Module 1 Een versterker

Les 1 - Verkennen en onderzoek

Leerdoelen en begrippen

Voorbereiding

Benodigdheden:  

  • 15 scharen  

  • 15 linialen (niet van hout)  

  • 15 dunne elastiekjes  

  • 45 kartonnen bekers

  • 15 kunststof bekers (stevige)

Voorbereiding:

  • Verzamel de komende tijd verschillende doosjes die de leerlingen kunnen gebruiken bij het maken van de versterker, bijvoorbeeld schone verpakkingen (zoals kwarkbakjes, chips kokers, lege conservenblikken, kartonnen doosjes, plastic flessen). Laat de leerlingen eventueel van huis dingen meenemen. Voor les 3 heeft elk groepje 1-3 doosjes nodig.

  • Zet de benodigdheden voor de experimenten klaar.

Werkbladen voor leerlingen:

Opbouw les

Duur: 45 min

  • Introductie probleem en activeren voorkennis – 10 minuten

  • Introductie geluid – 5 minuten

  • Experimenten – 20 minuten

  • Afsluiting – 5 minuten

Variatie:

  • Voer de proeven klassikaal stap voor stap uit.

 

Bijlage:

  • Begrippenlijst

Inleiding

Klassikaal – 5 minuten  

Vertel de leerlingen dat ze de komende lessen aan de slag gaan met het onderwerp geluid en dat ze zelf iets gaan ontwerpen en maken. Laat de onderzoekscyclus zien en leg uit dat de leerlingen in deze les de verkenstap van de ontwerpcyclus gaan doen; ze denken na over het probleem en volgen de onderzoekscyclus bij het onderzoeken van geluid. Vertel de leerlingen dat ze gaan nadenken over het oplossen van het volgende probleem.

Het probleem
Jullie staan buiten klaar om samen een TikTok opnemen, helaas is de muziek uit de telefoon te zacht om het dansje goed te kunnen uitvoeren. Een speaker kopen is te duur, kunnen jullie het op een andere manier oplossen?

Verkennen - voorkennis

Klassikaal – 5 minuten 

Het oplossen van een probleem begint met het stellen van vragen. Wat moeten de leerlingen weten om een versterker te ontwerpen en te maken? Schrijf de woorden ‘geluid’ en ‘versterker’ in het midden van het bord. Vraag de leerlingen op te noemen wat ze moeten weten om het probleem op te lossen.  Dit mogen vragen of losse woorden zijn. Schrijf alles op het bord. Vragen die besproken kunnen worden:  

  • Wat is een versterker?

  • Wat is geluid?  

  • Hoe maak je een hoog/laag geluid?

  • Wat is het verschil tussen een hoog en laag geluid?  

  • Hoe maak je een hard/zacht geluid?

  • Wat is het verschil tussen een hard en zacht geluid?  

 

Vertel de leerlingen dat jullie de komende lessen antwoorden gaan zoeken op de vragen en uiteindelijk een versterker gaan ontwerpen en maken.

Verkennen - theorie

Klassikaal – 5 minuten

Toonhoogte en trillingen

Introduceer het begrip ‘toon’ door de leerlingen een hoge toon en een lage toon te laten maken. Doe hetzelfde voor een harde toon en een zachte toon. Laat de leerlingen hun hand op hun keel leggen en vertellen wat ze voelen. Ze voelen misschien warmte, maar ze voelen niets trillen. Vraag de leerlingen hun hand op hun keel te laten en erbij te neuriën of zachtjes te praten. Wat voelen ze nu? Ze voelen hun keel trillen.  

Geluid is een trilling.

 

Frequentie

De snelheid waarmee iets trilt noem je de frequentie, het aantal trillingen per seconden. Bij een lage frequentie, dus een langzame trilling, horen we een lage toon. Bij een hoge frequentie, dus een snelle trilling, horen we een hoge toon. Dit kun je ook voelen als je je hand op je keel legt en een hoge en lage toon produceert.

Frequentie is het aantal trillingen per seconde.

