- Je weet het verschil tussen regionale en sociale ongelijkheid.
- Je weet het verschil tussen centrum, semi-periferie en periferielanden.
- Je weet hoe je het BNP per hoofd kunt berekenen en welke eenheid je erachter moet zetten.
- Je weet hoe de beroepsbevolking is opgebouwd.
- Je weet het verschil tussen hoog- en laagwaardige producten.
- Je kan voorbeelden geven van regionale en sociale ongelijkheid op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan voorbeelden geven van centrum, semi-periferie en periferielanden op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan het BNP/hoofd berekenen.
- Je kan aan de hand van praktijk voorbeelden de vier nadelen van het BNP/hoofd uitleggen.
- Je kan een beroep in de goede sector van de beroepsbevolking plaatsen (primair, secundair, tertiair).
- Je kan verband leggen tussen centrum/semi-periferie/periferielanden en de indeling van de beroepsbevolking van een land (% primaire, secundaire tertiaire sector).
- Je kan voorbeelden noemen van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten.
- Je kan in een productieproces bij verschillende stappen concluderen of het gaat om grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten. En of de stap primaire, secundaire of tertiaire sector is.
- Je kan verbanden leggen tussen het BNP/hoofd en de waarde van de exportproducten.
- Je kan een gapminder lezen (www.gapminder.org - tools) en daar verbanden uithalen
Paragraaf 3:
Je kent de volgende begrippen:
- Welzijn
- Alfabetisme
- Analfabetisme
- Primair onderwijs
- Zuigelingensterfte
- Levensverwachting
- Kraamvrouwsterfte
- Toegang tot school drinkwater
- Eiwit/suiker/KJ consumptie meten
- Bruto Nationaal Geluk
- Je weet het verschil tussen welvaart en indicatoren voor welzijn.
- Je kan verbanden leggen tussen twee kaarten/bronnen die over het onderwerp welzijn gaan.
- Je kan een Gapminder grafiek aflezen en er verbanden uithalen.
- Je kan een verband uit een Gapminder grafiek beschrijven met een ‘hoe, hoe’ zin.
- Je weet van onderwijs, gezondheidszorg, levensgeluk en eten/drinken de indicator uit de leertekst en kan deze toepassen/uitleggen
- Je kan naast de indicatoren uit de leertekst voor onderwijs/gezondheidszorg/levensgeluk en eten en drinken per onderdeel nog minimaal 1 andere indicator noemen om het onderdeel te meten.
Paragraaf 4:
Leerlingen kennen de volgende begrippen:
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsspreiding
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Geboortecijfer
Sterftecijfer
Immigratie
Emigratie
Vergrijzing
Demografische transitie (vwo)
Paragraaf 4:
Je weet hoe groot de wereldbevolking is.
Je kan oorzaken benoemen voor een lage of hoge bevolkingsdichtheid
Je kan de bevolkingsspreiding benoemen van een bepaald gebied met windrichtingen
Je weet welk beleid in China gezorgd heeft voor een flinke daling van het geboortecijfer.
Je kan uitleggen op welke twee manieren de bevolking kan groeien. (natuurlijk en sociaal)
Je kan de natuurlijke bevolkingsgroei berekenen van een land
Je kan de sociale bevolkingsgroei berekenen van een land
Je kan een bevolkingspiramide aflezen.
Je kan de juiste vorm van de bevolkingspiramide plaatsen bij centrum, semi-periferie en periferie landen.
Je weet het verschil tussen absolute en relatieve getallen
Je kan een verband leggen tussen het geboortecijfer en de rijkdom van een land (bijv. BNP/hoofd)
Je kan verschillende redenen benoemen waarom er een hoog geboortecijfer is in periferie landen.
Je kan verschillende redenen noemen voor het afnemen van het geboortecijfer in een land.
Je kan verschillende redenen noemen voor het afnemen van het sterftecijfer in een land.
Je kan uitleggen waarom er een uitstulping zit in de Nederlandse bevolkingspiramide (babyboom)
§1 Inleiding
Arm of rijk?
Als je op vakantie bent in een ander land heb je al snel door of je in een arm of rijk land terecht bent gekomen. Dat zie je als je op straat loopt aan bijvoorbeeld de mensen, de huizen en de auto's die er rijden. Toch bepaal je de welvaart van een land niet door op straat om je heen te kijken.
Bekijk het volgende filmpje op de website van NOS.
Op Het Noordik kun je in de bovenbouw meedoen aan het expeditie onderwijs. Samen met een groep medeleerlingen haal je gedurende het schooljaar geld op door samen acties te organiseren. Met dit geld ga je aan het eind van het schooljaar naar een ontwikkelingsland om mensen daar te helpen en een stukje ontwikkelingshulp te bieden. Wanneer je daar eenmaal bent merk je dat je niet meer in het centrum bent, maar in de periferie. Twee leerlingen van onze school hebben daar voor jullie een stukje over geschreven. Zij delen hun ervaringen met jullie.
Elise Klinkien - Sri Lanka 2015
Ik ben Elise Klinkien, in vwo 4 ben ik met het Expeditie Onderwijs naar Sri Lanka geweest. Hier heb ik ervaren wat echte armoede is en daar ben ik best van geschrokken. De meeste huizen bestonden uit een aantal golfplaten die aan elkaar gehouden werden met houten palen of plastic zeilen. Af en toe zag je van een paar van die in elkaar geknutselde huisjes langs de weg, maar het waren soms ook hele dorpen. Toen we met de trein richting de hoofdstad Colombo gingen, kwamen we ook langs veel van deze dorpen. De ‘krotten’ stonden vaak nog geen meter van de treinrails af en er zaten geen hekken tussen (erg onveilig dus). We hebben op een school in Galle een aantal klaslokalen en zo’n 80 tafels en stoelen helemaal geverfd. Dit was hard nodig omdat het er allemaal oud en niet echt vrolijk uitzag. Er waren duidelijk verschillen te zien tussen de klaslokalen bij ons op Het Noordik en die in Sri Lanka. Wij hebben veel meer en betere tafels en stoelen, in Sri Lanka maken ze nog gebruik van een krijtbord terwijl wij digitale borden hebben, ook zie je het verschil met ons aan de kleding van de kinderen en de speelplaats met alleen een aantal verroeste klimrekken.
Foto 1. Het klaslokaal toen we aankwamen
Foto 2 Hier ben ik samen met een ander expeditie teamlid het lokaal aan het schilderen.
