Module Geluid - Een snaarinstrument maken

Module Geluid - Een snaarinstrument maken

Introductie module

Opbouw

Dit is de docenthandleiding voor de methode-onafhankelijke module Geluid - Een snaarinstrument maken.

Leerlingen gaan aan de slag met de VO-kerndoelen uit Biologie, Mens en Natuur, Natuur-Scheikunde 1 en Techniek. 

In deze module staat één probleem centraal.

Aan de hand van de stappen van de ontwerp- en onderzoekscyclus bedenken en ontwerpen de leerlingen in vier lessen een oplossing voor het probleem.

  • Les 1 – Verkennen en onderzoek
    Het probleem wordt uitgelegd. De voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd en de leerlingen starten met het doen van onderzoek naar het onderwerp.
  • Les 2- Probleem onderzoeken
    Blikt terug op les 1. Leerlingen doen 1-3 onderzoekjes om meer te weten te komen en deze nieuwe kennis te gebruiken voor het ontwerp van de oplossing
  • Les 3 –  Ontwerpen, maken en testen
    Leerlingen ontwerpen, maken, testen en verbeteren hun ontwerp.
  • Les 4 -  Maken, testen en verbeteren
    Leerlingen maken hun ontwerp af, delen het met de groep en evalueren hun leerproces.

Werkwijze

Deze module in Wikiwijs is opgebouwd als docenthandleiding.

Leerlingen gaan aan de slag met de VO-kerndoelen uit Biologie, Mens en Natuur, Natuur-Scheikunde 1 en Techniek.  

Je vindt hier in het linkermenu de opbouw van de lessen 1 tot en met 4. Afhankelijk van de beschikbare tijd, heb je 4 á 6 lesuren nodig om hier doorheen te lopen.

De verschillende opdrachten voor de leerlingen zijn gebundeld in een werkboekje (zie materialenoverzicht). Deze kun je vooraf printen of aan de leerlingen doorsturen. Eventueel kun je de werkbladen in het Word-formaat zelf nog aanpassen.

Om de theorie, experimenten en opdrachten aan de leerlingen te laten zien op een digibord, kun je gebruik maken van de PowerPointpresentaties.

Bij Materialen zie je een overzicht van alle documenten per les.

Inspiratie

Hoe kun je dit lesmateriaal gebruiken binnen andere vakken?

Wiskunde

  • In deze les zit een materialenlijst waarop staat hoeveel elk materiaal kost. Laat de leerlingen voor een bepaald bedrag materialen kopen, zodat het snaarinstrument bijvoorbeeld niet meer dan €10 kost.
  • Breid bovenstaande opdracht uit met andere rekenopdrachten, bijvoorbeeld over transport, logistiek of opslag van de materialen.

Techniek

  • Gebruik andere materialen (bijvoorbeeld hout of PVC) om instrumenten te bouwen. Ga hierbij in op het bevestigen van materialen, zoals houtverbindingen of kunststofverbindingen.

Kunst

  • Laat leerlingen de snaarinstrumenten na afloop versieren in een bepaalde kunststijl of gebruik voorbeelden van instrumenten van bekende muzikanten.
  • Laat leerlingen een affiche ontwerpen voor een optreden met de snaarinstrumenten.

Burgerschap

  • Voer een groepsdiscussie over geluidsoverlast. Wanneer draag je oortjes? Wanneer draai je muziek? Vinden zij muziek in de trein luisteren oké?
  • Doe de nationale hoortest.

Biologie

  • Voeg een les toe over de anatomie van het oor.
  • Voeg een les toe over prikkelverwerking en het zenuwstelsel.

Muziek

  • Voeg meer uitleg toe over hoge en lage tonen.
  • Stem de muziekinstrumenten van de leerlingen.
  • Geef een les over componeren.
  • Laat leerlingen experimenteren met verschillende muziekgenres en ontdekken hoe het ontwerp van de versterker invloed heeft op de klank.
  • Bereid een optreden voor met de zelfgemaakte instrumenten.

Aardrijkskunde

  • Introduceer het concept van circulaire economie: hoe kunnen leerlingen hun versterker ontwerpen met duurzame of gerecyclede materialen?
  • Organiseer een discussie over de impact van afval en hoe ze hun project milieuvriendelijker kunnen maken.

Het probleem

Jullie zijn gevraagd om op te treden met een uniek orkest, namelijk een orkest dat bestaat uit zelfgemaakte snaarinstrumenten.

Kunnen jullie hiervoor een nieuw soort snaarinstrument ontwerpen, maken, testen en verbeteren?

 

 

Leerdoelen

Deze module is deels methode-vervangend.

Hieronder staat een overzicht welke kerndoelen en SLO-leerlijnen er in de module behandeld wordt.

Kerndoelen

De leerlingen werken aan VO-kerndoelen uit Biologie, Mens en Natuur, Natuur-Scheikunde 1 en Techniek:  

  • VO Kerndoel 28 - De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.

  • VO Kerndoel 29 - De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

  • VO Kerndoel 30 - De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.

  • VO Kerndoel 31 - De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.

  • VO Kerndoel 32 - De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

  • VO Kerndoel 33 - De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken.

Leerdoelen Natuur en Scheikunde 1 en Techniek

Verder werken de leerlingen in de lessen aan verschillende leerdoelen binnen het vak Natuur en Scheikunde 1 en Techniek.

 

NaSk1– vmbo-bb onderbouw

NaSk1– vmbo-kb onderbouw
Geluid

Je herkent dat geluidsbronnen (stem, luidspreker) verschillende soorten geluidstrillingen maken, die door een trillende tussenstof worden verplaatst en vervolgens worden opgevangen (oor, microfoon).

Je beschrijft dat geluidsbronnen (stem, luidspreker) verschillende soorten geluidstrillingen maken, die door een trillende tussenstof met een snelheid worden verplaatst en vervolgens worden opgevangen (microfoon, oor).

 

Je laat zien dat hoe sneller de trilling is, hoe groter de frequentie en hoe hoger de toon is.

Je beschrijft het verband tussen frequentie, het aantal trillingen per seconde en de toonhoogte.

 

Je herkent dat de geluidsterkte gemeten wordt met een decibel-meter.

Je laat zien dat de geluidssterkte wordt gemeten met een decibel-meter of met een oscilloscoop, door de amplitude van de golf te bepalen.

 

 

 

Techniek – vmbo-bb onderbouw

Techniek – vmbo-kb onderbouw

Ontwerpproces

Je herkent de werkwijze en het gebruik van hulpmiddelen en materialen om tot de oplossing van een technisch probleem te komen.

