De verkoopprijs is de inkoopprijs plus een bepaald opslagpercentage.

- Kosten.
Door vermenigvuldiging van hoeveelheid met de prijs per eenheid worden de totale materiaalkosten berekend.

- Totale kosten.
De totale kosten vind je door de kosten van arbeid, machines en materialen bij elkaar op te tellen.

3.3 Werkplanning

In een moderne bedrijfsvoering neemt de planning een steeds belangrijker plaats in. De totale bedrijfsplanning, dus het opstellen van een plan voor alle arbeid en machines wordt in deze leerstof niet besproken. Onder planning wordt hier de planning van één object bedoeld. We noemen dit objectplanning.

Plannen is nadenken over wat je gaat doen en hoe. Mensen blijken zich van nature tegen planning te verzetten. De aanleg van een tuin lijkt zo makkelijk: 's ochtends laad je de wagen met spullen en de rest spreekt vanzelf. Vaak blijkt het materiaal niet op tijd aangeleverd te zijn of had de graafmachine toch beter gelijk kunnen komen. Om zo effectief mogelijk te kunnen werken is planning noodzakelijk. In het begin lijkt planning tijdrovend papierwerk, maar plannen is tijd sparen. Vooraf wordt bekeken langs welke leidraad de tuin aangelegd zal worden en wie op welk moment wat doet.

Werkplanning is het verdelen van arbeid en machines overeen bepaalde tijdsperiode ten behoeve van een aanlegobject.

Bij het opstellen van een werkplanning stel je jezelf de volgende vragen:
- Welke aktiviteiten zijn nodig om het doel te bereiken?
- Welke mensen en machines zijn daarbij nodig en op welk moment? Wie werkt met wie samen?

- Besteed je een deel van de werkzaamheden uit? Of voer je alles zelf uit?

- Zijn alle machines aanwezig of ga je huren?
- Waar en wanneer kunnen moeilijkheden ontstaan en welke maatregelen kun je bedenken om deze te voorkomen, te beperken of op te heffen?

Veel van deze vragen heb je al beantwoord bij het maken van de begroting. Je kunt bij het maken van de werkplanning dan ook gebruik maken van deze begroting. Voor deze planning is een overzichtelijk planningsschema ontwikkeld.

Op dit formulier tref je het volgende aan:

* Aantal benodigde uren volgens begroting;

* Aantal mensdagen. Dit is het aantal uren volgens de begroting gedeeld door het aantal werkuren. Je moet daarbij rekening houden met reistijden, werkoverleg etc;

* Maximaal te benutten werkbare dagen;

* Start-/opleverdatum:
-Startdatum is hettijdstipwaaropjemetde aanleg begint;

-Opleverdatum is het tijdstip waarop de tuin klaar moet zijn.

Het schema is als volgt ingedeeld:
- Nr.
Dit is het rangnummer van de werkzaamheid of handeling;

- Werkzaamheden.
Hierin vul je alleen de hoofdrubrieken in, zoals voorbereidingswerkzaamheden, opruimingswerkzaamheden, grondverzet, grondbewerkinge.d., zoals je die vindtin Het Groene Boek. Dit doe je, omdat je vooral bij de wat kleinere objecten, versnippering in uurdelen krijgt in plaats van uren en daardoor het overzicht van de planning verloren gaat. Het gaat bij plannen om het grote geheel en niet om de details.

- Dagnrs. 1 t/m 25.
Achter de werkzaamheden wordt het aantal urendagen of dagdelen ingevuld. De kunst van een werkplanning is zoveel mogelijk werkzaamheden te laten overlappen, dus onder elkaar in plaats van naast elkaar. Een en ander is natuurlijk wel af hankelijk van de beschikbare mens- en machinekracht. Werkzaamheden, die bij elkaar horen zo veel mogelijk op dezelfde tijd laten uitvoeren.

- Totaal uren.
Tel aantal uren per dag op. Dit mag het aantal werkuren, die je per dag ter beschikking hebt niet overschrijden.

- Werk door derden.
Deze rubriek is apart aangegeven, om duidelijk te laten zien wanneer de inzet van derden verlangd wordt. Vermeld om wat voor bedrijf het gaat, loonwerkbedrijf, installatie bureau, met daarachter de naam.

- Machines.
Welke machines, eigen of van derden moeten gebruikt worden. De reservering moet vroegtijdig plaatsvinden. Werkzaamheden die door dezelfde machine uitgevoerd kunnen worden moet je zoveel mogelijk bundelen. Bijvoorbeeld: Het verwijderen van de stobben en het graven van de cunetten door een hydraulische graafmachine.

- Materialen.
Dode en levende materialen moeten op tijd aangeleverd worden om het werk niet te vertragen.

Er zijn drie uitgangssituaties wat betreft de besteedbare periode.
1 Startdatum bekend.
2 Opleverdatum bekend. De startdatum bepaal je door terugrekening van het aantal werkdagen.
3 Start- en opleverdatum bekend. In enkele gevallen zijn beide data bekend. Het object moet in een bepaalde periode aangelegd worden. Als blijkt dat het totaal aantal arbeidsuren om het werk uit te voeren groter is dan de uren die je beschikbaar hebt in die periode, is de aanleg te groot voor jouw bedrijf. Je zal moeten besluiten bepaalde werkzaamheden aan anderen uit te besteden of het werk niet aan te nemen.

Indien de werkzaamheden vanuit een bestek voortkomen moet je de perioden aanhouden die in de Standaard zijn aangegeven.

Kabels en leidingen
Een planning maak je zo dat de uitvoering vloeiend verloopt. Als je werkzaamheden gaat uitvoeren waarbij mogelijk kabels of leidingen aanwezig zijn is extra aandacht noodzakelijk, zoals bij het rooien of planten van bomen, bij egalisatie, drainage en diepploegen. Om schade te voorkomen is het Kabels en Leidingen Informatiecentrum (KLIC) opgericht. Hierbij zijn onder anderen bedrijven voor electriciteit, gas, telecommunicatie, en waterleiding aangesloten. Bel drie werkdagen voordatje begint het KLIC. Deze instantie geeft deze melding door aan de betrokken instanties en daarna wordt je rechtstreeks ingelicht over de juiste ligging van kabels en/of leidingen. Op deze wijze wordt onnodige schade, met alle gevolgen van dien, zoals telefoonstoringen, stilstaande machines, kelders vol water etc. voorkomen. Sinds 2009 maakt KLIC onderdeel uit van het Kadaster.

3.4 Offerte

Het opstellen van een offerte

Een offerte is een prijsopgave voor de opdrachtgever, waarin de volgende onderdelen voorkomen:

- Naam en adres van betrokkenen;

- Omschrijving van de werkzaamheden;

- De prijs;

- Betalingsvoorwaarden;

- Leveringsvoorwaarden;

- Leveringstermijn;

- Geldigheidsduur.


De omschrijving van de werkzaamheden is afgeleid uit de kolom werkomschrijving van het begrotingsformulier. Probeer daarbij zoveel mogelijk onderdelen te groeperen, zodat het voor de klant begrijpelijk is. Je omschrijft achtereenvolgens de werkzaamheden, die plaats vinden.

De prijzen worden getotaliseerd tot een eindprijs. Deze is inclusief de B.T.W., waarbij de B.T.W.-bedragen wel vermeld worden. Houd daarbij rekening met de verschillende tarieven (hoog en laag).