Nynke Veurink - Expeditie Oeganda 2016
Vanuit ons project in de hoofdstad Kampala zijn we naar een klein en arm plattelandsdorpje gereden, Jjaja Banga. Hier was nauwelijk electriciteit en geen stromend water. We begonnen heel goed in Jjaja Banga, lekker op dreef met het pompen van water bij de waterput net buiten het dorp. We waren er zeker van dat we wel zeker 7 jerrycans zouden vullen, genoeg voor de hele groep. Maar hoe konden we zo zeker zijn? Dit is Afrika, Oeganda, en je weet dat er armoede heerst, hierdoor is er nooit zekerheid.
Het moment dat je geconfronteerd wordt met het tekort aan schoon drinkwater raakt je hard. Mensen hier wassen zich met dat vieze water. Ze drinken (!) dat vieze water en worden daardoor vaak heel erg ziek.
Vlak nadat wij wegliepen bij de waterpomp, kwam er een jongentje aan lopen met een jerrycan om water te halen. Er was geen water meer en het jongentje moest wel door naar de sloot om zijn water daar uit te halen.
Dit maakte me zo verdrietig om te weten dat hij dat ging drinken. Dat jongentje is één van velen. Zo werd ‘eventjes water halen’ een ervaring die ik nooit meer zal vergeten.
Eigenlijk zou iedereen dit mee moeten maken, dan zou de westerse wereld de situatie beter begrijpen. Je ziet er van alles over in de media maar wie kan zeggen dat ze erbij waren? Dat ze deze armoede gezien hebben? Ik wist dat ik weer naar huis zou gaan. Met mijn lekkere eten en drinken, goede kleding en goed onderwijs. Voor de mensen hier is de situatie blijvend.
Het was schokkend en emotioneel, maar ik ben blij dat ik in Oeganda ben geweest ben en kinderen heb kunnen helpen.
Klik op onderstaande link. Je komt nu in op de locatie van het Oegandese dorp Jjaja Banga.
Bekijk het filmpje van Expeditie Oeganda in Jjaja Banga hieronder. Van minuut 6:20 t/m minuut 8:00 legt Nynke de gevolgen van het tekort aan schoon drinkwater uit.
- Je weet het verschil tussen regionale en sociale ongelijkheid.
- Je weet het verschil tussen centrum, semi-periferie en periferielanden.
- Je weet hoe je het BNP per hoofd kunt berekenen en welke eenheid je erachter moet zetten.
- Je weet hoe de beroepsbevolking is opgebouwd.
- Je weet het verschil tussen hoog- en laagwaardige producten.
- Je kan voorbeelden geven van regionale en sociale ongelijkheid op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan voorbeelden geven van centrum, semi-periferie en periferielanden op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan het BNP/hoofd berekenen.
- Je kan aan de hand van praktijk voorbeelden de vier nadelen van het BNP/hoofd uitleggen.
- Je kan een beroep in de goede sector van de beroepsbevolking plaatsen (primair, secundair, tertiair).
- Je kan verband leggen tussen centrum/semi-periferie/periferielanden en de indeling van de beroepsbevolking van een land (% primaire/secundaire/tertiaire sector).
- Je kan voorbeelden noemen van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten.
- Je kan van een voorbeeld aangeven of het een grondstof, halffabrikaat of eindproduct is.
- Je kan een verband leggen tussen de samenstelling van de export (grondstof/halffabrikaat/eindproduct) en de welvaart van het land (centrum/semi-periferie/periferie)
- Je kan verbanden leggen tussen het BNP/hoofd en de waarde van de exportproducten.
- Je kan een gapminder lezen (www.gapminder.org) en daar verbanden uithalen
2.1 Sociale en regionale ongelijkheid
Op de bovenstaande foto's zie je een duidelijke grens tussen arm en rijk.Op wereldschaal zijn er arme en rijke gebieden, maar zelfs binnen een stad is arm en rijk soms gescheiden door slechts een muurtje of een snelweg. Op de foto linksonder zie je aan de rechterkant een kostschool voor rijke kinderen in de rijke wijk La Malinche in Mexico-Stad. De mensen uit de wijk aan de andere kant van de weg hebben een heel ander leven. Als er ongelijkheid is tussen twee gebieden noemen we dat regionale ongelijkheid.
Sociale ongelijkheid gaat over ongelijkheid tussen (groepen) mensen, niet over het verschil tussen gebieden. Een rijke zakenman kan best in dezelfde regio wonen als een arme schoenenpoetser. Mensen die in Nederland in een verpleeghuis werken, verdienen veel minder dan mensen die advocaat zijn.
Je kan regionale ongelijkheid herkennen als er een regio in voorkomt:"Twente is armer dan Noord-Holland". Je kan sociale ongelijkheid herkennen als het over (groepen) mensen gaat: "Mijnwerkers zijn armer dan piloten" "Onze buren hebben een groter huis dan wij".
2.2 Centrum, semi-periferie, periferie
Centrum en periferie
Armoede is waarschijnlijk niet iets wat jij elke dag meemaakt. Wij wonen in Nederland en dat is over het algemeen een rijk land. Rijke landen op de wereld noemen we centrum landen. Arme landen op de wereld noemen we periferie landen, deze landen worden ook wel ontwikkelingslanden genoemd. De landen die daartussen vallen noemen we semi-periferie. Die verhouding tussen centrum landen en periferie landen is ontstaan vanuit het koloniale verleden. Klik op de link hieronder en bekijk het filmpje over het ontstaan van centrum en periferie.
Je moet het verschil weten tussen welvaart en welzijn. Je moet onthouden dat welvaart gaat over de economische omstandigheden in een land en welzijn eigenlijk over alle andere omstandigheden die niet met de economie te maken hebben. Hoeveel mensen verdienen, waar mensen werken en wat ze bezitten gaat dus over welvaart. Hoe goed de gezondheidzorg is of de kwaliteit van de scholen gaat over welzijn. In deze paragraaf focussen we ons op welvaart. Welvaart heeft wel invloed op het welzijn. Als er veel geld verdiend wordt in een land, is er bijvoorbeeld meer geld voor ziekenhuizen.