Je licht toe de werkwijze en het gebruik van hulpmiddelen en materialen om tot de oplossing van een technisch probleem te komen.

Ontwerpprobleem

Je krijgt een ontwerpopdracht van de begeleider en kan deze ontwerpopdracht in eigen woorden weergeven.

Je schrijft bij een gegeven ontwerpprobleem op wat de functie is van het ontwerp, met ondersteuning van de begeleider.

Ontwerpvoorstel

Je combineert deeluitwerkingen tot één ontwerpvoorstel.

Je combineert deeluitwerkingen tot één ontwerpvoorstel.

Realisatie

Je maakt op basis van de aangereikte materialen, de handleiding en de gegeven (meet)gereedschappen, een prototype of model.

Je maakt een prototype of model en kiest daarbij zelf de materialen en (meet)gereedschappen

Testplan

Je vertelt een testplan in eigen woorden.

Je stelt een testplan op op basis van enkele eisen.

 

Je test een tweetal eisen met behulp van een testprogramma.

Je voert het testplan uit.

 

Je brengt één verbetervoorstel onder woorden.

Je zet enkele verbetervoorstellen op papier eventueel met schetsen).

Presentatie

Je bereidt een presentatie voor

Je bereidt een presentatie voor met daarin de resultaten van het testplan.

 

Je voert een presentatie uit, waarin Je vertelt over de opbrengst en het proces.

Je voert een presentatie uit, waarin Je vertelt over de opbrengst en het proces.

Reflectie

Je vertelt hoe het ontwerpproces is verlopen aan de hand van het rapport.

Je beoordeelt met behulp van het rapport hoe het ontwerpproces is verlopen.

 

Je benoemt bij het ontwerpen wat je sterke en zwakke punten zijn.

Je benoemt wat je sterke en zwakke punten zijn bij de fasen van de ontwerpcyclus.

 

Leerdoelen Onderzoekend Leren

De leerlingen werken volgens de stappen van de onderzoekscyclus, zoals ook uitgewerkt voor het thema Wetenschap en Technologie door SLO.  

Bij W&T-onderwijs leren leerlingen antwoorden (onder)zoeken op vragen en oplossingen bedenken voor problemen. Al doende leren leerlingen het onderzoeks- en ontwerpproces te hanteren en zich denkwijzen eigen te maken.

Leerdoel: De leerling kent de stappen die horen bij de onderzoekscyclus en kan deze toepassen bij het uitvoeren van een onderzoek aan een object (geschreven bron, organisme, persoon, voorwerp), een verschijnsel of een situatie

De leerling leert:

  • de ontwerpcyclus zelf toe te passen om een probleem op te lossen.

  • onderzoeken uit te voeren en de opgedane kennis toe te passen in hun ontwerp.

  • het belang van een goede evaluatie van hun werk.

Houding

Deze module draagt bij aan een nieuwsgierige, onderzoekende en probleemoplossende houding bij leerlingen door gebruik te maken van de didactiek van ontwerpen in combinatie met het doen van onderzoek. Daarnaast brengt het leerlingen kennis bij over de wereld van wetenschap en technologie. Het hebben van basiskennis over een onderwerp wakkert de interesse verder aan en zorgt dat de leerling meer wil weten.  

Zelfvertrouwen
Leerlingen ervaren zelf hoe het is om onderzoek te doen en iets te ontwerpen en maken. Ze lossen samen met hun klasgenoten een echt probleem op. Ze ervaren dat er verschillende oplossingen voor een probleem zijn en dat verschillende (al dan niet eigen) talenten hieraan een bijdrage leveren. Dat geeft zelfvertrouwen.

 

Materialen

Vooraf

  • De leerlingen gaan in de lessen aan de slag met het ontwerpen van een snaarinstrument. Laat de leerlingen vooraf materialen verzamelen zoals schone verpakkingen (zoals kwarkbakjes, chipskokers, lege conservenblikken, kartonnen doosjes, plastic flessen, drinkpakken). Laat de leerlingen eventueel van huis dingen meenemen. Voor les 3 heeft elk groepje 1-3 doosjes nodig.

Algemeen

 

Les 1

  • Materialen: 15 scharen, 15 linialen (niet van hout), 15 dunne elastiekjes, 45 kartonnen bekers, 15 (stevige) kunststof bekers
  • Werkblad 1 - Geluidstrillingen onderzoeken
  • Werkblad 2 - Toonhoogte onderzoeken
  • Werkblad 3 - Exit ticket
  • Lespresentatie - Les 1

Les 2

  • Materialen:
    • Blikjes in 3 verschillende maten
    • Kartonnen bekers in 3 verschillende maten
    • Plastic bekers in 3 verschillende maten
  • Werkblad 4 - Ontwerpen
  • Werkblad 5 - Materiaalkosten
  • Lespresentatie - Les 2

Les 3

  • Materialen:
    • Klankkasten:
      • Kartonnen dozen van verpakkingen, bijvoorbeeld: theedoosjes, cornflakesdozen, melkpakken, ronde chipsverpakkingen (zoals Pringles)
      • Plastic verpakkingen, bijvoorbeeld: ijsbakken, yoghurtbekers, tomatenemmertjes
      • Papier, papieren bekers
      • Karton (bijvoorbeeld oude dozen op maat gesneden)
      • Paperclips, splitpennen, ijslollystokjes, schroefogen
    • Snaren: dun elastiek, dik elastiek, flosdraad, nylondraad (0,3 – 0,8 mm), naaigaren
    • Gereedschap: lijm, lijmpistool, schaar, prikpennen, stanleymes + snijmat, plakband, schilderstape
    • Tip: In deze module zijn we uitgegaan van materialen die duurzaam en makkelijk verkrijgbaar zijn. U kunt deze opdracht ook technisch uitdagender maken door de leerlingen een ontwerp van bijvoorbeeld hout, pvc, of een 3D-printer te gebruiken.
  • Werkblad 4 - Ontwerpen
  • Werkblad 6 - 3-2-1-kaart
  • Lespresentatie - Les 3

Les 4

  • Materialen (zie les 3)
  • Werkblad 4- Ontwerpen
  • Werkblad 7 - Beoordeling van je zelfgemaakte snaarinstrument
  • Lespresentatie - Les 4

Les 1 - Verkennen en onderzoek

Klassikaal – 5 minuten  

Vertel de leerlingen dat ze de komende lessen aan de slag gaan met het onderwerp geluid en dat ze zelf iets gaan ontwerpen en maken. Laat de onderzoekscyclus zien en leg uit dat de leerlingen in deze les de verkenstap van de ontwerpcyclus gaan doen; ze denken na over het probleem en volgen de onderzoekscyclus bij het onderzoeken van geluid. Vertel de leerlingen dat ze gaan nadenken over het oplossen van een probleem.

