Gezondheid blok 1.05

Gezondheid blok 1.05

ziek of gezond

Welzijn en gezondheid zijn niet hetzelfde. Een gezond dier is niet ziek. Dat is belangrijk, maar niet genoeg voor een fijn en gelukkig leven. Voor het welzijn van het dier zijn bijvoorbeeld ook aandacht en ruimte nodig. Als er iets mis is met het welzijn, heeft dat invloed op de gezondheid en andersom.  

 

Soms zie je snel dat er iets mis is met een dier. Kale plekken op de vacht, verkleuringen, wondjes en een onregelmatige gang zijn duidelijke signalen. Maar soms is het ook lastiger. Als een dier traag en suffig is, bijvoorbeeld. Je weet niet altijd hoe een dier normaal is, dus is er iets aan de hand of niet? Hoe je dat ziet, leer je in deze les.

Gezondheid en welzijn

In deze module kijken we naar de gezondheid van dieren. Gezondheid is belangrijk, maar niet voldoende voor een goed leven van een dier. Er zijn vier welzijnsindicatoren die we gebruiken om de situatie van dieren te beoordelen:

Gezondheid: een gezond dier heeft geen ziektes, verwondingen of infecties.  

Natuurlijk gedrag: een dier moet zich kunnen gedragen op een manier die bij de soort past. Er moet ruimte zijn om te rennen, vliegen of spelen. Sociaal gedrag met soortgenoten en mensen is belangrijk. Dieren raken gestrest als de omgeving niet voorspelbaar is of als ze geen controle hebben over de omgeving.  

Goede voeding: het juiste voer, niet te veel, niet te weinig, op de juiste manier en op de juiste tijdstippen aangeboden. Dit is natuurlijk allemaal afhankelijk van de soort en het individuele dier.  

Goede huisvesting: de juiste huisvesting is comfortabel. Er is genoeg ruimte, er is een goed klimaat en het dier kan er lekker liggen en rusten. Speeltjes en andere verrijking zijn ook goed voor het dier.  

 

Observeren op afstand

Als je een dier vastpakt, er tegen praat of er iets anders mee doet, dan reageert het dier op jou. Dat is niet altijd goed: soms wil je weten hoe het dier zich uit zichzelf gedraagt. Je observeert dan op afstand. Dat betekent dat je het normale gedrag van het dier zo min mogelijk verstoort. Je bent zelf rustig en op de achtergrond en je kijkt wat het dier doet in zijn eigen omgeving.  

Om goed te beoordelen of een dier zich vreemd gedraagt, moet je weten wat normaal is voor een dier. Dat is natuurlijk voor elke diersoort en zelfs voor elk dier verschillend. Zorg daarom dat je weet wat bij de soort hoort en dat je weet hoe dit dier zich normaal gedraagt.  

Als je het gedrag van een dier goed wilt observeren, kun je een ethogram gebruiken. Dat is een schema met alle gedragingen waar je op kunt letten.  

 

Observatie dichtbij

De dingen die je niet op afstand kunt observeren, kun je van dichtbij bekijken. Daarbij maak je contact met het dier, raak je het aan en pak je het soms vast. Het is dan belangrijk dat je het dier op het gemak stelt. Benader het dier daarom op de juiste manier. Dat is bij elke diersoort anders, maar sommige dingen zijn altijd belangrijk: blijf zelf altijd rustig, hoe het dier ook reageert. Als je een dier aait, strijk dan altijd met de haren mee.

Om de resultaten van het onderzoek later te kunnen gebruiken, moet je ze noteren. Dat doe je in een schema of checklist. Deze verschillen per diersoort: sommige dieren hebben bijvoorbeeld een gebit of nagels waar je naar kunt kijken, andere niet. Sommige dieren maken geluiden, andere niet.  

ziekteverwekkers

Teken, virussen en micro-organismen kunnen allemaal ziekten veroorzaken. Gelukkig hebben alle dieren een afweer tegen ziekteverwekkers. Welke dat zijn leer je in deze les.

 

Ziekteverwekkers

De meeste ziekten ontstaan door Ziekteverwekkers: kleine organismen of virussen. Ze dringen het lichaam van het dier binnen en maken het ziek. Er zijn verschillende soorten ziekteverwekkers:

Virussen: stukjes organisch materiaal dat zelf niet leeft. Virussen dringen het lichaam van een dier binnen en vermenigvuldigen zich daar. Het dier wordt ziek en verspreidt de virussen weer, bijvoorbeeld door te hoesten of te paren.

