Veehouderij Akkerbouw AERUS Leeuwarden - kopie 1

Veehouderij Akkerbouw AERUS Leeuwarden - kopie 1

Het PTA van Akkerbouw en veeteelt

Bijgaand het PTA waaraan we moeten voldoen voor de opleiding.

 

Een zeer veelzijdig en gevarieerd document.

De docent zal het met jullie doornemen

 

Landbouw Breed Algemeen Gemengde Leerweg - Lesmateriaal - Wikiwijs

Introductie wat is akkerbouw

De Nederlandse akkerbouw
Nederlandse akkerbouw: feiten en cijfers

Ontwikkelingen landbouw

Leerdoelen + eindproduct

Leerdoelen
Rond het jaar 1000 vonden er veranderingen in de landbouw plaats.
Vier uitvindingen zorgden ervoor dat er meer voedsel geproduceerd kon worden.
Hierdoor nam het aantal mensen toe en konden er steden ontstaan.

Deze opdracht gaat over de ontwikkelingen in de landbouw.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • vier uitvindingen/verbeteringen beschrijven waardoor er meer landbouwgrond kwam. Daardoor kon de landbouwgrond beter gebruikt kon worden en werden de oogsten groter.
  • beschrijven dat de verbeteringen in de landbouw ervoor zorgden dat de bevolking toenam en dat niet langer iedereen in de landbouw hoefde te werken.

Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot vier postertjes op A4-formaat.
Op elk postertje komt een uitvinding of verbetering in de landbouw.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Kennisbank 'Ontwikkelingen in de landbouw' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Samen met een klasgenoot Kennisbank 'Drieslagstelsel' en de introductie van de risterploeg bestuderen en dit aan een klasgenoot uitleggen.
Stap 3 Samen met een klasgenoot Eindproduct: Vier A4-posters maken met afbeeldingen van uitvindingen/verbeteringen in de landbouw.


Benodigdheden
Materiaal voor het maken van de posters.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuur nodig.

 

 

Stap1

Landbouw
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het onderdeel over de ontwikkelingen in de landbouw.

KB: Ontwikkelingen in de landbouw

Hieronder staan zes zinnen over de ontwikkelingen in de landbouw. De zinnen staan nog niet in de goede volgorde.
In welke volgorde vormen de zinnen een logisch verhaal?

  1. Met het extra voedsel konden meer monden gevoed worden.
  2. Rond het jaar 1000 werkten bijna alle mensen in de landbouw.
  3. Door het gebruik van de ijzeren ploeg kon meer grond ontgonnen worden.
  4. En niet iedereen hoefde meer in de landbouw te werken.
  5. Hierdoor nam de productie van voedselgewassen sterk toe.
  6. De bevolking begon te groeien.

Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde volgorde? Bespreek eventuele verschillen.

Stap2

Drieslagstelsel
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis in het onderdeel over de ontwikkelingen in de landbouw het onderdeel over het Drieslagstelsel en over de Risterploeg.

KB: Drieslagstelsel

Zorg dat je een klasgenoot uit kunt leggen hoe het drieslagstelsel werkt.
Leg elkaar ook uit wat het belang is van de introductie van risterploeg (of keerploeg).

 

Stap3

Eindproduct

Rond het jaar 1000 vinden er vier uitvindingen/verbeteringen in de landbouw plaats. Die zorgden ervoor dat de opbrengsten in de landbouw toenamen. En dat minder mensen in de landbouw hoefden te werken:

  • gebruik van het paard
  • gebruik van de keerploeg (risterploeg)
  • ontginningen
  • drieslagstelsel

Maak nu samen met een klasgenoot vier A4-posters. Op iedere poster bespreek je één uitvinding/verbetering. Natuurlijk zorgen jullie voor passende afbeeldingen.

Beoordeling
Kijk nog even of jullie A4-posters voldoen aan de beoordelingscriteria. Ja? Laat de posters dan beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling voor jullie posters als:

  • er op iedere poster één uitvinding/verbetering in de landbouw besproken wordt.
  • de posters origineel zijn.
  • de posters met zorg gemaakt zijn.
  • de posters op tijd worden ingeleverd.
Klaar? Lever de posters in bij je docent.

Begrippenlijst

Betere landbouwtechnieken
In de tijd van de steden en staten werden de landbouwmethoden verbeterd. Grotere productie leidde tot overschotten, die vervolgens weer verkocht konden worden, waardoor er markten ontstonden.
Drieslagstelsel
Boeren verdeelden hun grond in drie stukken in plaats van twee. Ze teelden meerdere gewassen en lieten telkens een stuk grond braak liggen.
Overschotten
Overschotten in de landbouw leverden nieuwe mogelijkheden op voor de handel.
De landbouwproducten die de mensen zelf niet nodig hadden konden nu verhandeld worden.
Bevolkingsgroei
De bevolking groeide doordat er voldoende voedsel aanwezig was.

 

 

 

 

 

 

 

 

Link naar de ontwikkeling van de landbouw in Nederland
In het arrangement werkt de link niet bij deze de link naar ontwikkeling van de landbouw

link naar het drieslag stelsel
Filmpje naar het drieslagstelsel

Overschotten in de landbouw
De beschermende landbouwpolitiek is een doorslaand succes. De landbouwproductie is toegenomen. De Europese Unie kon voor zichzelf zorgen. Er wordt zelfs meer geëxporteerd dan geïmporteerd. Maar er is ook een keerzijde. De bescherming van de landbouw leidde tot voor kort tot overproductie. Er werd meer geproduceerd dan verkocht. De boeren kregen altijd een goede prijs voor hun productie, dus hoe meer ze produceerden hoe meer ze kregen. Er ontstonden allerlei overschotten zoals melkplassen, wijnzeeën, boterbergen en suikerbergen.Die overproductie werd gewoon gedumpt. Tegen bodemprijzen op de vrije wereldmarkt. En om de overproductie terug te dringen heeft de EU subsidies verlaagd. De boeren mogen niet langer, boven een door de EU bepaalde hoeveelheid, produceren. Als de boeren dit quotum overschrijden wordt een boete opgelegd.

groei landbouw
overzicht en wat het doet met onze landbouw

Akkerbouw is een vorm van landbouw: het is het geheel van economische activiteiten waarbij het natuurlijke milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten voor menselijk of dierlijk gebruik. Afhankelijk van het product, de productiemethode en het niveau van welvaart wordt gebruikgemaakt van een groot aantal uiteenlopende technieken, variërend van het werken met eenvoudige werktuigen tot het gebruik van grote machines, waarbij arbeid steeds meer vervangen wordt door machines.

VOL – Cursus: Natuurinclusieve samenwerking tussen melkveehouderij-akkerbouw  – Living Lab Fryslân

Gewassen

Gewassen[bewerken | brontekst bewerken]

Belangrijke akkerbouwgewassen zijn aardappelen, graansoorten (zoals mais, rijst, tarwe, gierst, haver), vlas, katoen, tabak, suikerbieten, koolzaad, maar ook de kleinere gewassen als karwij, blauwmaanzaad, boekweit, erwten, tuinbonen, kanariegras en cichorei behoren ertoe.

AKKERBOUW & TUINBOUW - FILMPJES

 

Werktuigen

Excursies

afspraken voor excursies

Afspraken die we maken

 

Omgang met elkaar:

Respectvol, vragen stellen, niet doorelkaar kletsen, respectvol omgaan met eigendommen van anderen, werkkleding aan, niet roken, in de klas geen divices (tenzij toegestaan door de docent)

Vragen stellen, opdrachten uitvoeren, optijd inleveren.

Niet eten en snoepen in de bus, elkaar helpen, elkaar aanspreken op gedrag.

LOESJE VERSIE 1: Loesje dient aan te geven dat er binnenkort op uitstap  wordt gegaan. De lln reflecteren ove… | Grappige gezegden, Grappige  teksten, Onderwijs humor

opdrachten en vragen

Waar gaan we naar toe?

Friese boer Rodenhuis 'Overal en altijd aan weidevogels denken' |  NatuurmonumentenTjalling Rodenhuis

It Noard 1

9023AE Jorwert

Nieuws van de boswachter

Friese boer Rodenhuis 'Overal en altijd aan weidevogels denken'

08 JUNI 2021 | NATUURMONUMENTEN

Zijn vader was razend op hem geworden, die keer dat hij als boerenjongen per ongeluk een gruttonest beschadigde. De liefde voor weidevogels heeft hij van zijn vader geërfd; bij alles dat hij doet houdt Tjalling rekening met de grutto, kievit, tureluur en alle andere weidevogels. Tientallen weidevogels vinden een veilige broedplek op zijn groene graslanden.

Boer Tjalling Rodenhuis Friesland - Martin van Lokven

Zijn vader was razend geworden, die keer dat hij als boerenjongen per ongeluk een gruttonest beschadigde. Of hij niet uit kon uitkijken? Met weidevogels hoorde je voorzichtig om te gaan. Inmiddels is Tjalling Rodenhuis 55 jaar en zelf boer in het Friese Jorwert. De liefde voor weidevogels heeft hij van zijn vader geërfd; bij alles dat hij doet houdt Tjalling rekening met de grutto, kievit, tureluur en alle andere weidevogels. Het resultaat is ernaar. Tientallen weidevogels vinden een veilige broedplek op zijn groene graslanden.

Grut-o-grut-o-grut

Het is voorjaar als Tjalling ons rondleidt op zijn melkveehouderij. Het Friese land oogt zoals boerenland hoort te zijn. Het gras is groen in alle kleuren groen, hobbelig en ‘gespikkeld’ met paarde-, pinkster- en boterbloemen. De lange zilveren sloten kronkelen zich door het land, de horizon leeg, vlinders fladderen rondom de bloemen. Grut-o-grut-o-grut, roepen de grutto’s, kieviten buitelen boven de wei en hoog in de lucht jubelt een veldleeuwerik. Her en der zelfs de eerste kuikens. Koeien zijn er niet te zien; ze staan binnen in de stal. “De afgelopen weken heeft het zo hard geregend en de grond is daardoor zo zacht dat de grote dieren deze te makkelijk kapot zouden trappen”, legt Tjalling uit. “Maar zodra het kan gaan ze weer naar buiten. Daar horen ze.”

Ideale koe

En inderdaad. In de stal staan tientallen koeien tevreden te vreten aan grote hopen kleurrijk gras. Ze vinden het duidelijk lekker, dit kruidenrijk gras. De koeien vormen een bonte verzameling met roodbonte en zwartbonte koeien, blaarkoppen, witrikken en zelfs een aantal buitenlandse rassen. “Ik probeer met kruisingen de ideale koe te krijgen.” Lees meer over waarom Tjalling de horens op de koeien laat zitten.

Weiland grutto boer Tjalling Friesland - Martin van Lokven

Weiland bij boer Tjalling - Friesland - Martin van Lokven

Een mooi plan, maar buiten lokt. Terug naar de weidevogels. Tjalling heeft 50 koeien, 45 hectares grond waarvan 16 hectares die hij van Natuurmonumenten pacht in het natuurgebied Lionserpolder. Van zijn eigen grond heeft hij officieel 8,5 hectares omgezet van landbouwgrond naar natuurgrond. Dat betekent dat hij – tegen subsidie – verplicht is deze grond als natuurgebied te beheren. De rest van de grond is ‘gewoon’ boerenland. Maar wat heet gewoon? Overal, echt overal en altijd - en dus niet alleen op de grond die hij van Natuurmonumenten pacht - denkt de Fries aan de weidevogels. “Machtig mooi toch”.

Laat maaien

Lopend door een heerlijk zonnig weideland, vertelt hij over zijn weidevogelbeheer. Een van de belangrijkste dingen is dat hij pas maait als alle kuikens kunnen vliegen en dus niet onder de maaimachine terecht kunnen komen. Officieel geldt hiervoor de datum 15 juni, “maar als de vogels een jaar wat later zijn, dan wacht ik gewoon nog een paar dagen.” Bedrijfsmatig hoeft dit ook geen probleem te zijn, legt Tjalling uit. Doordat het gras wat langer op het land staat, krijgt het wat meer structuur, ‘prikkel’, zoals hij het noemt en dat is goed voor de koeien. Vergelijkbaar met volkorenbrood in plaats van witbrood.

Mest

Ook zijn gebruik van ouderwetse stalmest, van die mooie, dikke mest bestaande uit stro en poep, is speciaal bedoeld voor de weidevogels. In tegenstelling tot de mest die vrijwel alle boeren gebruiken en die met zo’n tank wordt uitgereden, zorgt stalmest voor een gezondere bodem met heel veel bodemdieren. En ja; bodemdieren zijn vogelvoer!

De stalmest komt uit een kleine zogeheten potstal: een stal waarin de koeien op stro staan. Bij hem zijn dat de koeien die moeten afkalven en de jonge koeien. Inmiddels is ook zoon Jelle het land in gelopen. Ook hij wil boer worden. Met zijn 16 jaar is hij vooral met andere dingen dan weidevogels bezig, maar dikke kans dat ook hij de vogelkant ontdekken zal.

Boer Tjalling en boswachter Simon - Martin van Lokven

Boer Tjalling en boswachter Simon bij plas-dras - Martin van Lokven

Plas dras

Als de weidevogels in het voorjaar aankomen na hun lange vermoeiende reis uit Afrika hebben ze behoefte aan een voedselrijke, veilige en rustige plek om bij te eten. Favoriet zijn plekken met een klein laagje water op het land. En hoewel zulke stukken, je noemt ze plas-drassen natuurlijk niet door de koeien gebruikt kunnen worden, heeft Tjalling er wel twee. Natuur én milieu zijn bij hem in goede handen. Zo liggen er op het dak van de stal 624 zonnepanelen en is hij met het gebruik van antibiotica of andere medicijnen heel erg terughoudend.

Boterham

Natuurbeheer uit overtuiging, maar er moet natuurlijk wel een boterham worden verdiend, liefst een waar ook nog een plak kaas op kan. En rekening houden met natuur kost geld. De grond wordt immers minder intensief gebruikt. Tjalling levert zijn melk aan FrieslandCampina. De zuivelcoöperatie kent boeren die ‘goed bezig zijn’ het keurmerk PlanetProof toe en betaalt per liter melk wat extra. Tjalling voldoet voor 99% aan de regels van PlanetProof. “Ach ja, ze moeten nou eenmaal een grens trekken.”

