Geld terug tellen:
Bijvoorbeeld op de markt of op oude kassa's. Als je het zelf moet uitrekenen, dan begin je met het teruggeven van het kleinste geld. Daarna geef je het grote geld en/of de biljetten terug. Tijdens het teruggeven tel je mee vanaf het bedrag dat de klant moest betalen tot aan het bedrag dat hij je heeft gegeven.
BV: Een klant moet € 37,90 betalen. Hij geeft je een briefje van € 50. Je geeft het geld terug terwijl je meetelt: X Je geeft € 0,10 en zegt ’38 euro’. X Je geeft € 2 en zegt ’40 euro’. X Je geeft € 10 en zegt ’50 euro’.
BV: Een klant moet € 15,10 betalen. Om het je makkelijk te maken, geeft hij je behalve een briefje van € 20 ook een munt van € 0,10. Je geeft het geld terug terwijl je meetelt: X Je geeft € 5 en zegt ’20 euro’. Je telt dus niet terug naar € 20,10