Micro-organismen: bacteriën, gisten, schimmels en andere organismen die zo klein zijn, dat je ze met het blote oog niet kunt zien. Ze zitten bijvoorbeeld in bedorven voedsel en feces.  

Parasieten: leven in of op een dier. Micro-organismen kunnen ook parasieten zijn, maar meestal gebruiken we het woord voor wat grotere organismen zoals wormen, schimmels, teken en vlooien. Sommige parasieten kunnen micro-organismen of virussen van het ene dier naar het andere overbrengen.  

 

Afweer

Alle dieren hebben een afweersysteem. Deze beschermt ze tegen de ziekteverwekkers. Er zijn twee soorten afweer:

  • Uitwendige afweer: de huid en de slijmvliezen. Deze houden indringers van buiten tegen.
  • Inwendige afweer: hiermee verwijdert het lichaam binnengedrongen ziekteverwekkers en andere afwijkingen.

Uitwendige afweer

De huid biedt goede bescherming tegen binnendringers. Ziekteverwekkers kunnen de huid maar moeilijk passeren. Ook zijn er altijd goede bacteriën op de huid, die ziekteverwekkers tegenhouden. Verder scheidt de huid talg af: een soort vet, dat ook beschermt tegen ziekteverwekkers.

De huid is natuurlijk niet helemaal dicht. Er zijn openingen bij de mond, neus, geslachtsopening, anus en het gebied rond de ogen. Hier vind je slijmvliezen. Deze scheiden slijm uit dat ziekteverwekkers tegenhoudt.    

 

Inwendige afweer

Antigenen zijn ziekteverwekkers die in het lichaam zijn doorgedrongen. Om deze te bestrijden hebben dieren inwendige afweer. Witte bloedcellen zijn hierbij belangrijk. Deze vallen alle lichaamsvreemde zaken aan, zoals schadelijke micro-organismen.

Er zijn ook cellen die specifiek reageren op bepaalde ziekteverwekkers. Dat zijn de T-lymfocyten en B-lymfocyten. Deze cellen horen dus bij één ziekteverwekker. Ze worden pas aangemaakt als deze ziekteverwekker in het lichaam is. Het lichaam kan dan een volgende keer veel sneller op de ziekteverwekker reageren. Dat heet immuniteit.  

 

Weerstand

De afweer die dieren hebben, noem je de weerstand. Als dieren een goede weerstand hebben, worden ze dus niet snel ziek. De weerstand van een dier hangt af van de algemene gezondheid. En die hangt weer af van de verzorging.

Dus: een goede verzorging zorgt voor een goede gezondheid en een goed afweersysteem.

oorzaken en rapportage

Als je een dier onderzoekt of observeert, kom je soms ziekteverschijnselen tegen. Daaraan zie je dat er iets mis is met het dier. In deze les leer je welke verschijnselen dat zijn. Ook komt aan bod hoe je daarover rapporteert.

Sommige aandoeningen ontstaan ineens. Ze kunnen soms ook weer snel na een behandeling verdwijnen. Andere aandoeningen blijven lang aanwezig. Soms worden dieren er zelfs mee geboren. Ze zijn niet altijd te verhelpen, maar vaak is er wel iets te doen aan de verschijnselen. In deze les maken we onderscheid tussen deze twee soorten aandoeningen.  

 

Ziekteverschijnselen

Als je een dier observeert of onderzoekt, kom je deze ziekteverschijnselen veel tegen:

  • Minder alert reageren.
  • Minder bewegen veel liggen.
  • Minder of geen eetlust.
  • Niet drinken.
  • Versnelde ademhaling.
  • Verhoogde lichaamstemperatuur.
  • Derde ooglid is zichtbaar.

Soorten aandoeningen

De ene aandoening is de andere niet. Een belangrijk verschil is dat tussen chronische en acute aandoeningen.  