Geschreven door Monica Wesseling

Lees meer over wat jij kunt doen om bij te dragen aan biodiversiteit in het buitengebied of hoe Natuurmonumenten op andere plekken samenwerkt met boeren.

Gerwin Zijlstra

We zijn bij

Gerwin Zijlstra
 
Kelnersweg 8, 9074 LJ Hallum, Nederland
 
Geweest
 
Graag wil ik van jullie weten hoe dit bedrijf werkt en wat de sterke en minder sterke kanten zijn van dit bedrijf.
Vragen als:
  • op welke grond werkt men hier?
  • hoe wordt er gevoert en welk voer gebruikt men?
  • is het een biologisch bedrijf en waarom?
  • welke rassen lopen er rond?
  • hebben ze nog ander vee?
  • hoe is de bemesting van de bodem?
  • welk mensel wordt er ingezaaid?
  • hoe worden de stallen schoon gehouden?
  • wat is er opgevallen tussen beide bedrijven?
  • hoe wordt er gemolken en hoe functioneert de machine in samenwerking met de koeien?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanstaande maandag gaan we hier verder op in succes

 
 

Naar het arrangement van diverse gewassen

Landbouw in Nederland

De oppervlakte van Nederland is 4.152.800 hectare. In totaal was er in 2000 daarvan 1.975.504 ha in gebruik voor alle land- en tuinbouw samen, dus zo’n 48%. In 2016 was dat nog 1.796.261 ha (43%).

Daarvan is:

  • 443.035 ha in gebruik voor akkerbouw,
  • 69.519 ha voor vollegronds groenteteelt (groenteteelt in open veld) en
  • 32.114 ha voor gemengde bedrijven van akkerbouw en veeteelt.
  • 1.045.577 ha in gebruik voor graasdieren (voornamelijk melkveehouderij) en
  • 60.819 ha voor andere vormen van veeteelt.
  • En dan zijn er natuurlijk nog de glastuinbouw (zowel groenteteelt als sierteelt), de bollenteelt, boomteelt, champignonteelt en fruitteelt.

(Bron: CBS Statline)

Aantal boeren

In 2016 waren er 55.680 boeren in Nederland. Daarvan waren 10.820 boeren akkerbouwers en hadden 760 boeren een gemengd bedrijf met akkerbouw en veeteelt. In 2000 waren er nog veel meer boeren: in totaal 97.390, waarvan 14.800 akkerbouwers en 1765 boeren met een gemengd bedrijf (Bron: Statline.CBS.nl). Het aantal boeren neemt dus sterk af. Tegelijkertijd neemt de gemiddelde bedrijfsgrootte toe.

Akkerbouwgewassen, arealen en opbrengsten

overzicht van de akkerbouwgewassen in nederland

Akkerbouwgewassen, arealen en opbrengsten      
                 
  arealen opbrengsten
Perioden 2010 2015 2017 2018* 2010 2015 2017 2018*
Gewassen ha ha ha ha 1 000 kg 1 000 kg 1 000 kg 1 000 kg
Tarwe (totaal) 154013 142702 116448 112898 8,9 9,1 9,1 8,8
Tarwe, winter 135006 127769 108037 97062 9,1 9,4 9,3 9,1
Tarwe, zomer 19006 14933 8411 15835 7 7 6,9 7
Gerst, winter 4674 7640 9296 8322 7,7 8,6 8,6 8,1
Gerst, zomer 28720 24910 20895 28103 5,9 6,5 6,1 6,7
Rogge 2343 1508 1496 1596 4,5 3,8 3,2 2,9
Haver 1692 1348 1495 1461 4,7 5,3 4,6 5
Triticale 2676 1319 1227 1157 5,3 5,1 5,2 5
Maïs, korrelmaïs 17063 11087 8687 9819 11,8 10,8 13,5 9
Maïs, snijmaïs 228889 223900 205171 206753 45,2 35,6 48,9 39,9
Maïs, corn cob mix 7259 4662 3585 4552 11,7 11,4 13,4 7,7
Aardappelen (totaal) 158213 156885 162610 165012 43,6 42,7 46 36,6
Consumptieaardappelen (totaal) 72972 71700 76243 76452 49,4 46,4 52,8 41,2
Pootaardappelen (totaal) 38575 41976 42323 43791 37,8 36,2 36,9 31
Zetmeelaardappelen 46667 43210 44044 45418 39,5 43 43 34,3
Suikerbieten 70560 58507 85347 85218 74,8 83,3 93,3 76,4
                 

Areaal akkerbouwgewassen in Nederland
Bron: CBS

Akkerbouw

Harrysfarm Videojaaroverzicht 2019. Het jaar 2019 van akkerbouwbedrijf Harrysfarm te Swifterbant in 9 minuten samengevat.

Startpagina akkerbouw
Alles voor de akkerbouwsector bijeen op 1 pagina, van zaaien tot oogst en afzet. Bedrijven en voorlichting.

Overzicht informatie landbouwgewassen op Groenkennisnet
Vind op deze pagina meer bruikbare informatie en lesmateriaal voor in de lessen in de akkerbouw. Groenten als aardappelen en uien, maar ook voedergewassen als graan, soja. Daarnaast informatie over gewasbescherming, bodem en bemesting en bedrijfsvoering.

Akkerwijzer van Agrio
Nieuws, actualiteiten vanuit de akkerbouwsector. Maar ook veel informatie over verschillende teeltaspecten zoals poten/zaaien, bodem, mechanisatie, gewasbescherming, oogst en bewaring

Akkerbouw van nu
Van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond. Veel informatie voor boeren en burgers over de akkerbouwsector.

Toekomstvisie Landbouw

Toekomstvisie nederlandse landbouw, 2019
De toekomstvisie voor de landbouw richt zich op de omslag naar kringlooplandbouw in 2030. In die landbouw gaat het er om dat er zo min mogelijk nutriënten verloren gaan zodat bodems gezond blijven en de kwaliteit van het water op peil blijft. Door kringlopen te sluiten kun je voorkomen dat schadelijke stoffen in het water of in de lucht terecht komen. De uitdaging ligt binnen kringlooplandbouw in het sluiten van nutriëntenkringlopen en het tegelijkertijd minimaliseren van de broeikasgasemissie.

Met het presenteren van de nieuwe landbouwvisie van Carola Schouten, minister Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gaan we naar een circulair landbouwmodel in Nederland. Waarom moeten we naar een ander voedselsysteem? Wat houdt kringlooplandbouw eigenlijk in? Hoe financieren we dat? En wat wordt het beleid? In een drieluik over de nieuwe landbouwvisie van minister Schouten duiken we dieper in het hoe, wat en waarom van de kringlooplandbouw.

Kringlooplandbouw

Online gids kringlooplandbouw WUR
De Nederlandse landbouw is efficiënt en innovatief. Deze grootschalige voedsel­productie heeft echter gevolgen voor de biodiversiteit, het klimaat en de kwaliteit van water, bodem en lucht. Kringlooplandbouw is een manier om de landbouw toekomstbestendig te maken. Veel agrariërs maken al stappen in die richting. In deze online gids lees je meer over (financiële) kansen, relevant onderzoek en ervaringen van boeren.

kringlooplandbouw
kringlooplandbouw

Kringlooplandbouw is een gezamenlijke zoektocht van boeren, betrokken burgers, bedrijven en onderzoekers naar het optimaal combineren van ecologische principes en moderne technologie, met nieuwe partnerschappen, nieuwe verdienmodellen en maatschappelijke diensten. Niet alleen gericht op een goede opbrengst en een zuinig gebruik van grondstoffen en energie, maar ook op zo min mogelijk belasten van klimaat, milieu en natuur.

Kringlooplandbouw houdt in dat we agrarische biomassa en de daarin opgeslagen voedingsstoffen vasthouden in het voedselsysteem. Door nog veel zuiniger om te gaan met schaarse grondstoffen en minder biomassa te verspillen, hoeven minder voedingsstoffen van elders te worden aangevoerd in de vorm van bijvoorbeeld kunstmest en geïmporteerd veevoer. De beschikbaarheid van circulaire grondstoffen bepaalt daarmee de productiecapaciteit en de mogelijkheden voor consumptie die daaruit voortvloeien.

Bron: Kringlooplandbouw, een nieuw perspectief

Informatie en achtergronden

Eiwit van eigen grond. Grondgebondenheid in de melkveehouderij. Een animatie van Nieuwe Oogst.

Samenwerking akkerbouwers en veehouders
Presentatie Heinhuis over duurzame samenwerking tussen akkerbouwers en veehouders.

Kringlooplandbouw: een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouw
Overzicht van de mogelijkheden

Dossier kringlooplandbouw
Overzicht van de mogelijkheden van kringlooplandbouw. Artikelen, voorbeelden en video's en achtergronden.

KRINGLOOPLANDBOUW
Het sluiten van bodem-plant-dier-mest kringlopen is van groot belang voor de verduurzaming van de landbouw. Kringloopboeren bieden oplossingen om bodemvruchtbaarheid te verbeteren, efficiënties te verhogen, verliezen te beperken, succesvol natuurinclusief en grondgebonden te boeren, maar vooral ook om economisch beter te presteren. Een goede kwaliteit mest, een optimaal functionerend bodemleven en integraal werken en denken worden daarbij gezien als sleutels tot succes. Deze website biedt kennis en de verhalen van kringloopboeren, laat zien wat bereikt is en waar kringlooplandbouw al invulling krijgt.

Brochure 'Mest, een waardevolle grondstof'
Mest is een essentiële bron voor onze voedselvoorziening in Nederland. De landbouw is al eeuwenlang op dit principe gebaseerd. Maar het gebruik van mest breng ook milieurisico's met zich mee. Om de nadelige gevolgen van mest voor het milieu tot een minimum te beperken, is er in Nederland een uitvoerig wetgevingskader voor meststoffen gerealiseerd. De brochure 'Mest, een waardevolle grondstof' geeft een beeld van het mestbeleid door de jaren heen.

Superboeren! op Bekijk Stand van Nederland
De landbouw moet radicaal anders, vindt minister Carola Schouten van landbouw. Maar hoe gaan onze boeren dat doen? Door schaalvergroting zien we steeds vaker landbouwbedrijven met een omzet van meer dan drie miljoen per jaar. Kunnen ze nog wel genoeg verdienen als ze moeten inkrimpen? We zien onder andere een circulaire varkensboer die zo'n 60.000 biggen met taart en patat voert, een drone-boer die zijn land vanuit de lucht observeert en een bio-boer die nooit meer terug wil naar de gangbare landbouw. Stand van Nederland over geld verdienen met boerenverstand.

Kringlooplandbouw en klimaat
Wat mogen we verwachten van een circulaire voedselproductie gebaseerd op een kringlooplandbouw, in het perspectief van klimaat- en biodiversiteitdoelen?

Granen

Graan wordt al meer dan drie miljoen jaar gebruikt als voedsel voor de mens en zijn voorouders. Het eten van graan wordt beschouwd als een belangrijk element in de vooruitgang van de beschaving. De grotendeels nomadisch levende volken in de prehistorie verzamelden al graankorrels van wilde grassen. Lang voor het begin van de jaartelling werden de planten in cultuur gebracht. De oorspronkelijke groeigebieden van gerst bevonden zich waarschijnlijk in de hooglanden van Ethiopië en het zuidoostelijk deel van Azië. Aangenomen wordt dat er meer dan 7000 jaar geleden al gerst werd gekweekt in het gebied tussen Syrië en Afghanistan.

Gerst was in Europa de eerst gekweekte graansoort. Als voedsel was gerst tot in de middeleeuwen van groot belang. De gerstekorrels werden tot brij gekookt, maar er werden ook koeken en platte broden van bereid. Later werd gerst als voedselgewas bijna overal overvleugeld door tarwe.

De belangrijkste graansoorten:

Tarwe

Tarwerassen worden ingedeeld naar groeiseizoen (wintertarwe, zomertarwe en overgangstarwe). Verder maakt men bij broodtarwe onderscheid op basis van

  • de structuur van de korrel: zachte of harde (niet te verwarren met durumtarwe) en
  • de kleur van de korrel: rood of wit.

Ook wordt broodtarwe vaak ingedeeld op basis van de kwaliteit, die grotendeels bepaald wordt door het gehalte en de kwaliteit van het eiwit of gluten en in mindere mate door de hardheid van de korrel.

 

Gerst

Gerst behoort tot de grassenfamilie en is een eenjarige (zomergerst) of tweejarige (wintergerst) plant. De wintergerst moet voldoende koude gehad hebben om te kunnen bloeien. Wintergerst bloeit in de tweede helft van mei. Zomergerst bloeit wat later. Gerst is een uitstoelende plant met 50–130 cm lange stengels waaraan zich een aarvormige bloeiwijze vormt. Aan weerszijden van de getande aarspil staan steeds drie eenbloemige aartjes ingeplant. De buitenste van de drie aartjes zijn soms mannelijk of rudimentair.

Op de overgang van de bladschede naar de bladschijf zitten zowel een tongetje als oortjes.

De aartjes zijn genaald. De kelkkafjes zijn smal, lancet- tot naaldvormig en de onderste kroonkafjes van de fertiele bloempjes zijn gewoonlijk lang genaald. Soms is de kafnaald vervangen door een kort, drietandig vorkje (gevorkte gerst). De cultivars zijn zeer overwegend zelfbevruchtend.

De graanvrucht is meestal bedekt en min of meer strokleurig, maar er bestaat ook "naaktzadige" gerst  en ook gerst met zwarte kroonkafjes (zwarte gerst). Bij gewone gerst is de korrel vergroeid met de omhullende kafjes, waardoor deze gepeld moet worden in een pelmolen om de kafjes van het zaad te scheiden.

Haver

Haver (Avena sativa) is een eenjarige plant uit de grassenfamilie (Poaceae).  Haver is een graansoort, die reeds sinds 7000 v.Chr. geteeld wordt. Haver komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië en is ontstaan uit de wilde haver (Avena sterilis).