In de betalingsvoorwaarden kunnen bepaalde kortingen opgenomen zijn bij betaling voor een bepaalde datum.

De leveringsvoorwaarden zijn gebaseerd op de zogenaamde Algemene Handelsvoorwaarden voor levering en werkzaamheden in het Hoveniersbedrijf, soms worden deze nog aangevuld met bepaalde projectgebonden voorwaarden.

De leveringstermijn is gebaseerd op het tijdschema/werkplan. Deopleveringsdatum.het tijdstip waarop de tuin klaar is, is hieruit af te lezen.

De geldigheidsduur is de datum tot wanneer de aannemer de prijs blijft handhaven. Meestal is dit maximaal drie maanden. Een offerte is een document, waarin afspraken worden vastgelegd. Zorg ervoor dat je je aan deze afspraken houdt. Niets is zo vervelend om vaak gebeld te worden met bijvoorbeeld de vraag: Wanneer is het nu klaar? Dit schaadt het vertrouwen en de naam van je bedrijf. De Kring Tuin-en Landschapsvoorziening adviseert haar leden gebruikte maken van de door haar uitgeven "werkomschrijvende offertes".

3.5 Nacalculatie

Als de opdracht is uitgevoerd kun je uitrekenen hoeveel het object echt gekost heeft. De gegevens, die je voor de nacalculatie nodig hebt, moeten wel beschikbaar zijn. Een goede (project-) administratie is daarvoor noodzakelijk, bijvoorbeeld het invoeren van werkbriefjes en objectkaarten. Deze werkbriefjes worden bijgehouden door de personen, die het object hebben uitgevoerd. Je kunt de gegevens van de werkbriefjes ook weer verzamelen op een objectkaart, hierop tref je alle gegevens van een bepaald object aan.
Bij de nacalculatie vergelijk je de gegevens van het begrotingsformulier, de voorcalculatie, met de gegevens van de werkbriefjes/ objectkaarten. De verschillen kun je aantreffen in:
- Prijs;
- Hoeveelheid materiaal;
- Hoeveelheid arbeid.
Prijsverschillen kunnen veroorzaakt worden door hogere en/of lagere prijzen van materialen en/of tarieven. De tarieven kunnen door een tussentijdse loonsverhoging hoger uitvallen.

Hoeveelheidverschillen ontstaan door meer of minder gebruik van materialen (o.a. verlies percentage door breuk, etc) arbeidsuren en machine-uren. Doordat de personen en machines niet of juist wel efficiënt ingezet zijn kunnen deze verschillen optreden. Probeer bij de nacalculatie je altijd af te vragen hoe het verschil is veroorzaakt. Op deze wijze leer je steeds beter de aanleg te doorgronden en worden grote verschillen tussen de vooren nacalculatie vermeden.

Eenheidsprijzen
Door de gegevens over verschillende objecten te verzamelen kun je je eigen eenheidsprijzen uitrekenen. In eerste instantie wil de opdrachtgever ongeveer weten hoeveel de aanleg gaat kosten. Door gebruikte maken van deze eenheidsprijzen kun je een globale kostenraming maken. In deze eenheidsprijzen zijn alle kosten opgenomen, die aan een bepaald onderdeel ten laste komen. Bijvoorbeeld de totale kosten van één m2 gras zaaien. Er zijn ook tabellen in de handel, die steeds bijgesteld worden.

werkbrief Arjan van der Veen

Hier een voorbeeld van een hovenier die werkt met het systeem van urenbriefjes om de juiste rekening naar de klant te sturen. Gegevens kunnen ook bij een nacalculatie worden ingezet. Door in te vullen met wie je samenwerkt, is dit een extra controle. Ook zie je dat materilen die vanaf de zaak worden meegepakt op deze manier wel in rekening gebracht worden bij de klant.

Arjan van der Veen urenbriefje
Arjan van der Veen urenbriefje

werkbon apps

Steeds meer hoveniers maken gebruik van een werkbon app. Je voert in je mobiel of tablet je gewerkte uren en materialen in. Nadat de klus klaar is, kan meteen een rekening worden verstuurd. De planning kan ook in het systeem. Daarnaast kun je ook info over de klus inladen. Dus afspraken, foto's van huidige situatie.

Hieronder een foto van outsmart. (voorheen werkbon app) Maar er zijn meerdere systemen op de markt. (evernote enzovoort)

outsmart of werkbon app

werkbon app
werkbon app

3.6 Samenvatting

Als er een tuinplan is gemaakt moeten we het zodanig "uittrekken" dat het doelmatig kan worden uitgevoerd. De tekening inventariseer je op oppervlakten, hoeveelheden en de benodigde "bouwstoffen", zoals beplanting en verharding. Vanuit de inventarisatie worden begroting en offerte gemaakt. Om alles geolied te laten verlopen maak je een werkplanning van de aanleg.

Verwerkingsopdracht 5:
Plannen, begroten en nacalculeren.

Maak met behulp van het tuinplan en de gemaakte planinventarisatie uit hoofdstuk2 een begroting, een werkplanning en een offerte. Maak gebruik van de voorbeeldformulieren in deze leerstof.

Open bestand goede link groene boek

Deel 2 Werkvoorbereiding onderhoud

Winterklaar maken door van Kooten en de Bie

klantadvies

Veel hoveniers zeggen : "de klant is koning". met deze kreet is de schrijver het maar deels eens. Een hovenier kan de klant, op basis van vakkennis, een advies geven. De hovenier kan voordelen en nadelen benoemen en aangeven wat de kosten zijn. Daarna kan de klant een verantwoorde keuze maken. Hieronder een presentatie die over dit onderwerp gaat.

Open bestand advies en planning

advies appeltern

Hieronder de link naar appeltern tuinadvies. Veel antwoorden op vragen.

appeltern tuinadvies

verbeterplan

Donker groen heeft een aantal tuinen in het onderhoud en werkt met een bestek voor onderhoud van de tuin. Op bepaalde tijden maken ze een inventarisatie van de tuin die ze onderhouden en geven de klant advies voor een bepaalde situatie. Als een klant akkoord gaat, betekent dit extra werk. Klanten waarderen het dat het bedrijf betrokken is bij het onderhoud. Het zorgt dus ook voor een betere klantenbinding. In de link hieronder zie je wat verbetervoorstellen.

Open bestand verbetervoorstellen donkergroen

4 De inventarisatie

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je de bestaande situatie inventariseren ten behoeve van een onderhoudsplan.

Alvorens er een onderhoudsofferte gemaakt kan worden moet een tuin worden geïnventariseerd. Inventariseren wil zeggen: het opnemen en vastleggen van de m2, m1 of st. Deze inventarisatie wordt gebruikt om de werkomschrijving, arbeidsbehoefte en het benodigde materiaal vastte stellen. Je moet bij het inventariseren er van uit gaan dat iemand anders het onderhoudsplan met de bijbehorende offerte kan maken. Het is daarom verstandig gebruik te maken van een standaard inventarisatiesysteem. In deze lesstof gaan we de tuin zodanig inventariseren dat met Het Groene Boek, de onderhoudsbegroting eenvoudig kan worden gemaakt. Het Groene Boek geeft een aantal rubrieken aan. Volgens deze rubrieken gaan we de tuin inventariseren. Deze rubrieken noemen we beheersgroepen. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan het inventariseren van de volgende beheersgroepen:
- Houtige gewassen;
- Kruidachtige gewassen;
- Verhardingen;
- Afrasteringen;
- Speelgelegenheden en meubilair;
- Water en natte oever.

Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:
- Het terrein;
- Het inventariseren van de beheersgroepen.

4.2 Het terrein

In de meeste tuinen kun je de volgende beheersgroepen onderscheiden:
- Houtige gewassen IMAG-code 21

- Kruidachtige gewassen IMAG-code 22
- Gras IMAG-code 23
- Verhardingen IMAG-code 24
- Afrasteringen IMAG-code 25
- Speelgelegenheden en meubilair IMAG-code 26
- Water en natte oever IMAG-code 27

De beheersgroepen bestaan uit de volgende onderdelen:

21 Houtige gewassen
- Bomen;
- Heesters en botanische rozen;
- Struikrozen;
- Hagen en blokhagen;
- Gevelbeplanting.

22 Kruidachtige gewassen
- Wisselperken en bloembakken;
- Vaste planten.

23 Gras
- Gazon.

24 Verhardingen
- Gesloten verhardingen;
- Open element verharding.

25 Afrasteringen
- Permanente afrastering;
- Schuttingen.

26 Speelgelegenheden en meubilair
- Zandbak;
- Speeltoestel;
- Pergola.

27 Water en natte oever
- Vijver.


Alle beheersgroepen zullen natuurlijk niet altijd voorkomen in dezelfde tuin. Door systematisch alle beheersgroepen langs te gaan voorkom je dat er iets vergeten wordt.

Hoe moet er worden geïnventariseerd?

In de eerste plaats kunnen we een tuin inventariseren vanaf een tekening of door het inventariseren in het terrein. Het inventariseren vanaf de tekening, indien aanwezig, kost wel mindertijd maar een aantal zaken kunnen niet goed worden vastgesteld. Je krijgt geen indrukvan de huidige samenstelling en kwaliteit van het groen. Het inventariseren vanaf de tekening is vaak alleen mogelijk als het onderhoudsplan direct na de aanleg van de tuin wordt gemaakt. Bij bestaande tuinen moetje inventariseren in het terrein.

Het inventariseren
Bij de inventarisatie heb je de volgende hulpmiddelen nodig:
- Meetwiel;
- Duimstok;
- Veldbureau (schrijfplankje);
- Inventarisatieformulieren.
Allereerst moet je algemene gegevens van het object verzamelen.
Deze zijn:
- Eigenaar, naam, adres etc;
- Datum van de inventarisatie;
- Jaar waarin de tuin is aanlegd;
- De grondsoort;
- Algemene gegevens over de ligging van detuin.
Als de tuin bijvoorbeeld ligt in de buurt van een school dan moet je dit vermelden omdat je veel zwerfvuil kunt verwachten.

4.3 het inventariseren van de beheersgroepen

Achtereenvolgens ga je van alle beheersgroepen de kwantitatieve gegevens verzamelen en noteren op de inventarisatieformulieren.

Kwantitatieve gegevens zijn:
- Oppervlakte, hoeveelheid, randlengte;
- Bezetting/plantafstand;
- Maat van de beplanting (b.v. kroonprojectie, stamomtrek).

Alleen met kwantitatieve gegevens kun je straks geen onderhoudsmaatregelen vaststellen. Je moet ook gegevens verzamelen over de kwaliteit. Bijvoorbeeld informatie over hoe snel de beplanting groeit. Als de beplanting snel groeit moet er vaker en meer gesnoeid worden. Door te letten op schotlengte en bladgrootte krijg je een indruk hoe snel de beplanting groeit.

Kwalitatieve gegevens zijn:
- Vitaliteit;
- Soorten (samenstelling);
- Functioneren;
- Groeiomstandigheden.

De gegevens over de kwaliteit moetje eveneens verwerken op de inventarisatieformulieren.

Het Inventariseren van Houtige gewassen

Bomen:
- Soort;
- Omtrek;
- Kroonprojectie;
- Toepassing (bijvoorbeeld: laan, solitairbomengroep);
- Huidige staat van onderhoud;
- Aantal.

Heesters en botanische rozen:
- Oppervlakte;
- Samenstelling/bedekkingsgraad;
- Hoogte;
- Huidige staat van onderhoud.

Struikrozen:
- Vierkante meters;
- Aantal per vierkante meter;
- Huidige staat van onderhoud.

Hagen en blokhagen:
- Soort;
- Lengte;
- Hoogte;
- Breedte;
- Gegevens over de haagvoet.

Gevelbeplanting:
- Aantal;
- Soort;
- Grootte in kubieke of vierkante meters.

Het inventariseren van Kruidachtige gewassen

Wisselperken en bloembakken:
- Oppervlakte;
- Toepassing (bij bloembakken ook het aantal vermelden).

Vaste planten:
- Oppervlakte;
- Samenstelling en bedekkingsgraad;
- Huidige staat van onderhoud;
- Aantal per vierkante meter.

Het inventariseren van Grassen

Gazon:
- Type gazon;
- Oppervlakte;
- Aantal meters grasranden langs verhardingen;
- Aantal meters grasranden langs beplantingen;
- Huidige staat van onderhoud;
- Samenstelling.

Het inventariseren van Dode materialen

Gesloten verhardingen:
- Oppervlakte;
- Type verharding;
- Huidige staat van onderhoud

Open element verharding:
- Oppervlakte;
- Type/samenstelling;
- Huidige staat van onderhoud.

Permanente afrasteringen:
- Type(incl.schuttingen);
- Hoogte;
- Samenstelling;
- Huidige staat van onderhoud.

Zandbak:
- Oppervlakte

Speeltoestel:
- Type;
- Samenstelling en afmeting;
- Huidige staat van onderhoud.

Pergola:
- Lengte;
- Type;
- Samenstelling;
- Huidige staat van onderhoud.

Vijver:
- Wateroppervlakte;
- Randlengte;
- Type vijver;
- Huidige staat van onderhoud.

4.4 Samenvatting

Alvorens je gaat vaststellen welke werkzaamheden er moet worden uitgevoerd om een tuin goed te onderhouden heb je gegevens nodig over de tuin. Het verzamelen van deze gegevens noemen we het inventariseren. Het verzamelen moet zorgvuldig gebeuren omdat vanuit de inventarisatie de onderhoudsmaatregelen worden vastgesteld. Een handig hulpmiddel hierbij zijn inventarisatie formulieren. Hiermee kunt je zorgvuldig en systematisch werken.

Verwerkingsopdracht 6:
De onderhoudsinventarisatie
Inventariseer ten behoeve van het onderhoud een bestaande tuin in de buurt van de school. Gebruik hiervoor de inventarisatie formulieren.

5 Plannen en begroten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je een begroting en een planning maken van het onderhoud.

Het onderhoud van tuinen wordt op verschillende manieren geregeld. Het kan geregeld zijn door middel van een bestek (zie voorbeeld bestek RAW-CROW). Het maken van een bestek volgens de officiële richtlijnen is kostbaar, daardoor alleen maar toepasbaar voor grotere objecten. Het maken van een bestek is specialistenwerk en komt daarom niet in deze leerstof aan de orde. Een andere mogelijkheid is het maken van een onderhoudsplan. Vanuit het bestek of onderhoudsplan worden de offerte en de werkplanning gemaakt.

Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen:
- Onderhoudsplan;
- Onderhoudsbegroting;
- Offerte;
- Werkplan/Tijdschema.

5.2 Onderhoudsplan

Vanuit de inventarisatiegegevens moeten de onderhoudsmaatregelen worden vastgesteld. Je kunt onderhoudsmaatregelen bepalen voor een korte periode, bijvoorbeeld één jaar, of voor langere perioden, bijvoorbeeld vijfjaar. We spreken dan ook van jaarlijks onderhoud en groot onderhoud. Wanneer de beplanting gerenoveerd wordt is dit groot onderhoud. Om grootonderhoud te kunnen vaststellen is veel praktijkervaring nodig. We beperken ons dan ook tot het jaarlijks onderhoud. Het jaarlijks onderhoud 'loopt' van 1 januari - 31 december. Onderhoudsmaatregelen worden weergegeven in een onderhoudsplan. In het onderhoudsplan staan de volgende kolommen:
- Nummer;
- Werkomschrijving;
- Eenheid;
- Hoeveelheid;
- Te bewerken oppervlakte;
- Periode;
- Frequentie.

Toelichting op de kolommen

Nummer
Hierin zetje het rangnummer van de werkomschrijving.

Werkomschrijving
Je kunt ook hier het beste gebruik maken van de werkomschrijving waaraan tijdsnormen gekoppeld zijn, waardoor je later vrij eenvoudig de werkzaamheden kunt begroten. Door systematisch uit de kolom werkomschrijving van het Het Groene Boek te kiezen voorkom je dat er snel iets vergeten wordt. Welke onderhoudsmaatregelen je kiest hangt af van:
- De inventarisatie;
- Het beschikbaar budget;

- Het beoogde doel;
- Keuzemogelijkheid van machines.

Je zet in deze kolom de omschrijving van de handeling/bewerking, met zonodig een korte aanduiding van de gebruikte methode en een toelichting hierop.

Eenheid
Hier wordt de grootheid gegeven waarop de tijdnorm betrekking
heeft. De grootheid wordt aangegeven in:
- Vierkante meters m2;
- Strekkende meters m1;
- Stuks st.

Hoeveelheid
In deze kolom staan de hoeveelheden vermeld van de uitte voeren werkzaamheden. De hoeveelheden moetje aangeven in getallen.

Te bewerken oppervlakte in %
Het percentage te bewerken oppervlakte wordt aangegeven in procenten (%). Voorsommige werkzaamheden is het niet altijd noodzakelijk dat de totale oppervlakte gedaan moet worden. Door aan te geven welk percentage wordt duidelijk hoeveel m2 er 'bewerkt' moet worden. Bijvoorbeeld: Een border met heesters is al voor 50% van de oppervlakte begroeid. Bij de post onkruid-bestrijding en de kolom te bewerken oppervlakte komt nu 50 te staan.

Frequentie
Het aantal keren dat een werkzaamheid per jaar moet worden uitgevoerd wordt de frequentie genoemd. De frequentie wordt aangegeven als bijvoorbeeld 40 x/1jr.

Periode
De periode wordt aangegeven door de maandnummers te noemen. De werkzaamheden worden bijvoorbeeld uitgevoerd in de periode maart, april of mei. In de kolom periode geef je dit aan met een 3-5. Bepaalde werkzaamheden mogen alleen plaatsvinden in een bepaalde periode. Bijvoorbeeld: snoeien.

5.3 Onderhoudsbegroting

Een begroting bestaat uit de volgende kostenposten:

a Arbeid.

b Machines.

c Materialen.

De begroting kan gemaakt worden vanuit een bestek of vanuit een onderhoudsplan. In deze lesstof gaan we uit van het maken van een onderhoudsbegroting met behulpvan een onderhoudsplan. Om een onderhoudsbegroting te kunnen maken voegen we de volgende kolommen toe aan het onderhoudsplan:

- Arbeid:
- Arbeidsloon;
- Produktie (eenheid/uur);
- Aantal uren;
- Kosten.

- Machines:
- Soort machine;
- Produktie (eenheid/uur);
- Aantal uren;
- Kosten per draaiuur;
- Kosten.

- Materialen:
- Soort materiaal;
- Hoeveelheid;
- Prijs per eenheid;
- Kosten.

- Totale kosten.

Toelichting op de kolommen

Arbeid:
- "Arbeidsloon.
Hier wordt het gemiddelde uurloon vermeld dat voor deze groep van toepassing is. Er wordt gerekend met een gemiddeld uurloon per groep, bijvoorbeeld voor groenvoorzieners, straatmakers. In dit uurtarief zijn naast het bruto CAO-loon en de sociale lasten ook kostenposten opgenomen die met het werk te maken hebben, zoals kosten voor auto en werkkleding.

- Produktie (eenheid/uur).
Deze kolom kun je direct aflezen uit Het Groene Boek. Deze is afgeleid van de tijdnormen die aangeven hoeveel minuten je over een bepaalde eenheid (bijv. 100 m2) doet. Aangezien je bij het begroten uitgaat van uren is het makkelijker te werken met de kolom produktie. Deze geeft aan hoeveel eenheden je in één uur kunt verwerken. Is de eenheid 100 m2 en staat er bij produktie 0.6, dan kan er 60 m2 per uur verwerkt worden.
In de praktijkwordt er ook gebruik gemaakt van ervaringsnormen. In sommige gevallen geeft het IMAG geen normen, ook dan zullen we gebruik moeten maken van ervaringsnormen.

- Aantal uren.
Door de hoeveelheid te delen door de produktie, krijg je het aantal uren. In de rubriek werkeenheid van Het Groene Boek staat soms vermeld met hoeveel personen de klus geklaard moet worden. De prestatie, die per uur geleverd kan worden is daarvan afhankelijk. Als er bijvoorbeeld staat: twee man, vermenigvuldig dan het aantal uren met twee.
Deze rondje af op kwartieren en wel als volgt, 0.25,0.50 of 0.75. Op deze manier kun je makkelijk optellen tot hele uren.

- Kosten.
Door het totaal aantal uren te vermenigvuldigen met het arbeidsloon, krijg je de kosten van de arbeid. Houdt de verschillende loongroepen wel gescheiden.

Machines:
-Soort machine.
In de rubriek werkomschrijving staat met welke machine het werk uitgevoerd wordt. Bij werkeenheid in Het Groene Boek staan de
personen, bijvoorbeeld machine en bestuurder.

- Produktie (eenheid/uur).
Gebruik hiervoor ook de kolom produktie (eenheid/uur) van Het Groene Boek.
De produktie per uur is sterk afhankelijk van het type machine, een cirkelmaaier met twee tot drie maaieenheden met een werkbreedte van 1.80 m maait ruim driemaal zo snel als een motormaaier met een werkbreedte van 0.50 m. Een grote machine is niet overal inzetbaar. De keuze hangt van veel factoren af, zoals grootte object, bereikbaarheid en het beschikbare machinepark;

- Aantal uren.
Door de hoeveelheid, die door de machine bewerkt moet worden, te delen door de produktie per uur krijg je het aantal uren. Dit noem je ookwel draaiuren.