Welvaart gaat dus alleen over de economie van een land. In de vorige paragraaf zie je aan de foto's dat er regionale ongelijkheid is op gebied van welvaart, maar hoe kun je dit meten? Want als je iets objectief kan meten, kun je ook gebieden, groepen mensen, landen of werelddelen met elkaar vergelijken. Dat is hardstikke lastig om te bedenken hoor! Je zou bijvoorbeeld kunnen kijken naar het gemiddelde aantal zwembaden in de tuin per 1000 inwoners. Want als je een zwembad in de tuin hebt, ben je altijd heel rijk toch? In Miami is dit getal best hoog.
Het BNP is al het geld dat er in een land verdiend wordt en dat op één grote hoop wordt gegooid. Je begrijpt vast wel dat die hoop in China veel groter is, dan in Nederland. Maar China is geen rijker land. Daarom is het van belang om het gemiddelde inkomen per inwoner te berekenen. Dan kun je landen wel veel beter met elkaar vergelijken.
De belangrijkste indicator voor het meten van welvaart is het inkomen. Het totale inkomen van een land noemen we het BNP (Bruto Nationaal Product) of BBP (Bruto Binnenlands product).
Het bruto nationaal product (bnp) is het totale inkomen van de mensen die in een land wonen, ongeacht of ze in dat land of het buitenland werken. Het bnp per hoofd van de bevolking is een veelgebruikte maatstaf voor de grootte van een economie.
Het berekenen van het BNP/hoofd doe je met de volgende formule:
BNP per hoofd
Alles wat er in een land verdiend wordt (BNP) : aantal inwoners = BNP/hoofd
Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf voor welvaart gezien. Maar er kleven ook enkele bezwaren aan deze maatstaf:
Je houdt alleen maar rekinging met het inkomen, maar je houdt geen rekening met het welzijn van mensen; ook dingen die niet te koop zijn zijn belangrijk.
je houdt geen rekening met prijsverschillen: doordat de prijzen in westerse landen hoger zijn dan de prijzen in ontwikkelingslanden. Hoeveel je van je geld kan kopen noemen we koopkracht.
je houdt geen rekening met de informele economie: niet alle activiteiten tellen mee in het nationaal inkomen doordat er zwart gewerkt wordt of het inkomen nergens geregistreerd staat of in natura is.
In ontwikkelingslanden zijn veel meer mensen voor een belangrijk deel van hun inkomen afhankelijk van de informele sector.
je houdt geen rekening met inkomensverschillen: Het is een gemiddeld getal. Een hoog inkomen per hoofd van de bevolking betekent niet dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft.
Een andere belangrijke indicator voor het meten van welvaart is het kijken naar de samenstelling van de beroepsbevolking, De beroepsbevolking worden alle personen gerekend die: tussen de 15 en 65 jaar zijn en twaalf of meer uren per week werken of werk zoeken.
De beroepsbevolking kun je indelen in drie sectoren. In dit filmpje wordt daar uitleg over gegeven:
De drie sectoren waarbinnen mensen kunnen werken moet je kennen en je moet beroepen binnen deze sectoren in kunnen delen. In de onderstaande tabel zie je de primaire, secundaire en teriaire sector duidelijk samengevat.
2.7 Welvaartsindicator: Waarde van de productie
Uit het bovenstaande stuk tekst zijn drie begrippen belangrijk. Grondstof, halffabrikaat en eindproduct. Een grondstof is een nog volledig onbewerkt product, direct uit de natuur. Een voorbeeld van een grondstof is olie. Een halffabrikaat is een product dat al bewerkt is maar dat nog moet worden bewerkt tot eindproduct. Uit bauxiet kan alumunium worden gewonnen. Als hier platen van worden gemaakt, kan zo'n plaat een halffabricaat worden genoemd. De platen zelf zijn nog geen eindproducten. Deze kunnen bijvoorbeeld worden verwerkt tot een kast. Een eindproduct is het product dat helemaal af is..
Daarnaast noemen we een product waar je weinig geld aan kan verdienen en weinig waard is noemen we een laagwaardig product. Dit zijn voornamelijk grondstoffen. Een product dat juist heel veel geld waard is en je juist veel geld meer verdient noemen we een hoogwaardig product. Dit zijn voornamelijk eindproducten.
Door te kijken naar de samenstelling import en export van landen kun je zien of een land arm of rijk is. Als een land veel hoogwaardige producten exporteert, is een land vaak een rijk land.
- Je weet het verschil tussen indicatoren voor welvaart en indicatoren voor welzijn.
- Je weet dat de grootte van de bolletjes in Gapminder overeenkomen met het inwoneraantal van een land.
- Je weet dat de kleuren van de bolletjes in Gapminder overeenkomen met het continent waar het land ligt.
- Je kan verbanden leggen tussen twee kaarten/bronnen die over het onderwerp welzijn gaan.
- Je kan een Gapminder grafiek aflezen.
- Je kan een verband uit een Gapminder grafiek beschrijven met een ‘hoe, hoe’ zin.
3.1 Wat is welzijn?
Bron:
Wat is welzijn en hoe gaan we dit meten?
Zoals je in de vorige paragrafen hebt gelezen is rijkdom niet gelijk verdeeld over de wereld. Zelfs in Nederland zijn er behoorlijk wat verschil tussen rijke wijken en armere wijken. Toch proberen we in Nederland die verschillen niet te groot te maken. Als je wat verder uitzoomt en de hele wereld wilt indelen in rijke en arme gebieden kom je al heel snel tot een indeling in werelddelen die rijk en werelddelen die arm zijn. In de aardrijskunde noemen we de armere gebieden periferie en de rijkere gebieden centrum landen.
Voor sommige werelddelen is het makkelijk. Noord Amerika, Europa en Oceanië zijn rijk en horen dus tot de centrum gebieden, Afrika is ook duidelijk en hoort tot de periferie. Maar voor gebieden als Azië en Latijns Amerika is het ingewikkelder, dit zijn landen die sterk in ontwikkeling zijn. Je gaat dan de vraag stellen hoe kun je meten of een gebied arm of rijk is. Dus waaraan zie je of mensen rijk of arm zijn. In de vorige paragraaf heb je gekeken naar economische onderwerpen, maar er zijn nog meer onderwerpen waaraan je kunt zien of een land arm of rijk is. In deze paragraaf gaat het om welzijn.Welzijn = of je op lichamelijk, geestelijk en sociaal niveau je goed voelt.
De belangrijkste vier onderwerpen die iets zeggen over welzijn zijn onderwijs, gezondheidszorg, eten/drinken en levensgeluk. De gegevens over deze onderwerpen die je kunt meten noemen we indicatoren.