 

- Vooraf

Leerdoelen en begrippen

In les 1 wordt het probleem geïntroduceerd. De leerlingen activeren hun voorkennis over geluid, door na te denken wat ze moeten weten om het probleem op te kunnen lossen. Daarnaast doen de leerlingen twee experimenten over geluid.

Leerdoelen:

Wat weet of kan een leerling na deze les?

De leerlingen werken aan VO-kerndoelen 28, 29, 30, 31, 32, 33 uit Biologie, Mens en Natuur en Natuur-Scheikunde 1.


Vmbo-b:

  • Je kunt benoemen wat geluidsbronnen zijn.
  • Je kunt laten zien hoe geluid zich verplaatst aan de hand van de begrippen geluidsbron, frequentie en tussenstof.
  • Je kunt het verschil tussen lage en hoge tonen laten zien.  
  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

 

Vmbo-k:

  • Je kunt beschrijven wat geluidsbronnen zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe geluid zich verplaatst aan de hand van de begrippen geluidsbron, frequentie en tussenstof.
  • Je kunt het verband tussen frequentie, trillingen en toonhoogte beschrijven.  
  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

 

Begrippen:  

Geluid, geluidsbron, frequentie/toonhoogte, geluidssterkte/volume, decibel (dB), decibelmeter, versterker, tussenstof, oscilloscoop (kader), onderzoekscyclus, ontwerpcyclus.

Voorbereiding

Benodigdheden:  

  • 15 scharen  
  • 15 linialen (niet van hout)  
  • 15 dunne elastiekjes  
  • 45 kartonnen bekers
  • 15 kunststof bekers (stevige)

Voorbereiding:

  • Verzamel de komende tijd verschillende doosjes die de leerlingen kunnen gebruiken bij het maken van de versterker, bijvoorbeeld schone verpakkingen (zoals kwarkbakjes, chips kokers, lege conservenblikken, kartonnen doosjes, plastic flessen). Laat de leerlingen eventueel van huis dingen meenemen. Voor les 3 heeft elk groepje 1-3 doosjes nodig.

  • Zet de benodigdheden voor de experimenten klaar.

Werkbladen voor leerlingen:

  • Werkblad 1 - Geluidstrillingen onderzoeken
  • Werkblad 2 - Toonhoogte onderzoeken
  • Werkblad 3 - Exit ticket

PowerPoint

Opbouw les

Duur: 45 min

  • Introductie probleem en activeren voorkennis – 10 minuten
  • Introductie geluid – 5 minuten
  • Experimenten – 20 minuten
  • Afsluiting – 5 minuten

Variatie:

  • Voer de proeven klassikaal stap voor stap uit.

 

- Aan de slag

Voorkennis

Klassikaal – 5 minuten 

Een woordweb

Het oplossen van een probleem begint met het stellen van vragen. Wat moet je weten om een versterker te ontwerpen en te maken?

  • Schrijf de woorden ‘geluid’ en ‘snaarinstrument’ in het midden van het bord.
  • Vraag de leerlingen op te noemen wat ze moeten weten om het probleem op te lossen. Dit kunnen vragen of losse woorden zijn.
  • Schrijf alles op het bord.

 

Vragen om te bespreken:  

  • Wat zijn de criteria voor een goed werkend snaarinstrument?
  • Wat is geluid?
  • Hoe maak je een hoog/laag geluid?
  • Wat is het verschil tussen een hoog en laag geluid?
  • Hoe maak je een hard/zacht geluid?
  • Wat is het verschil tussen een hard en zacht geluid?

 

Vooruitblik

Vertel de leerlingen dat jullie de komende lessen antwoorden gaan zoeken op de vragen en uiteindelijk een snaarinstrument gaan ontwerpen en maken.

Theorie

Klassikaal – 5 minuten

Geluid en trillingen

Introduceer het begrip ‘toon’ door de leerlingen een hoge toon en een lage toon te laten maken. Doe hetzelfde voor een harde toon en een zachte toon. Laat de leerlingen hun hand op hun keel leggen en vertellen wat ze voelen. Ze voelen misschien warmte, maar ze voelen niets trillen. Vraag de leerlingen hun hand op hun keel te laten en erbij te neuriën of zachtjes te praten. Wat voelen ze nu? Ze voelen hun keel trillen.  

Geluid bestaat uit trillingen die je kunt horen.

Een geluidsbron veroorzaakt trillingen, bijvoorbeeld je stembanden of een muziekinstrument. Een geluidsbron is iets wat zelf geluid maakt.

 

Geluidssterkte

Of het geluid hard of zacht klinkt, of hoe sterk het geluid, noem je de geluidssterkte. Hoe harder het geluid, hoe groter de uitwijking van de trilling. De geluidssterkte meet je met een decibelmeter. De geluidssterkte druk je uit in dB. Hoe harder een geluid, hoe hoger het aantal dB.

De sterkte van een geluid (hard of zacht) noem je de geluidssterkte.

De geluidssterkte met je met een decibelmeter en druk je uit in decibel (dB).

 

Toonhoogte of frequentie

De snelheid waarmee iets trilt noem je frequentie, het aantal trillingen per seconden. Bij een lage frequentie, dus een langzame trilling, hoor je een lage toon. Bij een hoge frequentie, dus een snelle trilling, hoor je een hoge toon. Dit kun je ook voelen als je je hand op je keel legt en een hoge en lage toon maakt.

De toonhoogte druk je uit in trillingen per seconden: hertz (Hz). Hoe hoger het geluid, hoe meer trillingen per seconde dus hoe hoger het aantal Hz.

Frequentie is het aantal trillingen per seconde.

De frequentie druk je uit in hertz (Hz).

 

Tussenstof

In de klas kun je elkaar horen. Het geluid van mijn stem komt bij jullie oren. Geluid kan zich voortbewegen door de lucht.

Kan geluid zich ook voortbewegen door een tafel? Laat de leerlingen een oor op de tafel leggen en met een hand op de tafel te tikken. Wat hoor je? Geluid wordt ook door het hout van de tafel doorgegeven.

Geluid heeft een tussenstof nodig om zich voort te bewegen, bijvoorbeeld lucht of hout.

Het voortbewegen van geluid kun je vergelijken met een wave in een stadion. Laat een filmpje van een wave in een stadion zien. De mensen blijven op hun plek maar staan op en gaan weer zitten. De wave of de trilling beweegt wel.