De plant wordt ongeveer 1,2 m hoog. Het 5 mm brede tongetje (ligula) is getand. De plant bloeit in juni en de bloeiwijze is een pluim. De aartjes bestaan uit twee bloemen, die zichzelf bestuiven. De kroonkafjes zijn ongenaald of zoals bij naakte haver onvolledig genaald. De vruchten zijn rijp in augustus.

Tot in de Late Middeleeuwen was haver in Nederland op de zandgronden een belangrijk gewas. In Nederland wordt ongeveer 1750 hectare (2014) haver per jaar verbouwd met een opbrengst van 6100 kg per ha. Vroeger werd er naast de witte ook gele en zwarte haver geteeld.

Haver werd vroeger geteeld voor zowel menselijke consumptie (haverkoeken, haverbrij en haversoep) als voor veevoer. Haver wordt tegenwoordig gebruikt als paardenvoer en voor de productie van havervlokken en havermeel.

Rogge

Rogge wordt vooral geteeld om er roggebrood van te maken. Ook ontbijtkoek wordt van rogge gemaakt. Voor de teelt van winterrogge worden vrij bestoven rassen en hybrides gebruikt. Zomerrogge wordt bijna niet meer geteeld voor de korrel. Wel wordt zomerrogge soms geteeld als stoppelgewas voor groenbemesting. Ook winterrogge wordt wel voor groenbemesting gebruikt. Dit is dan een bladrijk type en wordt ondergeploegd in het voorjaar.

 

Triticale

Tritcale is een kruising tussen rogge en tarwe. De bedoeling van deze kruising is om de beste eigenschappen van tarwe en rogge te combineren. De hogere opbrengst van tarwe en de mindere gevoeligheid voor schimmelziekten van rogge. Het wordt vooral gebruikt voor veevoer.

 

 


Bron voor deze pagina: Wikipedia

 

Teeltinformatie

Teelthandleiding haver

Gebreksverschijnselen bemestingstekort

Ziekten en plagen granen

Vragen en opdrachten

Aardappelen

Aardappelen kan je makkelijk herkennen in het veld, omdat ze op ruggen worden geteeld. Zo kunnen ze makkelijker worden geoogst.

We onderscheiden verschillende soorten aardappelen: pootaardappelen, consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen. Uit pootaardappelen worden nieuwe aardappelen geteeld.

Alle aardappelen worden gepoot in het voorjaar. De pootmachine maakt meteen ‘ruggen’, de heuvels waarin de aardappels groeien. Dit wordt gedaan om de aardappels later zo goed mogelijk te kunnen oogsten. Soms worden de ruggen in dezelfde werkgang aangefreesd, dat wil zeggen dat de rug wordt verstevigd, soms gebeurt het aanfrezen een aantal dagen na het poten. De aardappels kiemen en vormen een plant die boven op de rug groeit. Tegelijkertijd groeien er onder de grond nieuwe uitlopers waaraan nieuwe aardappels worden gevormd.

Aardappels worden gepoot in maart/april/mei, afhankelijk van het weer en het ras. Het gewas bloeit in juni. De bloemen zijn wit, roze of paars. In augustus/september beginnen de planten te verouderen en af te sterven. De planten worden afgesneden en de restanten worden doodgespoten. Dit gebeurt om te voorkomen dat via de afstervende bladeren schimmels, virussen en bacteriën in de nieuwe aardappels komen. Biologische boeren branden het gewas vaak af. Nadat het gewas is doodgespoten of afgebrand duurt het nog een aantal weken voordat er kan worden geoogst. In die tijd harden de aardappels onder de grond af en vergaan de ‘moederknollen’, de oorspronkelijk gepote aardappel, zodat deze niet de oogstmachine vervuilen of in het geoogste product komen. Na de oogst worden de aardappelen meestal opgeslagen in de schuren van de boeren zelf.

Pootaardappelen

Pootaardappelen worden in het eerste jaar als miniknollen gekocht door de boer. Deze miniknollen worden opgekweekt uit plantweefsel door gespecialiseerde bedrijven . De miniknollen worden gepoot in een klein veld. De oogst wordt door de pootaardappelboer opgeslagen en het volgend jaar uitgeplant. De meeste pootaardappeltelers vermeerderen zo 4-5 jaar totdat ze de oogst verkopen aan de boeren die de aardappels voor consumptie telen of voor zetmeelproductie. Elke gepote aardappel levert gemiddeld 8 nieuwe aardappelen op. Een miniknol kost per stuk gemiddeld € 0,50. Pootaardappelen leveren zo’n € 0,30 per kilo op, consumptieaardappelen gemiddeld € 0,10 per kilo.  Om voldoende winst te maken zorgt de pootaardappelteler er dus voor zo veel mogelijk eindproduct te produceren, maar in principe kunnen de aardappelen ook elk jaar verkocht worden als pootgoed voor andere boeren of als consumptieaardappelen.

Tijdens de teelt is het vooral voor pootaardappelen heel belangrijk dat zij vrij blijven van ziekten en plagen, vooral virussen en bacteriën. Daarvoor worden door de boeren alle aardappels bekeken vanuit ‘selectiekarren’ die over het gewas rijden. Alle zieke planten worden verwijderd.

Pootaardappelen worden eerder geoogst dan consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen. De reden is, dat het bij de teelt van pootaardappelen gaat om zo veel mogelijk nieuwe aardappels te krijgen, maar deze hoeven niet heel groot te zijn. Liever niet zelfs, want kleinere pootaardappelen zijn makkelijker te vervoeren. Met name voor pootaardappelteelt gelden strenge eisen aan kwaliteit en vrij zijn van ziekten en plagen. Hiervoor komt de NAK (Nederlandse Algemene Keuringsdienst) regelmatig kijken in de velden met pootaardappelen. De NAK kan ook percelen afkeuren. Die aardappels worden dan verkocht als consumptieaardappelen. De ziekten waarop kan worden afgekeurd zijn namelijk vooral schadelijk voor de aardappelplanten in het volgende seizoen en niet voor mens en dier. Vanaf de oogst zijn pootaardappeltelers al weer druk met sorteren van pootgoed voor de export naar landen waar in de herfst wordt gepoot. Bij het sorteren worden alle beschadigde of zieke aardappels er uit gehaald.

Consumptieaardappelen

Consumptieaardappelen worden langer in het veld gelaten dan pootaardappelen om zoveel mogelijk kilo per hectare te produceren. Ze worden gemiddeld in september/oktober geoogst. Consumptieaardappelen worden gebruikt voor verkoop aan consumenten als onbewerkt product, maar ook bewerkt verkocht (meestal voorgekookt en gesneden). Verder worden ze gebruikt voor frites, chips en andere aardappelproducten.

Zetmeelaardappelen

Zetmeelaardappelen worden geteeld om zetmeel uit te winnen voor voedsel, maar ook voor producten als lijm, enz. Zetmeelaardappelen worden geoogst in september/oktober. Ze worden verwerkt bij de coöperatie Avebe in Ter Apelkanaal, Gasselternijveen en Foxhol of bij de Duitse coöperatie in Emlichheim.

Bron: Nederlandse Akkerbouw Vakbond

Teeltinformatie

Groeiproces van een perceel aardappelen

Zie voor de teelt van een perceel aardappelen het verslag met foto's en video's op het bedrijf van den Borne.

De teelt van aardappelen

 

Video. Hoe groeit een aardappel
Groeiproces van de aardappelplant door Schooltv uitgelegd aan kinderen van de basisschool en eerste jaren van voortgezet onderwijs.

Gebreksverschijnselen bemestingstekort
Gebreksverschijnselen in beeld gebracht.

Ziekten en plagen aardappelen

Vragen en opdrachten

Suikerbieten

Suikerbieten worden vooral geteeld in de gematigde klimaatzone. Het wereldareaal bedroeg tussen 2008 en 2011 gemiddeld zo'n 4 miljoen hectare met een opbrengst van gemiddeld 221 miljoen ton bieten. De suikerbiet houdt van een losse, vochtige grond en kan slecht tegen vorst. Als de suikerbiet bevriest, sterft de biet af en verliest deze tot drie keer zoveel suiker als een levende biet. Daarnaast zal een biet die bevroren is geweest door het afsterven snel gaan rotten. Met name het bevriezen van een berg reeds geoogste bieten is zeer schadelijk omdat een hele oogst verloren kan gaan. Om dit tegen te gaan kan een zeil over de bieten geplaatst worden. Als bieten bevroren geoogst en aan de fabriek aangeleverd worden zijn de problemen echter veel kleiner. Herfstweer met 's morgens slechts een paar graden vorst en overdag zon is voor een biet juist erg gunstig. Door de vorst maakt de suikerbiet immers extra suiker aan (dit effect is er in gunstige zin bijvoorbeeld ook bij spruiten en boerenkool). Dankzij de zon overdag kan de biet nog extra suiker produceren dankzij extra fotosynthese. In deze weersomstandigheden kan het suikergehalte soms wel een procent stijgen. Terwijl bewolkt weer met relatief warme nachten het suikergehalte zelfs doet dalen.

De grootste productie vindt plaats op het noordelijk halfrond, waarbij Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten en Rusland de grootste suikerbietenproducenten zijn (in 2007). De Europese Unie is de op twee na grootste suikerproducent, na Brazilië en India, die vooral suikerriet telen.

jonge bietenplanten
jonge bietenplanten

Het zaaien gebeurt in de lente terwijl de bieten in de herfst geoogst worden. Het bietenzaad komt uit landen met een warmer klimaat dan Nederland of België, zoals Frankrijk. De suikerbiet is een tweejarige plant. In het eerste jaar worden reservestoffen opgeslagen in de wortel, die het jaar daarop worden gebruikt voor de bloei en de zaadproductie. Er komen echter ook planten voor die in het eerste jaar onder ongunstige omstandigheden een bloeiwijze vormen (schieten). Deze bieten moeten verwijderd worden voordat ze zaad vormen, om opslag (onkruidbieten) in het volgende gewas te voorkomen. Bovendien zijn ze ongewenst tijdens de oogst en verwerking van de rest van de bieten.

De oogst vindt plaats in de herfst (vanaf september), waarbij de wortelopbrengst per hectare gemiddeld in Nederland 65 ton was in de jaren 2003 tot en met 2007. De meeste bieten worden geoogst met een zesrijige bietenrooier, waarbij de biet wordt ontbladerd en daarna met messen wordt gekopt. Voor goed kopwerk is een regelmatige stand van de bieten noodzakelijk; bij te kleine bieten blijft er nog blad aan de biet zitten en bij te grote bieten wordt er te veel biet weggekopt.

Tot in de jaren 1970 werd bietenblad gebruikt als voer voor runderen. Onder meer door de betere oogsttechnieken en egalere rassen is het nu niet meer interessant. De bladeren (en bietenkoppen) blijven nu achter. Veelal is dit ongunstig. De vertering van bietenblad heeft een lage effectieve organische stof (voor behoud van de vruchtbaarheid grond is de teelt van bijvoorbeeld tarwe noodzakelijk) en de mineralen die vrijkomen spoelen in de winter meestal uit. Er vindt echter onderzoek plaats om bietenblad te gaan vergisten. Ook behoort de winning van de eiwitten uit het bietenblad tot de theoretische mogelijkheden.

De teelt van suikerbieten geschiedt geheel machinaal. Voor het machinaal zaaien worden de zaden, eigenlijk zaadkluwens met tegenwoordig één kiem, gepilleerd. Pilleren is het opvullen/omhullen van onregelmatige gevormde zaden, met als doel het zaad beter, sneller en preciezer te kunnen zaaien. Een ander doel is het meegeven van fungiciden en insecticiden om de plant gedurende de eerste groeifase te beschermen tegen schadelijke schimmels en insecten.

Bij de teelt van suikerbieten kunnen talloze ziekten optreden, zoals bladziekten, veroorzaakt door Cercospora, meeldauw, of wortelziekten, bijvoorbeeld rotting veroorzaakt door Rhizoctonia solani. Ook kan er schade ontstaan door aaltjes en insectenlarven, zoals ritnaalden en het bietekevertje (Atomaria linearis) eten van de bietenplanten. Zie ook onder het kopje ziekten en aantastingen.

Gemiddeld bedroeg de opbrengst in Nederland in 2005 11.100 kg, in 2006 10.900 kg en in 2007 11.100 kg suiker per ha. De gemiddelde suikerbietopbrengst was in 2007 64.000 kg per hectare met een suikergehalte van 17,4%. De gemiddelde uitbetaalde suikerbietenprijs was in 2007 € 41,31 per 1000 kg bieten. De prijs hangt af van het suikerpercentage van de biet, de winbaarheid (het gehalte aan amino-stikstof, kalium en natrium), het tijdstip van levering en de hoeveelheid meegeleverde tarra.

Bedroeg het araal in 2000 nog 110.000 ha, in 2015 was het gedaald tot 58.500 ha om daarna weer te stijgen. In 2017 is het areaal in Nederland gestegen naar ruim 85.000 hectare.

Bron: Wikipedia

Teeltinformatie

Van suikerbiet tot suikerklont. De teelt van suikerbieten op het akkerbouwbedrijf van Richard Breemhaar. En de verwerking in de suikerfabriek.

Teelthandleiding suikerbieten
De teelt van suikerbieten, handleiding van IRS.

Teelthandleiding suikerbieten, uit 1994
Teelthandleiding met soms wat verouderde gegevens. De handleiding is uit 1994. Daarom eerst de bovenste handleiding gebruiken.

Gebreksverschijnselen bemestingstekort

Ziekten en plagen suikerbieten

App onkruidherkenning

Determineer met behulp van deze module de onkruiden.

Er zijn drie manieren om dit programma te starten:

Voor uitleg over de app zie onderstaand instructiefilmpje:

 

IRS onkruidherkenning

App ziekten & plagen

Deze module beschrijft alle voorkomende (gebreks)ziekten en plagen in suikerbieten. Hier is informatie beschikbaar over schadesymptomen, de oorzaak, en wordt de bijbehorende preventie en bestrijding geadviseerd. Van verschillende groeistadia zijn foto's vastgelegd. Nieuw zijn de beschrijvingen en foto's van biologische bestrijders (natuurlijke vijanden) van plagen in de bietenteelt.