Er zijn dus een aantal indicatoren, dit zijn meetbare gegevens, waaraan je kunt zien of het welzijn in een land hoog of laag is. We gaan de belangrijkste onderwerpen aan de hand van verschillende indicatoren behandelen.
Hoe lastig is het als je niet zou kunnen lezen, schrijven of rekenen. Je zou niet begrjipen wat verkeersborden betekenen of de regels bij een achtbaan kunnen lezen. Soms loop je misschien te zeuren dat je naar school moet, maar goed onderwijs is een van de grootste geschenken in je leven. Om het welzijn van een land te meten is het daarom belangrijk om naar de kwaliteit van het onderwijs te kijken. Onderwijs is heel erg belangrijk voor de ontwikkeling van een land. De belangrijkste indicator is analfabetisme.
Analfabetisme is het aantal mensen dat niet kan lezen of schrijven. Het analfabetisme wordt weergegeven in procenten. Als mensen niet kunnen lezen of schrijven zegt dit iets over hoe het met het onderwijs in een land gesteld is. Als er niet genoeg geld is in een land voor onderwijs, zijn er niet genoeg docenten en scholen. Vaak kost het geld om kinderen naar een school te sturen, dit geld hebben de mensen niet of ze wonen heel ver van een school, zodat kinderen er niet kunnen komen. Soms is het een keuze van een land om niet veel geld uit te geven aan onderwijs. Het analfabetisme in de wereld is aan het dalen. Twintig jaar geleden kon de helft van de wereldbevolking niet lezen of schrijven, tegenwoordig is dat een derde van alle mensen op aarde.
Analfabetisme = Niet kunnen lezen en schrijven
Alfabetisme = Wél kunnen lezen en schrijven
Door het klikken op onderstaande link kun je de alfabetisme statistieken zien van de verschillende landen.
De kwetsbaarste groep mensen in een bevolking zijn de zuigelingen. Zuigelingen zijn kleine kinderen alleen melk drinken en helemaal afhankelijk zijn van de moeder. Als het in een land niet goed gaat is dit de groep die het snelste sterft. Als de zuigelingensterfte hoog is, geeft dit aan dat het niet goed gaat in een land. Er kunnen een heleboel redenen voor deze zuigelingensterfte zijn. Er kan in een land oorlog of hongernood zijn, maar vaak is het een indicator voor de kwaliteit van de gezondheidszorg in een land weinig.
Kinderen in de rij voor een ziekenhuis in Congo. Bron: www.trouw.nl
Bekijk de kaart op onderstaande link. Als je op de verschillende landen gaat staan zie je de getallen die de zuigelingensterfte aangeven. Zuigelingensterfte is een getal per 1000 levend geboren baby’s in een land. Omdat het een getal per 1000 inwoners is, noemen we dit `pro mille`.
Via de link hieronder kun je de kaart bekijken van zuigelingensterfte in verschillende landen.
Bekijk het bovenstaande filmpje. In Nederland zijn wij het gewend dat er water uit de kraan komt en ondervoeding komt bij ons weinig voor. In het filmpje zie je dat dit in veel gebieden in Afrika niet vanzelfsprekend is. De strijdt om te overleven is in deze gebieden erg hoog en je begrijpt vast wel dat de kwalteit en hoeveelheid eten en drinken belangrijk is voor het welzijn in een land.Toegang tot water is een belangrijke indicator voor het onderwerp eten en drinken. Water is een primaire levensbehoefte, je kan maar een paar dagen zonder water. Op het bovenstaande kaartje zie je per land het percentage mensen dat toegang heeft tot een goede waterbron in een land. Je ziet dat in sommige arme landen de toegang tot goed water best hoog is. Een land als Bolivia in Zuid-Amerika heeft voor een groot gedeelte een tropisch regenwoudklimaat, hierdoor is er veel minder waterproblematiek dan in het woestijnachtige Mali.
Nadat de economische zeepbel uiteen was gespat aan het begin van de jaren negentig, explodeerden de Japanse zelfmoordcijfers. Talloze mannen van in de vijftig die decennialang gezweet hadden voor hun bedrijf zaten plots zonder werk. Velen zochten troost in een stuk touw. Ook veel zelfstandigen pleegden zelfmoord. Ze wilden hun gezin niet opzadelen met huizenhoge schulden. Vele duizenden pleegden zelfmoord zodat hun levensverzekering gebruikt kon worden om de schulden af te betalen.
Het bovenstaande stuk gaat over Japan. Zoek van Japan de levensverwachting en het percentage analfabeten op. Als je deze cijfers bekijkt zou je zeggen dat het welzijn van Japan heel hoog is, maar wat zegt het bovenstaande stuk tekst hierover? Welzijn is veel meer dan alleen maar scholing, eten/drinken en gezondheid. Als je in dicatatuur leeft of om je geloof onderdrukt wordt, heeft dit gevolgen voor je welzijnsbeleving. In Japan was stress en het moeten voldoen aan een bepaalde verwachting een groot probleem.
Wereldwijd scoren moderne landen als Noorwegen, Zweden en Zwitserland traditioneel hoog op lijstjes met de beste landen om in te leven. In deze lijsten valt Bhutan op. Bhutan is relatief arm en onderontwikkeld. Toch zijn de bewoners van het Aziatische land één van de gelukkigste volkeren ter wereld.
Wat maakt de Bhutanezen zo gelukkig? Wat kunnen wij daarvan leren?
Bruto Nationaal Geluk
In Bhutan hebben ze een maatstaf gecreëerd om het geluk van de bevolking te meten. Het zogenaamde: Bruto Nationaal Geluk (BNG). De overheid bestuurt het land aan de hand van dit Bruto Nationaal Geluk. Ze kijken hierbij naast eten/drink, gezondheidszorg en onderwijs ook naar indicatoren als tijdsbesteding, vrienden, familie, milieu, verspilling en hoe tevreden mensen zijn.
Volgens hen is je gelukkig voelen dus niet alleen afhankelijk van je levensstandaard en of je toegang hebt tot onderwijs, maar ook van je geestelijke en lichamelijke gezondheid.
Franciscus van Assisi zei ooit: “Geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen. Geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen.Geef me het inzicht om het verschil tussen beide te zien”.
§4 Demografie
4.0 Leerdoelen
Leerlingen kennen de volgende begrippen:
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsspreiding
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Geboortecijfer
Sterftecijfer
Immigratie
Emigratie
Vergrijzing
Demografische transitie (vwo)
Je weet hoe groot de wereldbevolking is.
Je weet het verschil tussen absolute en relatieve getallen.
Je weet welk beleid in China gezorgd heeft voor een flinke daling van het geboortecijfer.
Je kan uitleggen op welke twee manieren de bevolking kan groeien.
Je kan een bevolkingspiramide aflezen.
Je kan de juiste vorm van de bevolkingspiramide plaatsen bij centrum, semi-periferie en periferie landen.
Je kan een verband leggen tussen het geboortecijfer en de rijkdom van een land (bijv. BNP/hoofd)
Je kan verschillende redenen benoemen waarom er een hoog geboortecijfer is in periferie landen.
Je kan verschillende redenen noemen voor het afnemen van het geboortecijfer in een land.
Je kan verschillende redenen noemen voor het afnemen van het sterftecijfer in een land.
Je kan uitleggen waarom er een uitstulping zit in de Nederlandse bevolkingspiramide.
Je kan (met de verschillende vormen van de bevolkingspiramide) de verschillende fasen in de demografische transitie uitleggen. (vwo)
4.1 Bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid
Bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid
Om verschillende redenen wonen mensen liever in het ene gebied dan in het andere. In grote delen van Afrika is de bodem niet of niet erg vruchtbaar. Dergelijke gebieden kunnen maar aan een beperkte hoeveelheid mensen een bestaan bieden. Het gevolg is dat er weinig mensen wonen. De bevolkingsdichtheid is er laag.
De bevolkingsdichtheid is het aantal mensen per km².
Daar waar de bodem wel vruchtbaar is en voldoende voedsel voor mensen en hun veestapel kan leveren, wonen veel meer mensen. Deze gebieden zijn dichtbevolkt.
Zo heb je binnen landen verschillen in dichtheid van de bevolking. Dat wordt uitgedrukt in het begrip bevolkingsspreiding.
Dichtheid en spreiding zijn demografische factoren.
Nederland
Nederland telde in september 2014 ruim 16,8 miljoen mensen. Die mensen wonen op een oppervlakte van ruim 37.300 km². Dat betekent een bevolkingsdichtheid van ongeveer 450 mensen per km². Als je kijkt naar de bevolkingsdichtheid per gemeente, dan zijn er in Nederland grote verschillen, je noemt dit bevolkingsspreiding. Op de kaart spreiding van de bevolking van Nederland zie je in welke gemeenten veel en in welke gemeenten weinig mensen wonen.
4.2 Bevolkingsgroei
De wereldbevolking groeit, groeit en groeit. Steeds sneller.
De wereldbevolking groeit al sinds het begin van de mensheid, maar het tempo waarin gaat snel omhoog. In het jaar 1810 woonden er 1 miljard mensen op aarde. 120 jaar later, in 1930, was dat aantal verdubbeld tot 2 miljard. Het 3e miljard kwam erbij in 35 jaar.
De industriële revolutie zorgde voor meer welvaart en het gevolg was een enorme babyboom. En de groei zette door.
De wereldbevolking telt 6 miljard mensen in 1999. Nog geen 12 jaar later, eind oktober 2011, verwelkomt de wereld de 7 miljardste inwoner en in november 2022 is zelfs de de 8 miljard mensen gepaseerd.
De Verenigde Naties hebben berekend dat, als de bevolking in het zelfde tempo blijft groeien, de aarde in 2050 meer dan 9 miljard bewoners heeft. En ruim voor 2100 (vermoedelijk 2083) zal het aantal bewoners zijn gestegen naar 10 miljard.
Twee manieren waarop een bevolking kan groeien.
De bevolking kan op twee manieren groeien: door geboorte en migratie.
Wanneer er meer kinderen worden geboreren dan en mensen overlijden dan groeit de bevolking (= natuurlijke bevolkingsgroei). Wanneer er meer mensen een land binnenkomen (immigratie) dan er vertrekken (emigratie) dan groeit de bevolking.
Wanneer er meer mensen worden geboren dan sterven, spreken we van een geboorteoverschot. Bij een geboorteoverschot groei de bevolking op de natuurlijke manier. Wanneer er meer mensen sterven dan er worden geboren, spreken we van een sterfteoverschot. Bij een sterfteoverschot krimpt de bevolking op een natuurlijke manier.
De situatie in Nederland
Tot in de eerste helft van de 20e eeuw was er veel armoede in Nederland. Armoede heeft zijn weerslag op eten en gezondheidszorg. Het gevolg is dat de sterfte hoog is, vooral onder kinderen. Hoge kindersterfte heeft een hoog geboortecijfer tot gevolg. Kinderen zijn immers ook een oudedagsvoorziening.
Als de leefomstandigheden, de gezondheidszorg en hygiëne verbeteren, dan zie je het sterftecijfer afnemen. Het geboortecijfer bleef nog hoog zodat er een groot geboorteoverschot ontstond en dus ook een forse natuurlijke bevolkingsgroei.
Vanaf 1970 ging het geboortecijfer sterk omlaag. Waren eerst gezinnen van vier, vijf of meer kinderen heel normaal, na 1970 hadden veel gezinnen maar twee kinderen. Hierdoor werd het geboorteoverschot kleiner, waardoor de natuurlijke bevolkingsgroei af nam. Een groot kindertal was niet langer nodig als voorziening voor de oude dag sinds Nederland een algemeen ouderenpensioen kent (Algemene Ouderdomswet, AOW). Heel belangrijk in deze ontwikkeling is geweest de beschikbaarheid van anticonceptie. Door de uitvinding van ‘de pil’ was het mogelijk zwangerschap te plannen en zelf te bepalen of en hoeveel kinderen je wilt.
Op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek kun je de bevolkingspiramiden van Nederland zien. In een overzichtelijke grafiek wordt de ontwikkeling vanaf 1950 weergegeven én de verwachtingen tot het jaar 2060.
Vergrijzing in Nederland
De bevolking in Nederland wordt steeds ouder. In bovenstaande bevolkingspiramide is te zien dat de grootste groep van de Nederlandse bevolking tussen de 50 en 65 jaar oud is. De bevolking in Nederland wordt gemiddeld steeds ouder. Dit komt doordat de mensen in Nederland steeds ouder worden vanwege de goede gezondheiszorg terwijl er minder kinderen geboren worden. Dit ouder worden van de bevolking noemen we vergrijzing.
