Welkom
Deze Wikiwijs-pagina is ontworpen voor NT2-docenten die spreekvaardigheidsonderwijs verzorgen aan startende NT2-leerders in de leeftijd van (ongeveer) twaalf tot achttien jaar. Oftewel: instromende ISK-leerlingen.
Alle informatie is opgedeeld in vier delen:
- relevante theorie met betrekking tot spreekvaardigheid
- beschikbaar materiaal om spreekvaardigheidsonderwijs te verzorgen
- didactische tips voor docenten om het wekelijkse uurtje spreekonderwijs in te vullen
- mogelijkheden om spreekvaardigheid te oefenen bij andere vakken
- links naar en tips over extra informatie
Met behulp van deze pagina kan spreekonderwijs meer efficiënt en meer gestructureerd gegeven worden. Enerzijds vergroot dit de kwaliteit van het spreekonderwijs en anderzijds kan bij docenten het gevoel van onbekwaamheid weggenomen worden.
Op een ISK-afdeling is iedere docent een taaldocent. Elke les is gericht op het vergroten van de taalvaardigheid. Toch betekent dat niet dat iedere docent zich bewust is van de manier waarop hij of zij taal aanbiedt aan de leerlingen. Veel docenten zien het beroep van docent als een praatberoep. Vaak zijn docenten (veel) meer aan het woord dan de leerlingen. In een dag spreekt een leerling gemiddeld twee zinnen uit van gemiddeld acht woorden, terwijl ze moeten leren spreken! De gewenste taalontwikkeling vindt vaak vanzelf plaats als de leerling (veel) wordt blootgesteld aan actief en passief taalgebruik. Docenten, en zeker ISK-docenten, moeten dus werkvormen verzinnen waarbij leerlingen op een natuurlijke manier met elkaar en met de docent praten (Brouwers, 2002).
Leerlingen die doorstromen vanuit de ISK naar het regulier, hebben een kleinere woordenschat. Zitten er hiaten in de schooltaal, dan is het voor de leerling moeilijk om de nieuw aangeboden stof te begrijpen. Schooltaal kenmerkt zich door het gebruik van vakjargon, van vak tot vak verschillend. De taal wordt afstandelijk gepresenteerd met veel samengestelde zinnen, de informatiedichtheid is heel hoog (de Bruijn, 2009). Op de ISK moet daarom bewust aandacht worden besteed aan het aanleren van die schooltaal. Bij de overdracht aan docenten van het regulier onderwijs kan de handleiding ‘O jee, een NT2-leerling in de klas’ (LOWAN-vo & ITTA, 2018) meegegeven worden.
Samenvatting
Deze Wikiwijs geeft veel (achtergrond)informatie over spreekvaardigheidsonderwijs. Heb je geen tijd om alles aandachtig door te nemen? Dan is hier een aantal concrete tips:
- Implementeer de lesmethode ‘Praat je mee?’ (Plattèl & Meester, 2020). Eén uur per week staat spreekvaardigheid op het lesrooster. Maak tijdens deze les gebruik van de lesmethode en werk met de leerlingen gestructureerd aan hun spreekvaardigheid. Deze methode werkt toe naar niveau A1 van het Raamwerk NT2 (Dalderop, Liemberg, & Teunisse, 2002) op de onderdelen Spreken, Gesprekken voeren en Luisteren. Oftewel: de methode sluit aan bij het curriculum NT2.
- Tijdens elke taalles is het van belang dat je als docent een rijke taalomgeving biedt, maar ook ruimte biedt voor productie en feedback op die productie. Streef ernaar dat de je als docent 20% van de tijd aan het woord bent en de leerlingen 80% aan het woord zijn.