 

Tussenstof

Wij kunnen elkaar nu horen. Het geluid van mijn stem komt bij jullie oren. Geluid kan zich voortbewegen door de lucht. Lucht is in dit geval de tussenstof. Kan geluid zich ook voortbewegen door een tafel? Laat de leerlingen een oor op de tafel leggen en met een hand op de tafel te tikken. Wat hoor je? Geluid wordt ook door het hout van de tafel doorgegeven. Geluid heeft iets nodig om zich in voort te bewegen. Dat iets heet een tussenstof; een stof of een materiaal zoals lucht of hout. Het voortbewegen van geluid kan je vergelijken met een wave in een stadion. Laat een filmpje van een wave in een stadion zien. De mensen lopen niet, maar staan op en gaan weer zitten. De wave beweegt wel.

Geluid beweegt zich op dezelfde manier voort. De lucht trilt op het moment dat het geluid passeert, maar blijft uiteindelijk op dezelfde plek.  

Geluid heeft een tussenstof nodig om zich voort te bewegen.

Experiment 1 Geluidstrillingen

Tweetallen – 30 minuten

Verdeel de klas in twee groepen, de ene helft begint met het experiment Hoog/laag de ander met het experiment Hard/zacht. De leerlingen werken zelfstandig aan de hand van het werkblad. Na 15 minuten wisselen ze om. Met het ene experiment onderzoeken de leerlingen het verschil tussen de trillingen van een hard en een zacht geluid én tussen de trillingen van een hoog en een laag geluid.

Werkblad Geluidstrillingen onderzoeken

Experiment Geluidstrillingen onderzoeken  

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

  1. De leerlingen leggen de liniaal op tafel neer en laten hem 10 centimeter over de rand van de tafel uitsteken. De leerlingen houden de liniaal op zijn plek door met een hand de liniaal op tafel te duwen.  

  1. Met een vinger trekken ze het uitstekende deel van de liniaal naar beneden en laten dan los. Vertel dat we dat tokkelen noemen. Vraag de leerlingen wat ze horen. Ze horen een geluid. Wat zien ze als ze met de liniaal tokkelen? De liniaal gaat op en neer, hij trilt.  

  1. Met de liniaal tokkelen ze nu hard en dan zacht door eerst de liniaal ver naar beneden te trekken en los te laten en daarna een beetje naar beneden te trekken en los te laten. Horen ze het verschil? Hard tokkelen geeft een hard geluid. Zacht tokkelen geeft een zacht geluid.

  1. Ze steken nu de liniaal 20 centimeter over de rand van de tafel heen en tokkelen opnieuw met de liniaal. De leerlingen herhalen dit, maar laten nu de liniaal 7 centimeter uitsteken over de tafelrand. Wat gebeurt er met de toon als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De toon wordt hoger. Wat gebeurt er als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De liniaal trilt sneller.  

  1. Kom samen met de leerlingen tot de volgende conclusie: als je hard met de liniaal tokkelt, is de trilling groot. Als je zacht met de liniaal tokkelt, is de trilling klein.  

 

Concludeer:

  • Grote trillingen produceren een hard geluid.

  • Kleine trillingen produceren een zacht geluid.  

  • Snelle trillingen produceren een hoge toon.

  • Langzame trillingen produceren een lage toon.

 

Experiment 2 Toonhoogte

Experiment Toonhoogte onderzoeken

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

  1. Een leerling drukt met een vinger het elastiekje tegen de onderkant van een kartonnen beker en houdt de beker op ongeveer 10 centimeter afstand van het oor van leerling.

  1. Laat de leerling het elastiek een klein beetje strak te trekken en het te tokkelen.  

  1. Laat de leerling het elastiek strakker te trekken en weer te tokkelen.  

Wat gebeurt er met de toonhoogte als het elastiek strakker getrokken is?  

Het geluid is hoger. Het elastiek geeft een hogere toon naarmate het strakker getrokken is.

  1. Laat de leerlingen van een andere kartonnen beker het bovenste deel afknippen. Ze houden zo een beker van ongeveer 3 centimeter hoog over.

  1. De leerlingen doen bovenstaande experiment met de kleine beker.  

Is het geluid van de grote beker harder of minder hard dan het geluid van de kleine beker? Het geluid van de grote beker is harder.  

 

Concludeer:

  • Als je een hoge toon wilt maken, moet het elastiekje strakgespannen zijn.  

  • Als je een lage toon wilt maken, moet het elastiekje minder strak, maar ook weer niet te los gespannen zijn. Anders kan het elastiekje niet trillen.

  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  

  • Het geluid van een grotere klankkast heeft een lagere toon dan dat van een kleinere klankkast. Als voorbeeld kun je het verschil in geluid tussen een contrabas en een viool noemen.