Geluid beweegt zich op dezelfde manier voort. De luchtdeeltjes trillen op het moment dat het geluid passeert, maar blijven uiteindelijk op dezelfde plek.  

Geluid heeft een tussenstof nodig om zich voort te bewegen.

Experiment 1 Geluidstrillingen

Tweetallen – 30 minuten

Verdeel de klas in twee groepen, de ene helft begint met het experiment Geluidstrillingen onderzoeken (hard en zacht geluid) de ander met het experiment Toonhoogte onderzoeken (hoog en laag geluid). De leerlingen werken zelfstandig aan de hand van Werkblad 1 - Geluidstrillingen onderzoeken.

Na 15 minuten wisselen leerlingen van experiment.

 

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

  1. De leerlingen leggen de liniaal op tafel neer en laten hem 10 centimeter over de rand van de tafel uitsteken. De leerlingen houden de liniaal op zijn plek door met een hand de liniaal op tafel te duwen.  
  2. Met een vinger trekken ze het uitstekende deel van de liniaal naar beneden en laten dan los. Vertel dat we dat tokkelen noemen. Vraag de leerlingen wat ze horen. Ze horen een geluid. Wat zien ze als ze met de liniaal tokkelen? De liniaal gaat op en neer, hij trilt.  
  3. Met de liniaal tokkelen ze nu hard en dan zacht door eerst de liniaal ver naar beneden te trekken en los te laten en daarna een beetje naar beneden te trekken en los te laten. Horen ze het verschil? Hard tokkelen geeft een hard geluid. Zacht tokkelen geeft een zacht geluid.
  4. Ze steken nu de liniaal 20 centimeter over de rand van de tafel heen en tokkelen opnieuw met de liniaal. De leerlingen herhalen dit, maar laten nu de liniaal 7 centimeter uitsteken over de tafelrand. Wat gebeurt er met de toon als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De toon wordt hoger. Wat gebeurt er als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De liniaal trilt sneller.  
  5. Kom samen met de leerlingen tot de volgende conclusie: als je hard met de liniaal tokkelt, is de trilling groot. Als je zacht met de liniaal tokkelt, is de trilling klein.  

Concludeer:

  • Grote trillingen produceren een hard geluid.
  • Kleine trillingen produceren een zacht geluid.  
  • Snelle trillingen produceren een hoge toon.
  • Langzame trillingen produceren een lage toon.

 

Experiment 2 Geluidssterkte en toonhoogte

Werkblad 2 - Toonhoogte onderzoeken

 

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

1. Een leerling drukt met een vinger het elastiekje tegen de onderkant van een kartonnen beker en houdt de beker op ongeveer 10 centimeter afstand van het oor van leerling.

2. Laat de leerling het elastiek een klein beetje strak te trekken en het te tokkelen.  

3. Laat de leerling het elastiek strakker te trekken en weer te tokkelen.  

Wat gebeurt er met de toonhoogte als het elastiek strakker getrokken is?  

Het geluid is hoger. Het elastiek geeft een hogere toon naarmate het strakker getrokken is.

4. Laat de leerlingen van een andere kartonnen beker het bovenste deel afknippen. Ze houden zo een beker van ongeveer 3 centimeter hoog over.

5. De leerlingen doen bovenstaande experiment met de kleine beker.  

Is het geluid van de grote beker harder of minder hard dan het geluid van de kleine beker? Het geluid van de grote beker is harder.  

 

Concludeer:

  • Als je een hoge toon wilt maken, moet het elastiekje strakgespannen zijn.  
  • Als je een lage toon wilt maken, moet het elastiekje minder strak, maar ook weer niet te los gespannen zijn. Anders kan het elastiekje niet trillen.
  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  
  • Het geluid van een grotere klankkast heeft een lagere toon dan dat van een kleinere klankkast. Als voorbeeld kun je het verschil in geluid tussen een contrabas en een viool noemen.

- Afsluiting

Terugblik

Hieronder vind je diverse manieren om terug te blikken op de les:

  • Exitticket
  • Testvragen
  • Terugblik op woordweb
  • Herhalen Interactive volume en toonhoogte
  • Conclusies les 1  

 

Exittickets (Werkblad 3)

Vraag de leerlingen op te schrijven op het Werkblad exitticket of mondeling te reageren op de volgende 3 vragen:

  1. Wat heb je geleerd?
  2. Wat heb je eraan?
  3. Welke vraag heb je nog?

 

Testvragen

Check of de leerlingen de antwoorden weten op de volgende vragen:

 

Terugblik op woordweb

Bekijk welke vragen uit het begin van de les er al beantwoord zijn. Herhaal de conclusies door deze te laten zien in de interactive.

Interactive volume en toonhoogte

Conclusies les 1  

  • Geluid is een trilling en heeft een tussenstof nodig.

  • Grote trillingen produceren een hard geluid, kleine trillingen produceren een zacht geluid.  

  • Snelle trillingen produceren een hoge toon, langzame trillingen produceren een lage toon.

  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  

  • Als je een lage toon wilt maken, gebruik je een grote klankkast. Als je een hogere toon wilt maken, gebruik je een kleinere klankkast.

Vooruitblik

De volgende les experimenteren leerlingen met manieren hoe je geluid kunt versterken. Ze starten met het maken van een ontwerp.

Les 2 - Probleem onderzoeken

Klassikaal – 2 minuten  

Deze les blikt terug op les 1. Daarna onderzoeken de leerlingen de invloed van verschillende vormen en materialen op het geluid van een klankkast. Ze gebruiken deze nieuwe kennis voor het ontwerpen van hun oplossing. De kennis uit dit experiment en de experimenten uit de vorige lessen gebruiken de leerlingen om criteria op te stellen voor hun snaarinstrument.

Laat de ontwerpcyclus zien en vertel dat ze nog bij de stap verkennen zijn en dat ze deze les nog een experiment uitvoeren om de klankkast van een snaarinstrument te verkennen.  

 

- Vooraf

Leerdoelen en begrippen

Leerdoelen:

Wat weet of kan een leerling na deze les?


Vmbo-b:

  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

  • Je kunt benoemen dat de geluidsterkte gemeten wordt met een decibelmeter.

  • Je weet dat een grotere klankkast een harder en lager geluid produceert dan een kleinere klankkast.

 

Vmbo-k:

  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

  • Je kunt laten zien hoe geluidssterkte wordt gemeten met een decibelmeter.

  • Je weet dat een grotere klankkast een harder en lager geluid produceert dan een kleinere klankkast.