Er zijn drie manieren om dit programma te starten:

Voor uitleg over de App zie het onderstaande filmpje:

 

App ziekten en plagen suikerbiet

Vragen en opdrachten

Voederbieten

Voederbieten kunnen een deel van het krachtvoer vervangen en daarmee bijdragen aan een hogere fosfaatefficiëntie op uw bedrijf, omdat u meer melk uit ruwvoer haalt. Wel vraagt de teelt en bewaring van voederbieten uw aandacht. Graag zetten wij de aandachtspunten voor perceelskeuze, zaaien, onkruidbestrijding, bemesting, oogsten en voeren van voederbieten voor u op een rij.

Perceelsvoorwaarden bij bietenteelt

  • Zorg voor een pH van minimaal 6.
  • Het perceel mag geen storende lagen bevatten.
  • Pas op met pasgescheurd grasland vanwege emelten en ritnaalden.
  • Bietenteelt is minder geschikt voor veengrond en zware klei.

Zaaien van voederbieten

  • Zaai bieten tussen 20 maart en 10 april, bij een bodemtemperatuur van minimaal 5°C.
  • Zaai 100.000 tot 110.000 zaden per hectare, op 2 tot 3 centimeter diepte.
  • Houd bij de rassenkeuze rekening met gevoeligheid voor rhizoctonia en rhizomanie.
  • Rassen met een lager drogestofgehalte zijn geschikt voor het vers voeren, rassen met een hoger drogestofgehalte passen beter als u de bieten in wilt kuilen, bijvoorbeeld met snijmaïs.

Bestrijding van onkruid en ziekten

  • Emelten en ritnaalden smullen van de voederbiet.
  • De ziektes Rhizoctonia, rhizomanie, (valse) meeldauw en bladvlekkenziekte komen voor bij voederbieten. Neem dus maatregelen voor een passende gewasbescherming, in overleg met uw adviseur van Agrifirm.

Voederbieten kunnen een deel van het krachtvoer vervangen en daarmee bijdragen aan een hogere fosfaatefficiëntie op uw bedrijf, omdat u meer melk uit ruwvoer haalt.

Bemesting

  • Bemest voederbieten met 30 tot 40 m3 drijfmest per hectare.
  • Verstrek een aanvullende kaliumgift van 150 tot 200 kg per hectare.
  • Voor een juiste wortelopbrengst is een aanvullende natriumgift van ongeveer 150 kg per hectare gewenst.
  • Kies voor mestsoorten met borium, dat is belangrijk om hartrot te voorkomen.

Oogsten en bewaren

  • U kunt voederbieten oogsten vanaf begin november. Eerder oogsten kost opbrengst.
  • Oogst de bieten bij voorkeur door ze alleen te onbladeren en niet te ontkoppen.
  • Bewaar de bieten op een hoop in de open lucht. Bij vorst dient u deze af te dekken met kuilkleden of –folie.
  • U kunt er ook voor kiezen om voederbieten met snijmaïs in te kuilen.

Voederbieten voeren

  • Zorg dat de voederbieten geen zand bevatten.

Bron: https://www.agrifirm.nl/uitdagingen/tips-bij-teelt-voederbieten/

Teeltinformatie

Teelthandleiding voederbieten
Teelt , mechanisatie en mengkuilen met voederbieten.

Teelt van voederbieten
Een wat oudere handleiding over de teelt van voederbieten.

voederBieten VOOR de hoogste kvem-opbrengst per hectare
Voederbieten zijn in opmars, nu de kVEM-opbrengst van eigen grond belangrijker is dan ooit. Een geslaagde teelt voederbieten levert 18 - 20 ton drogestof met 1.100 tot 1.200 VEM op. De smakelijke bieten stimuleren ook nog eens de totale opname en geven een verhoging in melkvet en -eiwit.

Vragen en opdrachten

Eiwitrijke gewassen

sojabonen
sojabonen

Eiwitrijke akkerbouwgewassen (ha)

  Luzerne   Veldbonen   Sojabonen   Voedererwten   Lupine  
2008 4918,08 314,35 4,75 394,48 10,27
2010 6422,43 346,47 0,05 493,19 48,49
2015 7171,58 360,43 193,54 272,94 78,2
2017 7494,67 572,94 446,87 263,06 50,87
2018* 7559,31 710,16 540,84 257,24 56,05
*Voorlopige cijfers

 

Teelt eiwitgewassen Nederland toegenomen
Bron: CBS

Meer sojabonen en veldbonen geteeld

De arealen veld- en sojabonen en lupine werden in 2018 opnieuw groter. De oppervlakte veldbonen was in 2018 met 140 hectare gegroeid naar 710 hectare, een toename van 19,3 procent in een jaar. Het areaal sojabonen groeide van 450 hectare in 2017 naar 540 hectare in 2018 (17,4 procent). Het areaal lupine nam in een jaar tijd met 5 procent in omvang toe, terwijl de oppervlakte voederwten juist kromp (-5,8 procent).

Sojabonen en lupinebonen worden vooral geteeld als grondstof voor diervoeders, maar ook voor menselijke consumptie. Zo wordt lupine gebruikt als grondstof voor vleesvervangers. Veldbonen en voedererwten worden geteeld als voedergewassen.

Eiwit van eigen grond

Grondgebonden en eiwitbehoefte van eigen grond

In Nederland worden al enige jaren proeven genomen met het verbouwen van eiwitrijke gewassen als sojabonen en lupinen. De Commissie Grondgebondenheid van LTO en NZO adviseert melkveebedrijven om in 2025 minimaal 65 procent van de eiwitbehoefte van eigen grond of van grond uit de buurt te halen. Dit streven sluit wat betreft de regionale schaal aan bij de visie ‘Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden’ van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Voor het verbouwen van sojabonen wordt in de Green Deal ‘Soja in Nederland’, waarin Groningen, Friesland en Drenthe partijen zijn, gestreefd naar een areaal van 10 duizend hectare. Zeeland ondersteunt een praktijkproef voor sojateelt en Noord-Brabant gaat op korte termijn de teelt van sojabonen stimuleren.

Het areaal eiwithoudende gewassen kwam in 2018 uit op 9 duizend hectare, 38 procent meer dan in 2008. Toen was het 5,6 duizend hectare. Alle eiwithoudende gewassen nemen in omvang toe. Het oppervlakte van het meest geteelde eiwithoudende gewas, luzerne, is de laatste jaren echter nauwelijks gegroeid. Dat meldt CBS op basis van voorlopige resultaten van de landbouwtelling.

Eiwithoudende gewassen worden geteeld voor menselijke consumptie, als diervoeder of als groenbemester. Gewassen als luzerne, sojabonen, (niet-bittere) lupinen, veldbonen en voedererwten maken ongeveer 0,5 procent uit van het totale landbouwareaal. Van de eiwitgewassen is luzerne veruit het belangrijkste. In 2018 besloeg het areaal 7,6 duizend hectare, nog geen procent meer dan in 2017, toen het areaal in een jaar tijd juist met 100 hectare was afgenomen.

In 2018 werd luzerne op 1 060 landbouwbedrijven geteeld, 60 bedrijven meer dan het jaar ervoor. Luzerne wordt wereldwijd verbouwd als veevoer en als groenbemester.

Luzerne

Luzerne maaien en inkuilen

Luzerne als voedergewas, een handleiding voor de teelt
Dit handboek biedt onder andere informatie over de bemesting, teelt, oogst, opbrengst, conservering en de voeding van luzerne. Tenslotte wordt ingegaan op de financiële aspecten van luzerne terwijl ter afsluiting een toekomstverwachting wordt gegeven.

Teelthandleiding Luzerne
Deze herziene uitgave van de teelthandleiding bevat veel nieuwe informatie over teelt en gebruik van luzerne. De vorige teelthandleiding werd in 1988 uitgegeven. In 1989 werd er ten behoeve van het gebruik van luzerne als ruwvoeder op het rundveebedrijf veel nieuw onderzoek gestart. Met name op de veehouderij-proefbedrijven Cranendonck en in mindere mate Aver-Heino werd in proeven en op praktijkschaal veel ervaring opgedaan met luzerne als ruwvoeder voor rundvee.

Teelt van Luzerne
Teeltinformatie over biologische teelt van luzerne.

Teeltwijzer Luzerne
Deze teelwijzer is in 2017 tot stand gekomen voor het project ‘Luzerne, een teelt goed voor boer, bodem en biodiversiteit’ van het CLM

Veldbonen

Teelthandleiding veldbonen
De teelt van veldbonen uitvoerig beschreven. Daarnaast wordt ook stilgestaan bij de oogst, conservering en voeding van de veldbonen. Als laatste wordt ook nog naar het kostenplaatje van het telen en voederen van veldbonen gekeken.

Soja

Hoe teel je soja in Nederland?
Wat is soja? Hoe teel je dit gewas in Nederland? Moet u het bemesten en wat levert het per hectare op? Op deze pagina vindt u vragen en antwoorden over de teelt van dit gewas.

Sojateelt in Nederland
De sojateelt is in 2013 in Nederland geïntroduceerd. De vraag naar duurzaam geteelde, regionale en gegarandeerd GMO-vrije soja neemt toe. Praktijkresultaten met de huidige rassen en nog geringe teeltervaring geven nu al aan dat soja kan concurreren met granen. Sojateelt heeft de potentie om van vaste waarde te zijn in de Nederlandse bouwplannen.

Vragen en opdrachten

Groenbemesters

Dossier groenbemesters
De keuze voor groenbemesters is van veel factoren afhankelijk zoals bodemeigenschappen en gewasrotatie. Om studenten te laten kennismaken met de problematiek wordt er in een WURKS-project een lesmateriaal ontwikkeld in de vorm van een handboek, factsheets, powerpointpresentatie voor het onderwijs en opdrachten.

Teeltinformatie

Handboek Groenbemesters
Teeltinformatie van een groot aantal groenbemesters. De gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid beschreven.

Factsheets groenbemesters
Korte teelthandleiding voor groenbemesters. Alle gegevens over de teelt op 1 A4.

Vragen en opdrachten

Praktijk(opdrachten)

Apps's voor akkerbouw

Categorie akkerbouw in AgroApps
AgroApps is een merkonafhankelijke online database waarin alle agrarische apps verzameld worden. Is de app niet specifiek agrarisch, maar heeft het wel een grote meerwaarde voor de agrarische markt? Dan vindt u de app op AgroApps.nl. Door middel van verschillende overzichtelijke categorieën kunt u per marktsegment filteren in de verschillende sectoren. Per app vindt u een uitgebreide beschrijving en kunt u ervaringen lezen van uw collega’s die de app reeds gebruiken. Heeft u een interessante app gevonden? Druk op de knop downloaden en scan de QR-code in met uw smartphone. U komt direct op de website terecht waar u de app kunt installeren.

Toets

Toets: Veehouderij excursie 30 augustus 2021

Start

Veehouderij

leerjaar 1

Hier volgen bestanden die ik gevonden heb in de ELO van Leeuwarden

HOOFDSTUK 6
Fokkerij – exterieur
In fokkerij speelt het exterieur een belangrijke rol.
Het uiterlijk en de bouw van een koe zijn medebepalend
voor haar potentieel om een hoge levensproductie te
realiseren. Dieren met goede scores voor exterieurkenmerken
blijven vaak langer gezond en vitaal.
Bovendien, het oog wil ook wat!

CRV beslissen van kalf tot koe
Een bestand van de CRV van kalf tot koe

De Nederlandse veehouderij volgens wageningen universiteit
Even een blik naar de toekomst

Prezi konijn

Prezi gemaakt door leerlingen over het konijn
Een aantal kenmerken voor konijnen worden hierin benoemd. Een uitwerking is noodzakelijk. Bijvoorbeeld: voer welk voer en hoeveel? Gezondheid waar let je op en hoe bepaal je die?

Kippen hier moet nog het een en ander bij.

Kippen zijn ontzettend populair in Nederland! Steeds meer en meer worden kippen als hobby-pluimvee gehouden in de Nederlandse tuinen. Ook komen kippen steeds meer in de stad voor, juist omdat het zeer gezellige en sociale dieren zijn. Kippen zijn er in verschillende soorten en maten. Daarom vind u op deze pagina uitgebreide lijsten over verschillende soorten kippen en handige extra's zoals: boeken, fokkers, verenigingen, tentoonstellingen en veel informatie over kippen. Neem ook een kijkje op een van de kippenwinkels die u kunt vinden op deze pagina. Ze zijn persoonlijk door mij uitgekozen.

Levenscyclis kip
Levenscyclis kip

Informatie over kippen

kippen startpagina
erg veel informatie

Home

Afbeelding zwartbonte melkkoe

Koeien heb je in alle soorten en maten. Van melkkoe tot vleeskoe. De bekendste koe is de zwartbonte melkkoe.

In dit arrangement leer je van alles over de koe. Welke rassen er allemaal zijn, in wat voor stallen koeien leven, maar ook wat een koe allemaal moet eten. Het staat er allemaal in. Een aantal onderwerpen uit dit arrangement zullen klassiekaal behandeld worden. Daarnaast staan er een aantal opdrachten in die op de boerderij uitgevoerd worden.

 Veel plezier met het maken van de opdrachten!

 

 

Rassen

Er lopen tegenwoordig tientallen verschillende koeienrassen in Nederland rond. Meest bekend zijn de melkkoeien, waarvan er meer dan één miljoen zijn. Ze zijn meestal zwart/wit of rood/wit gevlekt. Officieel heten ze Holstein zwartbont of roodbont.

 
De andere koeien die je in de wei of in natuurgebieden ziet lopen, zijn meestal `vleeskoeien`, ook wel dikbillen genoemd. Dit zijn vooral buitenlandse rassen, zoals de Belgische witblauwe, de Blonde d´Aquitaine en de Limousin uit Frankrijk en de Verbeterde roodbonte uit Nederland. Hieronder een overzicht van twintig koeienrassen in Nederland.

