Tweetallen - 15 minuten
Herinner de leerlingen aan het experiment met het elastiekje en de kartonnen beker, waarvan ze later een deel hebben afgeknipt. Vraag wat ze opviel aan het geluid toen de beker nog heel was. Vraag wat er gebeurde met het geluid toen de beker was afgeknipt. Het geluid van de afgeknipte beker was zachter dan het geluid van de hele beker.
Herhaal het probleem: Jullie zijn gevraagd om op te treden met een uniek orkest, namelijk een orkest dat bestaat uit zelfgemaakte snaarinstrumenten. Kunnen jullie hiervoor een nieuw soort snaarinstrument ontwerpen, maken, testen en verbeteren?
Vertel de leerlingen dat ze een snaarinstrument gaan ontwerpen. Een snaarinstrument moet minstens drie snaren hebben en een klankkast om het geluid te versterken. Een klankkast kan verschillende vormen en verschillend materiaal hebben. Laat voorbeelden van een akoestische gitaar, een cello en de vormen van een kathedraal. Vertel dat ze met dit experiment gaan onderzoeken welk effect de vorm en het materiaal heeft op het geluid dat de klankkast versterkt.
Bekijk met de leerlingen verschillende klankkasten die ze mogelijk kunnen gebruiken voor hun eigen muziekinstrument. De leerlingen hebben al geleerd dat de grootte van de klankkast invloed heeft op het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder en lager het geluid.
De leerlingen voeren een eenvoudig experiment uit waaruit blijkt dat ook het materiaal van de klankkast het geluid beïnvloedt. Ze onderzoeken in tweetallen het verschil in geluid tussen een blikje, een kartonnen beker en een kunststof beker. Voor dit experiment is er geen werkblad.
Concludeer:
Vorm en materiaal van de klankkast beïnvloeden het geluid dat eruit komt.
Differentiatie: