Module Zelfzorg, wonen en huishouden
Introductie module de doelgroep
Voor je ligt de module Zelfzorg, wonen en huishouden van de opleiding persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg voor Periode 3 en 4.
Met huishoudkunde en verzorging en skills zoom je met het boek Methodisch begeleiden in op begeleiding en ondersteuning rondom zelfzorg, voeding, uiterlijke verzorging en wonen en huishouden: Thema 13 t/m 17. Uit het boek Professional Maatschappelijke zorg duik je dieper in op een veilige omgeving en omgaan met technologie: Thema 16 t/m 18.
P4: verdieping: van bovenstaande hoofdstukken.
Met ontwikkelingspsychologie zoom je met het boek "Mensen" verder in op stoornissen in de ontwikkeling: Thema 13 t/m 15.
P4: Hoofdstukken rondom stoornissen komen aan de orde uit het boek Mensen.
Hoofdstuk 16: Stoornissen in de persoonlijkheid, seksualiteit en bewustzijnstoestand
Hoofdstuk 17: Stoornissen in de lichaamsbeleving en regulatie
Hoofdstuk 18: Neurocognitieve stoornissen
Met communicatie is het belangrijk dat je goed aansluit bij het ontwikkelingsniveau : Thema 4 &5, Krijg je nog wat oefeningen rondom motiverende gespreksvoering om te ontdekken waar nu precies de ondersteuningsvragen en begeleidingsbehoefte liggen. Verder zul je door de gesprekken met je praktijkbegeleiders en collega's veel te maken krijgen met feedback; Thema 9. Hoe geef je feedback en hoe ga je om met het ontvangen van feedback. Tot slot staat ook Thema 8 &10. centraal waarbij het gaat om instructie geven. Hoe kun je het beste iemand informatie geven bij het aanleren van iets nieuws. In P4 is er geen verdieping meer op theoretisch vlak, wel uiteraard in de praktijk op je stageplek.
Met Methodiek zoom je in op Thema 1 t/m 4 van methodisch begeleiden. Hoe handel je methodisch en vraaggericht, hoe verzamel jij gegevens? Hoe signaleer en obseerveer je? Welke observatie methoden zijn er en hoe kun je nu het beste doelen formuleren? Hoe je dan het beste de begeleding vorm geeft komt terug in Thema 11. Daarbij gaan we ook in op naastbetrokkenen (collega's/familie).
P4: verdieping van bovenstaande thema's en vooral het praktisch oefenen staat centraal. A.d.h.v. videofragmenten ga je een beginsituatie leren schrijven, doe je observaties en je leert hoe je een ondersteuingsvraag kunt vertalen naar een SMART doel . Nieuwe thema zijn: 11 Begeleiden van mensen en hun naasten en thema 18: begeleiden met administratie.
Tijdens de module wordt je door verschillende docenten én door jouw studieloopbaanbegeleider begeleidt.
* Bij de stage ga je nu voor het eerst bezig in de praktijk met opdrachten. Daarvoor heb je een stageopdrachten boek. Alle opdrachten hebben verband met de volgende werkprocessen:
- B1-K1-W1 : Inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt (gedragsbeoordeling)
- B1-K1-W2 : Ondersteunt de cliënt bij de zelfzorg (gedragsbeoordeling)
|
- B1-K1-W3 : Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (opdracht + examengesprek)
|
Huishoudkunde, verzorging en Skills
Planning
Met huishoudkunde en verzorging en skills zoom je met het boek Methodisch begeleiden in op begeleiding en ondersteuning rondom zelfzorg, voeding, uiterlijke verzorging en wonen en huishouden: Thema 13 t/m 17. Uit het boek Professional Maatschappelijke zorg duik je dieper in op een veilige omgeving en omgaan met technologie: Thema 16 t/m 18.
Inhoud van deze lessen bestaat uit kennis en vaardigheden opbouwen rondom de juiste begeleiding en ondersteuning bij bijvoorbeeld koken , verzorging, uiterlijke verzorging, voeding en ook leer je meer of technologische hulpmiddelen die ingezet kunnen worden.
Leerdoelen
-
Je omschrijft verschillende soorten begeleidingsactiviteiten rondom zelfzorg, wonen en participatie.
-
Je benoemt de randvoorwaarden bij activiteiten.
-
Je beschrijft hoe je hygiënisch en ergonomisch werkt.
-
Je beschrijft hoe je de zelfredzaamheid, eigen regie, belastbaarheid, en voortgang van de cliënt waarborgt.
-
Je omschrijft experts die ingezet kunnen worden om de belastbaarheid van de cliënt vast te stellen.
-
Je kunt uitleggen wat persoonlijke verzorging inhoudt.