 

Begrippen:

Decibelmeter, geluidssterkte, amplitude, oscilloscoop (kader)

Voorbereiding

Benodigdheden:  

Per tweetal/groepje:

  • Blikjes in 3 verschillende maten
  • Kartonnen bekers in 3 verschillende maten
  • Plastic bekers in 3 verschillende maten
Voorbereiding:
  • Zet de benodigdheden voor de experimenten klaar.  

Werkbladen voor leerlingen:

  • Werkblad 4- Ontwerpen
  • Werkblad 5 - Materiaalkosten

PowerPoint

Opbouw les

Duur: 45 min

  • Inleiding – 2 minuten
  • Terugkoppeling vorige les, frequentie en decibel – 5 minuten
  • Experiment Klankkast – 10 minuten
  • Vaststellen criteria - 5 minuten
  • Ontwerpen – 15 minuten
  • Afsluiting – 8 minuten

 

Variatie:

Heb je minder tijd?

  • Doe alleen het experiment klankkast en stel de criteria vast.
  • Laat de leerlingen voorbeelden van snaarinstrumenten opzoeken als huiswerk.

- Aan de slag

Voorkennis

Klassikaal – 5 minuten 

Toonhoogte of frequentie

In de vorige les hebben de leerlingen experimenten met geluid gedaan, waaronder een experiment over hoge en lage tonen met een liniaal. Vragen aan leerlingen:

  • Wat zag je bij een lage toon? De liniaal tril langzaam.
  • Wat zag je bij een hoge toon? De liniaal trilt sneller

De snelheid waarmee iets trilt noem je de frequentie van de trilling. Bij een lage frequentie, dus een langzame trilling, hoor je een lage toon. Bij een hoge frequentie, dus een snelle trilling, hoor je een hoge toon.

Demonstreer dit met de interactive Volume en toonhoogte.  

Tip: pak een liniaal en doe het proefje van de vorige les nog een keer als demo.

 

Geluidssterkte of volume

In de vorige les hebben de leerlingen ook gezien dat de liniaal grote en kleine trillingen kan maken.

  • Welke geluid hoor je bij een grote trilling? Het geluid was luider/harder.
  • Welk geluid hoor je bij een kleine trilling? Het geluid was zachter.

Hoe hard een geluid is, hangt af van de grootte van de trilling. Een grote trilling produceert een hard geluid, een kleine trilling produceert een zacht geluid. Demonstreer dit met de interactive Volume en toonhoogte.

 

Geluid meten

Geluid kunnen we meten met een decibelmeter. Deze meter laat zien hoe hard het geluid is in decibel. Net zoals we een thermometer kunnen gebruiken om de temperatuur te meten in Celsius en een weegschaal gebruiken om te meten hoe zwaar iets is in gram. Hoe harder het geluid, hoe meer decibel de meter zal aangeven. Een gemiddelde radio staat op ongeveer 75 dB, maar de versterker bij een muziekconcert maakt een geluid dat ongeveer 103 dB luid is. Boven de 85 dB kan geluid schadelijk zijn voor je oren en heb je gehoorbescherming nodig.

Interactive volume en toonhoogte

Video Schooltv Decibel

Hoeveel geluid maakt een straaljager?

Wist je dat dat muziek in de disco bijna net zo veel herrie maakt als een straaljager?

Klik op de link of bekijk de video hieronder.

Decibel Straaljager

Theorie Kader

Klassikaal – 5 minuten

Oscilloscoop

Als we het uiteinde van de liniaal volgen, gaat deze op en neer. Stel je voor, ik leg hier een pen op. Dan ziet de lijn die de pen tekent eruit als een verticale lijn. Als ik nu de liniaal binnen één seconde verschuif, zien we dat de pen, in plaats van een verticale lijn, een golvende lijn tekent.  

  • Bij een lage toon trilt de liniaal langzaam. Dan is de golvende lijn een beetje uitgerekt. De frequentie is laag.
  • Bij een hoge toon trilt de liniaal sneller. Dan zitten de golven van de lijn een stuk dichter op elkaar. De frequentie is hoog.

Met een oscilloscoop en een microfoon kun je geluidstrillingen laten zien. De microfoon vertaalt de geluidstrillingen naar elektrische trillingen. De elektrische trillingen zie je op het scherm van de oscilloscoop. Je ziet een grafiek die we net hebben getekend.

Op de oscilloscoop zie je ook of het een hard of een zacht geluid is. Een zacht geluid heeft een kleine golven, ze wijken niet zo ver uit naar boven en onder. Een hard geluid heeft grote golven, ze wijken verder uit naar boven en onder. 

 

.

Klankkast onderzoeken

Tweetallen - 15 minuten

 

Herinner de leerlingen aan het experiment met het elastiekje en de kartonnen beker, waarvan ze later een deel hebben afgeknipt. Vraag wat ze opviel aan het geluid toen de beker nog heel was. Vraag wat er gebeurde met het geluid toen de beker was afgeknipt.  Het geluid van de afgeknipte beker was zachter dan het geluid van de hele beker.

Herhaal het probleem: Jullie zijn gevraagd om op te treden met een uniek orkest, namelijk een orkest dat bestaat uit zelfgemaakte snaarinstrumenten. Kunnen jullie hiervoor een nieuw soort snaarinstrument ontwerpen, maken, testen en verbeteren?

Vertel de leerlingen dat ze een snaarinstrument gaan ontwerpen. Een snaarinstrument moet minstens drie snaren hebben en een klankkast om het geluid te versterken. Een klankkast kan verschillende vormen en verschillend materiaal hebben. Laat voorbeelden van een akoestische gitaar, een cello en de vormen van een kathedraal. Vertel dat ze met dit experiment gaan onderzoeken welk effect de vorm en het materiaal heeft op het geluid dat de klankkast versterkt.

 

Bekijk met de leerlingen verschillende klankkasten die ze mogelijk kunnen gebruiken voor hun eigen muziekinstrument. De leerlingen hebben al geleerd dat de grootte van de klankkast invloed heeft op het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder en lager het geluid.

De leerlingen voeren een eenvoudig experiment uit waaruit blijkt dat ook het materiaal van de klankkast het geluid beïnvloedt. Ze onderzoeken in tweetallen het verschil in geluid tussen een blikje, een kartonnen beker en een kunststof beker. Voor dit experiment is er geen werkblad.