- Sta als docent stil bij de manier waarop je de spreekoefeningen aanbiedt aan leerlingen, zodat spreekangst voorkomen kan worden:
- Spreekangst komt voort uit onzekerheid. Die onzekerheid kan weggenomen worden door meer tussenstappen te laten plaatsvinden: laat beginnende leerlingen extra luisteren naar het voorbeeld, spreek klassikaal en in koor of laat ze woord voor woord spreken, voordat je van een leerling een volledige taaluiting vraagt. Besteed extra aandacht aan het activeren van de voorkennis en het inslijpen van woorden en zinnen. Eventueel kan de vrije productie (lesfase D) uitgesteld worden;
- Wanneer je leerlingen laat spreken in kleine groepjes of in tweetallen zijn er meer leerlingen tegelijk actief en voelen ze zich minder bekeken, waardoor de spreekangst afneemt;
- Angstige leerlingen hebben een grotere behoefte aan positieve feedback. Zeker bij startende leerlingen is het zonde om ze angstig te maken doordat je als docent ook op uitspraak en grammatica feedback geeft. Focus op de begrijpelijkheid. Tempo, nauwkeurigheid, uitspraak en grammatica komen later aan bod.
- Zorg dat leerlingen ook buiten de lestijd actief zijn: biedt de oefeningen uit lesfase D als (asynchrone) huiswerkopdrachten aan. Biedt voldoende scaffolding, door de oefeningen al tijdens lesfase C met de leerlingen door te nemen. Vervolgens kunnen de leerlingen buiten school met hun telefoon video- of audio-opnames maken. Terug in de klas kun je als docent feedback geven, of de leerlingen elkaar feedback laten geven.
- Faciliteer mogelijkheden om de uitspraak te trainen. Dat kan door de leerlingen te laten werken met een app zoals SpreekBeter (Verboog & Adèr, 2019), of door tijdens de les gebruik te maken van een website zoals NT2-Spraak (Goedegebure, sd).
- Toetsing is bij spreekvaardigheid in de startklassen ook mogelijk. Bij formatieve toetsing is er een grotere kans op leerrendement dan bij summatieve toetsing. Bespreek vooraf de leerdoelen met de leerling, geef na de oefening of het toetsmoment feedback die past bij de opgestelde leerdoelen. Geef expliciete feedback en maak de ontwikkeling van de leerling inzichtelijk door bijvoorbeeld een voortgangsformulier bij de houden of met de taalkaart te werken.
- Biedt tijdens andere lessen ook spreekoefeningen aan. Voorbeelden daarvan zijn:
- Tijdens burgerschap: onderdeel van de missie van Het Stormink is dat de leerlingen actief te maken krijgen met burgerschapsvorming en sociale integratie. Het is van belang dat leerlingen kennismaken met de Nederlandse cultuur en met elkaars cultuur. Al in de startklas kan met behulp van spreekvaardigheid aandacht besteed worden aan interculturele communicatie, zie ook de handleiding van de lesmethode. Daarnaast is vorming een onderdeel van burgerschap. Het delen van ervaringen en emoties vormt een basis voor de ontwikkeling van de vorming. Dit delen biedt mogelijkheden voor het oefenen van de spreekvaardigheid.
- Tijdens de leesles: in de startklas is het voor leerlingen vaak nog lastig om (schriftelijk) antwoord te geven op gestelde vragen bij een tekst. Lezen draagt bij aan de taalontwikkeling en verkleint de kansenongelijkheid. Het is daarom van belang om al in de startklas de leerlingen te laten inzien dat lezen leuk is en daarmee hun leesmotivatie te vergroten. Zelfs bij prentenboeken kan er al over teksten gesproken worden, eventueel ondersteund door picto’s.
Belang van spreekvaardigheidsonderwijs
Het onderwijskundige doel van de ISK is om de leerlingen zo snel mogelijk Nederlands te leren, zodat zij in het reguliere Nederlandse voortgezet onderwijs kunnen instromen. Bovendien worden de leerlingen wegwijs gemaakt in de Nederlandse samenleving en wordt geprobeerd hen in contact te brengen met Nederlandse mensen.
Voor de leerlingen is de spreekles van groot belang voor de ontwikkeling van hun Nederlandse taalvaardigheid. Door de ontwikkeling van hun spreekvaardigheid, kunnen zij beter integreren in de samenleving, en voor (bijvoorbeeld) goed burgerschapsonderwijs is voldoende spreekvaardigheid een voorwaarde. Het intakegesprek op een vervolgopleiding van groot belang voor de toelating. Dit onderstreept het belang van spreekvaardigheid. Daarnaast zouden de leerlingen aan deze lessen veel plezier kunnen beleven.
