welkom!
Welkom bij de wikiwijs van meneer Keller. In dit bestand ga ik jullie begeleiden met de stof van jullie boek en externe hulpmiddelen daarbij. ik heb zelf per hoofdstuk een kleine samenvatting gemaakt.
2.2
hoofstuk 2.2 gaat over het waarnemen van kleuren
doelen
2.2 belangrijke onderdelen
Dit hoofdstuk gaat om het mengen van kleuren, het absorberen van kleuren en het reflecteren van kleuren. Een van de balngrijkste dingen hierbij is het begrijpen dat wit licht betstaat uit alle kleuren. Wit licht wordt ondermeer geproduceert door de zon en gloeilampen. Omdat wit licht bestaat uit alle kleuren, reflecteert het ook alle kleuren. Dus wanneer je een blauw voorwerp hebt, zie je het voorwerp blauw bij wit licht en blauw licht. Wanneer je een rood voorwerp hebt, en er schijnt blauw licht op, zie je een wart voorwerp omdat de rode kleur het blauwe licht absorbeert. Een wit voorwerp reageert dus ook op elke kleur licht, en reflecteert dus de kleur van het licht. Het is vooral belangrijk dat je weet welke kleuren je moet gebruiken. Zo gebruik je bij het mengen van licht de kleuren: groen, rood, blauw (primaire kleuren). En voor het mengen van verf/inkt gebruik je de kleuren: magenta, cyaan, geel (secundaire kleuren). Dit zijn voorbeelden van kleurenspectra. Een kleurenspectrum is een samenstelling van kleuren, bijvoorbeeld de regenboog.
PowerPoint van de les
2.3
hoofdstuk 2.3 gaat over schaduwen
doelen
belangrijke onderdelen
hoofdstuk 2.3 gaat over schaduwen en lichtbundels. Een lichtbundel is simpel gezegt een bundel van licht, maar dat is logisch. Dat neemt vorm in hoe de lichtstralen versprijden. Wanneer een lichtbundel evenwijdig loopt, wordt de lichtbundel niet breder. De bundel blijft dezelde dikte. Wanneer een lichtbundel van smal naar breed gaat, en je dus een driehoekvorm krijgt, noem je het een divergente lichtbundel. uit het woord divergent kan je divers halen, onthoud dit als uitwijkend. De laatste lichtbundel is de convergente lichtbundel. Dit is het tegengestelde van de divergente en deze wordt dus smaller.
(zie figuur 1)
figuur 1
schaduw is niets meer dan het blokkeren van zonlicht. Vaak zie je in de schaduw nog wel licht en kleur, dit komt omdat er zonnestralen reflecteren vanaf andere voorwerpen in je schaduw. om te kijken hoe groot een schaduw van een voorwerp is, gebruiken we randstralen. Door rechte lijnen te tekenen vanaf de lichtbron langs de randen van een voorwerp, kunnen we de groote van de schaduw aflezen.
(zie figuur 2)
figuur 2
dit is simpel te doen bij 1 lichtbron, maar wat als we er 2 hebben? hierbij kunnen we de schaduw opdelen in de kernschaduw en de halfschaduw. de kernschaduw is de schaduw die ontstaat door beide lichtbronnen, de halfschaduw is de schaduw die ontstaat door 1 van de 2 lichtbronnen.
(zie figuur 3)
figuur 3
met schaduwen kan ook gerekend worden. wanneer een voorwerp 2x dichterbij een lichtbron word gezet, is de schaduw 2x zo groot. In deze situatie is 2 de vergtotingsfactor (N). hier zijn handige formules bij:
lengte schaduw = N x lengte voorwerp
bij deze formule wordt aangeduid dat wanneer het voorwerp 2x zo groot wordt gemaakt, dat de schaduw ook 2x zo groot wordt. denk hiebij goed aan dat er altijd dezelfde eenheid word gebruikt. (mm, cm, m, etc.)
afstand scherm-lamp = N x afstand voorwerp-lamp
bij deze formule wordt aangeduid dat een voorwerp met een kortere afstand tot de lichtbron, een grotere vergrotingsfactorkrijgt en dus een grotere schaduw krijgt. denk hiebij goed aan dat er altijd dezelfde eenheid word gebruikt. (mm, cm, m, etc.)