Afsluiting

Klassikaal – 5 min

Bespreek met de leerlingen de les na en geef aan met welk deel van de ontwerpcyclus de leerlingen deze les zijn bezig geweest. Bekijk welke vragen uit het begin van de les er al beantwoord zijn. Herhaal de conclusies door deze te laten zien in de interactive.

Concludeer:  

  • Geluid is een trilling en heeft een tussenstof nodig.

  • Grote trillingen produceren een hard geluid, kleine trillingen produceren een zacht geluid.  

  • Snelle trillingen produceren een hoge toon.

  • Langzame trillingen produceren een lage toon.

  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  

  • Het geluid van een grotere klankkast heeft een lagere toon dan dat van een kleinere

De volgende les gaan ze experimenteren om meer over geluid versterken te leren. En beginnen ze met het maken van een ontwerp.

Les 2 - Probleem onderzoeken

Leerdoelen en begrippen

In les 2 blik je terug op les 1. Leerlingen onderzoeken welke invloed de vorm van een versterker en/of het materiaal van de versterker op het volume van geluid hebben. Ze gebruiken deze nieuwe kennis voor het ontwerpen van een oplossing. 

Begrippen:  

decibelmeter, geluidssterkte, oscilloscoop, amplitude

Voorbereiding

Benodigdheden:  

Pet tweetal/groepje:

  • Meetlint  

  • Decibelmeter (of app op smartphone of tablet)

  • Radio

  • Tablet of smartphone

  • Geluidsbron  

  • Tape

  • Plastic placemats

  • Stof/textiel

  • Aluminiumfolie

  • A3-karton

Voorbereiding:

  • Zet de benodigdheden voor de experimenten klaar.  

  • Indien je gebruik maakt van decibelmeters op de telefoon, zet een link klaar voor de leerlingen om deze gratis app te downloaden.

Werkbladen voor leerlingen:

  • Werkblad Geluid versterken

Opbouw les

Duur: 45 min

  • Inleiding – 2 minuten

  • Terugkoppeling vorige les – 5 minuten

  • Experimenten – 30 minuten

  • Afsluiting – 8 minuten

Variatie:

Heb je minder tijd?

  • Doe alleen het experiment vorm van een versterker.

  • Of laat de helft van de klas experiment 1 uitvoeren en de andere helft experiment 2 en de informatie delen aan het einde van de les.  

  • Laat de leerlingen voorbeelden van de versterkers opzoeken als huiswerk.

 

Bijlage:

  • Begrippenlijst

Inleiding

Klassikaal – 5 minuten  

Vertel de leerlingen dat ze de komende lessen aan de slag gaan met het onderwerp geluid en dat ze zelf iets gaan ontwerpen en maken. Laat de onderzoekscyclus zien en leg uit dat de leerlingen in deze les de verkenstap van de ontwerpcyclus gaan doen; ze denken na over het probleem en volgen de onderzoekscyclus bij het onderzoeken van geluid. Vertel de leerlingen dat ze gaan nadenken over het oplossen van het volgende probleem.

Het probleem
Jullie staan buiten klaar om samen een TikTok opnemen, helaas is de muziek uit de telefoon te zacht om het dansje goed te kunnen uitvoeren. Een speaker kopen is te duur, kunnen jullie het op een andere manier oplossen?

Verkennen - voorkennis

Klassikaal – 5 minuten 

Het oplossen van een probleem begint met het stellen van vragen. Wat moeten de leerlingen weten om een versterker te ontwerpen en te maken? Schrijf de woorden ‘geluid’ en ‘versterker’ in het midden van het bord. Vraag de leerlingen op te noemen wat ze moeten weten om het probleem op te lossen.  Dit mogen vragen of losse woorden zijn. Schrijf alles op het bord. Vragen die besproken kunnen worden:  

  • Wat is een versterker?

  • Wat is geluid?  

  • Hoe maak je een hoog/laag geluid?

  • Wat is het verschil tussen een hoog en laag geluid?  

  • Hoe maak je een hard/zacht geluid?

  • Wat is het verschil tussen een hard en zacht geluid?  

 

Vertel de leerlingen dat jullie de komende lessen antwoorden gaan zoeken op de vragen en uiteindelijk een versterker gaan ontwerpen en maken.

