Als de opdracht is uitgevoerd kun je uitrekenen hoeveel het object echt gekost heeft. De gegevens, die je voor de nacalculatie nodig hebt, moeten wel beschikbaar zijn. Een goede (project-) administratie is daarvoor noodzakelijk, bijvoorbeeld het invoeren van werkbriefjes en objectkaarten. Deze werkbriefjes worden bijgehouden door de personen, die het object hebben uitgevoerd. Je kunt de gegevens van de werkbriefjes ook weer verzamelen op een objectkaart, hierop tref je alle gegevens van een bepaald object aan.
Bij de nacalculatie vergelijk je de gegevens van het begrotingsformulier, de voorcalculatie, met de gegevens van de werkbriefjes/ objectkaarten. De verschillen kun je aantreffen in:
- Prijs;
- Hoeveelheid materiaal;
- Hoeveelheid arbeid.
Prijsverschillen kunnen veroorzaakt worden door hogere en/of lagere prijzen van materialen en/of tarieven. De tarieven kunnen door een tussentijdse loonsverhoging hoger uitvallen.
Hoeveelheidverschillen ontstaan door meer of minder gebruik van materialen (o.a. verlies percentage door breuk, etc) arbeidsuren en machine-uren. Doordat de personen en machines niet of juist wel efficiënt ingezet zijn kunnen deze verschillen optreden. Probeer bij de nacalculatie je altijd af te vragen hoe het verschil is veroorzaakt. Op deze wijze leer je steeds beter de aanleg te doorgronden en worden grote verschillen tussen de vooren nacalculatie vermeden.
Eenheidsprijzen
Door de gegevens over verschillende objecten te verzamelen kun je je eigen eenheidsprijzen uitrekenen. In eerste instantie wil de opdrachtgever ongeveer weten hoeveel de aanleg gaat kosten. Door gebruikte maken van deze eenheidsprijzen kun je een globale kostenraming maken. In deze eenheidsprijzen zijn alle kosten opgenomen, die aan een bepaald onderdeel ten laste komen. Bijvoorbeeld de totale kosten van één m2 gras zaaien. Er zijn ook tabellen in de handel, die steeds bijgesteld worden.