-
Je kunt de aandachtspunten benoemen bij het ondersteunen bij het aan- en uitkleden en wassen.
-
Je kunt een cliënt tips en adviezen geven om zichzelf zelfstandig of met begeleiding aan en uit te kleden.
-
Je kunt benoemen welke hulpmiddelen er zijn om zelfredzaamheid bij adl te bevorderen en veiligheid te waarborgen of te vergroten.
-
Je omschrijft hoe je de nagels van cliënten kunt verzorgen.
-
Je beschrijft hoe je een cliënt kunt natscheren en droogscheren.
-
Je onderscheidt diverse aandoeningen die te maken hebben met de uiterlijke verzorging.
-
Je vergelijkt de verschillende hulpmiddelen bij het wassen van het haar.
-
Je bevordert de zelfstandigheid van cliënten door het inzetten van hulpmiddelen.
-
Je houdt een presentatie over de mondhygiëne van specifieke cliënten.
-
Je kent de HACCP-regels.
-
Je benoemt welke voedingsmiddelen horen bij specifieke voedingsbehoeften van de cliënt.
-
Je kunt de juiste bewaartechnieken voor voedingsmiddelen toepassen.
-
Je hebt kennis van de meest voorkomende diëten.
-
Je weet wat het verschil is tussen een voedselintolerantie en een voedselallergie.
-
Je kunt rekening houden met de wensen en behoeften van de cliënt op het gebied van voedingsbehoeften.
-
Je weet op welke manier je voeding kunt bereiden voor een cliënt met kauw- en slikproblematiek.
-
Je weet op welke manier sfeerbeleving van invloed kan zijn op het eetgedrag van de cliënt.
-
Je legt uit wat droog en nat reinigen is.
-
Je legt uit wat de verschillende waarschuwingssymbolen op schoonmaakproducten betekenen.
-
Je legt uit in welke volgorde je het best schoonmaakt.
-
Je vertelt waar je op moet letten bij het wassen.
-
Je omschrijft wat een hoog-laagbed, laag-laagbed en sta-opbed is.
-
Je beschrijft hoe je kamerplanten en huisdieren moet verzorgen.
Eindopdacht i.o.m. de docent
Ontwikkelingspsychologie
Stoornissen
Wat zijn stoornissen en wanneer zijn ze ontstaan? Wat zijn verstandelijke beperkingen? Wat weet je al over autisme?
Wat betekent een stoornis voor de communicatie? Hoe noem je dat wanneer iemand tics heeft? En wat als iemand motorisch niet alles kan?
Hoe kan het dat sommige kinderen/mensen gedragsproblemen hebben en wat kun je dan als persoonlijk begeleider betekenen?
En heb je al een gehoord over PTSS? Een post traumatische......jaja na deze lessen weet je meer hierover te vertellen.
Over al deze onderwerpen leer je meer tijdens deze lessen.
Planning
Het boek mensen staat centraal met de volgende Thema's:
Thema 13 (stoornissen in de kindertijd)
Thema 14 (schizofrenie, stemmingsstoornissen en verslaving)
Thema 15 (angststoornissen en PTSS)
Leerdoelen
-
Je kunt verschillende ontwikkelingsstoornissen met oorzaken en gevolgen omschrijven.
-
Je kunt de verschillende ontwikkelingsstoornissen herkennen en signaleren.
-
Je kunt weergeven hoe je kunt omgaan met de verschillende ontwikkelingsstoornissen.
-
Je kunt de kenmerken, observatiepunten, oorzaken en gevolgen van stoornissen binnen het schizofreniespectrum, stemmingsstoornissen en de verslavingsstoornis omschrijven.
-
Je kunt omschrijven wat suïcide inhoudt.
-
Je kunt inschatten of er sprake is van een stoornis binnen het schizofreniespectrum, een stemmingsstoornis of verslaving.
-
Je kunt de symptomen van stoornissen binnen het schizofreniespectrum, stemmingsstoornissen, een verslavingsstoornis en suïcide signaleren.
-
Je kunt beschrijven hoe een cliënt met een stemmingsstoornis zich kan voelen.
-
Je kunt de kenmerken en oorzaken van angststoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen en psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen omschrijven.
-
Je kunt inschatten of er sprake is van een angststoornis, obsessieve-compulsieve of verwante stoornis en/of psychotrauma / stressorgerelateerde stoornis.
-
Je kunt de symptomen van angststoornissen, obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen en psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen in de praktijk signaleren.