oefenblad
PowerPoint van de les
2.4
hoofdstuk 2.4 gaat over spiegelbeelden
doelen
belangrijke onderdelen
2.4 gaat over spiegelbeelden. spiegels worden bijvoorbeeld gebruikt in de auto. Wanneer je in de auto zit en je kijkt in je spiegels zie je het blikveld van de spiegel. het blikveld is dus wat je kan zien in een spiegel vanuit jouw standpunt. het gedeelte dat je niet kan zien is de dode hoek. dit is een bekende term bij vrachtwagens omdat de dode hoek van een vrachtwagen aanzienelijk groter is dat die van een auto. wanneer een spiegel bol is, wordt het blikveld groter. en zo werkt dat ook andersom, een holle spiegel geeft een kleiner blikveld. denk hierbij aan de spiegels op een kermis die het spiegelbeeld van jouw lichaam veranderen.
belangrijk bij spiegelbeelden is dat de afstand van voorwerp tot spiegel even groot is als die van de spiegel tot spiegelbeeld. wanneer je dus voor een spiegel staat en je een stap naar achter zet, zie je je spiegelbeeld 2 stappen verder van je verwijderd. dit is makkelijk te tekenen met je geodriehoek. Leg de geodriehoek met de 0-lijn op de spiegel, en meet de afstand tot het voorwerp. Nu kan je direct aan de andere zijde van de geo het spiegelbeeld op dezelfde afstand tekenen.
je krijgt alleen een spiegelbeeld te zien bij 'gladde' voorwerpen. Denk aan water, glas, spiegels, etc. dit noemen we spiegelende terugkaatsing. het tegengestelde is diffuse terugkaatsing. dit is bij grove voorwerpen als papier, hout, steen, etc.
belangrijk bij dit hoofdstuk is de vaardigheid van het tekenen van de spiegelbeelden. oefen dat goed met de opgave uit het boek.
PowerPoint van de les
2.5
hoofdstuk 2.5 gaat over stralingen (uv, ir, etc.)
doelen
belangrijke onderdelen
2.5 gaat over straling. jullie hebben vast al van uv-straling gehoord. maar wat is het? uv staat voor ultraviolette en het is een kleur die wij met het blote oog niet kunnen waarnemen. het is een straling die van de zon komt en tevens de straling die onze huid bruin kleurt. en de straling die gevaarlijk kan zijn wanneer je er te lang in zit. bijen hebben andere ogen, zij kunnen bijvoorbeeld niet de kleuren waarnemen die wij zien, maar wel de kleuren die wij niet zien, zoals uv.
een andere kleur die we niet zien is ir-straling. ir staat voor infrarode (straling). dit is de straling van de zon die warmte maakt. ir-straling komt niet alleen van de zon, maar van alle warmtebronnen en is dus waar te nemen met een warmtecamera.
in het geheel zijn alle kleuren en stralingen op 1 spectrum te zetten (zie figuur 4). hier zie je dat röntgen-straling en radiogolven ook op dat spectrum staan. deze stralingen berijken gelukkig niet de aardoppervlakte. wij kunnen als mensen maar een klein deel van dat kleurenspectrum zien.
het kleurenspectrum van zonlicht is op te delen in golflengtes. denk aan een geluidsgolf, een golflengte is van peak tot peak. de golflengtes bij zichtbaar licht zijn heel klein, radiogolven daarintegen hebben golflengtes tot een meter (figuur 4).
licht heeft een behoorlijke snelheid. zonlicht gaat met zo'n 300.000 km per seconde. met een afstand van 150.000.000 km zien wij op aarde dus 8 minuten oud zonlicht. met zulke grote getallen wordt het op een gegeven moment lastig rekenen. daarom rekenen ze in de ruimtevaard en sterrekunde met lichtjaren. 1 lichtjaar is zo'n 9.460.000.000.000 km (9460 miljard km).
figuur 4
PowerPoint van de les
oefentoets
extra (video) uitleg
antwoorden van de opgave uit het boek
belangrijke begrippen