Klassikaal – 5 minuten
Toonhoogte en trillingen
Introduceer het begrip ‘toon’ door de leerlingen een hoge toon en een lage toon te laten maken. Doe hetzelfde voor een harde toon en een zachte toon. Laat de leerlingen hun hand op hun keel leggen en vertellen wat ze voelen. Ze voelen misschien warmte, maar ze voelen niets trillen. Vraag de leerlingen hun hand op hun keel te laten en erbij te neuriën of zachtjes te praten. Wat voelen ze nu? Ze voelen hun keel trillen.
Geluid is een trilling.
Frequentie
De snelheid waarmee iets trilt noem je de frequentie, het aantal trillingen per seconden. Bij een lage frequentie, dus een langzame trilling, horen we een lage toon. Bij een hoge frequentie, dus een snelle trilling, horen we een hoge toon. Dit kun je ook voelen als je je hand op je keel legt en een hoge en lage toon produceert.
Frequentie is het aantal trillingen per seconde.
Tussenstof
Wij kunnen elkaar nu horen. Het geluid van mijn stem komt bij jullie oren. Geluid kan zich voortbewegen door de lucht. Lucht is in dit geval de tussenstof. Kan geluid zich ook voortbewegen door een tafel? Laat de leerlingen een oor op de tafel leggen en met een hand op de tafel te tikken. Wat hoor je? Geluid wordt ook door het hout van de tafel doorgegeven. Geluid heeft iets nodig om zich in voort te bewegen. Dat iets heet een tussenstof; een stof of een materiaal zoals lucht of hout. Het voortbewegen van geluid kan je vergelijken met een wave in een stadion. Laat een filmpje van een wave in een stadion zien. De mensen lopen niet, maar staan op en gaan weer zitten. De wave beweegt wel.
Geluid beweegt zich op dezelfde manier voort. De lucht trilt op het moment dat het geluid passeert, maar blijft uiteindelijk op dezelfde plek.
Geluid heeft een tussenstof nodig om zich voort te bewegen.