 

Holstein zwartbont
Zwart en wit, soms heel grillig gevlekt. Groot, vaak mager, een echte melkkoe. Oorspronkelijk uit Nederland, maar een eeuw lang gehouden in Amerika, voor de dieren in 1980 terugkwamen.
Holstein roodbont
Rood en wit, soms heel grillig gevlekt. Groot en vaak zonder veel spieren. Geeft veel melk en heeft een grote uier. Familie van de zwartbonten, maar lang werden de roodbonten nauwelijks serieus genomen.
Lakenvelder
Zwart en soms rood met een wit ‘laken’ over de romp. De koeien hebben een voorname uitstraling en lang werden ze dan ook gehouden op de weilanden bij kastelen. Toen die verdwenen werden ze zeldzaam.
Mrij (maas-rijn-ijssel)
Rood en wit. Kwam vanouds voor in het rivierengebied. Vandaar de naam.Al heel lang gebruikt voor melk en ook vlees. vooral hun kalveren waren geliefd, omdat ze prima wilden groeien. De koeien verdienen respect omdat ze economisch goed presteren.
Brandrood
Vrijwel helemaal donkerrood en prima bespierd. Een sober ras, dat daarom heel geschikt is voor beweiding van natuurgebieden als uiterwaarden. Ze doen denken aan de rivierkoeien van heel vroeger.
Verbeterd roodbont
Donkerrood en rond van vormen. De roodbonte koeien van ons land kenden vele variaties. De meest bespierde werd ontwikkeld in de richting van een vleeskoe, die opviel door haar mooie, ronde billen.
Blaarkop
Zwart of rood met een witte kop en ‘blaren’ rond de ogen. Koeien met een prachtige ruglijn en stevige spieren. Vooral hun poten zijn sterk, zodat ze steeds belangrijker worden als natuurverzorgers.
Witrik
De kleur van de gestippelde body kan variëren: zwart, grijs of zelfs blauwachtig. Vast patroon is de witte streep over de rug. Die kwam ook al voor bij de oeros, dus gaat het hier om een oud koeienras.
Fries roodbont
Veel rood en wit, met mooie vormen in het lijf. Honderd jaar geleden dreigden ze uit te sterven, omdat men meende dat ze ongewenste varianten waren van zwartbonte ouders. Soms werden ze te vondeling gelegd.
Fries-hollands zwartbont
Zwart en wit, mooi afgebakend en een wit vlekje op de kop: een ‘kol’. Een eeuw lang het meest bekende ras in Nederland, dat in heel de wereld beroemd werd. Sinds 1980 bleek dat andere rassen meer melk produceerden.
Jersey
Lichtbruin tot reekleurig en klein. Doet een beetje aan een hert denken, vooral ook door de grote ogen. Een Engels ras, dat populair werd omdat het in de melk een hoog vetgehalte had, waaruit veel boter gemaakt kon worden.
Montbéliarde
Donkerrrood en wit met witte kop. Een bergras uit het oosten van Frankrijk, dat opvalt door stevige vormen, sterke poten en toch een goede melkproductie. Daarom ook in Nederland behoorlijk populair.
Brown swiss
Grijsbruin met een zwarte neus en een witte muil. Een bergkoe uit Zwitserland, die tegenwoordig vooral in Amerika veel voorkomt. Het zijn koeien met sterke poten en een mooie uier.
Piemontese
Grijs met donkere ‘blaren’ rond de ogen. Een Italiaans vleesras, dat geen extreme spiermassa’s heeft, zodat de kalveren gemakkelijk worden geboren. Daarom zijn ze in Nederland veel gebruikt bij kruisingen.
Belgisch witblauw
Blauw en wit en soms vrijwel helemaal wit. Een Belgisch vleesras bij uitstek, kijk maar eens naar de enorme dijen en de andere vleespartijen. Ze geven maar nauwelijks voldoende melk om hun kalveren te kunnen voeden.
Blonde d’aquitaine
Licht- of donkerblond, de gebogen horens vaak wat naar beneden. Een vleesras uit het zuidwesten van Frankrijk, dat opvalt door een evenredige bouw van het forse lijf. Een mooie koe in het landschap.
Charolais
Wit of crème met een roze neus en flinke horens. Een ras uit Midden-Frankrijk, dat door de forse lichaamsbouw en hun rustige gedrag indruk maakt in het landschap. Een echt vleesras, wereldwijd gewaardeerd.
Limousin
Rood of roodbruin met korte horens. In Frankrijk werden de koeien vroeger gebruikt voor de kar of de ploeg, tegenwoordig zijn het vleesleveranciers. Forse dieren zijn het, met mooie lijnen en flinke ‘schoft (de schouders)
Schotse hooglander
Bruin met een dikke vacht en lange horens. Vanuit Schotland zijn ze rond1985 naar Nederland gekomen om natuurgebieden te begrazen. Ze zijn ‘winterhard’ en passen goed op hun kalfjes.
Hereford
Donkerrood met witte kop en staartpluim en omlaag gebogen horens. Een voornaam, Engels vleesras met een brede, ruige rug en korte poten, dat in de loop van de tijd over de hele wereld populair is geworden.

Rassen herkennen runderen

Melkkoe of Vleeskoe?

In het onderdeel Rassen, zag je verschillende soorten koeien. Elke koe heeft zijne eigen eigenschappen. Maar wat is nu eigenlijk het verschil tussen een melkkoe en een vleeskoe?

Melkkoeien zijn heel anders gefokt dat vleeskoeien. Melkkoeien geven als hoofdreden melk en hun vlees is slechts bijzaak. Al het energie wordt gebruikt voor het maken van melk. Voordat een koe melk kan geven moet de koe eerst een kalfje krijgen. Na de geboorte wordt haar kafje weggehaald, zodat de boer de koe kan melken. De melk wordt verkocht en daar worden de zuivelproducten in de supermarkt van gemaakt. Als het kalf een vrouwtje is (vaars) dan mag ze op de boerderij blijven en wordt ze later ook een melkkoe. Is het een stiertje, dan wordt het na 2 weken verkocht en wordt het gebruikt voor de vleesindustrie. (let op: het is dan nog steeds geen vleeskoe)

Je kunt aan de bouw van een koe zien of het een melkkoe of een vleeskoe is. Zie de afbeelding hieronder.

Hierboven zie je de blauwe lijnen die de bouw van de koe aangeven. De melkkoe heeft een rechte rug en vanaf de voorbenen loopt de bouw schuin naar beneden toe. Een vleeskoe heeft zowel een rechte rug als onderbuik. Daarnaast staat een melkkoe hoog op de poten, is ze minder gespierd en minder breed gebouwd dan een vleeskoe. 

Vleeskoeien

Vleeskoeien of zoogkoeien worden om een andere reden gehouden. Namelijk om het vlees. De melk is in deze sector een bijzaak. Dit kun je zien aan de uier. Deze is bij vleeskoeien veel kleiner.  De koe produceert maar een klein beetje melk en dat melk is voor het kalfje. De boer met vleeskoeien houdt meestal alle kalfjes aan. De vaarskalfjes (vrouwtje) wordt gebruikt om mee te fokken en het stier wordt gehouden voor het vlees.

Bij vleeskoeien worden niet alle kalfjes natuurlijk geboren. Sommige koeien hebben te smalle heupen. Deze koeien brengen hun kalf via een keizersnede ter wereld. De keizersnee wordt door een dierenarts uitgevoerd.


 In het onderstaande filmpje krijg je extra uitleg over de melkkoe.

Melkkoe

Opdracht 1

Je hebt deze les kennis gemaakt met verschillende koeienrassen. Elke koeienras heeft zijn eigen kenmerken. Als je koeien wilt beoordelen en wilt weten welke ras het is, moet je ook verstand hebben van de exterieur van een koe. Het is natuurlijk wel handig om te weten waar de heupen van een koe zitten.

Op de computers op school, staat onder het kopje 'aplicaties' het programma 'onderdelenkennis'. Open dit bestand. Je gaat vandaag oefenen met;

- het exterieur van de koe (bestandsnaam: rundext.dr)

- het skelet van de koe (bestandsnaam: rundin.dr)

 

Als je denkt dat je het voldoende geoefend hebt ga je de bij behorende toets maken.

 

Succes!

Opdracht 2

Vandaag heb je veel kennis over de verschillende soorten koeien gekregen. De belangrijkste verschillen zitten in de melk en vleestypes.

 

opdracht

Maak in groepjes van 3 of 4 een poster over 1 melkkoe ras en 1 vleeskoe ras. Beschrijf hierbij de volgende punten:

- eigenschappen ras

- voor en nadelen van het ras

- beschrijf jou mening over de welzijn van de dieren 

- Welke ras van de door jou gekozen koeien zou jij willen hebben en waarom?

Huisvesting

Wanneer je koeien, jongvee, of vleesvee wilt gaan houden, zul je de beschikking moeten hebben over een stal. Immers, zeker in de winter zul je de dieren moeten opstallen omdat er buiten weinig voer te halen is. Bovendien is het weer vaak zodanig, dat de dieren zich prettiger voelen wanneer ze op stal staan. Een stal is dus een vereiste wanneer je rundvee wilt gaan houden.

In een stal voor rundvee kun je verschillende afdelingen of gedeelten onderscheiden. Zo staat op veel stallen het jongvee, of een deel ervan, bij de melkkoeien. Binnen zo’n stal spreek je dus over een melkkoeiengedeelte en een jongveegedeelte. Jongvee stelt andere eisen aan een stal dan koeien. Zo zijn de maten van jonge dieren  anders, waardoor bijvoorbeeld voerhekken en boxen andere afmetingen behoeven. Verder staan de jongste kalveren vaak op stro in plaats van op roosters, omdat dit beter voor ze is.

In zijn algemeenheid kun je stellen dat jongvee, jonger dan een jaar, vanwege ziektegevaar beter gescheiden gehouden kan worden van de oudere dieren. Sommige veehouders hebben dan ook al het jongvee in een aparte jongveestal. Verder heeft iedere bedrijf met melkkoeien een ruimte voor de opslag van de melk. De melk wordt immers maar een keer in de twee of drie dagen opgehaald. Deze ruimte noemt men het tanklokaal.

Melkstal

In een moderne stal worden de koeien in een aparte melkstal gemolken. De koeien komen naar de melker toe. Anders dan op de grupstal waar de koeien vast staan in de rij en de melker naar de koeien moet. Zo n aparte melkstal kan in verschillende vormen voorkomen. De meest voorkomendebis de visgraat, waarbij de melkkoeien als graten van een vis staan ten opzichte van de melker.

Daarnaast kennen we tandems, zij aan zij, driehoek en roterende melkstallen. Sommige daarvan zijn voorzien van allerlei technische snufjes die het de melker  gemakkelijker maken. Een ruimte die je in veel later gebouwde stallen aan zult treffen, is een kantoortje. Op zo n kantoor kan de boer de gegevens van zijn koeien bewaren. Vaak vind je hier  ook een personal computer met daarop een managementprogramma, of de bedieningsapparatuur van de krachtvoer-doseerapparatuur.

De open gang die dwars door de stal heen loopt en die je gebruikt voor het voeren, heet de voergang. De stallen die de laatste jaren zijn gebouwd, hebben vaak een ruimere en bredere voergang dan oudere stallen. Vroeger werd vaak met een kruiwagen gevoerd en was een smal gangetje voldoende. Vandaag gebeurt dit voeren vaak met grote machines, die een brede en ruime voergang vereisen.

 

 

Afdelingen op het melkveebedrijf

Jong bij jong, oud bij oud

In een ligboxenstal staan niet alle koeien bij elkaar. De veehouder deelt zijn dieren in naar leeftijd en productie- stadium. De kalfjes en het jongvee staan bijvoorbeeld gescheiden van de melkkoeien. Dat is onder meer om overdracht van ziekten te voorkomen. Droge koeien, hoogdrachtige koeien die geen melk geven, staan apart van melkgevende koeien. Zieke dieren worden ook apart gezet. Koeien die spoedig moeten afkalven staan in de afkalfstal. De inrichting van de stal is aangepast aan de verschillende ‘soorten’ koeien. Iedere groep krijgt haar eigen huisvesting. Het melken gebeurt ook in een aparte ruimte.

 

Ligruimte

De melkkoeien liggen in ligboxen. Dat zijn ruimten tussen metalen afscheidingen. Er zijn verschillende soorten afscheidingen, zoals de zwevende ligbox, de R-ligbox en de Engelse ligbox. De verschillen zitten in de vorm van de ligbox. Op de boxen zit een buis. Je noemt dit de schoftboom. De schoftboom zorgt voor stevigheid van de box. De koe kan door de schoftboom niet te ver naar voren lopen in de ligbox. Als de koe na het liggen opstaat, komt zij met de schoft tegen de boom aan. Ze moet een stapje achteruit doen. Vervolgens mest ze dan netjes op de  mestvloer  en  niet  op  de  stand  van  de  koe.  Nieuwe  stallen  hebben  een  schoftband  in  plaats  van  een schoftboom.

 

Maten

In de jaren zeventig had je in Nederland voornamelijk koeien van het Fries-Hollandse ras (FH) en het Maas- Rijn-IJssel veeras (MRIJ). Deze koeien zijn vrij klein en kort. De ligboxenstallen van toen zijn gebouwd aan de hand van de afmetingen van deze rassen. In de jaren tachtig en negentig lieten steeds meer veehouders hun koeien insemineren met sperma van het Holstein Frisian ras. Dit zijn grote, lange melkkoeien. De volgende generatie koeien was dan ook te groot voor de ligboxen. De meeste stallen zijn toen vernieuwd. De boxen werden langer en de paden breder. De normen voor het bouwen en inrichten van stallen zijn ook aangepast. De normen voor het bouwen van stallen kun je vinden in het Handboek voor de Rundveehouderij.

 

Bedekking ligruimte

In een ligbox kan een mat liggen: een rubberen mat of een waterbed. Een waterbed is een matras gevuld met een vloeistof. Soms bestaat het ligbed uit zand of een betonnen vloer met daarop zaagsel.

 

Voerbox

Koeien die veel melk produceren, krijgen meestal veel krachtvoer. Tijdens het melken in de melkstal krijgen de dieren meestal lokvoer of krachtvoer in een voerbox. Dieren die nog wat extra’s nodig hebben, kunnen dat ook krijgen in de voerbox. De voerbox staat tussen de ligboxen. Via een zender en een ontvanger heeft de koe toegang tot de voerbox.

 

Loopruimte

De loopruimte voor de koeien bestaat uit roosters van beton of uit een betonnen dichte vloer. Bij roosters valt de mest van de koeien in een put. Dit gebeurt doordat de koeien door het lopen de roosters schoon  houden.  Sommige  veehouders  laten  een  mestschuif  over  de  roosters  schuiven.  De  koeien  lopen daardoor minder in de mest.