- Kosten per draaiuur.
Elke machine heeftz'n eigen uurtarief (machine-uurtarief). Bij deze prijs is het arbeidsloon van de bestuurder inbegrepen, tenzij je uitdrukkelijk alleen de machine wilt huren.

- Kosten.
De machinekosten worden berekend door de tijdsduur te ver¬menigvuldigen met de kosten per eenheid.

Materialen:
- Soort materiaal.
Alle materialen, die nodig zijn voor het onderhoud worden hier vermeld, zoals meststoffen, eenjarig plantmateriaal. Je kunt in deze kolom ook de af te voeren afvalstoffen kwijt, bijvoorbeeld zwerfvuil of onkruid.

- Hoeveelheid.
Hier wordt de hoeveelheid vermeld in de eenheid waarin het produkt geleverd of afgevoerd wordt.

- Prijs per eenheid.
Hier zetje de verkoopprijs of de kosten per eenheid aan te voeren of af te voeren materialen.

- Kosten.
Door vermenigvuldiging van hoeveelheid met de prijs per eenheid worden de totale materiaalkosten berekend.

- Totale kosten.
De totale kosten vind je door de kosten van arbeid, machines en materialen bij elkaar op te tellen.

5.4 Onderhoudsofferte

De begroting wordt niet aan de klant aangeboden. Deze is hiervoor te ingewikkeld. Je maakt vanuit de begroting en het onderhoudsplan een offerte. Door de begrotingsrubrieken arbeid, machines en materialen te totaliseren heb je de bedragen voor het maken van de offerte. Deze offerte bevat een samenvoeging van de werkzaamheden. Bijvoorbeeld: onderhoud gazon, onderhoud heesters etc. Om duidelijk aan te geven wat de klant krijgt voor zijn geld moet je het onderhoudsplan als bijlage bij de offerte voegen, waardoor de klant inzage krijgt welke werkzaamheden, wanneer en hoe vaak worden uitgevoerd. Verder moet in de offerte staan:
- Naam en adres van de betrokkenen;
- Betalingsvoorwaarde;
- Onderhoudstermijn (bijvoorbeeld van 1 januari - 31 december).

5.5 Tijdschema/werkplan

Planning is het overzien en regelen van toekomstig werk. Als uitgangspunt neem je de onderhoudsbegroting en het onderhoudsplan. Uit de arbeidskolom van de begroting heb je het totaal aantal uren per werkzaamheid nodig. Uit het onderhoudsplan kun je aflezen welke werkzaamheden en in welke periode deze moeten worden uitgevoerd. Voor het maken van een tijdschema/werkplanning is een formulier ontwikkeld.

Geef achter de werkzaamheden aan door middel van een streep of inkleuring, over welke periode de werkzaamheid uitgevoerd moet worden.

Piekbelasting
Binnen één onderhoudsobject kan er per maand meer werk zijn dan er aan menskracht beschikbaar is. De hoeveelheid arbeid per periode/maand haal je uit het onderhoudsplan. Deze piekbelasting moet zoveel mogelijk vooraf vermeden worden. Dit kan door:
- Werkzaamheden te verschuiven naar een andere periode;
- Achterwege laten of vervangen van werkzaamheden;
- Zoeken naar andere methoden om de werkzaamheden uit te voeren;
- Mechanisatie;
- Uitbesteden van werkzaamheden.

5.6 Samenvatting

Nadat je een tuin hebt geïnventariseerd kun je de werkzaamheden vaststellen die nodig zijn om een tuin goed te beheren. Je moet van deze werkzaamheden weten hoe, wanneer en hoe vaak ze worden uitgevoerd. Dit kun je aflezen in hetonderhoudsplan. Om een offerte te kunnen maken moetje vanuit hetonderhoudsplan een begroting maken. Om een mooi jaaroverzichtte krijgen maak je een werkplan/ tijdschema.

Verwerkingsopdracht 7:
Maak van een tuin in de buurt van school die je in hoofdstuk 4 hebt geïnventariseerd een onderhoudsplan, -begroting, werkplan/ tijdschema en een offerte.

achtergrondinfo hulpmiddelen onderhoudsplanningen

maaiapp

Met deze app weet de medewerker wat hij gaat doen en kan de planner goed zien of alles volgens planning verloopt. Ook kunnen bijzonderheden worden gemeld en gecommuniceerd. 

Open bestand maaiapp artikel

6 Groeistoornissen

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je groeistoornissen te onderzoeken en informatie te raadplegen. Met deze kennis ben je in staat maatregelen te nemen, die ons milieu het minst belasten en voldoen aan de wensen van de groengebruiker.

Bij het vaststellen van onderhoudsmaatregelen kom je steeds voor de keuze te staan hoe het onderhoud gedaan moet worden om een zo goed mogelijk resultaat te behalen. Om de keuze te kunnen maken heb je kennis, informatie en praktijkervaring nodig.

Bijvoorbeeld:
Je moet de aantasting en de veroorzaker eerst herkennen alvorens je de juiste informatie kunt opzoeken. Een goed hulpmiddel is de schadebeelden en de aantasters te verzamelen. Hierna kun je opzoeken welke schade er wordt veroorzaakt en hoe de bestrijding moet gebeuren. Misschien is het bestrijden helemaal niet noodzakelijk. Het kan zelfs sterk af te raden zijn. Als we de juiste afweging maken voorkomen we in ieder geval dat ons milieu onnodig wordt belast. Door de opdrachten zorgvuldig uit te werken ben je in staat de juiste maatregelen te kiezen. Een belangrijk hulpmiddel is recente vakliteratuur.

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan:
- Dierlijke beschadigers;
- Infectieziekten;
- Nuttige dieren;
- Groeistoornissen;
- Ongewenste gewassen.

6.2 Dierlijke beschadigers

Dierlijke beschadigers zijn 'beestjes' die ondergronds of boven¬gronds beplanting beschadigen.

Lijst dierlijke beschadigers
1   Aaltjes
2   Aardrups
3   Bastaardsatijnvlinder
4   Bladluis (imago winterei)
5   Bloedluis
6   Elzehaan + sneeuwbalhaan + wilgehaan
7   Engerling + imago
8   Emelt +imago
9   Hazen/konijnenschade
10 Heggebladroller
11 lepeziekte
12 Kwadegrondziekte
13 Loodglans
14 Miljoenpoot
15 Mineerschade
16 Roofwants
17 Rozegalwesp
18 Slak
19 Spinselmot
20 Spint
21 Taxuskever
22 Wilgehoutrups

Verwerkingsopdracht 8:
Bij de volgende opdrachten mag je gebruik maken van literatuur. Literatuur:
- Dierlijke beschadigers in de boomteelt en het openbaar groen (Eikerbout nr. 171);
- Gewasbeschermingsgids;
- Overige vakliteratuur en inernet.

1
Wat is het aantastingsbeeld en schade van deze beschadigers?
2
Hoe kan schade/aantasting preventief worden voorkomen?
3
Op welke waardplant(en) komen deze beschadigers voor?
4
Geef aan of de beschadigers bestreden moeten worden.
Zo ja waarom, waarmee en hoe?

6.3 Infectieziekten

Infectieziekten zijn ziekten die veroorzaakt worden door schim¬mels, bacteriën of virussen en belemmeren de plantengroei.

