Executieve functies of functioneren “is een overkoepelende term voor de mentale processen die een toezichthoudende rol vervullen in denken en gedrag. Het omvat een aantal neurologisch gebaseerde operaties die samenwerken om onze inspanningen om een doel te bereiken te sturen en te coördineren” (Cooper-Kahn en Foster 2014, 7). Samenvattend; executieve functies noemen we ook wel de regelfuncties van de hersenen, die nodig zijn om gedrag te sturen, om zo doelgericht en efficiënt te handelen (Houtman, et al. 2017).
De metafoor die we hiervoor gebruiken is het besturen van een boot. Hierdoor spreken wij dezelfde taal en wordt het communiceren met leerlingen ook gemakkelijker.
Inhibitie/Zelfbeheersing
Kan gezien worden als het anker, waarbij het anker symbool staat voor de rem op het gedrag. Deze rem zorgt ervoor dat je kunt nadenken, voordat je een actie onderneemt en helpt je op niet te reageren op afleidende prikkels. Leerlingen met een goede inhibitie weten hun anker op natuurlijke wijze uit te gooien, waardoor ze hun impulsen beter beheersen. Ook kunnen ze hun aandacht hierdoor bewuster richten en volhouden (volgehouden aandacht). Leerlingen met inhibitieproblemen moeten leren wanneer en hóe ze hun anker kunnen gebruiken (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Het werkgeheugen
Kan gezien worden als een landkaart, deze landkaart helpt je informatie (zoals uitgestippelde routes en bijzonderheden van de reis) in je geheugen vast te houden en waar nodig te bewerken. Ook bevat de landkaart aantekeningen van vorige reizen, zodat je er op je huidige reis rekening mee kan houden. Leerlingen met een sterk werkgeheugen weten informatie goed in geheugen vast te houden en te bewerken tijdens het uitvoeren van taken. Ze maken gebruik van eerdere ervaringen en al aanwezige kennis. Leerlingen die werkgeheugenproblemen hebben, hebben baat bij regelmatige herhaling en visuele ondersteuning van de informatie. Zo kunnen ze af en toe even terugkijken op hun landkaart, hun aantekeningen erop opslaan en nieuwe aantekeningen maken (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Planning en organisatie
Kunnen gezien worden als de vaardigheden die je helpen een plan te maken en ook daadwerkelijk uit te voeren. Deze kun je symbolisch zien als een kompas. Het kompas helpt je de juiste koers richting je doel uit te zetten en te behouden. Deze vaarroute sla je op in je werkgeheugen. Leerlingen die goed kunnen plannen en organiseren overzien een taak snel, weten informatie en materialen snel te ordenen, komen gemakkelijk tot een plan van aanpak en voeren deze volgens de bedachte stappen uit. Kinderen die problemen hebben met deze executieve functies hebben vaak moeite om hun spullen te organiseren en gaan vaak zonder plan te werk of kunnen zich niet aan een plan houden (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Taakinitiatie
Kan uitgelegd worden aan de hand van de schroef van de boot. De schroef moet aangezwengeld worden, wil de boot gaan varen. Eventuele opstartproblemen moeten verholpen zijn voordat je de motor kan starten, pas dan gaat de schroef draaien. Zo is het nodig dat alle benodigheden voor de vaart aan boord klaarliggen (denk aan je materialen) en dat je voorbereidingen getroffen zijn (met je kompas heb je de route op je landkaart bepaald). Leerlingen die een goede taakinitiatie hebben, kunnen snel en efficiënt aan de slag. Dit komt doordat ze de benodigde spullen op orde hebben, weten wát ze moeten doen en hóe ze het gaan aanpakken en eventuele problemen die het opstarten in de weg staan zelf verhelpen. Als één of meerdere van deze voorwaarden niet aanwezig zijn, wordt het moeilijk om snel en goed aan je taak te beginnen (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Emotieregulatie
Kan gezien worden als de toerenteller van de boot. Bij een te hoog toerental ontstaat er schade, bij een te laag toerental slaat de motor af. Zo is het ook met emoties. Denk bijvoorbeeld aan een leerling die in een woede-uitbarsting dingen kapotmaakt of een leerling die door faalangst blokkeert. Soms moet je even terugschakelen om je emoties te laten afzwakken, om te voorkomen dat ze je gedrag gaan beheersen. Dit betekent niet dat je je emoties uitschakelt, maar dat je er op een adequate manier mee omgaat (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Flexibiliteit
Kan gezien worden als het roer van de boot. De meters in de cockpit van je boot geven je voortduren nieuwe informatie tijdens de vaart. Zo kan er bijvoorbeeld ineens een andere boot op de radar verschijnen of word je overvallen door een zware storm. Het is op dat moment belangrijk dat je het plan aanpast en waar nodig het roer omgooit. Leerlingen die flexibel zijn, kunnen soepel van de ene naar de andere taak schakelen en gemakkelijk hun plannen herzien op basis van nieuwe informatie, ook tijdens een taak. Leerlingen die problemen in flexibiliteit ervaren hebben moeite om hun gedrag en gedachten aan te passen aan nieuwe omstandigheden (Houtman, et al. 2017, 15-18).
Metacognitie
Kan gezien worden als de kapiteinspet. De kapiteinspet helpt je te reflecteren op eigen handelen en de (sociale) situaties waarin je je bevindt. Hierbij is zelfmonitoring en zelfevaluatie van belang. Je doet dit na, maar ook tijdens de vaart. Leerlingen met een goede metacognitie controleren hun handelen, zodat ze zien of ze goed bezig zijn of hun handelen moeten aanpassen. Ze leren van hun successen en fouten. Leerlingen met een zwakke metacognitie kijken onvoldoende terug naar hun eigen handelen, waardoor ze successen en fouten niet als zodanig ervaren (Houtman, et al. 2017, 15-18).
De metafoor van (het besturen van) de boot laat zien dat verschillende executieve functies elkaar sterk beïnvloeden en goed met elkaar moeten samenwerken. Bijna nooit wordt er beroep gedaan op slechts één executieve functie. Wanneer je bijvoorbeeld op je uitgestippelde route een onverwachte rotspartij ziet opdoemen, zul je moeten bijsturen (flexibiliteit). Met behulp van je kompas bepaal je een nieuwe route (planning en organisatie), die je vervolgens weer opneemt op de landkaart (werkgeheugen) om uiteindelijk je doel te bereiken (Houtman, et al. 2017, 18).