Een dichte vloer van beton is iets vriendelijker voor de poten van de koe. De mest wordt afgevoerd door een mestschuif die over de dichte vloer naar een mestput getrokken wordt. Dit gebeurt een aantal malen per dag, zodat er geen mestophoping ontstaat. Bij dit systeem is er minder ammoniakuitstoot. Dit is dus beter voor het milieu.

 

Eetruimte

De eetruimte bestaat uit een lang voerhek. Aan dit hek kunnen alle koeien eten. Ze staan daarbij op roosters of op de dichte vloer. De koeien steken hun kop door het voerhek, waarna ze het voer uit de voergoot opnemen. De veehouder brengt met de trekker het voer over het voerpad. Het voerpad is meestal gemaakt van beton.

Er zijn verschillende uitvoeringen van het voerhek. De voerhekken zijn zelfsluitend of niet-zelfsluitend. Bij een zelfsluitend voerhek kun je de koe vastzetten in het voerhek. Bij koeien die na het melken krachtvoer krijgen aan het voerhek is een zelfsluitend voerhek noodzakelijk. Als je een koe wilt insemineren, op kreupelheid wilt bekijken of moet laten behandelen door de dierenarts, gebruik je ook een zelfsluitend voerhek. Ook als je de koeien gaat scheren is het handig.Een niet-zelfsluitend voerhek is goedkoper. Je gebruikt ze vaak bij jongvee.

 

Drinkwatervoorziening

Koeien hebben veel water nodig voor hun eigen lichaam en voor de melkproductie. Ze moeten dan ook altijd over voldoende water kunnen beschikken. In de ligboxenstal staan op verschillende plaatsen waterbakken die automatisch gevuld blijven met water. Nieuw zijn de kantelwaterbakken. Deze bakken kun je snel schoonmaken, omdat je ze kunt kantelen.

 

Afkalfstal

Droge koeien zijn koeien die je vanaf zes weken voor het afkalven niet meer melkt. Deze koeien staan meestal in een apart gedeelte van de ligboxenstal. Een koe die op het punt staat van afkalven, wordt vaak alleen gezet in de afkalfstal. Sommige boeren zetten zo’n koe vast; andere boeren laten de koe juist vrij rondlopen in een ruime box gevuld met stro. Om de koe goed in de gaten te kunnen houden, plaatst de boer vaak een camera in de afkalfstal.

De kalfjes mogen de eerste tijd vaak in hokjes buiten leven. De frisse buitenlucht is gezond voor de kalfjes. Belangrijk is wel dat de ingang van het hok niet op de wind staat en dat de kalfjes droog kunnen liggen.

 

Ziekenstal

Op een modern bedrijf heb je meestal ook aparte ruimten voor zieke koeien die behandeling nodig hebben. Bij kleinere bedrijven doet de afkalfstal vaak dienst als ziekenstal.

Melken

Melkmachine

Met een melkmachine wordt de zuigbeweging van het kalf nagebootst door een vacuümpomp. Deze zuigkracht wordt via het melkstel gekoppeld aan de spenen van de koe. Het melkstel bestaat uit een ‘klauw’ met vier rubberen zuignappen (tepelvoeringen), die aan de spenen worden gezet.


Melkstal

De melkstal is een ruimte met een put. Deze melkput is gemiddeld één meter diep. Zo kan de melker de melkklauw staande aansluiten op de uiers. De melk wordt opgevangen in een melkmeetglas. Daardoor kan de veehouder zien of er iets aan de melk mankeert en hoeveel melk de koe produceert. Via het meetglas komt de melk in de leidingen, waarna het met behulp van luchtdruk naar de koeltank wordt verplaatst. De meest gebruikte melkstal is het visgraatsysteem. De koeien staan schuin achter elkaar, in de vorm van een visgraat. Een ander systeem is de zij-aan-zij melkstal.


Melkrobot

Het melken kan ook automatisch met behulp van een melkrobot. Deze zorgt ervoor dat aan het melken van koeien geen mens meer te pas komt. Bij een melkrobot stapt de koe zelf een box in, waarna de koe geheel automatisch wordt gemolken. De robot hangt met behulp van sensoren het melkstel onder de spenen.

 

 

Hieronder staat in een schema de verschillende soorten melkstallen beschreven:

Image

Soorten stallen

Staltypes

Er zijn verschillende types stallen. Welk type het best past, is afhankelijk van het aantal dieren en ook van de manier van dieren houden. We zullen de drie belangrijkste staltypes, de potstal, de grupstal en de ligboxenstal, wat nader bekijken.

1. De potstal

Vroeger werd het vee gehouden in een zogenaamde potstal. Zo’n stal was eigenlijk niets anders dan een groot hok waarin de dieren in een groep verbleven. Dagelijks werd er nieuw strooisel ingegooid om ervoor te zorgen dat de dieren droog konden liggen en schoon bleven. Het strooisel bestond vroeger vaak uit heideplaggen.

Vermengd met de mest van de dieren leverde dit een zeer goede mest voor het akkerland op. Kunstmest bestond toentertijd nog niet. Van mestoverschotten had men nog nooit gehoord. Mest was een kostbaar iets, waarmee de schrale akkers verrijkt konden worden. Vaak werden de dieren ook zomers ‘s nachts opgestald, met als doel nog meer mest te verkrijgen.

Dergelijke potstallen zien we niet veel meer in Nederland. Wel zijn de laatste tien jaar moderne, ruim opgezette potstallen gebouwd. Vaak zie je hierin vleesvee, omdat deze dieren vanwege hun zwakke beenwerk niet op een betonvloer gehouden kunnen worden. Ook zijn er potstallen voor melkvee, waarbij echter een gedeelte van de stal vaak als roostervloer uitgevoerd is.

afbeelding potstal

bouwtekening potstal

2. De grupstal

Het staltype dat tot 1970 in Nederland het meeste voorkwam, is de grupstal. Bij dit type staan de koeien vast op een zogenaamde stand. Voor de koe is de voerbak; achter de koe de grup, waarin de mest valt. Bij de oude grupstal werd de stand ingestrooid en moest de mest met de riek dagelijks uitgemest worden, hetgeen zwaar werk was.

Later werd deze ingestrooide grup vervangen door een grup die afgesloten werd met een metalen rooster. Strooien en met de hand uitmesten was nu niet meer nodig. De mest werd met een vacuummesttank uit de grup gezogen. In het buitenland worden nog zeer veel melkkoeien op deze manier gehouden. In Nederland staan nog veel dieren op de grup.

 

afbeelding grupstal

bouwtekening Grupstal

3.De ligboxenstal

Vanaf 1965 kwam de ligboxenstal in zwang. Het aantal koeien per bedrijf werd groter en dit vroeg om een stal waarbij de arbeid per koe minder werd. In een ligboxenstal lopen de dieren vrij rond. De stal bestaat uit een brede voergang, zodat het voeren met een trekker kan gebeuren. Het gedeelte waar de koeien verblijven, bestaat uit een roostervloer met daaronder een opslagkelder voor de mest. Verder verblijven de koeien in boxen waar ze kunnen rusten of slapen. Het melken gebeurt in een aparte melkstal. Het grote verschil met de grupstal is dat de koeien naar de boer komen voor het melken en om te vreten.

afbeelding ligboxenstal

bouwtekening Ligboxenstal

 

 

Stalinrichting

Wanneer je een nieuwe stal gaat bouwen, zul je ook stalinrichting moeten kopen. Er is op dit gebied erg veel keus en alle verschillende types hebben hun voor- en nadelen. De belangrijkste onderdelen van de stalinrichting zijn:

– Ligbox: een koe moet comfortabel kunnen gaan liggen, rusten en weer opstaan, zonder dat ze haar ligplaats bevuilt.

– Voerhek: dit hek moet ervoor zorgen dat de dieren aan het voerhek ongestoord kunnen vreten, zonder dat ze voer vermorsen door dit de stal in te trekken. Verder is het gemakkelijk wanneer je de koeien op een simpele manier in het hek vast kunt zetten.

– Tussenhekken: deze hekken moeten ervoor zorgen dat de verschillende groepen dieren van elkaar gescheiden blijven. Het verplaatsen van dieren van de ene groep naar de andere moet bovendien op een gemakkelijke manier kunnen gebeuren.

Opdracht 1

Tijdens deze les heb je kennis gemaakt met verschillende huisvestingstypes. Elk huisvestingstype heeft zijn voor en nadelen. Jaco wil een nieuwe melkveestal gaan maken en roept jou hulp daarbij in.

De docent verdeelt de klas in groepen en geeft iedere groep een van de drie huisvestingsvormen. Per groep maken jullie een samenvatting van de huisvestingsvorm die jullie aan elkaar gaan presenteren middels een PowerPoint. Hieronder staan de eisen:

- benoem een aantal kenmerken van de stal (waaraan herkennen we deze huisvesting)

- Het is een PowerPoint presentatie

- Maximaal 4 sheets

- De presentatie mag maximaal 10 minuten duren

Opdracht 2

Voor deze opdracht gaan jullie naar het melkveebedrijf. De docent legt de opdracht uit.

Fokkerij

Tochtigheid

Tochtsignalen

Hieronder staan de verschillende tochtsignalen van het beste zichtbaar en betrouwbaar tot het minst zichtbaar en betrouwbaar:

- staande tocht/sta-reflex

- andere dieren bespringen aan kopkant

- andere dieren bespringen

- kin op het kruis van een andere koe leggen

- Ruiken/likken aan de kling van een andere koe

- besprongen worden door andere koeien, maar niet blijven staan

- onrust/vechten

- meer loeien

- slijmen

 

Wanneer één van de twee eerstgenoemde signalen gezien wordt, is de koe hoogstwaarschijnlijk tochtig.  Hoe meer signalen gezien worden, des te zekerder is het dat de koe tochtig is.

 

Hulpmiddelen

Een boer kan niet constant zijn koeien in de gaten houden, hierdoor kan het voorkomen dat hij een koe niet tochtig ziet worden.  Om dat te voorkomen zijn er verschillende hulpmiddelen die een boer kan helpen, zoals stappentellers, veestilften of kleurpatroon.  Jullie hoeven alleen de stappentellers te onthouden.

 

Stappentellers houden elke dag de beweging van een koe bij. Wanneer de koe meer gaat bewegen, geeft de stappenteller een seintje aan de boer.  De boer kan dan op de computer zien hoever de koe in zijn tochtigheid is en wanneer hij haar het beste kan insemineren.

Tochtigheid koeien

(Kunstmatige) Inseminatie

Voor het fokken van koeien in de vlees- en melkindustie is het belangrijk dat er kalfjes geboren worden. De boer kan een koe op 2 manieren bevruchten. 

1. Door er een stier bij te laten lopen en de koeien goed in de gaten houden   of ze tochig of gedekt worden

2. Door gebruik te maken van kunstmatige inseminatie.

eigen stier

Steeds minder boeren kiezen voor het gebruik van een eigen stier. Veel bedrijven houden alleen vrouwkelijke dieren aan. Een eigen stier heeft als voordeel dat je zeker weet dat de koe op het juiste moment gedekt wordt. De kans op een drachtige koe is ook groter dan bij Kunstmatige Inseminatie. Maar een eigen stier brengt ook nadelen met zich mee. Je bent beperkt met de stierkeuze, een stier kan gevaarlijker zijn dan een koe, dus je moet beter opletten en de kans op inteelt is groter.

Kunstmatige inseminatie (KI):

Bij Kunstmatige inseminatie brengt de boer of inseminator (persoon die er een speciale cursus voor gehad heeft) de sperma in een koe. De sperma zit in een rietje en wordt op speciale bedrijfven klaar gemaakt. De  speciale bedrijven zijn gericht op het houden van stieren met zeer goede kwaliteiten; deze bedrijven zorgen dan voor de kunstmatige inseminatie bij veel boerderijen.

Voordelen van Kunstmatige Inseminatie zijn; 

- verkleinen kans op seksuele overdraagbare ziektes

- keuze uit verschillende stieren

- rietjes worden ingevroren en zijn lang houdbaar. 

- meer rietjes uit een zaadlozing, door het verdunnen en het verdelen.

- Makkelijk in te brengen. Boer kan het zelf doen.

 

Nadelen

- belangrijk om op het juiste moment van tocht te insemineren

- er kan met het DNA gerommeld worden.

Drachtig

Als een koe niet meer tochtig is geworden, kan een koe drachtig zijn. Toch is het goed om te controleren of de koe echt drachtig is. Een koe die niet drachtig is, kost de boer geld. Drachtcontrole kan makkelijk doormiddel van het scannen van de baarmoeder. De dierenarts kan dan de vrucht zien zitten in de baarmoeder.

Na de bevruchting van de koe heeft zij een draagtijd van negen maanden. Waarin de bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een levensvatbaar kalf.

Na twee maanden is de vrucht in aanleg al helemaal compleet Na vijf maanden begint het embryo te bewegen. Na zeven maanden is het kalf ‘af’ wat lichaamsverhoudingen betreft. Het kalf moet dan vooral nog groeien en haar en tanden krijgen. 

Drachtige melkkoeien worden in de regel gewoon doorgemolken, tot zo’n 2 maanden voor het afkalven. Dan wordt er van het ene op het andere moment gestopt met melken; de koe wordt ‘drooggezet’. Zo’n ‘droge koe’ kan dan goed op kracht komen voor de aanstaande bevalling. Bij het droogzetten verandert de hormoonhuishouding van de koe. Goed het gedrag, de conditie en de gezondheid in de gaten houden is het devies. De voedselopname daalt geleidelijk tijdens de droogstand, vooral omdat het kalf in de baarmoeder steeds meer plaats gaat innemen. Meestal worden wat krachtvoer en extra vitaminen en mineralen aan het rantsoen toegevoegd. Een hoogdrachtige koe mag echter zeker niet vervetten, want dat kan geboorteproblemen veroorzaken.

