Les 1 en 2 Kosten berekening en BTW
Les 1+2
Komt een man bij de dokter
Info+opdrachten Kosten
Info + opdrachten omzetbelasting (BTW)
Info + opdrachten Winst
Info +opdrachten ontvangsten en uitgaven
Les 2 Afrekenen met klanten
les 2+ 3
Geld terug tellen:
Bijvoorbeeld op de markt of op oude kassa's. Als je het zelf moet uitrekenen, dan begin je met het teruggeven van het kleinste geld. Daarna geef je het grote geld en/of de biljetten terug. Tijdens het teruggeven tel je mee vanaf het bedrag dat de klant moest betalen tot aan het bedrag dat hij je heeft gegeven.
BV: Een klant moet € 37,90 betalen. Hij geeft je een briefje van € 50. Je geeft het geld terug terwijl je meetelt: X Je geeft € 0,10 en zegt ’38 euro’. X Je geeft € 2 en zegt ’40 euro’. X Je geeft € 10 en zegt ’50 euro’.
BV: Een klant moet € 15,10 betalen. Om het je makkelijk te maken, geeft hij je behalve een briefje van € 20 ook een munt van € 0,10. Je geeft het geld terug terwijl je meetelt: X Je geeft € 5 en zegt ’20 euro’. Je telt dus niet terug naar € 20,10
Les 3 Kassawerkzaamheden
Kassa opmaken
Kassa opmaken = het (op)tellen van al het geld en alle waardepapieren in kassa en afroombox en dat je het totaalbedrag vergelijkt met het bedrag dat de computerkassa (registratiefunctie!) aangeeft.
Kasverschil
Het bedrag dat je geteld hebt en het bedrag dat de computer aangeeft moet hetzelfde zijn. Zo niet, dan heb je een kasverschil
Kassa afromen
Hoe meer geld in de kassa, hoe groter de kans op een overval of kassagreep.
Te veel biljetten regelmatig uit de kassalade in de afroombox of airbox (buizenstelsel)
Info wikiwijs kassa
Les 4 Verkoopprijs bepalen
Lessen up les
Voor de opdracht worden jullie verdeeld in 3 groepen. In je groepje ga je uitzoeken wat het thema inhoud en je geeft een voorbeeld van een berekening.
Thema's
Kostenprijsgeoriënteerd
Concurrentiegeoriënteerd
Vraaggeoriënteerd
Informatie verkoopprijs bepalen
Les 5 factureren
Lessen up les 5
Eisen voor een factuur
Wat je zeker moet vermelden in je factuur zijn:
- Je btw-identificatienummer en het btw-bedrag.
- Je KVK-nummer.
- De factuurdatum en het factuurnummer (de factuurnummering van je facturen moet doorlopend zijn).
- De datum van levering.
- De naam en het adres van jezelf en je klant.
- De goederen of diensten die je levert.
- Hoeveel goederen of uren je in rekening brengt.
Lees de onderstaande tekst in het linkje goed door en maak de vragen
Factureren
Les 6 Balans opmaken
Balans
Les 7 Berekeningen
Kostprijs berekenen: zo doe je dat
Het is een van de belangrijkste vragen die een startende ondernemer zich moet stellen: wat is de juiste vraagprijs voor mijn product of dienst? Hoe bepaal je een correcte prijs? Een kostprijsberekening biedt uitkomst.
1. De kostprijs: wat is dat ook al weer?
De kostprijs bestaat uit het totale kostenplaatje dat jij moet maken voor het maken of leveren van een product of dienst. De juiste vraagprijs vaststellen kan echter voor iedere ondernemer (en de branche waarin hij werkzaam is) verschillend zijn. Uiteindelijk is het aan jou om te bepalen welke elementen je hierin het zwaarst laat meewegen.
Tip: maak eerst een concrete berekening. Dit verkleint de kans dat je de vaste en variabele onkosten onderschat en straks onverhoopt verlies draait.
Als je in jouw bedrijf meerdere producten of diensten gaat aanbieden, zul je dus per product of dienst moeten kijken welke berekening je hierop wilt loslaten.
2. Hoe bepaal je de prijs?
Er zijn uiteenlopende manieren om de juiste kostprijs te bepalen. Een goed uitgangspunt is om voor een bepaalde periode - bijvoorbeeld per maand, kwartaal of een jaar - jouw toekomstige inkoopbeleid onder de loep te nemen.
Als je bijvoorbeeld een houtbewerkingsbedrijf runt, moet je achterhalen hoeveel je per houtsoort of bijbehorende materialen wilt gaan afnemen en deze bevindingen verwerken in je zakelijke administratie.