Het is belangrijk dat het spreekonderwijs vormgegeven wordt vanuit de streef- en einddoelen die door LOWAN en het ITTA UvA opgesteld zijn. Door (formatieve) toetsing kan de leerling inzicht krijgen in zijn of haar spreekvaardigheidsniveau en gericht werken aan het ontwikkelen van de spreekvaardigheid.
Verheldering van begrippen
Tweede taal
De moedertaal (T1) is de eerste taal die je tijdens je leven leert. Dit gaat grotendeels ongestuurd en overwegend onbewust. Daarom wordt er ook wel gesproken van de verwerving van de moedertaal. Het leren van een vreemde taal is een gestuurd proces, vaak op school in het land van je moedertaal. Een tweede taal (T2) wordt geleerd omdat iemand gaat wonen in het land waar deze taal de voertaal is. Het is een gestuurd proces, maar vindt dus meestal plaats in een omgeving waar de T2 de dominante taal, oftewel de voertaal is, wat ervoor zorgt dat het (deels) ook ongestuurd wordt geleerd (van der Maden, 2020).
Spreekvaardigheid
Spreekvaardigheid kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. Een voorbeeld daarvan is: “Iemand is spreekvaardig als hij een boodschap kan verwoorden op zo’n manier dat deze verstaanbaar en begrijpelijk is en passend in de situatie” (Verboog, Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2, 2009). Opvallend in deze definitie zijn de drie eisen die gesteld worden aan de boodschap: verstaanbaar, begrijpelijk en passend in de situatie. De boodschap hoeft dus niet foutloos te zijn.
Deelvaardigheden
Bij spreekvaardigheid speelt een aantal deelvaardigheden een rol. Deze deelvaardigheden kunnen opgedeeld worden in vijf talige vaardigheden (woordenschat en idioom; verstaanbaarheid; stijl en register, beleefdheidsvormen; routines, standaardzinnen en uitdrukkingen; grammatica ofwel morfosyntaxis) en vijf communicatieve vaardigheden (sociaal-culturele kennis; non-verbale communicatie; tempo en vloeiendheid; compensatiestrategieën; structuur aanbrengen in langere spreektaken). Daarnaast is er nog het gebruiken van taalfuncties of taalhandelingen (Verboog, Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2, 2009).
Verstaanbaarheid
Verstaanbaarheid, ook wel ‘verstaanbaar spreken’, is een voorwaarde voor communicatie. Een onduidelijke uitspraak is van meer invloed op de begrijpbaarheid dan grammaticale fouten. Bij verstaanbaar spreken worden drie niveaus onderscheden: zinsniveau, woordniveau en klankniveau. Luisteren gaat meestal vooraf aan goed kunnen spreken; als iemand een bepaald aspect niet hoort, kan hij het ook niet produceren. Om gesproken taal te begrijpen is het van groot belang om accent- en intonatieverschillen te kunnen ontdekken (Verboog & Gunawan, Taal leren op maat, 2019).
Vloeiendheid
Een taalleerder spreekt vloeiend, wanneer hij zich vlot en makkelijk kan uiten, zonder al te veel te zoeken naar woorden of na te denken over de vorm waarin hij iets kan zeggen. Tijdens een vraaggesprek moet iemand snel een adequate reactie kunnen formuleren. In het huidige Nt2-onderwijs is veel ruimte voor leerlingen om hun spreekvaardigheid te oefenen. Docenten laten hun leerlingen echter zelden gericht oefenen met vloeiend spreken, terwijl ze dit toch lang niet altijd vanzelf leren (de Jong & de Boer, 2014).