Aan het eind van de dracht heeft de koe vooral rust en een ruim en schoon bed nodig. De rechterkant van het koeienlijf, daar waar het kalf zit, is dan veel dikker en ronder dan de linkerkant. Op de dag van het afkalven zal een koe weinig eten. Vaak is ze een beetje gestresst. In het weiland lopende koeien die gaan afkalven zonderen zich vaak van de kudde af. 

 

Opdracht 1

Zometeen ga je naar stal om de koeien te observeren. Zie jij een tochtige koe rondlopen? Zoja, waaraan zie je dat? Beschrijf een aantal kenmerken en geef deze door aan de docent. (Tip: bekijk onderstaande filmpje nogmaals om een beter beeld te krijgen)

 

Daarnaast ga je de droge koeien bezoeken. Wat zie je aan de droge koeien? Zie je ook een koe die bijna moet kalveren? Probeer de koe te vinden die het dichtsbij de afkalfdatum zit!

Succes!

Opdracht 2

Vandaag ga je leren te discussieren vanuit verschillende posities. De vee industrie wordt steeds groter en groter, maar wat vindt jij als consument ervan? En wat vinden de boeren er zelf van? Probeer je in een andere persoon te verplaatsen tijdens de discussie. Nieuwsgierig geworden naar de opdracht? Hij staat hieronder beschreven!

Gezondheid

 

Melkveehouders mogen alleen melk leveren van gezonde koeien. Samen met de dierenarts waakt de boer over deze gezondheid. Naast de bezoeken vanwege zieke dieren controleert de dierenarts vier keer per jaar de gezondheid van de koeien. Dit gebeurt in het kader van de kwaliteitssystemen van de zuivelondernemingen. Regelmatige voorkomende kwalen als uierontsteking (mastitis) kunnen met geneesmiddelen worden opgelost. Bij een behandeling met antibiotica mag de melk van de koe niet aan de fabriek worden geleverd. Veehouders mogen zelf bepaalde geneesmiddelen toedienen. Dat toedienen is gebonden aan strenge regels. De melkveehouder is verplicht iedere diergeneeskundige handeling op zijn bedrijf te registreren.

Hieronder staan een aantal besmettelijke ziektes. Deze ziektes kunnen ook op de mens over gedragen worden (zoönosen).

Mond- en klauwzeer (MKZ)
Mond- en klauwzeer is één van de meest besmettelijke dierziekten. Ze komt voor bij evenhoevige dieren, zoals runderen, varkens, schapen en geiten. Door het nemen van passende voorzorgsmaatregelen en tijdige afvoer van zieke dieren wordt verdere verspreiding van de ziekte tegengegaan. De discussie om preventief te enten tegen MKZ, is door de uitbraak in 2001 opgelaaid. De belangrijkste reden om dat niet te doen was dat landen zoals de Verenigde Staten en Japan, producten weigeren van koeien die zijn ingeënt tegen MKZ. In de Europese Unie is in 2003 afgesproken dat landen onder bepaalde voorwaarden dieren kunnen enten tegen MKZ. Het probleem van het ongestoord verkopen van producten van geënte dieren is echte nog niet geregeld. Deze producten kunnen overigens zonder probleem voor de volksgezondheid worden gegeten. Mond- en klauwzeer kan niet op de mens worden overgedragen en is niet van invloed op de kwaliteit van de melk. 

BSE
BSE (Bovine Spongiforme Encephalopathie) is een sponsachtige aandoening in de hersenen van een rund. Ze heet in de volksmond “gekkekoeienziekte”. Het denken en bewegen van koeien wordt verstoord door holtes in de hersenen. Uiteindelijk sterft het dier aan de ziekte. BSE wordt veroorzaakt door zogeheten ‘prionen’. Dat zijn afwijkende eiwitten die gewone eiwitten kunnen vervormen. De prionen die BSE veroorzaken, zijn nooit in melk aangetroffen. Wel kunnen organen van een koe met BSE (hersenen, ogen of milt) bij mensen een hersenziekte veroorzaken. De ziekte bij de mens als gevolg van BSE is een variant op de hersenziekte Creutzfeld-Jakob.


Registratie

Mede met het oog op besmettelijke dierziekten zijn alle koeien geregistreerd in het Identificatie en Registratiesysteem voor runderen. Door de code op het oormerk kan te allen tijde de herkomst van iedere koe worden nagegaan. De gele 'oorbellen' zijn het paspoort van de koe. De Europese Unie eist dat alle  koeien geregistreerd zijn.

Veehouders melden elk geboren kalf op hun bedrijf aan bij een centrale computer. De veehouder krijgt daarop twee gele oormerken, voorzien van een streepjescode en een nummer. De veehouder bevestigt de merken in de oren van het kalf. Via de streepjescode en het nummer zijn alle koeien herkenbaar.

Opdracht 1

Na het doornemen van de theorie ga je onderstaande opdracht maken. Tijdens deze opdracht leer je meer over de verschillende gezondheidstermen.

 

Succes!

Opdracht 2

Zometeen gaan jullie naar het melkveebedrijf om die dieren te beoordelen. We gaan kijken of de dieren gezond zijn. Onder aan de pagina staan verschillende filmpjes die jullie kunnen helpen bij het onderzoeken van de koeien. Bekijk deze voordat je naar de boerderij gaat.  Hieronder staat de opdracht uitgewerkt.

Temperaturen koe

Mest van de koe beoordelen

De conditie van een koebepalen

De gezondheid van koeien controleren

Voeding

Alle levende organismen hebben voedsel nodig. Niet alleen om te overleven, maar ook voor alle processen in het lichaam is voedsel (energie) nodig. Het voedsel wordt bij (of eigenlijk in) de meeste productiedieren vooral gebruikt voor;

 

  1. Onderhoud
  2. Groei                            
  3. Melkproductie               =        productie
  4. Arbeid
  5. Voortplanting

 

Elk dier moet voedsel eten om te kunnen overleven. Ook al eten wij geen producten die wij gebruiken, maar voortplanting, groei, onderhoud en arbeid zijn ook voor deze dieren levensprocessen waar zij mee te maken hebben.

 

Herkennen voersoorten

Als je een dier goed wilt voeren moet je wel weten wat een dier eet. Bovendien moet je weten welk voer voor welk dier geschikt is. Eerst maar eens welke voersoorten er bestaan. Je hebt krachtvoeders en ruwvoeders.

Ruwvoer

Ruwvoer is een voer met een bepaalde structuurwaarde. De structuurwaarde van een ruwvoer bestaat uit de grofstengeligheid (stokjes en steeltjes van planten) van het voer en de ruwe celstof ( met name de celwanden). De minimale grootte van de deeltjes moet dan ook 1 cm zijn. Bij herkauwers draagt ruwvoer bij aan het herkauwproces. Enkele voorbeelden van ruwvoer zijn:

  • Hooi
  • Stro
  • Graskuil
  • snijmais

Krachtvoer

Krachtvoer zijn alle ander voeders die overblijven. Mengvoer valt ook onder deze voeders. Mengvoer is een brok die in de voerfabriek is samengesteld uit verschillende grondstoffen. Mengvoer wordt ook wel vaker samengesteld voer genoemd.

Voorbeelden van enkelvoudige krachtvoeders:

  • granen
  • peulvruchten
  • voederbieten

 

Voorbeelden van meng krachtvoeders:

  • konijnen biks
  • caviavoer
  • legmeel
  • gemengd graan
  • paarden brok

 

Naast kracht- en mengvoeders worden ook nog restproducten uit de humane voedselproductie (bv bierbrouwerij) gebruikt om dieren mee te voeren. Vooral rundvee krijgt deze soorten voer.

 

Voorbeelden van bijproducten zijn:

  • bierborstel
  • aardappelstoomschillen
  • bietenpulp
  • perspulp
  • sojaschroot

 

In al deze voedermiddelen zitten voedingsstoffen die voor het dier van belang zijn. Voedermiddelen zijn op verschillende manieren in te delen.

 

Mogelijke indelingen voer:

Voedingsmiddelen zijn op verschillende manieren in te delen. In de dierenhouderij maken we meestal gebruik van onderstaande manieren van indelen. Let op, deze indelingen worden door elkaar gebruikt. Zo kan een voedermiddel en krachtvoer zijn, en nat zijn en onvolledig voer en enkelvoudig. De indeling is als volgt:

 

  1. Ruwvoer                   : Veel volume, grove delen veelal herkenbaar voer
  2. Krachtvoer                : Geconcentreerd (astronautenvoedsel), (vaak) veel energie,eenvoudig (snel) te verteren.

 

  1. Nat                             : Bederft eerder, < ds (droge stof) gehalte, > water
  2. Droog                        : Kun je langer bewaren, < water, > ds gehalte (veel droge stof soms tot  wel 90 % of meer).

 

  1. Volledig voer              : Hoeft niets bijgevoerd te worden, bijv. volledig legkorrel voor kippen
  2. Onvolledig voer          : Het dier moet ook andere producten krijgen, anders ontstaat er een gebrek

 

  1. Enkelvoudig                : Tarwe, maïs, Katjan Idu, Hennep enz. Deze producten gebruik je vaak als                                       aanvulling en  zijn natuurlijk. Het is bijna altijd onvolledig.
  2. Mengvoer                    : Bijvoorbeeld duivenvoer of gemengd knaagdiervoer (vaak volledig)

 

  1. Plantaardig              : Gras, hooi, zaden. Alles afkomstig van planten
  2. Dierlijk                      : vetten, bloedmeel, veermeel, melk en vlees

 

  1. Naar de samenstelling: Eiwitrijk – Eiwitarm    &    Energierijk – Energiearm

 

  1. Naar de vorm           : gemalen (meel), beetje geperst (crix), geperst (brokjes), brokken,                                     koekjes, wafels, schilfers (dan is de olie *vet* eruit geperst), schroot (hier is de olie *vet* uit opgelost)

Spijsvertering koe

De herkauwers onder de herbivoren:

Een koe is een planteneter, ofwel een herbivoor. De koe is ook een herkauwer met 8 snijtanden en 2 x 6 kiezen in de onderkaak en alleen 2 x 6 kiezen in de bovenkaak. Deze kiezen zijn plooikiezen, de plooien zijn een soort groeven in de kies die ervoor zorgen dat tijdens het herkauwen de stengels van de planten extra goed beschadigd raken. Dit moet om het speeksel van de koe alvast bij alle cellen in de plantenstengels te laten komen. Op deze manier begint de vertering van de lastig te verteren plantencellen alvast en kan de koe het voedsel wat ze eet beter benutten (er meer van gebruiken).

 

 

http://www.docukit.nl/inhoud/NEW230-2.JPG

 

Herkauwers en hun magen

Een herkauwer zoals de koe heeft 4 magen

  1. Pens,
  2. Netmaag             Voormagen
  3. Boekmaag

4. Lebmaag   =   Echte maag

Bij een kalf is de pens nog niet ontwikkeld en gaat melk en water via de slokdarm en de slokdarmsleuf direct naar de boekmaag en lebmaag. Deze aparte route werkt alleen bij voedingsmiddelen met een temperatuur van rond de 38 graden (lichaamstemperatuur). Na een aantal weken verdwijnt de slokdarmsleuf en de reflex (automatische reactie van deze sleuf) en gaan de andere magen meedoen in het verteringsproces. Maar deze magen moeten dit wel ‘leren’. Hiervoor is de juiste voeding noodzakelijk.

 

Maag 1: de pens

Het door koeien opgenomen voedsel gaat samen met speeksel via de slokdarm naar de pens (250 liter inhoud). In de pens zijn er 3 lagen:      

- gas

- vezellaag

- voedselbrij

Functie: opslagplaats voor voer, afbraak van voer door pensbacteriën en opname van zeer kleine hoeveelheden voedingsstoffen in het bloed. Een goed werkende pens is altijd in beweging. Deze pensbewegingen kun je aan de buitenkant van de koe voelen door in de hongergroeve met een vuist te duwen. Je vuist wordt dan naar buiten geduwd. Hoe krachtiger dit gebeurd hoe voller en beter de pens werkt. Normaal is dat de pens 2 tot 3 keer per twee minuten beweegt. Dit kun je dus eenvoudig controleren. Ook kun je luisteren naar de geluiden in de pens, een soort borrelende knisperende geluiden.

 

Maag 2: de Netmaag

Na de pens komt de netmaag.

Functie: zorgt voor aansturing en samentrekken van de pens en maakt ‘hapklare’ herkauwbrokken.

Een koe braakt die herkauwbrokken (bolus genoemd) op naar zijn mond, je kunt dit zien gebeuren door de slokdarm (keel) aan de buitenkant van de koe. Het herkauwen verloopt goed als per bolus (brok) ongeveer 60 herkauwslagen plaatsvinden (60 kauwbewegingen). In rust in een stal moet ongeveer 70% van de koeien herkauwen.

 

Maag 3: de Boekmaag

Zodra de celstof (celwanden van plantaardig materiaal zijn dik en moeilijk verteerbaar) in de voedselbrij onder in de pens goed verteerd is m.b.v. pensbewegingen wordt het doorgevoerd naar de boekmaag. Samen met pensbacteriën en wimperdiertjes, deze leveren eiwit door dood te gaan.

Functie: dikt het voer in voor het in de lebmaag komt.

Ondertussen komen er weer goed herkauwde brokken gras met speeksel ( 50 tot 180 liter per dag) in de pens.

 

Maag 4: de Lebmaag

Nadat er in de boekmaag vocht uit de voedselbrij is gehaald gaat het voer door naar de lebmaag.

Functie:  de eigenlijke maag, hier vindt vertering door enzymen plaats.

Een enzym is een eiwit dat scheikundige reacties in levende wezens tot stand brengt. Enzymen zijn specifiek voor een bepaald soort reactie;

Afbraakenzymen / Opbouwenzymen

 

Darmgedeelte 1: de dunne darm

Na de lebmaag komt het in de dunne darm.

Functie: vertering door enzymen en opname bruikbare voedingsstoffen in het bloed.

 

Darmgedeelte 2: de dikke darm

Als laatste komt het in de dikke darm.

Functie: Indikken van voerresten (onttrekken van water) en opname van mineralen.

 

Mest

Als alle bruikbare delen uit het voer gehaald zijn, en als laatste ook het water en de mineralen opgenomen zijn door het lichaam verlaten de voerresten het lichaam als mest. Aan deze mest is veel te zien. Bijvoorbeeld of het verteringsstelsel van het dier goed werkt en welke voedingsmiddelen het dier gegeten heeft. Dikke of dunne mest geeft ook een idee van de gezondheid van het dier.