 

Een chronische aandoening blijft lange tijd aanwezig: maanden, maar soms ook jaren. De bijbehorende ziekteverschijnselen hoeven niet altijd even hevig te zijn. Soms zijn ze een tijd helemaal weg, maar dan komen ze weer terug. Sommige chronische ziekten verdwijnen nooit. Een chronische aandoening kan aangeboren zijn. Dat noem je een congenitale aandoening. Een chronische aandoening kan ook ontstaan door bijvoorbeeld een trauma, tumor, vergiftiging, infectie of hartaandoening. Aangeboren aandoeningen zie je niet altijd direct na de geboorte. Soms ontstaan de ziekteverschijnselen pas later. Voorbeelden van chronische aandoeningen zijn sommige aandoeningen van het hart, de nieren , epilepsie en diabetes.

 

Acute aandoeningen kunnen na een aantal dagen of enkele weken weer verdwijnen. Soms gaat dat vanzelf en soms is daar een behandeling voor nodig. Voorbeelden van acute aandoeningen zijn ontstekingen en infectieziekten.  

 

Rapporteren

Ziekteverschijnselen of andere afwijkingen moet je rapporteren. Je moet zorgen dat je leidinggevende weet wat je hebt gezien. Deze kan eventueel een dierenarts inschakelen of andere actie ondernemen.  

Rapporteren kan op veel manieren: in een dagboek, op een individuele kaart van het dier of mondeling. Welk systeem je gebruikt, maakt niet zoveel uit als het maar gebeurt op het moment dat het nodig is.

beenderstelsel

In het  lichaam van honden en katten zitten heel veel verschillende botten. We noemen dit beenderen. Alle beenderen samen noemen we het beenderstelsel.

 

Het beenderstelsel heeft de volgende functies:

  1. Het zorgt voor vorm aan het lichaam
  2. Het zorgt voor stevigheid aan het lichaam. Het lichaam zakt niet in elkaar.
  3. Het zorgt voor bescherming van organen. Het hart ligt achter de ribben en het borstbeen. 
  4. Het zorgt ervoor dat pezen en spieren vast zitten en het lichaam zo kan bewegen. 

Skelet hond: wervelkolom - Ineke Koolmees

bloedsomloop

Bloedsomloop

De bloedsomloop in een lichaam zorgt ervoor dat bloed vervoerd wordt door het lichaam. Het wordt naar de plek gestuurd waar het lichaam het bepaalde onderdelen van het bloed het hardst nodig heeft. Wat is de functie van het bloed? Voordat we dat kunnen beantwoorden gaan we eerst kijken naar de samenstelling van het bloed.

Bloed bestaat uit een drietal vast onderdelen en daarnaast een deel uit water, afvalstoffen en voedingsstoffen. De vaste onderdelen zijn:

  1. Rode bloedcellen
  2. Witte bloedcellen
  3. Bloedplaatjes

De rode- en witte bloedcellen zijn echt cellen met een celkern, de bloedplaatjes zijn stukjes van cellen. Alle drie de onderdelen hebben een eigen functie. Hieronder zijn de verschillende onderdelen met de functies kort beschreven.

De rode bloedcellen hebben een speciale vorm, ze lijken op een donut. Dit heeft als nut dat er aan de rand veel zuurstof en koolstofdioxide geplakt kan worden. De functie van rode bloedcellen is dus het vervoeren van zuurstof en koolstofdioxide. Het zuurstof wordt vervoerd van de longen naar het hart, en van het hart naar de verschillende organen en weefsels. In de organen en weefsel wordt het zuurstof gebruikt bij verbranding en wordt er koolstofdioxide als afvalstof uitgestoten. Dit willen we niet in het lichaam hebben en daarom wordt dit door de rode bloedcellen weer vervoerd richting het hart. De koolstofdioxide gaat dus van organen en weefsels naar het hart toe, en vanaf het hart naar de longen.

 

Bloedcellen: rode, witte en bloedplaatjes. - Medisch Centrum Voor Dieren

Witte bloedcellen zijn erg belangrijk voor ons immuunsysteem. Deze zorgen ervoor dat ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt worden. De witte bloedcellen hebben geen vaste vorm waardoor het makkelijk is voor ze om door de wand van de haarvaten te gaan. Zo komen ze precies op de plek waar er ziekteverwekkers aanwezig zijn. Daarnaast zorgen witte bloedcellen er ook voor dat er een antistof gemaakt wordt zodat je niet snel ziek wordt van een ziekte die je al gehad hebt.