  • Laat de tweetallen met hun vingers op de onderkant van een kartonnen beker, op de onderkant van een kunststof beker en op de onderkant van een blikje trommelen.
  • Vraag de leerlingen of het geluid hetzelfde klinkt.
  • Laat de leerlingen een van de materialen uitkiezen en in de drie verschillende maten testen zoals in stap 1.
  • Vraag de leerlingen of het geluid hetzelfde klinkt in toonhoogte.
  • Vraag de leerlingen waarom het belangrijk is om het geluid van de klankkast die je wilt gaan maken, te controleren.

 

Concludeer:

Vorm en materiaal van de klankkast beïnvloeden het geluid dat eruit komt.

Differentiatie:

  • De leerlingen onderzoeken met een eigen onderzoek of en hoe de grootte van de opening van de klankkast het geluid beïnvloedt. Bijvoorbeeld: wat gebeurt er als er gaten in de klankkast zitten? Wat gebeurt er als de gaten groter zijn?
  • De leerlingen onderzoeken welk materiaal het geluid het meest versterkt. Dit kunnen ze doen door het experiment te herhalen en het geluid te meten met een decibelmeter.

 

 

 

 

Criteria opstellen

 

Klassikaal – 5 minuten

Bespreek met de klas de criteria. Vertel dat criteria regels of punten zijn waar het ontwerp aan moet voldoen, wanneer vinden de leerlingen dat het probleem is opgelost? Benoem bijvoorbeeld de volgende criteria:

  • Het snaarinstrument heeft een....... (bv. Klankkast, kan op zichzelf staan)
  • Het snaarinstrument moet minstens bijvoorbeeld 5 snaren hebben.
  • Het snaarinstrument moet er mooi uit zien
  • Het snaarinstrument moet verstelbare snaren hebben

Bespreek vervolgens hoe de snaarinstrumenten geëvalueerd gaan worden. Evalueren betekent nadenken over wat je hebt gedaan en hoe je het hebt gedaan, om te kijken wat goed ging en wat beter kan. Hoe denken de leerlingen hierover? Een paar belangrijke dingen om rekening mee te houden:

  • Iedereen is het erover eens hoe de snaarinstrumenten geëvalueerd gaan worden, bijvoorbeeld op basis van de gestelde eisen en het proces. Het is belangrijk dat de leerlingen hier zeggenschap over hebben, omdat het hun betrokkenheid vergroot.
  • De leerlingen hoeven met deze uitdaging niet in één keer het perfecte snaarinstrument te maken. Het is prima als ze eerst iets maken en er dan achter komen dat dit niet de beste oplossing was. De ontwerpcyclus gaat over testen en verbeteren. Zo gaat het bij ingenieurs ook.
  • Het is belangrijk dat de leerlingen snappen dat ze van elkaar kunnen leren. En hoewel ze allemaal hun eigen snaarinstrument maken, kunnen ze elkaar om advies vragen en naar elkaars werk kijken.

 

Opties voor differentiatie

  • Het snaarinstrument mag niet meer dan bijvoorbeeld 10 euro kosten. Op Werkblad 5 staat hoeveel de materialen per stuk kosten.
 

Ontwerpen

 

Tweetallen – 15 minuten

Laat de leerlingen voorbeelden opzoeken van zelfgemaakt snaarinstrumenten.

Laat ze opschrijven welke vormen ze tegenkomen en van welk materiaal ze zijn gemaakt.

Tips voor zoektermen:

  • DIY snaarinstrument
  • DIY string instrument.
  • Zoek bijvoorbeeld op de website instructables.com.

 

De leerlingen ontwerpen hun snaarinstrument. Gebruik hiervoor Werkblad 4.

 

Tip: Hebben de leerlingen nog niet veel ervaring met ontwerpen en maken, stel dan een go-no-go moment in en bekijk ieders ontwerp voordat ze verder gaan naar de stap maken. Het gaat er hierbij niet om dat de ontwerptekening perfect is maar dat ze hebben nagedacht over vorm, materiaal en bevestiging.

Tip: In plaats van snaren die verkrijgbaar zijn in een muziekwinkel kunnen de leerlingen ook snaren maken van elastiek, nylondraad, flosdraad of naaigaren.

 

Aandachtspunten

Afhankelijk van de gebruikte materialen kan extra uitleg en begeleiding bij het gereedschap en de materialen nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan het snijden in karton of het perforeren van een blikje.

 

- Afsluiting

Terugblik

 

Tweetallen – 10 minuten

Laat de leerlingen kort opschrijven wat ze deze les hebben geleerd over het geluid dat uit een klankkast komt. Bijvoorbeeld:

  • Welk materiaal gaf voor jullie het beste geluid?
  • Welke vorm wil je in je ontwerp gebruiken?

 

Geef de leerlingen de opdracht om voor de volgende les materialen mee te nemen van de materialenlijst.

 

Vooruitblik

De volgende les beginnen leerlingen met het maken van een ontwerp.

Les 3 - Ontwerpen

Leerlingen ontwerpen, maken, testen en verbeteren hun ontwerp. Ze gebruiken hierbij de kennis die ze in les 1 en 2 hebben opgedaan.

- Vooraf

Leerdoelen en begrippen

Leerdoelen:

Wat weet of kan een leerling na deze les?


Vmbo-b en vmbo-k:

  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

  • Je ontwerpt, maakt, test en verbetert je ontwerp.  

 

Begrippen:  

-

Voorbereiding

Benodigdheden:

  • Materialen:
    • Klankkasten:
      • Kartonnen dozen van verpakkingen, bijvoorbeeld: theedoosjes, cornflakesdozen, melkpakken, ronde chipsverpakkingen (zoals Pringles)
      • Plastic verpakkingen, bijvoorbeeld: ijsbakken, yoghurtbekers, tomatenemmertjes
      • Papier, papieren bekers
      • Karton (bijvoorbeeld oude dozen op maat gesneden)
      • Paperclips, splitpennen, ijslollystokjes, schroefogen
    • Snaren: dun elastiek, dik elastiek, flosdraad, nylondraad (0,3 – 0,8 mm), naaigaren
    • Gereedschap: lijm, lijmpistool, schaar, prikpennen, stanleymes + snijmat, plakband, schilderstape

Tip: In deze module zijn we uitgegaan van materialen die duurzaam en makkelijk verkrijgbaar zijn. U kunt deze opdracht ook technisch uitdagender maken door de leerlingen een ontwerp van bijvoorbeeld hout of pvc te laten maken of een 3D-printer te gebruiken.

Voorbereiding:

  • Zet de benodigdheden voor het ontwerpen klaar.
 

