De meeste ziekten ontstaan door Ziekteverwekkers: kleine organismen of virussen. Ze dringen het lichaam van het dier binnen en maken het ziek. Er zijn verschillende soorten ziekteverwekkers:
Virussen: stukjes organisch materiaal dat zelf niet leeft. Virussen dringen het lichaam van een dier binnen en vermenigvuldigen zich daar. Het dier wordt ziek en verspreidt de virussen weer, bijvoorbeeld door te hoesten of te paren.
Micro-organismen: bacteriën, gisten, schimmels en andere organismen die zo klein zijn, dat je ze met het blote oog niet kunt zien. Ze zitten bijvoorbeeld in bedorven voedsel en feces.
Parasieten: leven in of op een dier. Micro-organismen kunnen ook parasieten zijn, maar meestal gebruiken we het woord voor wat grotere organismen zoals wormen, schimmels, teken en vlooien. Sommige parasieten kunnen micro-organismen of virussen van het ene dier naar het andere overbrengen.
Alle dieren hebben een afweersysteem. Deze beschermt ze tegen de ziekteverwekkers. Er zijn twee soorten afweer:
De huid biedt goede bescherming tegen binnendringers. Ziekteverwekkers kunnen de huid maar moeilijk passeren. Ook zijn er altijd goede bacteriën op de huid, die ziekteverwekkers tegenhouden. Verder scheidt de huid talg af: een soort vet, dat ook beschermt tegen ziekteverwekkers.
De huid is natuurlijk niet helemaal dicht. Er zijn openingen bij de mond, neus, geslachtsopening, anus en het gebied rond de ogen. Hier vind je slijmvliezen. Deze scheiden slijm uit dat ziekteverwekkers tegenhoudt.
Antigenen zijn ziekteverwekkers die in het lichaam zijn doorgedrongen. Om deze te bestrijden hebben dieren inwendige afweer. Witte bloedcellen zijn hierbij belangrijk. Deze vallen alle lichaamsvreemde zaken aan, zoals schadelijke micro-organismen.
Er zijn ook cellen die specifiek reageren op bepaalde ziekteverwekkers. Dat zijn de T-lymfocyten en B-lymfocyten. Deze cellen horen dus bij één ziekteverwekker. Ze worden pas aangemaakt als deze ziekteverwekker in het lichaam is. Het lichaam kan dan een volgende keer veel sneller op de ziekteverwekker reageren. Dat heet immuniteit.
De afweer die dieren hebben, noem je de weerstand. Als dieren een goede weerstand hebben, worden ze dus niet snel ziek. De weerstand van een dier hangt af van de algemene gezondheid. En die hangt weer af van de verzorging.
Dus: een goede verzorging zorgt voor een goede gezondheid en een goed afweersysteem.