Bekijk ook de onderstaande uitleg filmpjes over vergrijzing.
Marokko
Voor 1983 was in Marokko het geboortecijfer hoog, al was het vanaf 1965 dalend. Ook het sterftecijfer was hoog. In die periode leefde maar een kleine groep mensen in welvaart. Armoede kwam op grote schaal voor, vooral in krottenwijken bij grote steden en in plattelandsgebieden in het zuiden, waar de bodem niet zo vruchtbaar is.
Waar veel armoede is, is ook de sterfte hoog, vooral onder kinderen. Bij een hoge kindersterfte zie je doorgaans een hoog geboortecijfer. Ook in Marokko waren mensen op hun oude dag afhankelijk van de ondersteuning door hun kinderen.
Na 1983 ging de sterfte omlaag, vooral onder kinderen. Dat kwam op de eerste plaats door de toenemende welvaart in het land. Daardoor kwam goede gezondheidszorg en goed eten beschikbaar voor meer mensen.
Het was in de tweede plaats het gevolg van een betere aanpak door de Marokkaanse regering van de kindersterfte. Zo kregen steeds meer vrouwen tijdens een bevalling hulp van een goede verloskundige waardoor er minder kinderen en moeders stierven tijdens of kort na de bevalling. Ook werden na 1983 steeds meer Marokkaanse kinderen ingeënt tegen ziekten als difterie en kinderverlamming.
Na 1983 daalde ook het geboortecijfer. Toenemende welvaart doet de behoefte aan kinderen afnemen. Blijkbaar is een groot kindertal minder noodzakelijk.
V
FF
DDDDDD
China
Tot 1978 was China een land met een hoog sterftecijfer en een nog hoger geboortecijfer. De bevolking groeide in hoog tempo, vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen het sterftecijfer sterk terugliep. Na 1979 nam de natuurlijke groei van de Chinese bevolking af vanwege afname van het geboortecijfer.
In dat jaar startte China onder de toenmalige leider Deng Xiaoping met de roemruchte één-kind-politiek.
Het is een streng beleid om de groei van de Chinese bevolking af te remmen en zo laag mogelijk te houden. Echtparen in stedelijke gebieden mogen van de regering maar één kind nemen. Wie nog een tweede kind wil, krijgt een boete en moet flink betalen aan de overheid. Boeren op het platteland mogen een tweede kind nemen als het eerste een meisje is of een lichamelijke beperking heeft. In 2013 werd dit beleid soepeler
Volgens de Chinese regering zou China na de eeuwwisseling 1,6 of misschien wel 1,7 miljard inwoners hebben gehad in plaats van 1,3 miljard als er geen één-kind-politiek is geweest. Of dat waar is, valt moeilijk te zeggen, want de natuurlijke groei van de Chinese bevolking is na 1978 ook afgenomen door de toename van welvaart. Welvaart doet de natuurlijke bevolkingsgroei op dezelfde manier afnemen als in Nederland en Marokko. De toename van de welvaart in China is te danken aan hervormingen die de machthebbers doorvoerden in de Chinese economie.
De een-kind-politiek heeft, naast vergrijzing, nog een gevolg: een tekort aan vrouwen. Het tekort is ontstaan omdat toekomstige ouders een voorkeur hebben voor zoons boven dochters. Veel aanstaande moeders ondergaan een abortus zodra ze weten dat ze zwanger zijn van een meisje. In China worden gemiddeld 1200 jongens geboren op elke 1000 meisjes. In sommige regio’s ligt deze geslachtsverhouding zelfs op 1,35 (1350 jongens op 1000 meisjes). Ter vergelijking: in Europa ligt de geslachtsverhouding op 1.05.
De scheve verhouding maakt het voor Chinese mannen moeilijk om een vrouwelijke levenspartner te vinden.
FF
DDDDDD
India
India heeft een hoog sterftecijfer en ook het geboortecijfer is hoog. De bevolkingspiramide heeft ook echt de vorm van een piramide.
In India leeft een kleine maar snel groeiende groep in welvaart, maar de armoede is wijdverbreid, vooral in het noordoosten van het land. Waar veel armoede is, is ook de sterfte hoog, vooral onder kinderen. En dat heeft weer een hoog geboortecijfer tot gevolg.
Om de bevolkingsgroei in India af te remmen voert de overheid campagne om mensen ertoe te brengen minder kinderen te nemen. Niet alleen krijgen mensen voorlichting over hoe ze zwangerschap kunnen voorkomen, ook krijgen ze toegang tot de pil en andere voorbehoedsmiddelen. Begin jaren ’70 stimuleerde de regering sterilisatie van mannen (onvruchtbaar maken), maar dat stuitte op grote weerstand onder de bevolking, zodat er weinig van terecht kwam. De overheidscampagnes bereiken niet de gehele bevolking want analfabetisme is wijdverbreid.
Naast de genoemde campagnes probeert de Indiase regering de kindersterfte aan te pakken. Grootschalige inentingscampagnes tegen polio en tuberculose hebben effect. Tussen 1990 en 2012 is het aantal kinderen dat sterft voor ze vijf jaar oud zijn gehalveerd. Het land is sinds begin 2014 officieel poliovrij.
Net als China heeft India een scheve geslachtsverhouding van 1.07. Op elke 1000 meisjes worden 1070 jongens geboren, iets meer dan in Europa, waar 1050 jongens worden geboren op 1000 meisjes. Voor een deel is de geslachtsverhouding toe te schrijven aan het feit dat veel mensen liever zoons dan dochters hebben. Bovendien krijgen zoons vaak betere zorg dan dochters. Daardoor heb je als pasgeboren jongetje in India meer kans om tenminste vijf jaar te worden dan als pasgeboren meisje.