Verkennen - theorie

Klassikaal – 5 minuten

Toonhoogte en trillingen

Introduceer het begrip ‘toon’ door de leerlingen een hoge toon en een lage toon te laten maken. Doe hetzelfde voor een harde toon en een zachte toon. Laat de leerlingen hun hand op hun keel leggen en vertellen wat ze voelen. Ze voelen misschien warmte, maar ze voelen niets trillen. Vraag de leerlingen hun hand op hun keel te laten en erbij te neuriën of zachtjes te praten. Wat voelen ze nu? Ze voelen hun keel trillen.  

Geluid is een trilling.

 

Frequentie

De snelheid waarmee iets trilt noem je de frequentie, het aantal trillingen per seconden. Bij een lage frequentie, dus een langzame trilling, horen we een lage toon. Bij een hoge frequentie, dus een snelle trilling, horen we een hoge toon. Dit kun je ook voelen als je je hand op je keel legt en een hoge en lage toon produceert.

Frequentie is het aantal trillingen per seconde.

 

Tussenstof

Wij kunnen elkaar nu horen. Het geluid van mijn stem komt bij jullie oren. Geluid kan zich voortbewegen door de lucht. Lucht is in dit geval de tussenstof. Kan geluid zich ook voortbewegen door een tafel? Laat de leerlingen een oor op de tafel leggen en met een hand op de tafel te tikken. Wat hoor je? Geluid wordt ook door het hout van de tafel doorgegeven. Geluid heeft iets nodig om zich in voort te bewegen. Dat iets heet een tussenstof; een stof of een materiaal zoals lucht of hout. Het voortbewegen van geluid kan je vergelijken met een wave in een stadion. Laat een filmpje van een wave in een stadion zien. De mensen lopen niet, maar staan op en gaan weer zitten. De wave beweegt wel.

Geluid beweegt zich op dezelfde manier voort. De lucht trilt op het moment dat het geluid passeert, maar blijft uiteindelijk op dezelfde plek.  

Geluid heeft een tussenstof nodig om zich voort te bewegen.

Experiment 1 Geluidstrillingen

Tweetallen – 30 minuten

Verdeel de klas in twee groepen, de ene helft begint met het experiment Hoog/laag de ander met het experiment Hard/zacht. De leerlingen werken zelfstandig aan de hand van het werkblad. Na 15 minuten wisselen ze om. Met het ene experiment onderzoeken de leerlingen het verschil tussen de trillingen van een hard en een zacht geluid én tussen de trillingen van een hoog en een laag geluid.

Werkblad Geluidstrillingen onderzoeken

Experiment Geluidstrillingen onderzoeken  

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

  1. De leerlingen leggen de liniaal op tafel neer en laten hem 10 centimeter over de rand van de tafel uitsteken. De leerlingen houden de liniaal op zijn plek door met een hand de liniaal op tafel te duwen.  

  1. Met een vinger trekken ze het uitstekende deel van de liniaal naar beneden en laten dan los. Vertel dat we dat tokkelen noemen. Vraag de leerlingen wat ze horen. Ze horen een geluid. Wat zien ze als ze met de liniaal tokkelen? De liniaal gaat op en neer, hij trilt.  

  1. Met de liniaal tokkelen ze nu hard en dan zacht door eerst de liniaal ver naar beneden te trekken en los te laten en daarna een beetje naar beneden te trekken en los te laten. Horen ze het verschil? Hard tokkelen geeft een hard geluid. Zacht tokkelen geeft een zacht geluid.

  1. Ze steken nu de liniaal 20 centimeter over de rand van de tafel heen en tokkelen opnieuw met de liniaal. De leerlingen herhalen dit, maar laten nu de liniaal 7 centimeter uitsteken over de tafelrand. Wat gebeurt er met de toon als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De toon wordt hoger. Wat gebeurt er als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt? De liniaal trilt sneller.  

  1. Kom samen met de leerlingen tot de volgende conclusie: als je hard met de liniaal tokkelt, is de trilling groot. Als je zacht met de liniaal tokkelt, is de trilling klein.  

 

Concludeer:

  • Grote trillingen produceren een hard geluid.

  • Kleine trillingen produceren een zacht geluid.  

  • Snelle trillingen produceren een hoge toon.

  • Langzame trillingen produceren een lage toon.