Taakniveau
De moeilijkheid ofwel het niveau van een taak wordt bepaald door allerlei factoren, zoals het onderwerp van gesprek, de structuur van de opdracht en het te gebruiken materiaal. Spreektaken blijken vaak te moeilijk voor de hele groep of voor een aantal leerders binnen de groep. Dit kan leiden tot spreekangst. Als docent moet je er daarom voor zorgen dat de leerders de taak makkelijk aankunnen. Alleen dan zullen zij, zonder spanning of angst, goed kunnen presteren. Achteraf kunnen er altijd hogere eisen aan het resultaat gesteld worden of kan de feedback uitgebreid worden (Verboog, Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2, 2009).
ERK
Het Europees Referentiekader (Het ERK-model, 2020) is een algemene schaal die een functionele beschrijving van iemands taalvaardigheid aangeeft, uitgedrukt in ‘can do-statements’ (Ik kan…) op verschillende taalniveaus. Deze niveaus worden gezien als de ontwikkelingslijn waarlangs de taalvaardigheid van een taalleerder zich ontwikkelt. Er zijn zes niveaus van taalvaardigheid; A1, A2, B1, B2, C1 en C2 (Zijlmans, 2018).
Scaffolding
Omdat scaffolding vertrekt vanuit wat een leerling talig gezien kan en weet, is dit een goede tool om in te zetten bij Tweedetaalverwerving (NT2). Scaffolding is het ondersteunen van de lerenden, zodat zij op een later moment de opdracht zelfstandig kunnen uitvoeren (Gibbons, 2015). Deze vorm van taalondersteuning moet je langere tijd aanbieden, in opeenvolgende activiteiten, net zolang tot de leerling talige autonomie bereikt en geen steigers meer nodig heeft. Je kunt scaffolding op twee manieren inzetten: interactief of gepland. Met interactieve scaffolding ondersteun je de taalontwikkeling van een leerling door in het gesprek strategieën in te zetten waarbij je je voortdurend aanpast aan het talige niveau van de leerling. Bij geplande scaffolding reik je middelen aan die je van tevoren hebt bedacht of ontworpen. De strategieën die je daarvoor inzet kunnen hetzelfde zijn als bij interactieve scaffolding waarbij je voorbeeldtaal gebruikt. Maar in dit geval gebeurt dat niet in het gesprek maar in het lesmateriaal (Leraar24, 2020).
Correctie en feedback
Een heel ander onderwerp bij alfabetisering is feedback. Het geven van feedback op spraak aan NT2-leerders is nog niet zo eenvoudig, omdat de feedback vaak niet begrepen wordt door de leerder. Het Nederlandse woord voor feedback is terugkoppeling. De manier waarop een docent reageert op wat een leerling zegt kan uiteenlopen, maar heeft altijd als doel de leerling inzicht te geven in de communicatieve en vormelijke kwaliteit van zijn taalproductie. De docent laat weten wat goed gaat en ook (selectief) wat fout gaat (Zijlmans, 2018).
Context, interactie, taalsteun
Taalgerichte vakdidactiek is vakonderwijs waarin expliciete vakdoelen en taaldoelen zijn benoemd, waaraan gewerkt wordt via een contextrijke didactiek, vol interactie en met taalsteun. Onder context verstaan we het verband waarin nieuwe stof geplaatst wordt, door aanknopingspunten aan te reiken of door leerlingen zelf verbanden te laten leggen met hun referentiekader en eerdere ervaringen. Contexten geven betekenis aan het leerproces: de leerling kan zich een beeld vormen van de situatie waarin vakinhouden worden aangeboden. Bij interactief werken komt kennis tot stand doordat je er met anderen over praat. Het actief gebruiken van de taal stimuleert de taalontwikkeling. De spreekles is hier een concreet voorbeeld van. Taalsteun is hulp bij het begrijpen en zelfproduceren van nieuwe taal (Hajer, 2008).