Vervolgens is het zaak om voor ieder product de variabele kosten te berekenen. Hiermee wordt bedoeld: de bedragen die beïnvloedbaar zijn door af- of toenames in de productieomvang, zoals de:
- Inkoopprijs
- Verzendkosten
- Transportkosten
- (eventuele) importkosten
Werk je met meerdere producten of diensten tegelijk? Dan kun je de kosten het beste verhoudingsgewijs verdelen.
De volgende stap is het berekenen van de vaste lasten, waarbij je onder meer rekening moet houden met kosten voor bijvoorbeeld jouw bedrijf:
- Bedrijfspand
- Magazijn/opslagruimte
- verzekeringen
- Marketingbudget
- Auto- en reiskosten
- (Eventuele) personeelskosten
- Het berekenen van jouw vaste lasten kan makkelijker lijken dan het is, omdat je deze kosten vaak moet verdelen over de uiteenlopende producten die je in jouw zaak aanbiedt. Hieronder vind je twee effectieve methoden om de vaste lasten succesvol te verdelen:
- Integrale kostenberekening
De integrale kostenberekening is voor starters een goede manier om inzicht te krijgen in de vaste lasten, omdat hun bedrijf vaak nog niet zo groot is. Je telt dan alle vaste lasten bij elkaar op en verdeelt deze vervolgens over alle producten of diensten die je aanbiedt.
- ABC-methode
De ABC-methode (voluit Activity Based Costing) is iets omvangrijker. In dat geval bereken je de vaste lasten terug op de verschillende afdelingen binnen het bedrijf. Daarna bepaal je per afdeling voor hoeveel procent 'gebruik wordt gemaakt' van een product of dienst: evenredig daaraan verdeel je vervolgens de vaste lasten.
3. Wat is de juiste kostprijsberekening?
Als je eenmaal hebt uitgezocht wat je zakelijke kosten zijn, ga je per product of dienst de kostprijs bepalen. Dit stappenplan (waarbij wij als periode het kwartaal aanhouden) helpt je hierbij op weg:
- Tel alle variabele kosten bij elkaar op die je per kwartaal maakt.
- Bereken de vaste lasten die je voor het product maakt over het kwartaal (dit kan dus zowel via een integrale kostenberekening als de ABC-methode).
- Tel deze kosten bij elkaar op en je houdt de inkoopwaarde over.
- Bereken vervolgens hoeveel producten je over het kwartaal gaat inkopen.
- Deel de inkoopwaarde (3) door het aantal producten/diensten (4). Nu weet je wat idealiter de kostprijs van jouw product of dienst moet zijn.
4. Hoe zit het met mijn winstpercentage?
De kostprijs is het minimale bedrag dat je zult moeten vragen om geen verlies te lijden. Maar het liefst wil je met jouw bedrijf ook winst maken.
Voordat je een redelijk winstpercentage kunt gaan vaststellen, moet je eerst per product of dienst een zekere marge berekenen. Bij het bepalen van deze marge moet je in ieder geval de volgende punten meenemen:
- Vraag en aanbod: zoek uit hoeveel vraag er is naar jouw producten en diensten. Ben jij een van de weinige aanbieders in jouw regio? Dan kun je best wat meer marge op de prijs zetten. Of beweeg jij je in een niche en zijn er weinig vergelijkbare producten of diensten op de markt verkrijgbaar? Dan begeef je je in een dermate specialistisch segment dat ook dit een duurdere kostprijs rechtvaardigt, maar overdrijf het niet.
- Exclusiviteit: in het verlengde hiervan moet je ook kijken naar de exclusiviteit van jouw product of dienst. Hoe unieker het product of dienst, des te hoger de marge zal zijn die je erover kunt berekenen.
- Kwaliteit: goedkoop is (vaak) duurkoop. Dat beseffen klanten en opdrachtgevers tot op zekere hoogte ook. Daarom kun je als ondernemer voor goede en duurzame producten of diensten best een hogere prijs rekenen.
- Concurrentie: jezelf uit de markt prijzen is iets wat je - zeker als starter - zoveel mogelijk wilt vermijden. Kijk daarom goed naar de vraagprijs van concurrerenten en wijk hier bij jouw eigen prijsbepaling niet teveel vanaf.
5. Wat zijn de valkuilen?
Een oude bekende op het gebied van startersvalkuilen is dat je de kostprijs te laag inschat om zo concurrenten te slim af te zijn.
De kans dat er meteen mensen op deze 'koopjes' afkomen is inderdaad aanzienlijk groot, maar dergelijke voordelige prijzen zijn op de lange termijn vaak onhoudbaar. Hoe reageren jouw klanten als jij straks in één keer jouw prijzen omhoog gooit?
Daarnaast gebeurt het nogal eens dat ondernemers hun kostprijzen hoofdzakelijk baseren op fiscale cijfers. Deze kosten geven echter een vertekend beeld van de gemaakte winsten en verliezen: dat kan gevolgen hebben voor het voortbestaan van de onderneming.
Wat ook geregeld voorkomt, is dat ondernemers zich teveel voegen naar het branchegemiddelde zonder de zekerheid dat ze met die tarieven financieel goed uitkomen.
Hoewel je het geluk kunt hebben dat dit lang goed gaat - dat geldt zeker voor een nichemarkt - geeft het slechts beperkt inzicht in de staat van jouw bedrijf. En dat laatste is essentieel voor een gezonde bedrijfsvoering.
Probeer dus liever wat verder vooruit te kijken: het hoeft geen slecht idee te zijn om voor een scherpe prijsstrategie te kiezen, maar laat hierop eerst een concrete kostenraming los, zodat je later niet alsnog voor vervelende verrassingen komt te staan.
Dit doe je door goed te blijven kijken naar de balans tussen de kosten en potentiële opbrengsten op het gebied van materialen en grondstoffen, lonen, huisvesting, afschrijvingen, rente en manuren.
Les 8 Omzetsnelheid en voorraad
De technische voorraad:
De voorraad die daadwerkelijk in het magazijn aanwezig is. Ook wel de fysieke voorraad of werkelijke voorraad. Wanneer een levering binnenkomst, neemt de technische voorraad toe en als er goederen afgeleverd worden neemt deze af.
- Administratieve voorraad:
De administratieve voorraad is de voorraad die volgens de computer (op papier) nog aanwezig is in het magazijn. Deze kan afwijken van de technische voorraad omdat er fouten zijn gemaakt.
- Economische voorraad:
De economische voorraad is de voorraad die beschikbaar is voor de verkoop. Dit zijn de goederen die aanwezig zijn in het magazijn en de goederen die ingekocht zijn, maar nog niet ontvangen zijn. Deze voorraad heeft risico, want het geld van het bedrijf is al wel uitgegeven, terwijl de goederen nog niet ontvangen zijn.
les lessenup
Theorie voorraadbeheer
Inkoopplanning
Omzetsnelheid = het aantal keer dat je per jaar inkoopt
Hoe te brekenen:
Inkoopwaarde van de omzet (IWO) : Gemiddelde voorraad
IWO is inkoopprijs van de producten die verkocht zijn.
Opdracht 1
Je hebt 200 producten ingekocht van 12 euro per stuk. 70 procent is verkocht.
Wat is de IWO.....?
Netto winst is IWO + Brutowinst
Netto winst mag je houden
Opdracht 2
Gebruik IWO van opdracht 1
IWO $............ ......%
Brutowinst $............. 25 %
_____________ +
Nettowinst $............ 100%
Opdracht 3
Gemiddelde voorraad is inkoopwaarde van de procucten die gemiddeld in je magazijn liggen
1 jan 500 euro
31 dec 700 euro
Wat is de gemiddelde voorraad....?
Opdracht 4
Omzetsnelheid = het aantal keer dat je per jaar inkoopt
Hoe te brekenen:
Inkoopwaarde van de omzet (IWO) : Gemiddelde voorraad
Les 9 Een eigen bedrijf
Een eigen bedrijf
Ondernemer in de dierenbranche
Rechtsvormen ondernemingen
KVK een eigen bedrijf starten
Opdracht
Lessenup rechtsvormen
Klein schalig ondernemersplan:
-Welk product of dienst
-Zoek uit waar moet je je allemaal aanmelden
-Doelgroep
- Welke rechtsvorm is je bedrijf
-Waarom deze rechtsvorm
- Hoe maak je promotie
- Hoe ga je het financieren
- Hoe is de omvang van je bedrijf, denk aan aantal personeelsleden
kahoot
Les 10 Berekeningen
Balans opzetten
Lessen up balans
DE BOEKINGSREGELS
|
Regel voor bezit:
|
Méér bezit → debet boeken
Minder bezit → credit boeken
|
Regel voor schuld:
|
Méér schuld → credit boeken
Minder schuld → debet boeken
|
Kostenregel:
|
Kosten → debet boeken
|
Opbrengstregel:
|
Opbrengsten → credit boeken
|
Oefening – Balans opstellen
-
Open het Excel-bestand
-
Zet de onderstaande zaken op de juiste plek in de balans
-
Gebruik de les 6 voor informatie
-
Banktegoed €10.000,-
-
Eigen vermogen €25.000,-
-
Winkelinrichting €25.000,-
-
Lening bank €29.000,-
-
Lening familielid €15.000,-
-
Kasgeld €2.000,-
-
Voorraad €32.000,-
-
Let op: het vreemd vermogen is opgedeeld in twee schuldenposten
-
Zet alle bedragen in euro’s op de balans
-
Laat de totaalbedragen automatisch berekenen
-
De balans is goed ingevuld als de totalen van beide zijden gelijk zijn
Les 11 Adviseren en producten tonen
Lessenup
Les 12 Organigram
Les 13 werken met Excel
Lessen up les werken met Excel