 

Experiment 2 Toonhoogte

Experiment Toonhoogte onderzoeken

De leerlingen voeren het experiment in tweetallen uit.  

  1. Een leerling drukt met een vinger het elastiekje tegen de onderkant van een kartonnen beker en houdt de beker op ongeveer 10 centimeter afstand van het oor van leerling.

  1. Laat de leerling het elastiek een klein beetje strak te trekken en het te tokkelen.  

  1. Laat de leerling het elastiek strakker te trekken en weer te tokkelen.  

Wat gebeurt er met de toonhoogte als het elastiek strakker getrokken is?  

Het geluid is hoger. Het elastiek geeft een hogere toon naarmate het strakker getrokken is.

  1. Laat de leerlingen van een andere kartonnen beker het bovenste deel afknippen. Ze houden zo een beker van ongeveer 3 centimeter hoog over.

  1. De leerlingen doen bovenstaande experiment met de kleine beker.  

Is het geluid van de grote beker harder of minder hard dan het geluid van de kleine beker? Het geluid van de grote beker is harder.  

 

Concludeer:

  • Als je een hoge toon wilt maken, moet het elastiekje strakgespannen zijn.  

  • Als je een lage toon wilt maken, moet het elastiekje minder strak, maar ook weer niet te los gespannen zijn. Anders kan het elastiekje niet trillen.

  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  

  • Het geluid van een grotere klankkast heeft een lagere toon dan dat van een kleinere klankkast. Als voorbeeld kun je het verschil in geluid tussen een contrabas en een viool noemen.

Afsluiting

Klassikaal – 5 min

Bespreek met de leerlingen de les na en geef aan met welk deel van de ontwerpcyclus de leerlingen deze les zijn bezig geweest. Bekijk welke vragen uit het begin van de les er al beantwoord zijn. Herhaal de conclusies door deze te laten zien in de interactive.

Concludeer:  

  • Geluid is een trilling en heeft een tussenstof nodig.

  • Grote trillingen produceren een hard geluid, kleine trillingen produceren een zacht geluid.  

  • Snelle trillingen produceren een hoge toon.

  • Langzame trillingen produceren een lage toon.

  • Als je een harde toon wilt maken, moet de klankkast groot zijn. Het geluid van de grote beker is harder dan het geluid van de kleine beker. De beker werkt als een klankkast, het versterkt het geluid. Hoe groter de klankkast, hoe harder het geluid.  

  • Het geluid van een grotere klankkast heeft een lagere toon dan dat van een kleinere

De volgende les gaan ze experimenteren om meer over geluid versterken te leren. En beginnen ze met het maken van een ontwerp.

Les 3 - Ontwerpen 

  •    Vaststellen eisen (10 min)
    •    Welke materialen zijn er?
    •    Waar moet de versterker aan voldoen?
  •    Ontwerpen (10 min)
    •    Overleggen (welk materiaal ga je gebruiken, welke vorm?)
  •    Ontwerp maken, testen en verbeteren (20 min)
  •    Korte vragenlijst invullen over de samenwerking, wat volgende keer beter kan?

Uitbreiding

Uitbreiding: 3D- print voor een versterker ontwerpen 

Les 4: Ontwerpen en evaluatie 

Les 4 – Ontwerp afmaken, presenteren en evalueren (45 min) 

  • Ontwerp afmaken 

  • Ontwerpen presenteren 

  • Evaluatie

  • Het arrangement Module 1 Een versterker is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2024-11-07 10:16:49
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Module over geluid In deze module staat één probleem centraal. Aan de hand van de stappen van de ontwerp- en onderzoekscyclus bedenken en ontwerpen de leerlingen in vier lessen een oplossing voor het probleem: Jullie staan buiten klaar om samen een TikTok opnemen, helaas is de muziek uit de telefoon te zacht om het dansje goed te kunnen uitvoeren. Een speaker kopen is te duur, kunnen jullie het op een andere manier oplossen?
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    experimenteren, geluid, nask, natuurkunde, onderzoekscyclus, ontwerpcyclus

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Natuurlijk nieuwsgierig. (z.d.).

    Module 1 Een versterker

    https://maken.wikiwijs.nl/209407/Module_1_Een_versterker

    Natuurlijk nieuwsgierig. (z.d.).

    Module 2

    https://maken.wikiwijs.nl/208750/Module_2

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.