4.3 Geboorte- en sterftecijfer
Veel kinderen
Het klinkt misschien gek, maar ook aan de hoeveelheid baby’s die geboren worden kun je zien of we te maken hebben met een arm of een rijk land. Dit heeft verschillende oorzaken. Als je zo arm bent dat je nauwelijks geld hebt om aan eten te komen ga je in elk geval geen geld stoppen in geboorte beperkende middelen. Als je honger hebt en je kunt kiezen waar je je geld aan uitgeeft, een condoom/de pil of brood, dan is de keuze snel gemaakt. Maar er kunnen nog meer redenen zijn waarom mensen toch kiezen voor veel kinderen. Je kunt dan denken aan een extra werkkracht. In veel landen is het heel normaal dat kinderen helpen bij het werken op het land. Of kinderen die op straat schoenenpoetsen of allerlei spulletjes verkopen. Deze kinderarbeid is in Nederland verboden, maar in hele arme landen heel gewoon. Een extra kind in een gezin is dus een extra inkomen. Ook zijn in arme landen geen pensioenen. Heb je veel kinderen dan is de kans dat je op oude leeftijd goed verzorgd zult worden groter dan als je weinig kinderen hebt. Ook kan de godsdienst van invloed zijn op het aantal kinderen per gezin. In de rooms-katholieke kerk wordt het juist fijn gevonden als er veel kinderen geboren worden. Bij deze kerk zeggen ze dat het in de bijbel staat dat je veel kinderen moet krijgen. Als mensen nog heel traditioneel leven en rooms-katholiek zijn, zullen ze dus zorgen dat er veel kinderen geboren worden. Als laatste reden is status vaak een oorzaak om veel kinderen te krijgen. In sommige culturen is veel kinderen krijgen statusverhogend en dus willen mensen graag veel kinderen.
Om landen te kunnen vergelijken moeten we relatieve getallen gebruiken. Voor de hoeveelheid geboortes wordt hier het geboortecijfer voor gebruikt. (Voor de uitleg over absolute getallen en relatieve getallen kijk naar het schema hieronder.
Je kunt je voorstellen dat als je het in absolute getallen zou gaan vergelijken, dat er dan in het hele kleine El Salvador (7.304.000 inwoners) er absoluut altijd minder baby’s geboren worden dan in het gigantische China (1.347.563.000 inwoners). Daarom willen we weten hoeveel baby’s er per 1000 inwoners geboren worden!
ABSOLUTE GETALLEN
RELATIEVE GETALLEN
100 leerlingen met een onvoldoende
50 % heeft een onvoldoende
Er worden 150.000 baby's geboren
Het geboortecijfer = 38 baby's/1000 inw
kun je tellen
kun je niet tellen
aantal geboortes
het geboortecijfer
In absolute getallen heeft klas 1 10 onvoldoendes en een andere klas 5. Dan lijkt het net alsof de eerste klas slechter gescoord heeft. Maar als in de eerste klas van 10 onvoldoendes 100 leerlingen zitten, dan heeft relatief gezien maar 10% een onvoldoende. Terwijl als de andere klas maar 10 leerlingen heeft, dan heeft de helft, 50%, onvoldoende!
In dit voorbeeld zijn 10 onvoldoendes en 5 onvoldoendes de absolute getallen
In dit voorbeeld zijn 10% en 50% de relatieve getallen.
Het geboortecijfer = het aantal baby's dat geboren wordt per 1000 inwoners
Je noemt per 1000 inwoners, ook wel promille (pro=per/ mille=1000)
Bron: Indexmundi, geboortecijfers 2017
Sterftecijfer
De hoeveelheid sterfgevallen in een land zegt niet altijd iets over de welvaart in een land. Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners in een land is het sterftecijfer. Als er veel mensen sterven als gevolg van een hongersnood of een burgeroorlog, zegt dit natuurlijk wel iets over de welvaart of welzijn. Maar er zijn centrumlanden die een hoger sterftecijfer hebben dan landen in de semiperiferie.
Bekijk het bovenstaande filmpje van statistiek van Nederland op een doorsnee dag.
7. Bereken aan de hand van het filmpje de absolute natuurlijke bevolkingsgroei.
8. Bereken aan de hand van het filmpje de absolute sociale bevolkingsgroei.
9. Met hoeveel inwoners krimpt of groeit de bevolking dus in Nederland?
4.4 Demografische transitie (VWO)
VWO-stof (Dit is geen toetsstof voor de havo leerlingen)
Een overgang die zich in het ene land na het andere voltrekt
De natuurlijke groei van de bevolking vertoont in steeds meer landen dezelfde ontwikkeling als in Nederland. Naarmate de welvaart toeneemt zie je de geboorte- en sterftecijfers na verloop van tijd dalen. Die overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers heet demografische transitie. Zo’n transitie gaat niet ineens maar kent een aantal fasen. In het figuur hieronder zie je die fasen. Onder de afbeelding staat de uitleg van het figuur.
In fase één zijn het geboortecijfer en sterftecijfer allebei hoog. Dit komt inmiddels in bijna geen enkel land meer voor. In fase twee neemt het sterftecijfer af, maar blijft het geboortecijfer hoog. Dit is het geval in de periferie landen.
Daarna neemt in fase 3 het geboortecijfer ook af en blijft het sterftecijfer ook dalen. Deze landen zijn inmiddels semi-periferie landen geworden.
De daling van het sterftecijfer komt doordat de kindersterfte daalt. Welzijns indicatoren verbeteren: gezondheidzorg en hygiëne gaan vooruit en voedsel wordt gevarieerder.
In fase 3 daalt ook het geboortecijfer doordat er minder kinderen 'nodig' zijn. De landen in deze fase worden welvarender, sociale voorzieningen, zoals pensioenen, worden beter geregeld. Ouders zijn minder kinderen nodig om voor hen te zorgen op hun oude dag. Anticonceptie wordt betaalbaarder/meer beschikbaar.
In fase 2 en 3 is het verschil tussen het geboorte- en sterftecijfer erg groot, daardoor groeit de bevolking in deze twee fasen erg snel. In deze twee fasen is er sprake van een geboorteoverschot.
Fase 4 is de fase waarin de centrum landen zich bevinden. Het geboorte- en sterftecijfer zijn allebei laag. De bevolking groeit in fase 4 bijna niet meer.
Natuurlijke bevolkingsgroei in Nederland
In onderstaand figuur zie je een grafiek van het geboorte en sterfte cijfer in Nederland sinds het jaar 1800. In deze grafiek kun je ook de verschillende fases van de demografische transitie aflezen. In de eerste periode rond het jaartal 1800 zie je dat zowel het geboorte als sterftecijfer relatief hoog ligt, dit betekent dat de totale bevolking in deze periode redelijk gelijk blijft. Fase 2 begint in Nederland tussen 1850 en 1875. Het geboortecijfer blijft ongeveer even hoog liggen terwijl het sterftecijfer begint met dalen. Fase 3 begint daarna tussen 1875 en 1900. Je ziet dat het geboortecijfer vanaf dit punt ook snel daalt en het sterftecijfer blijft dalen totdat het niet verder kan. Fase 4 begint vanaf ongeveer 1975. Het geboorte- en sterftecijfer zijn weer ongeveer gelijk.
