H1
Van de tijd van monniken en ridders (500-1000) naar de tijd van steden en staten (1000-1500) en de tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
Ontwikkeling van de internationale betrekkingen
•Nationale staten ontwikkelde zich in de 16e eeuw à start statenstelsel
•Intussen zijn er meer actoren een rol gaan spelen.
Rijk van Karel de Grote (747-814)
•Tot Keizer gekroond van het Heilige Roomse Rijk in 800 na Christus
•Werd gezien als Christelijke voortzetting van het Romeinse Rijk
•Karel de Grote had een reizend hof
•Hij was een feodaal heerser: regeerde via leenmannen
•Trouw aan de keizer stond voorop
•Staten zoals wij die nu kennen bestonden niet
********** komt nog meer
hoofdstuk 2
doelen:
•Kun je verschillende manieren van economisch denken plaatsen in historisch perspectief.
•Kun je de hoofdlijnen in de economische ontwikkeling benoem en in eigen woorden uitleggen.
•Kun je de actoren betrokken bij economische ontwikkeling in de IB benoemen.
•Kun je de vier benaderingswijzen rondom welvaartsverdeling benoemen en uitleggen.
•Kun je uitleggen welke problemen en discussies er bestaan rondom economische ontwikkeling.
Wat is economie?
•Oikos (huis) nomos (regels): huishoudkunde?
•Economie van de Internationale Betrekkingen: op macro-niveau
•Economisch denken kan op verschillende manieren.
Economische verhoudingen tussen landen
•Financialisering: een transformatie van de economie door verschuiving van de oriëntatie op productie en handel naar een financiële oriëntatie.
•Mondialisering: vanuit winstoogmerk verbreden en verdiepen van economische relaties over de hele wereld.
•Geografische spreiding en concentratie
Industriële Revolutie: 18e, 19e, 20e en 21e eeuw

tegenslagen
•Eerste Wereldoorlog
•Beurscrash op Wall Street
•Great Depression
•Tweede Wereldoorlog
Verbreding van de welvaart na WO2
1944: Bretton Woods: IMF & Wereldbank
1947: Marshallplan
Keynesiaanse theorie
•Maakt plaats voor vrije marktdenken na stagnatie en inflatie van de jaren 70.
John Maynerd Keynes (1883-1946)

•Invloedrijke Britse econoom
•Inspiratiebron voor Roosevelts New Deal
•Nauw betrokken geweest bij oprichting Bretton Woods instellingen
•Belangrijkste boek: General theory on employment, interest and money (1936)
•Overheid moet investeren in de economie
•Bleef invloedrijk tot Jaren 80 à daarna vierde neoliberalisme hoogtij = de vrije markt regeert de economie en de overheid moet zich hier zo min mogelijk mee bemoeien
Vrije marktdenken
•Gedachte dat welvaart gestimuleerd kan worden door de werking van de markt; de rol van de overheid moet worden teruggedrongen
•IMF, Wereldbank en ministerie van Financiën van de VS à Washington consensus (1989)
Economisch denken
•Homo economicus
•De onzichtbare hand
Financialisering
•Financieel gewin op korte termijn.
•Financiële markten bepalen beleid.
•Ontwikkeling financiële sector ‘the most significant international industry’.
•Global cities
•Doorwerking in politiek en samenleving; privatisering van staatsbedrijven, verzelfstandiging van onderwijs & en zorg
Global cities
•Geografische spreiding van economische activiteiten.
•Gespecialiseerde dienstverlening.
•Ruimtelijke en sociale ongelijkheid
Mondialisering
•Technologie
•Transport
•Communicatie
actoren:
gemeenschappelijke markten, multinationals en internationale handelsorganisaties
Internationale vrijhandel
Vrijhandel: internationale handel zonder handelsbelemmeringen.
•Mobiliteit van kapitaal.
•Mobiliteit van arbeid?
•Groeiende maatschappelijke ongelijkheid.
Verdeling van de welvaart
•BBP: bruto binnenlands product
•BNI: bruto nationaal inkomen
->Beperking:
-Meet geen koopkracht.
-Zegt niets over ontwikkelingsniveau tussen inwoners van een land.
•BBP: bruto binnenlands product =
De waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten over een bepaalde periode
(bevat opbrengsten kapitaal, natuur, arbeid, ondernemerschap à productiefactoren)
•BNI: bruto nationaal inkomen =
Het BBP plus de inkomens van staatsburgers in het buitenland, minus de inkomens van buitenlanders in Nederland
Voorwaarden voor economische ontwikkeling
•Infrastructuur
•Adequate wet- regelgeving voor marktwerking.
•Innovatie
•Beschikbaarheid van financiële middelen voor innovatie
•Adequaat overheidsbeleid passend bij het land.
•Overheidsbeleid? Voorbeeld NIC’S (newly industrialized country)
Internationale handelsverdragen
•Arbitragecommissies
•Het milieu
Internationale handelsorganisaties
•WTO; mondiale regels voor het handelsverkeer en bevorderen van handel
•OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de club van rijke landen.
•UNCTAD; VN-orgaan, internationale handel in ontwikkelingsvraagstukken