Werkbladen voor leerlingen:

  • Werkblad 4- Ontwerpen
  • Werkblad 6 - 3-2-1-kaart

PowerPoint

Opbouw les

Duur: 45 minuten

  • Inleiding en herhaling – 5 minuten
  • Ontwerpen maken – 35 minuten
  • Afsluiting – 5 minuten

 

Variatie

  • Er is 35 min in les 3 + 20 minuten in les 4 ingepland voor het maken, testen en verbeteren van het snaarinstrument. Ons advies is om iets meer tijd in te bouwen voor deze fase als dat mogelijk is zodat ze echt de tijd hebben om te testen en te verbeteren.  
  • Afhankelijk van de ervaring van de leerlingen kunnen de snaarinstrumenten ook van meer uitdagend materiaal gemaakt worden. Denk aan laserprinten, 3D-printen, hout of pvc. Het doorlopen van de ontwerpcyclus zal in dit geval meer tijd kosten.

- Aan de slag

Voorkennis

Klassikaal – 7 minuten 

Laat de leerlingen een 3-2-1 kaart invullen (zie Werkblad 6 - 3-2-1-kaart):

  • 3 dingen die je nog weet over geluid

  • 2 vragen die je hebt

  • 1 ding dat je wilt onderzoeken/maken.


Laat aan de leerlingen zien dat ze in de ontwerpcyclus bij de stappen maak, test en verbeter zijn. Vraag welke groepjes er hulp nodig hebben om verder te kunnen. Vertel dat ze deze les  35 minuten hebben om aan hun snaarinstrument te werken.

 

Vraag de leerlingen wat ze nog weten over geluid.

  • Hoe krijg je een hoge of lage toon?
  • Wat is de functie van een klankkast? Heeft de grootte van een klankkast ergens invloed op?

 

Herhaal de criteria die de leerlingen de vorige les heeft opgesteld. Herhaal ook de evaluatiepunten.

Ontwerp maken

Tweetallen – 35 minuten

Maak

Elk tweetal maakt een snaarinstrument aan de hand van hun ontwerp. Vertel dat ze deze les 35 minuten hebben om aan hun snaarinstrument te werken en dat ze volgende les nog eens 20 minuten de tijd krijgen om te maken, testen en verbeteren.

 

Test

De leerlingen testen steeds tussendoor of ze tevreden zijn met het geluid. Bijvoorbeeld als ze de vorm hebben aangepast, of een materiaal hebben toegevoegd.

 

Verbeter

De leerlingen brengen steeds verbeteringen aan hun snaarinstrument aan.

 

Aandachtspunten

  • De snaren moeten strak staan om een mooi, helder geluid te geven.
  • De snaren kunnen op verschillende manieren bevestigd worden aan de klankkast:
  • Gebruik een knoop, paperclip of splitpen.
  • Gebruik een schroefoog om de snaar te spannen
  • Afhankelijk van de gebruikte klankkasten kan extra uitleg en begeleiding bij het gereedschap en de materialen nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan het perforeren van een blikje met een prikpen.

- Afsluiting

Klassikaal – 5 min

Laat de ontwerpcyclus zien, bespreek welke stappen de leerlingen deze les hebben doorlopen.

Vraag hoe het maken, testen en verbeteren tot nu toe is gegaan?  

  • Werkt het idee dat jullie hebben bedacht?

  • Heb je tips of trucs die je met je klasgenoten wilt delen?

  • Was het moeilijk om aan de criteria te voldoen?

  • Welke oplossingen hebben jullie gevonden?

 

De leerlingen kunnen hun ideeën aan de rest van de klas voorleggen en de adviezen en ideeën uitwisselen.

In de volgende les hebben de leerlingen tijd om elkaars snaarinstrument te beluisteren en bekijken.

 

 

Les 4 - Maak, test en evalueer

Leerlingen gaan verder met het maken en testen en verbeteren hun ontwerp. Aan het einde van de les laten de leerlingen elkaar hun snaarinstrumenten zien en evalueren ze het ontwerpproces.

- Vooraf

Leerdoelen en begrippen

Leerdoelen:

Wat weet of kan een leerling na deze les?


Vmbo-b en vmbo-k:

  • Je past de ontwerp- en onderzoekscyclus toe om een probleem op te lossen.

  • Je ontwerpt, maakt, test en verbetert je ontwerp.  

  • Je evalueert je ontwerp en hoe het maken ervan is gegaan.

 

Begrippen:  

Voorbereiding

Benodigdheden:

  • Materialen:
    • Klankkasten:
      • Kartonnen dozen van verpakkingen, bijvoorbeeld: theedoosjes, cornflakesdozen, melkpakken, ronde chipsverpakkingen (zoals Pringles)
      • Plastic verpakkingen, bijvoorbeeld: ijsbakken, yoghurtbekers, tomatenemmertjes
      • Papier, papieren bekers
      • Karton (bijvoorbeeld oude dozen op maat gesneden)
      • Paperclips, splitpennen, ijslollystokjes, schroefogen
    • Snaren: dun elastiek, dik elastiek, flosdraad, nylondraad (0,3 – 0,8 mm), naaigaren
    • Gereedschap: lijm, lijmpistool, schaar, prikpennen, stanleymes + snijmat, plakband, schilderstape

Tip: In deze module zijn we uitgegaan van materialen die duurzaam en makkelijk verkrijgbaar zijn. U kunt deze opdracht ook technisch uitdagender maken door de leerlingen een ontwerp van bijvoorbeeld hout, pvc, of een 3D-printer te gebruiken.

Voorbereiding:

  • Zet de benodigdheden voor het ontwerpen klaar.  

Werkbladen voor leerlingen:

  • Werkblad 4 - Ontwerpen

PowerPoint

Opbouw les

Opbouw les:

Duur: 45 minuten

  • Inleiding – 5 minuten
  • Maken, testen en verbeteren – 20 minuten
  • Afsluiting – 20 minuten

 

Variatie:

Afhankelijk van de ervaring van de leerlingen kunnen de snaarinstrumenten ook van meer uitdagend materiaal gemaakt worden. Denk aan laserprinten, 3d printen, hout of pvc. Het doorlopen van de ontwerpcyclus zal in dit geval meer werk kosten.

 

 

- Aan de slag

Voorkennis

Klassikaal - 5 minuten

 

Laat aan de leerlingen zien dat in de ontwerpcyclus bij de stappen maak, test en verbeter zijn. Vraag welke groepjes er hulp nodig hebben om verder te kunnen. Vertel dat deze les    nog 20 minuten hebben om hun snaarinstrument af te maken.

 

 

Differentiatie

Klassikaal - 1 minuut

Vraag welke groepjes er hulp nodig hebben om verder te kunnen. Begeleid waar nodig. De rest kan vast starten.

