1.4 Hoogtemeting

Bij het inventariseren hoort ook het verrichten van een hoogtemeting of een terreinwaterpassing. Hoogtemeting kun je het gemakke-lijkst verrichten met behulp van een waterpasinstrument of een laserapparaat. Op kleine objecten is een waterpas, rij en piketten goed bruikbaar.

Kwadratennetmethode
Bij de kwadraten- of ruitennetmethode moet je de hoogten nemen van regelmatig verspreide punten in het terrein. De afstand van deze regelmatige punten is af hankelijk van het op te meten terrein. Is het terrein klein en zeer geaccidenteerd dan neem je kleine kwadraten b.v. 5 x 5 m, is het terrein groot en licht glooiend dan neem je de kwadraten van b.v. 20 x 20 m. Eerst moetje het kwadratennet uitzetten in het terrein. Voor het uitzetten in het terrein ga je het liefst uit van rechte aanwezige erfscheidingslijnen. Je zet de jalons op een halve kwadraat afstand uit de erfscheidingslijn. Op de ontstane lijn AB meet je eerst een halve kwadraat afstand af, daarna telkens een hele kwadraat afstand. Met een prisma zetje op de lijn AB twee rechthoeken uit de punten C en D, zodatde lijnen CE en DF ontstaan. Op deze lijnen meet je de kwadraatafstanden uit. De overige punten van het kwadratennet kun je vinden door jalons tussen te richten of door de kwadraatafstanden af te meten. Op de snijpunten van deze lijnen moet je piketten plaatsen.

De piketten van het kwadratennet krijgen een nummering. Hiervoor gebruik je langs een kant van het perceel de letters van het alfabet en langs de andere kant cijfers. Je krijgt dan een nummering van de piketten volgens het atlassysteem A1, A2, B1, enz. Het waterpas¬toestel waarmee je de hoogten gaat meten plaats je zodanig in het terrein datje de meeste punten kunt aflezen en ook een aflezing kunt maken van het vaste punt. In tuinen kun je als vast punt het beste de vloerhoogte of dorpelhoogte van het huis gebruiken. Als de tuin later uitgezet moet worden moetje weer uitgaan van het gekozen vaste punt. Watje genomen hebt als vast punt moet daarom ook goed aangeven staan op het veldwerk.

Heb je het kwadratennet ingetekend en uitgezet dan moetje daarna met een waterpas-instrument met statief en baak de terreinhoogte opmeten en in hetveldwerkopdejuiste plaats weergeven. Let op: je moet de baak bij de piketten plaatsen en niet op de piketten.

 

Het veldwerk van de terreinhoogtemeting heb je nodig om de hoeveelheden grond die aangevoerd, afgevoerd of verzet moeten worden te kunnen berekenen. De hoeveelheden kun je pas uitrekenen als de uitvoeringstekeningen af zijn.