Thematisch werken
Bij thematisch onderwijs gaan taal- en kennisontwikkeling hand in hand. De didactiek verbindt thema’s en leerlijnen, functionele taalgebruikerservaringen en betekenisvolle onderwerpen. De opdrachten dagen uit iets te verzinnen, te onderzoeken, te vergelijken... Bijkomend gevolg is dat de intrinsieke motivatie, de natuurlijke nieuwsgierigheid en het leerplezier worden aangewakkerd. Leerlingen kunnen vanuit hetzelfde thema op eigen niveau aan de slag. Maar altijd in samenwerking. Zonder samenwerking geen interactie of stimulans taal te produceren en je mondeling of schriftelijk uit te drukken. Net zo belangrijk is voldoende beeld- en tekstmateriaal in school en klas. Materiaal met dezelfde diversiteit aan taal en cultuur als de leerlingenpopulatie (PO-Raad, 2017).
Taalhandeling
Een taalhandeling of een taaldaad is een handeling die plaatsvindt omdat iemand iets zegt met een zeker doel voor ogen. Voorbeelden zijn iets vragen, waarschuwen, bedanken, groeten, uitnodigen, enz. Het is een korte taaluiting, vaak een chunk: een groepje woorden dat in een vaste combinatie wordt gebruikt, zoals “Eet smakelijk” of “Pas op” (van der Maden, 2020).
Spreekangst
Vanaf ongeveer twaalf jaar worden mensen zich bewust dat ze fouten kunnen maken en dat kan bij sommigen leiden tot spreekangst. De mate waarin mensen daar last van hebben, verschilt van persoon tot persoon en ook culturele factoren kunnen daarbij een rol spelen. De wens om correct te spreken vormt bij spreekangst een belemmering om spontaan te spreken (Bossers, Kuiken, & Vermeer, 2017).
VUT-model en ABCD-model
Het ABCD-model van Neuner bestaat uit vier fases, die opbouwend zijn in moeilijkheid: van receptief via reproductief naar productief, van gesloten naar open en van voorspelbaar naar onvoorspelbaar. Het model is toepasbaar bij alle niveaus van spreekvaardigheid en onderdeel van het grotere VUT-model, wat staat voor voorbereiden – uitvoeren – terugkijken. Beide modellen dragen bij aan de effectiviteit van een les (VUT-model, 2020).
Diversiteit in land van herkomst, cultuur en niveau
Er zijn altijd verschillen tussen de cursisten in één klas. Vanuit de ene moedertaal is het makkelijker om Nederlands te leren dan vanuit de andere moedertaal. Het werktempo kan uiteenlopen, maar ook het karakter speelt een rol: de ene leerling is extravert en niet bang om fouten te maken, een ander is onzeker en wil eerst vele malen lezen voordat hij durft te spreken. Vanuit hun cultuur krijgen leerlingen verschillende normen en waarden mee. Een voorbeeld is dat sommige leerlingen aangeleerd zal moeten worden dat het in Nederland beleefd is om iemand aan te kijken als diegene tegen je praat. Maar leerlingen verschillen niet alleen in land van herkomst en de daarbij behorende cultuur. Op een kleine school zijn de niveau- en leeftijdsverschillen in een klas vaak groter dan bij grote scholen, waar de leerlingen vaak over meer groepen verdeeld kunnen worden. Er kan dan makkelijker gestreefd worden naar homogeniteit binnen een groep (Zijlmans, 2018).
Samenvatting van literatuur
In het Handboek NT2 wordt gesteld: “Anderstaligen worden in onze maatschappij in de eerste plaats beoordeeld op en ook veroordeeld om hun spreken. Daarom is het leren spreken prioriteit nummer één” (Bossers, Kuiken, & Vermeer, 2017). Spreken is dan ook een van de vijf domeinen binnen NT2, naast luisteren, lezen, gesprekken voeren en schrijven (Dalderop, Liemberg, & Teunisse, 2002). Binnen de domeinen is er steeds een onderscheid te maken tussen het leren van de taal en het verwerven van de taal. Taalleren is hierbij het expliciet vergaren van kennis over de taal, bijvoorbeeld taalregels. Het verwerven van de taal is het kunnen toepassen van die kennis in spontaan taalgebruik (Krashen, 1981). Bij spreken is er een groot verband tussen de vaardigheid en het toepassen van de taal. Taalverwerving verdient daarom binnen het spreekonderwijs veel aandacht. De vraag is echter hoe dat onderwijs vormgegeven moet worden: waar moet een goede spreekles aan voldoen, wat zijn de leerdoelen en hoe kan het onderwijs efficiënt ingericht worden?