Afronding & eindopdracht
I.o.m. de docent
Communicatie
Met communicatie is het belangrijk dat je goed aansluit bij het ontwikkelingsniveau : Thema 4. Krijg je nog wat oefeningen rondom motiverende gespreksvoering om te ontdekken waar nu precies de ondersteuningsvragen en begeleidingsbehoefte liggen: Thema 7. Verder zul je door de gesprekken met je praktijkbegeleiders en collega's veel te maken krijgen met feedback; Thema 9. Hoe geef je feedback en hoe ga je om met het ontvangen van feedback. Tot slot staat ook Thema 10. centraal waarbij het gaat om instructie geven. Hoe kun je het beste iemand informatie geven bij het aanleren van iets nieuws.
Thema 7; zie wikiwijs : motiverende gespreksvoering (stukje herhaling)
Thema 4/5: Aansluiten op het taal- en ontwikkelingsniveau van de ander en herkennen en signaleren op welk taalniveau de ander zit
Thema 9: Welke regels zijn er bij feedback geven en ontvangen
Thema 10: Welke stappen doorloop je bij het geven van een goede instructie. Bijvoorbeeld je wilt iemand begeleiden in het leren sparen van geld.
Leerdoelen
-
Je kunt uitleggen hoe de taalontwikkeling bij mensen verloopt.
-
Je kunt aspecten van taal, die belangrijk zijn voor de communicatie, benoemen.
-
Je kunt verschillende situaties benoemen waardoor een afwijkende taalontwikkeling kan ontstaan.
-
Je kunt beschrijven wat anders- of tweetalig zijn betekent voor de taalontwikkeling.
-
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met het begrip 'taalniveaus'.
-
Je kunt uitleggen wat laaggeletterdheid en analfabetisme betekenen.
-
Je kunt de invloed van taalontwikkeling en taalniveau in het dagelijks functioneren van mensen beschrijven.
-
Je kunt in jouw communicatie rekening houden met het taalniveau van mensen
-
Je omschrijft de begrippen feedback, verbale en non-verbale feedback, positieve en negatieve feedback.
-
Je past de feedbackregels toe.
-
Verdieping: Je kunt zelf 360 graden feedback uitvoeren en hieruit kun je aangeven wat je geleerd hebt en je formuleert verbeterpunten.
-
Je beschrijft hoe je rekening houdt met de achtergrond van degene aan wie je instructie geeft.
-
Je omschrijft welke instructiemethoden gebruikt worden.
-
Je geeft weer hoe je een goede instructie geeft via een stappenplan en instructieblad.
-
Je kunt een methode kiezen voor op jouw BPV plek ; bijv. channing /zone van de naaste ontwikkeling / picto ondersteuning/ praatje, plaatje daadje enz.
Eindopdracht i.o.m. de docent
Methodiek
Planning
Met Methodiek zoom je in op Thema 1 t/m 4 van methodisch begeleiden. Hoe handel je methodisch en vraaggericht, hoe verzamel jij gegevens? Hoe signaleer en obseerveer je? Welke observatie methoden zijn er en hoe kun je nu het beste doelen formuleren? Hoe je dan het beste de begeleding vorm geeft komt terug in Thema 11.
Leerdoelen
-
Je kunt uitleggen wat methodisch werken is.
-
Je kunt uitleggen welke stappen doorlopen worden om methodisch te werken.
-
Je kunt het stappenplan van methodisch werken toepassen op een situatie in de praktijk.
-
Je kunt beredeneren op welke manier de eigen regie van een cliënt ondersteund kan worden.
-
Je kunt anderen informeren over het cyclisch proces bij methodisch werken.
-
Je kunt een interview houden over het methodisch proces in de praktijk.
-
Je maakt een opsomming van manieren om gegevens te verzamelen over cliënten/cliëntengroepen.
-
Je verzamelt volgens het methodische stappenplan gegevens van een cliënt.
-
Je deelt de verkregen gegevens in aan de hand van de prioriteitenmatrix op urgentie en belang .
-
Je deelt de gecategoriseerde gegevens in met een SWOT-analyse.
-
Je vat gegevens samen tot een samenhangend verhaal en formuleert in volledige zinnen.
-
Je laat zien dat je bewust waarneemt.
-
Je kunt de verschillende observatiemethoden benoemen.
-
Je kunt de stappen van het observatieplan benoemen.
-
Je legt uit hoe je op basis van verzamelde gegevens tot een probleemstelling en doelen komt.
-
Je beschrijft de methodes SMART .
-
Je laat zien hoe je met de PES-methode ondersteuningsvragen en doelen voor het begeleidingsplan opstelt.
-
Je kunt zelf doelen SMART formuleren
-
Je beschrijft hoe je met het opstellen en bereiken van doelen samenwerkt met anderen.
Eindopdracht i.o.m. de docent
Afronding van de module