 

Waarom heeft een koe 4 magen?

Hoeveel eet een koe?

Eten
Een volwassen koe eet ongeveer negen keer per dag. Een koe is hierdoor ongeveer 8 uur per dag bezig met eten. De maaltijd van een koe bestaat meestal uit gras, stro, maïs, hooi, bieten en soja. Dit eten wordt ook wel ruwvoer genoemd. Ook krijgen de koeien brokken. Dit wordt krachtvoer genoemd.

Na het eten duurt het ongeveer 45 minuten voordat de koe begint met het opnieuw kauwen van het voer. Dit wordt herkauwen genoemd. Een koe heeft een ander soort gebit dan wij. Hiermee kunnen ze beter hun eten twee keer kauwen. Het is belangrijk dat een koe ongeveer twaalf uur per dag kan liggen om te herkauwen. Dit zorgt voor een goede werking van één van de magen van de koe, de pens.

Drinken
Koeien drinken voor en na het eten water. De waterbakken moeten verspreid staan over de stal. Zo hoeven ze niet zo ver te lopen om te gaan drinken. Koeien worden ziek van vies water, daarom moet het water schoon zijn. Een koe heeft vooral water nodig om af te koelen en voor het maken van melk. Een koe drinkt wel 100 tot 150 liter water op een dag, dat zijn 10 tot 15 emmers vol!
 

 

 

Factoren die de voedsel behoefte bepalen

Hoe een dier gevoerd wordt, hangt af van de kwaliteit van de voedermiddelen en de leeftijd, productiestadium en productiedoel van het dier. Voor koeien is de melkgift en het aantal dagen dat de koe melk geeft van belang. Voor andere dieren zijn zaken als voortplanting en groei van belang bij het samenstellen van een rantsoen voor het dier.

Jong dier: Kenmerkend voor elk jong is de snelle groei. Door deze snelle groei is er veel eiwit nodig voor spieraanzet. Tevens eet een jong dier veel meer in verhouding dan een volwassen dier van dezelfde soort. Het voer voor een jong dier kenmerkt zich vooral door een hoog eiwit gehalte.

Volwassen dier: Een volwassen dier groeit niet meer en moet daarom beperkt gevoerd worden om vervetting (dik worden) te voorkomen. De behoefte aan voer is afhankelijk van het gewicht en de prestatie of productie die het dier levert.

Onderhoudsvoer; voer dat een dier nodig heeft om zichzelf in stand te houden. Denk hierbij aan voer nodig voor de ademhaling, bloedsomloop, beweging, spijsvertering.

Productievoer; voer dat het dier nodig heeft om iets te kunnen presteren. Denk hierbij aan arbeid, melk productie, produceren nakomelingen, groei.

Ouder dier: Een ouder dier heeft over het algemeen een lagere stofwisseling. Dit betekent dat een ouder dier over goed verteerbaar voer moet beschikken.

 

Gras en ander voer

Gras is het favoriete voer van de koe en meteen ook de belangrijkste grondstof voor de melk.

Zij eet gras in het weiland in de maanden dat het gras groeit, tussen april en oktober. Koeien die dan op stal staan, krijgen gras dat door de veehouder is gemaaid. Gemiddeld eet een koe ongeveer zestig kilo gras per dag.
 
Kuilgras
’s Winters, als alle koeien in de stal zijn, krijgen de koeien het kuilgras. Kuilgras is gras dat in het voorjaar of in de zomer is gemaaid en is ‘ingekuild’. Inkuilen wil zeggen dat het gras op een grote hoop op een betonplaat is verzameld. Daarna rijdt er een trekker of andere zware machine overheen om de lucht eruit te krijgen en zo bederf te voorkomen. De grashoop wordt met plastic afgedekt.

Tegenwoordig zie je op boerderijen ook veel ronde plastic balen. Daar zit ook kuilgras in, dat in het voorjaar meteen op het land in plastic is verpakt.

Op sommige boerderijen wordt het gras langer gedroogd. Het krijgt dan een gele kleur. Dit gedroogde gras heet hooi. Vroeger werd alle gras voor de winter verwerkt tot hooi en in hooibergen opgeslagen. Tegenwoordig wordt het hooi meestal tot vierkante balen samengeperst.

 


   

Ruw- en krachtvoer
Naast gras eet de koe producten zoals maïs, bieten of aardappelen. Al deze op de boerderij geteelde producten worden ruwvoer genoemd.
Daarnaast eet de koe krachtvoer: granen, bijproducten van oliebereiding (sojaschroot, lijnschilfers, kokos- of palmpitschilfers) en overige voedermiddelen (citrus- en appelpulp, tapioca).
 

Mengvoer
Krachtvoer wordt in 95 procent van de gevallen verstrekt in de vorm van mengvoer. Dit is een mengsel van drie of meer krachtvoeders, aangevuld met mineralen, vitamines en eventuele toevoegingen. Driekwart van de basisproducten voor het mengvoer komt uit het buitenland.
Voerhek
Als de koeien op stal staan, krijgen ze hun voer bij het zogenaamde voerhek. Hier legt de veehouder op gezette tijden gras, maïs of ander voer neer.
Voercomputer
Koeien hebben soms een halsband. Op het moment dat een koe bij een voerbak komt wordt - via een zender in deze halsband - contact gemaakt met de krachtvoercomputer, bijvoorbeeld als de koe wordt gemolken. Zodra de koe haar kop in de voerbak steekt, kan de computer aan een zendertje op de halsband van de koe zien hoeveel de koe nog mag hebben. Als ze haar dagelijkse portie al binnen heeft, blijft de bak leeg.
De computer regelt dat de koe niet meer voer krijgt dan de hoeveelheid die de melkveehouder heeft ingevoerd. Die hoeveelheid kan verschillen per seizoen, maar ook per koe. Als een koe een kalf heeft gekregen, krijgt ze bijvoorbeeld extra voer om weer op krachten te komen.

controleren of een koe voldoende eet

Ruwvoer en krachtvoer onderscheiden

Hygiëne bij het geven van voer en water

Weide beoordelen

Waterapparatuur controleren

Opdracht

Gedrag en Hanteren

Koeien leven in een groep. Zo’n groep koeien noemen we een kudde. In het wild bestaat een kudde uit ongeveer 20 koeien. Wanneer het licht wordt, gaan de koeien eten en wanneer het donker is gaan ze rusten. Op het midden van de dag gaan de koeien meestal ook liggen. Koeien die bij dezelf de groep horen, doen elkaar na. Als de een gaat eten, gaat de rest ook eten. Eén van de koeien in de kudde is de baas, de leider van de groep. Meestal doet de
leider van de kudde voor wat ze gaan doen en de rest doet het dan na. Wanneer de leider gaat rusten, gaat de rest van de kudde ook rusten. Behalve de leider, zijn sommige koeien ‘belangrijker’ dan andere in de kudde en mogen
bijvoorbeeld eerder eten of een goed plekje uitkiezen. Zo heeft iedere koe haar eigen plaats in de kudde. Deze verdeling heet de rangorde. De oudere dieren staan meestal bovenaan de rangorde. Zij zijn dus meestal de baas. Hoe hoger in de rangorde, hoe eerder je mag eten. Bij een rangorde zijn er dus bazen en onderdanen. Dit worden
dominante en onderdanige dieren genoemd.

 

Gedrag

Als je de dieren verplaatst, probeer dan rekening te houden met hun gedrag. Controleer eerst of het dier geschikt is voor vervoer. Het dier mag niet ziek zijn en moet goed kunnen lopen. Als je een koe uit de wei moet halen, is dit vaak lastiger dan wanneer je de hele groep koeien uit de wei moet halen. Het dier wil bij de groep blijven, het is een echt kuddedier. Het is dan vaak handiger de koe in de stal aan het voerhek vast te zetten. Daarna kun je de koe een halster om doen en makkelijk uit de groep halen. Bij jonge dieren moet je wel oppassen: ze zijn nog niet gewend om een halster aan te hebben. Ook moeten koeien weer wennen als ze voor het eerst in de wei komen. Ook dit geldt vooral voor jongvee dat voor de eerste keer in de wei komt.

Hanteren

Runderen kunnen behoorlijk trappen met hun achterpoten. Houd daar rekening mee als je een rund wilt hanteren. Runderen zijn prooidieren, dus ze schrikken snel. De ogen staan aan de zijkant van de kop. Daardoor kunnen

ze in een keer een groot gebied zien. Met hun gewicht (zo’n 600 kg) kunnen ze je gemakkelijk omverlopen. Runderen zijn bang voor gladheid, want dan kunnen ze uitglijden. Als je je aan onderstaande regels houdt, kun je een rund veilig en rustig hanteren:

- Benader een rund altijd van de zijkant of schuin van voren, dan ziet ze je het beste aankomen.

- Praat rustig, dan weet ze waar je bent.

- Als je bang bent dat ze gaat trappen, ga dan tegen de achterpoten aan staan. Als ze dan trapt, dan komt dat niet zo hard aan. (De poot heeft nog geen snelheid kunnen maken.)

- Loop voor het rund, meestal volgt ze dan wel.

- Vermijd zo veel mogelijk gladde paden. Kan dit niet, loop dan nog rustiger en houd het rund goed in de gaten.

- Als ze onrustig wordt, kun je haar kalmeren door haar te krabben op plekjes waar ze zelf niet bij kan, bijvoorbeeld bij de staartinplant.

- Een rund loopt niet van het licht naar het donker, dus zorg ervoor dat ze naar een lichte plek toe kan lopen.

 

Een koe omzetten

Een koe leiden

Opdracht 1

De docent laat een aantal filmpjes over het hanteren van koeien zien. Jullie gaan naar de veiligheid kijken, van zowel de mens als het dier. Maar een top 3 van veiligheidsaspecten die volgens jou het belangrijkst zijn.

 

Tot slot zal er een gezamelijke top 5 met veiligheidsaspecten gemaakt worden.

Opdracht 2

Zometeen ga je naar het melkveebedrijf om de koeien te observeren. Daarnaast ga je de dieren hanteren. Hieronder staat de opdracht voor het observeren.

 

 

Het hanteren van de dieren wordt door de docent uitgelegd. Om jezelf goed voor te bereiden, kijk je eerst onderstaande filmpjes. Let bij het hanteren goed op de veiligheid van jou en je klasgenoten!

Extra opdrachten

Opdracht rassen herkennen

Opdracht poster huisvesting

Opdracht fokkerij

Bekijk onderstaande filmpje aandachtig. Maak een samenvatting van het filmpje van maximaal 1 A4'tje.

Bedenk 3 toetsvragen met antwoorden.

Succes!

Erfelijke eigenschappen selecteren

opdracht gezondheid

koe scheren

Opdracht voeding

Opdracht gedrag en hanteren

Verdiepingsstof

Erfelijkheid bepalen

Erfelijkheid bepalen

Melk

 

Hoe maakt de koe melk?

Het bloed trasporteert alle voedzame bestandsdelen, zoals eiwitten, koolhydraten (suiker, zetmeel) zouten en water door het lichaam. Zo komen ook de voedingsstoffen in de uier van de koe. In de uier stroomt het bloed door een heel fijn vertakt stelsel van aderen en adertjes. het bloedvatenstelsel leidt het bloed langs de zogenaamde klierkwabjes. Deze bestaan uit melkblaasjes (zo'n acht miljoen). De wanden van de blaasjes bestaan uit melkcellen (ongeveer zevenhonderd per blaasje). Hierin geschiedt de eigenlijke vorming van de vorming van melk aan het bloed. Sommige stoffen worden onveranderd uit het bloed opgenomen. Andere melkbestanddelen moeten in de melkcellen opgebouwd worden uit de stoffen die het bloed aandraagt. Dat is het geval met eiwitdeeltjes en melksuiker. De cel deponeert deze stoffen in het melkblaasje.

De veltbolletjes die in de melk zweven, worden ook in de melkcellen gemaakt. De melk wordt zo druppel voor druppel gemaakt en vult geleidielijk aan de melkblaasjes en melkgangen, die erdoor opzwellen. Daarin kan heel veel melk worden opgeslagen.Er moet 400 liter bloed door de uier stormen voor het maken van 1 liter melk.

doorsnede uier en melkblaasje

Wanneer begint de melkvorming?

Als er een kalf wordt geboren,vormt de hypofyse (een klier achter de hersenen) van de moederkoe een bijzonder stofje, een hormoon. Dit hormoon heet prolactine. Door het bloed wordt het naar de uier gevoerd. Daar zet het de melkvorming in werking. Van nature geeft de koe melke tot het jong oud genoeg is om te gaan grazen. Deze tijd, die lactatieperiode heeft, wordt verlengd doordat de boer de koe blijft melken. Na ongeveer driehonderd dagen is de lactatieperiode echter afgelopen. Twee maanden later wordt meestal weer een volgend kalf geboren endan begint de melkproduktie opnieuw.

De gemiddelde samenstelling van de melk van de Nederlandse koeien is ongeveer als volgt:

 

Melk  -  Water 87.3%

          -  Droge stof 12.7 %      -  Vet 3.90 %

                                                  - Eiwit 3.35 %

                                                  - Melksuiker 4.60 %

                                                  - Zouten 0.85 %

De samenstelling van melk is niet gedurende de gehele laktatieperiode van een koe gelijk. Direct na het afkalven is de samenstelling sterk afwijkend. Het eiwitgehalte is dan sterk verhoogd, het vetgehalte meestal ook iets, evenals de aanwezige zouten. Het melksuikergehalte is vaak iets lager. Deze melk noemt men biest. Wordt deze verwarmd dan gaat zij schiften. De eerste dagen is deze melk dan ook niet geschikt om in de fabriek te worden verwerkt en mag daarom niet worden geleverd. Meestal is de samenstelling na 4 dagen normaal.

Zodra het kalf gaat zuigen of de boer de koe gaat voorbehandelen, wordt het zenuwstelsel van de koe geprikkeld. De hersenen krijgen een signaal, dat het melk moet gaan stromen. De koe laat de melk schieten, zo noemen ze dat.

 

Gezondheid