 

Bloed - witte bloedcellen - Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland

De bloedplaatjes zijn de kleinste van de drie. Deze zorgen ervoor dat het bloed kan stollen. Zo zorgen de bloedplaatjes ervoor dat er een korstje ontstaat als je een wondje hebt.

 

Coronavaccinatie veilig voor patiënten met immuun trombocytopenie - Amazing  Erasmus MC

Voedingsstoffen en afvalstoffen worden in het bloedplasma vervoerd. Zo kan het op de juiste plek terecht komen. In het geval van voedingsstoffen word het grootste deel in de dunne darm opgenomen in het lichaam, en hierna vervoerd door het hele lichaam.

Dit vervoeren gebeurd door middel van de verschillende vaten die in je lichaam zitten. Deze staan in verbinding met je hart. Het hart pompt het bloed door de vaten het lichaam rond.

Er bestaan drie soorten vaten: Slagaders, aders en haarvaten. Jullie hoeven in dit blok allen het verschil in slagaders en aders te weten.

Slagaders

Slagaders zijn de grootste aders in ons lichaam. Ze hebben een dikke wand die de druk die in het vat aanwezig is aan kan. De slagaders zijn belangrijk en het bloed stroomt met veel kracht door de aders. Daarom liggen de slagaders diep in het lichaam verstopt. Daar worden ze goed beschermd. Op een paar plekken in het lichaam liggen ze vlak onder de huid: de lies, de pols, achterkant van de enkel en bij de hals. Hier de druk goed te voelen en hier kunnen we dan ook goed de polsslag opnemen. Dat wil zeggen hoevaak per minuut het hart het bloed rondpompt. In de slagaders zitten geen kleppen. Slagaders stromen van het hart naar de organen en weefsels toe, vervoeren zuurstof en voedingsstoffen. Ze hebben vaak de naam gekregen van het orgaan waar ze naar toe gaan. Bijvoorbeeld beenslagader of armslagader. De grootste slagader in ons lichaam heeft de aorta. Deze zit op de plek waar het zuurstofrijke bloed het hart verlaat.

Aders

Aders zijn kleiner en de druk in de aders is minder hoog. Om er toch voor te zorgen dat het bloed door het hele lichaam vervoerd kan worden zitten er in aders kleppen. Deze voorkomen dat bloed weer terugstroomt. Aders liggen minder diep weg in het lichaam en zijn op sommige plekken goed zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan de bovenkant van je hand. Hier kan je vaak duidelijk de aders zien liggen. Aders vervoeren koolstofdioxide en afvalstoffen. Deze gaan altijd van een orgaan of weefsel weg naar het hart toe. Van het hart gaan aders weg naar de longen. Ook aders hebben de naam van het orgaan of weefsel waar ze vandaan komen. Bijvoorbeeld beenader of armader.

Bloedsomloop

De vaten en het hart werken dus samen om het bloed rond te pompen door het lichaam. In het menselijk lichaam hebben we een dubbele bloedsomloop. Dat wil zeggen het bloed komt stroomt  keer door het hart. De kleine bloedsomloop gaat van de longen naar het hart, en van het hart naar de longen. De grote bloedsomloop gaat van het hart naar de rest van het lichaam, en van de rest van het lichaam weer terug naar het hart. Tijdens het pompen maakt het bloed als het ware een achtje.

Kleine bloedsomloop

 

Het hart

Het hart zelf is een grote spier die elke keer krachtig samen knijpt. Door het samen knijpen wordt het bloed door het hart geperst. Het hart bestaat uit vier verschillende onderdelen.

  • De linkerboezem
  • De rechterboezem
  • De linkerkamer
  • De rechterkamer

In het filmpje hieronder wordt de werking van het hart uitgelegd.

  • Het arrangement Gezondheid blok 1.05 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    corine Luttikholt-Harkink Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2023-07-01 17:44:56
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit blok gaan we kijken naar de gezondheid van hond/kat. We gaan een gezondheidscontrole uitvoeren en kijken welke verschillende gezondheidsproblemen er bij bepaalde hondenrassen veel voorkomen. Daarnaast wordt er een stukje herhaald uit het eerste blok over het bottenstelsel en spijsverteringskanaal.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.