Lijst infectieziekten
1   Bacterievuur (zomer- en winterkenmerk)
2   Bladvlekkenziekte (vaste planten)
3   Echte meeldauw
4   Grauwe schimmel
5   lepeziekte
6   Kanker
7   Loodglans
8   Meniezwammetje
9   Roest
10 Spint
11 Sterroetdauw
12 Valse meeldauw
13 Verwelkingsziekte (Verticillium)
14 Virusziekte
15 Wortelknobbelbacterie

Verwerkingsopdracht 9:
Bij de volgende opdrachten mag je gebruik maken van literatuur.

Literatuur:
- Infectieziekten indeboomteelt en het openbaar groen (Eiker¬bout nr. 171A);
- Gewasbeschermingsgids;
- Overige vakliteratuur en internet.

1
Wat is het aantastingsbeeld en de schade van deze ziekten?
2
Hoe kan schade/aantasting preventief worden voorkomen?
3
Op welke waardplant(en) komen deze ziekten voor?
4
Geef aan of de ziekte bestreden moetworden.
Zo ja waarom, waarmee en hoe?

6.4 Nuttige dieren

Niet alle beesten, schimmels en bacteriën zijn schadelijk, de meeste dieren zijn zelfs zeer nuttig. Het is daarom ook belangrijk kennis te hebben van de soorten die nuttig zijn en hoe zij leven.

6.5 Bodemkundige gebreken

De volgende bodemkundige gebreken komen aan de orde:
- Stikstof gebrek;
- Kali gebrek;
- Magnesium gebrek;
- Wateroverlast;
- Water tekort.

Als beplanting in de tuin zich niet normaal ontwikkelt wordt dit vaak veroorzaakt door een stoornis in de bodem. Om te kunnen beoordelen of de beplanting zich normaal ontwikkeld heb je veel kennis nodig over de plant. Een Aucuba groeit nu eenmaal anders dan een Amelanchier. Door de plant te vergelijken meteen zogenaamde referentieplant kun je voorzichtig iets zeggen over de groei van de plant of van een beplanting. Je moet dan de probleemplant vergelijken met een plant van dezelfde leeftijd, die zich normaal heeft kunnen ontwikkelen en in dezelfde omgeving is opgegroeid. Je moet hierbij letten op de volgende kenmerken:
- Bladkleur;
- Schotlengte;
- Bladgrootte;
- Bladbezetting.

Door bodemonderzoek (profielonderzoek en bemestingsonder-zoek) uit te voeren of te laten uitvoeren heb je meestal meer duidelijkheid.

Door de beplanting te vergelijken met een referentie beplanting en door bodemonderzoek te verrichten heb je de meeste kans om het probleem te vinden. In de praktijk is het helaas vaak een combinatie van factoren waarom beplanting het minder of zelfs helemaal niet doet. Per situatie zul je dan ook moeten bekijken welke maatregel het meeste effect zal hebben.
Het onderzoeken van bodemkundige problemen is daarom veelal specialistenwerk.

Kenmerken van groeistoornissen door voeding
(bron: gebreksziekten in boomkwekerij gewassen CAD)

- Stikstofgebrek
Bij loof hout blijft de groei sterk achter en de bladeren zijn kleiner wanneer er een tekort is aan stikstof. Het blad is aan het begin van de aantasting lichtgroen, en later in het seizoen wordt dit inmiddels oudste blad geelgroen en het jonge blad is dan lichtgroen. In de late zomer en de vroege herfst zijn gele bladpunten en bladranden waarneembaar, waarbij bij een aantal gewassen necrose (afsterving) aan de bladranden en bladpunten ontstaat. Het blad valt vroeg af, waardoor ook de groei te snel stopt.

- Kaligebrek
De bladgrootte bij kaligebrek is kleiner dan normaal. Het blad aan de toppen van de scheuten is vrijwel normaal van kleur. Symptomen van kaligebrek zijn in de loop van de zomer waarneembaar aan de geel verkleurde bladranden en bladpunten onderin de plant. Later worden de gele randen necrotisch. Ze worden bruin, krullen om en sterven af. Onder in de plant ontstaat in de zomer en herfst een vervroegde bladval.

- Magnesiumgebrek
De lengtegroei wordt bij magnesiumgebrek niet of nauwelijk geremd. Het blad is getekend door geelgroene banen tussen de nerven, die aansluiten aan de gele bladrand. De geelgroene banen worden in het groeiseizoen geel en tenslotte kunnen bruine necrotische vlekken ontstaan.

Verwerkingsopdracht 10:
Bij deze opdracht mag je gebruik maken van literatuur:
- Gewasbeschermingsgids, vakliteratuu,  internet

1
Hoe moeten deinde lesstof genoemde gebreksziekten worden
bestreden als ze voorkomen in tuinen.

Kenmerken van groeistoornissen door water

- Wateroverlast
Als het water zolang blijft staan dat de beplanting slechter groeit of zelf afsterft is er sprake van wateroverlast.
Het water verdringt de zuurstof waardoor er tekort aan zuurstof ontstaat.

- Wateroverlast door een te sterk waterhoudend vermogen van de grond.

Gronden met een hoog organisch stofgehalte of zware kleigronden houden erg veel water vast. Dit kan bij het onderhoud (bijv. grasmaaien) problemen geven. Het probleem kan opgelost worden door bij de aanleg de toplagen te mengen met humusloos zand. Je moet er bij het inkopen van het zand wel rekening mee houden dat de korrelgrootte van het aan te voeren zand moet passen bij de bestaande toplaag. Hiermee voorkom je dat de gronden gaan ontmengen.

- Wateroverlast door een slecht doorlatend bodemprofiel

De meest voorkomende oorzaken van een slecht doorlatend bodemprofiel zijn:
- Mechanische verdichting;
- Natuurlijke dichtheid;
- Sterk afwisselende lagenopbouw.
Het profiel kan van nature slecht doorlatend zijn of door mechanische verdichting slecht doorlatend zijn gemaakt. Ook ontstaat er verdichting als je de oude grasmat volledig laat zitten bij een grondophoging. Bij nieuwbouwtuinen is er meestal sprake van mechanische bodemverdichting. Bij het vaststellen van een oplossing moetje daarom eerst onderzoeken of er sprake is van verdichting (zie 1.2).
Verdichting kan eenvoudig worden opgespoord met behulp van een penetrometer. Voor een goede plantengroei mag de bodemweerstand niet meer bedragen dan 200 N/cm2 weerstand. Indien de tuin nog moet worden aangelegd kan de bodemverdichting door grondbewerking worden opgeheven. Als er reeds beplanting aanwezig is wordt het moeilijker om de verdichting op te lossen. Door het maken van grondpijlers en deze op te vullen met grof materiaal of met een kunststof mat kun je proberen de wateroverlast te verminderen.
Door het aanbrengen van grondpijlers wordt er relatief maar een gering aantal m2 doorlatend gemaakt. Beter is het bij de aanleg direct een zodanig grondbewerking uit te voeren dat de totale oppervlakte goed doorlatend wordt.