Demografische transitie wereldwijd
Nu al heeft de demografische transitie de groei van de wereldbevolking doen afnemen. In het begin van de zestiger jaren groeide de wereldbevolking met 2,2%, in 2009 nog maar met 1,1%.
Begrippenlijst
Bevolkingsdichtheid
Het aantal inwoners per vierkante kilometer in een land of gebied.
Sterftecijfer
Het aantal sterfgevallen per 1.000 inwoners.
Geboorteoverschot
Wanneer er meer mensen worden geboren dan er sterven. Berekend over een jaar.
Sterfteoverschot
Wanneer er meer mensen sterven dan er worden geboren. Berekend over een jaar.
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Emigratie
Iemand vertrekt uit een land of een gebied.
Gezinshereniging
Hiervan is sprake wanneer een persoon zijn of haar partner (en/of kinderen) laat overkomen naar het vestigingsland.
Demografische transitie
Veranderingen in het aantal geboortes en het aantal sterfgevallen over een langere periode.
Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pullfactor genoemd).
Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel pushfactor genoemd).
Leeftijdsopbouw
De verdeling van de bevolking in cohorten (leeftijdsgroepen van meestal 5 jaren).
Bevolkingspiramide
Een overzicht van de leeftijdsopbouw van de bevolking verdeeld in mannen en vrouwen.
Vergrijzing
Het percentage 65-plussers in een land of gebied.
Extra opdrachten
Maken van een krant
Jullie maken een krant alsof je in het jaar 2050 leeft. Met de artikelen en afbeeldingen in deze krant laat je zien hoe jij denkt dat de wereld er op dat moment uitziet. De vraag is dus of het allemaal meeviel uiteindelijk of niet? Kon de aarde de bevolkingsgroei aan of niet? Hoe is het energievraagstuk opgelost? Hoe wonen mensen? Is er voldoende eten? Is dat van voldoende kwaliteit? Blijft er nog voldoende aarde over voor de volgende generaties? Enzovoort.
Jullie krant voldoet in ieder geval aan de volgende punten:
De krant bestaat uit minimaal 2 A4-tjes
Er staan minimaal 6 artikelen van minstens 10 regels (lettergrootte 10 of 11).
Je besteedt in ieder geval aandacht aan de onderwerpen: voedsel, energie, ontwikkelingslanden, primate cities, krottenwijken, fossiele brandstoffen, economie en ecologische voetafdruk.
Gebruik voor deze opdrachten de Grote Bosatlas en de Wiki Arm en rijk.
1. Bekijk de Statistiek Wereld in de Grote Bosatlas. Kies aan de hand van de cijfers een arm land een rijk land.
2. Neem de 3 onderwerpen uit de wiki waarmee je de welvaart van een land kunt meten.
3. Noteer per onderwerp 3 indicatoren waarmee je de welvaart in beide landen kunt meten.
4. Neem de 4 onderwerpen uit deze wiki waarmee je het welzijn van de 2 landen kunt meten.
5. Noteer per onderwerp 3 indicatoren waarmee je de welvaart van de 2 landen kunt meten.
6. Gebruik de Bladwijzer in de Grote Bosatlas en zoek naar kaarten van je 2 landen. Bedenk nog 4 indicatoren waarmee je de welvaart van een land kunt meten.
7. Noteer de scores van de 2 landen bij deze 4 indicatoren.
8. Gebruik de Bladwijzer in de Grote Bosatlas en zoek naar kaarten van je 2 landen. Bedenk nog 4 indicatoren waarmee je het welzijn van een land kunt meten.
9. Noteer de scores van de 2 landen bij deze 4 indicatoren.
10. Geef van beide landen aan of er regionale ongelijkheid is.
11. Geef van beide landen aan hoe de regionale ongelijkheid zichtbaar is.
12. Kijk naar de steden en de ligging van het land. Bedenk hoe de regionale ongelijkheid is ontstaan.
13. Bekijk de Statistiek Wereld in de Grote Bosatlas. Noteer het aantal inwoners van de 2 landen.
14. Noteer van beide landen de bevolkingsdichtheid.
15. Zeg van beide landen iets over de bevolkingsspreiding in het land.
16. Noteer voor beide landen het geboorte- en sterftecijfer.
17. Geef aan in welk land het inwoneraantal de komende jaren het snelst zal groeien.
18. Bedenk 2 redenen waarom de bevolkingsgroei tussen het arme en het rijke land verschilt.
19. Schets voor beide landen hoe de bevolkingsgrafiek er ongeveer uit zou moeten zien.
20. Noteer voor beide landen het aantal immigranten en emigranten.
21. Geef aan de hand van je antwoorden een verband tussen de hoogte van het BNP/hoofd en de hoogte van het geboortecijfer.
22. Trek een conclusie over de beschikbaarheid van internet in arme en rijke landen.
23. Geef een verband tussen de beschikbaarheid van schoon drinkwater en de levensverwachting.
24. Geef een verband tussen de mate van regionale ongelijkheid en de hoogte van het BNP/hoofd.
Artikel schrijven: Arm en rijk land vergelijken
Bij de afsluitingsopdracht hierboven heb je 24 opdrachten gemaakt over een arm en een rijk land naar keuze.
Je gaat nu een artikel schrijven (300 woorden) waarin je alle antwoorden in een lopend verhaal verwerkt.
Het artikel telt als een SO cijfer mee.
Je artikel moet aan de volgende onderdelen voldoen:
- Pakkende titel
- Inleiding
Hier beschrijf je waarom je de 2 landen hebt gekozen. Daarnaast geef je wat algemene info over beide landen (ligging, oppervlakte, klimaat)
- Kern
Hier beschrijf je de antwoorden van de opdrachten in een lopend verhaal. Je verdeeld de informatie in ieder geval onder de kopjes welvaart, welzijn en demografie.
- Conclusie
Hier trek je conclusies en leg je verbanden aan de hand van de informatie die je hebt gevonden.
Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Demografische transitie'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Arm en Rijk - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Spreiding bevolking
Bevolkingsgroei
Demografische transitie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.