 

Maken, testen, verbeteren

 

In tweetallen - 20 minuten

Loop rond, noteer dingen die je opvallen en help de leerlingen waar nodig.

Tips bij het begeleiden van de maak, test en verbeterfase.

Ondersteun en inspireer

  • Kijk wat iedereen doet en van plan is, bouw een band op.
  • Wees authentiek.
  • Benoem en waardeer successen (ook doorzetten).
  • Focus niet alleen op de uitkomst, maar ook op het proces.
  • Heb een positieve instelling. Laat je eventuele eigen frustratie niet doorschemeren.

Geef geen antwoord maar stel vragen

  • Zit op je handen.
  • Vraag naar plannen, ideeën, context.
  • Wijs op interessante aspecten, materialen, voorbeelden.

Help frustratie en mislukking te ervaren

  • Bied genoeg ondersteuning.
  • Onderzoek samen het probleem.
  • Suggereer een alternatief of bied inspiratie.

Stimuleer eigen doelen

  • Gebruik de introductie als uitnodiging om te onderzoeken.
  • Moedig eigen doelen en uitdagingen aan.
  • Focus op het proces en niet de uitkomst.
  • Rondkijken

Moedig samenwerking met andere aan

  • Rondkijken en afkijken mag!

- Afsluiting

Presentatie

 

Klassikaal - 20 minuten

In les 3 hebben de leerlingen nagedacht over de eisen waaraan het snaarinstrument moet voldoen en hoe ze de les willen evalueren.

Een voorbeeld van hoe de les nabesproken kan worden is: Laat alle leerlingen de snaarinstrumenten voor in klas zetten, bespreek er een aantal. Ga niet alleen in op het  eindproduct maar ook vooral op het proces van de leerlingen. Gebruik hiervoor de aantekeningen die je gedurende het maakproces hebt gemaakt.

 

Laat de leerlingen in deze les elkaars snaarinstrument bekijken en beluisteren. Bespreek:

  • Hebben de snaren een andere toonhoogte? Hoe komt dit?
  • Welke materialen zijn voor de snaren en de klankkast gebruikt en welke invloed heeft dit op het geluid?
  • Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de snaarinstrumenten?

Laat de leerlingen de geleerde begrippen (geluidsbron, tussenstof, decibel en frequentie) gebruiken bij het beantwoorden van de bovenstaande vragen.

 

Optioneel:  rubric voor (zelf)beoordeling (zie Werkblad 7)

Gebruik de rubric op Werkblad 7 - Beoordeling van je zelfgemaakte snaarinstrument om met leerlingen in gesprek te gaan over hun eigen snaarinstrument.

Tip: Bekijk hieronder een voorbeeld van een rubric. Deze kun je zelf met of door de leerlingen invullen passend bij hun ontwerp. Bedenk bijvoorbeeld hoeveel decibel meer voldoende of goed is. Of wat je minimaal van de materialen verwacht? Hoe bepaal je of het geschikt of niet geschikt is?

 

 

Onvoldoende

Voldoende

Goed

Stevigheid

Het instrument valt uit elkaar of is heel wiebelig.

Het instrument blijft staan, maar is nog een beetje zwak.

Het instrument is stevig en kan goed worden bespeeld.

Klankkast en geluid

Er is geen klankkast of het geluid is bijna niet te horen.

De klankkast werkt een beetje, maar het geluid is nog niet echt sterk.

De klankkast zorgt ervoor dat het geluid duidelijk en harder klinkt.

Snaren en toonhoogte

Er zijn minder dan 5 snaren, of ze zitten los en klinken allemaal hetzelfde.

Minimaal 5 snaren, er is verschil in toonhoogte maar niet heel goed te horen.

Minimaal 5 snaren die goed strak kunnen worden gezet en verschillende tonen hebben.

Materialen

De materialen passen niet goed bij een snaarinstrument en helpen niet bij het geluid.

De materialen zijn prima, maar zorgen niet voor een heel mooi geluid.

De materialen zijn slim gekozen en helpen om een goed geluid te maken.

Uiterlijk en creativiteit

Het instrument ziet er slordig uit en er is weinig aandacht besteed aan het ontwerp.

Het instrument ziet er netjes uit, maar niet heel origineel.

Het instrument is mooi afgewerkt en heeft een creatief ontwerp.

Samenwerken en leren van elkaar

Je hebt niet samengewerkt of hulp gevraagd.

Je hebt een beetje samengewerkt, maar weinig advies gevraagd of gegeven.

Je hebt actief advies gevraagd, anderen geholpen en van elkaar geleerd.

Reflectie en leerproces

Je weet niet goed waarom je instrument zo klinkt.

Je kunt een paar dingen noemen over hoe je instrument werkt.

Je kunt goed uitleggen hoe je instrument werkt en hoe je het nog beter zou kunnen maken.

Afronding module

 

Kom terug op het probleem:

Jullie zijn gevraagd om op te treden met een uniek orkest, namelijk een orkest dat bestaat uit zelfgemaakte snaarinstrumenten. Kunnen jullie hiervoor een nieuw soort snaarinstrument ontwerpen, maken, testen en verbeteren?

 

Bespreek ‘Is het probleem opgelost’?

  • Zijn de snaarinstrumenten in het orkest te gebruiken? Waarom wel of niet?
  • Kunnen jullie al een stukje spelen op je instrument?

 

Bespreek met de leerlingen wat ze geleerd hebben bij het maken van de snaarinstrumenten. Denk hierbij aan:

  • De natuurkundige kennis over geluid die ze verworven en toegepast hebben
  • Het werken met de onderzoeks- en ontwerpcyclus.
 

 

  • Het arrangement Module Geluid - Een snaarinstrument maken is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2025-02-19 17:20:41
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In deze module staat één probleem centraal: het maken van een geluidsversterker. Aan de hand van de stappen van de ontwerp- en onderzoekscyclus bedenken en ontwerpen leerlingen in vier tot zes lessen een oplossing voor het probleem.
    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    NaSk; Geluid; Techniek; Licht, geluid en straling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    decibel, geluid, iol, nemo, onderzoeken, ontwerpcyclus, snaarinstrument, techniek, thiememeulenhoff, won

    Bronnen

    Bron Type
    Decibel Straaljager
    https://player.ntr.nl/index.php?id=WO_NTR_427078
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Natuurlijk nieuwsgierig. (z.d.).

    Module Geluid - Een versterker maken

    https://maken.wikiwijs.nl/209717/Module_Geluid___Een_versterker_maken

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.