- Wateroverlast door langdurige regenval
Door langdurige regenval kan in de beplanting water blijven staan. Meestal gaat dit probleem samen met een slecht doorlatend bodemprofiel of met een hoog organisch stofgehalte. Bij de aanleg kun je door de tuin tonrond te leggen of op afschot het probleem voorkomen. Er moeten in de directe omgeving van de tuin wel voldoende afvoermogelijkheden aanwezig zijn. Het overvloedige water kan afgevoerd worden door middel van afvoerputten op de riolering of door middel van afwateringssloten.

- Wateroverlast door een hoge grondwaterspiegel.
We spreken van gronden met een hoge grondwaterspiegel als het grondwater zich op minder dan 50 cm onder het maaiveld bevindt. Bij woningbouw in het stedelijk gebied wordt deze hoge grondwaterspiegel al voor de aanvang van de bouw verlaagd door het aanbrengen van drainage. Hierdoor is het probleem al vroegtijdig opgelost. Indien dit niet gebeurd is zul je de tuin moeten laten draineren alvorens er beplanting op wordt aangebracht. Door gespecialiseerde bedrijven wordt onderzoek gedaan hoe het beste gedraineerd kan worden.

- Watertekort door een laag organisch stofgehalte

Op bodems die weinig organische stof (lager dan 3%) bevatten kan de beplanting last hebben van watertekort bij langdurige droogte. Door het verhogen van het organisch stofgehalte kun je het probleem oplossen. Het verhogen van het organisch stofgehalte gaat zeer langzaam. Je moet deze gronden dan ook vele jaren "bemesten" metorganisch materiaal. Is het organisch stofgehalte lager is dan 3% dan kun je spreken van droogtegevoelige gronden. Van nature zijn dit meestal de zandgronden. Meestal zal dit watertekort in de particuliere tuin minder voorkomen, omdat er jaarlijks en jarenlang (over)bemest is met organische meststoffen en bij langdurige droogte beregend is. Bij tuinen waarbij beregenen en het verhogen van organisch stofgehalte te kostbaar is moetje bij het maken van het beplantingsplan soorten kiezen die droogte restistent zijn. Een voordeel is dat de tuin er natuurlijker uit komt te zien met minder kosten.

- Watertekort door storende lagen
Als je bij het inventariseren van een terrein storende lagen hebt vastgesteld dan moet je rekening houden met wateroverlast in de winter en watertekort in de zomer. In de zomerperiode gebruikt de beplanting meer water dan er gemiddeld als regen valt. Er is dus een tekort in deze periode. Door capillaire opstijging vanuit het grondwater wordt dit tekort aangevuld. Als er in de bodem storende lagen zijn is de capillaire opstijging veel minder. Om dit probleem te voorkomen, bewerk je bij de aanleg zorgvuldig de bodem.

- Watertekort door langdurige droogte
Langdurige droogte geeft in de praktijk alleen problemen bij pas aangelegde tuinen. Door langdurig om de drie-vijf dagen te beregenen kun je het probleem oplossen. Bij bestaande beplanting wordt er meestal te snel beregend. De oorzaak hiervan is dat de groengebruiker een frisse groene beplanting wil.

Verwerkingsopdracht 11:
Zoek met behulpvan de leraar/lerares een aantal praktijkvoorbeelden in de buurt van de school met betrekking tot groeistoornissen.

1
Onderzoek het probleem en stel de mogelijke oorzaken vast.
2
Geef aan hoe het probleem het beste opgelost kan worden.

6.6 Ongewenste gewassen

Alle onderdelen van een tuin hebben een functie. Een vaste plantenborder bijvoorbeeld om te genieten van de kleurcombinaties en een terras om op te zitten. Je moet er bij het vaststellen van de onderhoudsmaatregelen voor zorgen dat de functies van de beplantingen en verhardingen in stand blijven. Als de vaste plantenborder niet juist wordt onderhouden dan wordt de beplanting overwoekert en gaat de functie verloren. In de praktijk moetje ook nog rekening houden met een "visuele netheid". Vele groengebruikers accepteren geen planten in de tuin die er niet zijn aangebracht. Soms moet een beplanting zodanig worden onderhouden dat de ongewenste gewassen niet eens mogen kiemen. In ander situaties mogen ze wel kiemen maar geen zaad vormen om verdere verspreiding te voorkomen. Ook is het mogelijk dat er ongewenste gewassen worden getolereerd of zelfs gestimuleerd. Meestal zijn het wel gewassen die niet sterk woekeren en een mooie bloem hebben (bijvoorbeeld Hondsdraf).
Verder moet je met het vaststellen van de onderhoudsmaatregelen rekening houden met de wensen van de groengebruiker ten aanzien van de uitvoering van het werk. Vele groengebruikers accepteren geen gebruik van chemische middelen bij het onderhouden van hun groen. Ook het ontwerp kan bepalend zijn voorde de keuze van de onderhoudsmaatregelen. Een border die bestaat uit heesters in combinatie met vaste planten kan moeilijk chemisch worden onderhouden. Bij het onderhoudsplan is het daarom belangrijk de uitgangssituatie goed vast te stellen om problemen met groengebruiker en het milieu te voorkomen.

Het bestrijden van ongewenste gewassen

Om onderhoudsmaatregelen te kunnen vaststellen heb je kennis en informatie nodig van:
- De eisen en wensen van de groengebruiker;
- Onkruiden/wilde flora;
- Bestrijdingsmethoden.
Door het maken van de opdrachten ben je in staat goede onderhoudsmaatregelen vast te stellen.

Lijst wilde flora
1   Akkerdistel
2   Basterd Wederik
3   Bijvoet
4   Boterbloem (scherpe)
5   Boterbloem (kruipende)
6   Brandnetel (grote)
7   Brandnetel (kleine)
8   Ereprijs
9   Haagwinde
10 Heermoes
11 Hennepnetel
12 Herderstasje
13 Hoefblad (klein)
14 Hoornbloem
15 Kleefkruid
16 Klein knopkruid
17 Kruiskruid (klein)
18 Madeliefje
19 Melde
20 Paardebloem
21 Perzikkruid
22 Speenkruid
23 Spurie
24 Varkensgras
25 Vogelmuur
26 Weegbree (breedbladig)
27 Zevenblad
28 Zuring (veld)

Verwerkingsopdracht 12:
Bij de opdrachten mag gebruik worden gemaakt van literatuur en internet:

1

Geef per gewas aan: (lijst wilde flora)
- De bloeiperiode;
- Het verspreidingspatroon;
- De concurrentie;
- Debloeikleur.
2
Inventariseer van een tuin in de buurt van de school per beheersgroep welke ongewenste gewassen er voorkomen (beheersgroepen zie 4.2)
3
Stel vast in overleg met de groengebruiker wat de uitgangspunten worden met betrekking tot het bestrijden van ongewenste gewassen.
4
Geef aan per beheersgroep, rekening houdend met de uitgangspunten van de groengebruiker, welke onderhoudsmaatregelen er uitgevoerd moeten worden t.a.v. ongewenste gewassen.
5
Geef aan per beheersgroep en rekening houdend met de uitgangspunten van de groengebruiker welke onderhoudsmaatregelen het meest economisch en doelmatig zijn.

6.7 Samenvatting

Om groeiproblemen in tuinen te kunnen oplossen moetje eerst de problemen kunnen herkennen. Hierna moetje onderzoeken waardoor de groeiproblemen worden veroorzaakt. Met behulpvan allerlei recente informatiebronnen moet jede juiste maatregelen nemen om de problemen te verhelpen. Bij het kiezen van de maatregelen is het zeer belangrijk dat het milieu zo min mogelijk wordt aangetast.

7 De opdrachten

Verwerkingsopdracht 1:
Veldinventarisatie
Inventariseer een bestaande tuin in de buurt van de school op de volgende onderdelen:

  • Terreinafmeting;
  • Hoogtemeting;
  • Bodem en profielonderzoek;
  • Beplantingen;
  • Dode materialen.

Verwerkingsopdracht 2:
Inventariseren van ontwerp
Bereken de oppervlakten van een door de school aan te reiken voorbeeld tuinplan. Gebruik daarbij het voorbeeld formulier Lijst oppervlakten.

Verwerkingsopdracht 3:
Het maken van een bestellijst beplanting
Maak met behulp van een voorbeeld beplantingsplan de bestellijst. Gebruik hiervoor de voorbeeld bestellijst (uit de Standaard).

Verwerkingsopdracht 4:
Het lezen van het bestekken
Beantwoord aan de hand van het voorbeeld bestek en de Standaard de volgende vragen:

1 Wanneer is dit bestek geschreven?

2 Wie is de opdrachtgever?

3 Wat betekenen de letters R.A.W.?

4 Wat betekenen de letters U.A.V.?

5 Uit hoeveel gedeelten bestaat dit bestek?

6 Wat is de onderhoudstermijn van dit object?

7 Wat betekent een kruisje in de kolom L?

8 De hoofdcode in dit bestek begint meestal met 51. Welke categorie is code 51 ?

9 Hoeveel kilogram meststof moet er gestrooid worden?

10 Wie zorgt er voor de levering van kunstmest en de stalmest?

11 Waarom wordt het haagknippen in vierkante meters vermeld en niet in strekkende meters?

12 Wat verstaat de Standaard onder snoeien?

13 Wat wordt verstaan onder zwerfvuil?

14 Wie stelt de mobiele versnipperaar ter beschikking? De aannemer of de aanbesteder?

15 Wat verstaat men onder een stelpost?

16 Met welke hoofdcode begint het hoofdstuk stelpost? Welke catagorie is deze hoofdcode?.

17 Wat betekenen de letters CROW?

18 Mogen prijsverhogingen van bouwstoffen doorberekend worden? Waarom wel/niet?

19 Mogen er volgens dit bestek bestrijdingsmiddelen worden gebruikt?

20 Mag de aannemer onder alle weersomstandigheden het werk uitvoeren?

Verwerkingsopdracht 5:
Plannen, begroten en nacalculeren.

Maak met behulp van het tuinplan en de gemaakte planinventarisatie uit hoofdstuk2 een begroting, een werkplanning en een offerte. Maak gebruik van de voorbeeldformulieren in deze leerstof.

Verwerkingsopdracht 6:
De onderhoudsinventarisatie
Inventariseer ten behoeve van het onderhoud een bestaande tuin in de buurt van de school. Gebruik hiervoor de inventarisatie formulieren.

Verwerkingsopdracht 7:
Maak van een tuin in de buurt van school die je in hoofdstuk 4 hebt geïnventariseerd een onderhoudsplan, -begroting, werkplan/ tijdschema en een offerte.

Verwerkingsopdracht 8:
Bij de volgende opdrachten mag je gebruik maken van literatuur. Literatuur:
- tuin en landschap.nl

- andere informatie van het internet.

1
Wat is het aantastingsbeeld en schade van deze beschadigers?
2
Hoe kan schade/aantasting preventief worden voorkomen?
3
Op welke waardplant(en) komen deze beschadigers voor?
4
Geef aan of de beschadigers bestreden moeten worden.
Zo ja waarom, waarmee en hoe?

Verwerkingsopdracht 9:
Bij de volgende opdrachten mag je gebruik maken van literatuur.

Literatuur:
- Infectieziekten indeboomteelt en het openbaar groen (Eiker¬bout nr. 171A);
- Gewasbeschermingsgids;
- Overige vakliteratuur en internet.

1
Wat is het aantastingsbeeld en de schade van deze ziekten?
2
Hoe kan schade/aantasting preventief worden voorkomen?
3
Op welke waardplant(en) komen deze ziekten voor?
4
Geef aan of de ziekte bestreden moetworden.
Zo ja waarom, waarmee en hoe?

Verwerkingsopdracht 10:
Bij deze opdracht mag je gebruik maken van literatuur:
- Gewasbeschermingsgids, vakliteratuu,  internet

1
Hoe moeten de in de lesstof genoemde gebreksziekten worden
bestreden als ze voorkomen in tuinen.

Verwerkingsopdracht 11:
Zoek met behulpvan de leraar/lerares een aantal praktijkvoorbeelden in de buurt van de school met betrekking tot groeistoornissen.

1
Onderzoek het probleem en stel de mogelijke oorzaken vast.
2
Geef aan hoe het probleem het beste opgelost kan worden.

Verwerkingsopdracht 12:
Bij de opdrachten mag gebruik worden gemaakt van literatuur en internet:

1

Geef per gewas aan: (lijst wilde flora)
- De bloeiperiode;
- Het verspreidingspatroon;
- De concurrentie;
- Debloeikleur.
2
Inventariseer van een tuin in de buurt van de school per beheersgroep welke ongewenste gewassen er voorkomen (beheersgroepen zie 4.2)
3
Stel vast in overleg met de groengebruiker wat de uitgangspunten worden met betrekking tot het bestrijden van ongewenste gewassen.
4
Geef aan per beheersgroep, rekening houdend met de uitgangspunten van de groengebruiker, welke onderhoudsmaatregelen er uitgevoerd moeten worden t.a.v. ongewenste gewassen.
5
Geef aan per beheersgroep en rekening houdend met de uitgangspunten van de groengebruiker welke onderhoudsmaatregelen het meest economisch en doelmatig zijn.

8 Het Groene Boek

Open bestand goede link groene boek

Open bestand Klik hier voor Het Groene Boek

9. Aansturen en leiding geven

link lesstof

https://maken.wikiwijs.nl/172079/leiding_geven

10 Bijlage: formulieren

Open bestand 1. bodemprofiel

Open bestand 2. inventarisatie bomen

Open bestand 3. inventarisatie beplanting

Open bestand 4. dode materialen

Open bestand 5. plan inventarisatie algemeen

Open bestand 6. plan inventarisatie beplanting

Open bestand 7. plan inventarisatie dode materialen

Open bestand 8a. mest 1

Open bestand 8b. mest 2

Open bestand 9. grondonderzoek

Open bestand 10. begroting

Open bestand 11 werkplanning aanleg

Open bestand 12. inventarisatie beheergroepen

Open bestand 13. onderhoudsplan

Open bestand 14. onderhoudsbegroting

Open bestand 15. tijdschema werkplan

11 Lespresentaties

Open bestand werkbeschrijving en bestekken

Open bestand grondsoorten van NL

Open bestand Onderhoudsdoelen

Open bestand grondonderzoek

Open bestand inmeten groot terrein

Open bestand kwaliteit plantmateriaal

Open bestand inventariseren (Berentschot)

Open bestand advies en planning

Open bestand begroten tuinen

Open bestand bodem en groen

Open bestand bodem en bemesting

Open bestand onderhoud speeltoestellen

Open bestand bosplantsoen