Het boek ‘Leren spreken’ (Verboog, 2009), noemt een aantal dingen dat van belang is bij taalverwerving binnen spreekvaardigheid: een aantal deelvaardigheden van het spreken, de spreektaak en het niveau daarvan, correctie en feedback en het overwinnen van eventuele spreekangst. Dit komt grotendeels overeen met wat er genoemd is tijdens de workshop Spreekvaardigheid op de landelijke studiedag van de stichting LOWAN (Verboog, Workshop spreekvaardigheid, 2020). Hier worden drie dingen als belangrijk genoemd: de spreektaak en het niveau daarvan, correctie en feedback en dat alle leerlingen actief zijn tijdens de spreekles. Een voorwaarde daarvoor is dat eventuele spreekangst overwonnen is. De deelvaardigheden van het spreken worden niet genoemd als een van de belangrijkste onderdelen binnen spreekvaardigheid, maar wel toegelicht. Tijdens de workshop is ingegaan op zeven deelvaardigheden, het boek ‘Leren spreken’ noemt er tien. Voor mijn onderwijspraktijk is het van belang dat ik goed kijk naar de belangrijkheid van de deelvaardigheden bij spreeklessen aan beginnende taalleerders. Sommige deelvaardigheden komen wellicht pas aan bod bij de lessen aan meer gevorderde leerlingen
Het Cahier Mondelinge Taalvaardigheid (van der Maden, 2020) geeft advies vanuit een andere invalshoek: het leerproces wordt ingedeeld in vier fasen (receptief, analytisch, productief en het peerassessment). Bij het inrichten van de fasen kan er gekozen worden uit het inzetten van verschillende taalbronnen, verschillende werkvormen en verschillende vormen van correctie en feedback. Uiteindelijk komen de zaken die door Verboog (Verboog, Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2, 2009) als belangrijk worden bestempeld dus wel aan bod, maar de benadering van Van der Maden is meer praktisch: eerst wordt een les globaal ontworpen en daarna worden de belangrijke elementen erin verwerkt. Dat voelt als omgekeerd werken. Ik ben benieuwd of lesmethodes meer opgebouwd lijken te zijn vanuit de benadering van Verboog of Van der Maden.
Bij alle invalshoeken worden correctie en feedback genoemd. Dit is dus een belangrijk onderdeel van de spreekles. Het boek ‘Leren spreken’ (Verboog, Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2, 2009) geeft aan dat de effectiviteit van feedback vergroot kan worden door het gebruik van audio- of videoapparatuur en dat de groep erbij betrokken kan worden. In het boek Lesvaardig (Zijlmans, 2018) worden vijf vuistregels gegeven bij het geven van feedback op mondeling taalgebruik: het verduidelijken van de inhoud heeft de hoogste prioriteit, er moet rekening gehouden worden met het niveau van de cursist, feedback op de vorm is beperkt effectief, aandacht voor de uitspraak is vanaf het begin essentieel en het gebruik van gebaren of andere hulpmiddelen leiden tot verbetering van de uiting. Zeker wanneer schriftelijke feedback gegeven wordt en je als docent dus de tijd hebt om over je feedback na te denken, zijn deze vuistregels een goed beoordelingsinstrument voor je eigen feedback. Het onderzoek ‘Corrective feedback and learner uptake’ richt zich op de effectiviteit van zes mogelijke vormen van feedback (Lyster & Ranta, 1997). Herschikking (het herformuleren van een foutieve boodschap) bleek het meest gebruikt te worden, maar slechts 31% effectief te zijn. Het uitlokken van een goede boodschap werd in slechts 14% van de gevallen gebruikt, maar bleek het meest effectief; 100%. Dit wordt bevestigd in een onderzoek van Susanna Strube (2014), welke wordt toegelicht in het artikel ‘Spreken bij Alfa’ (Nuwenhoud, 2018).
Eén van de vuistregels voor het geven van feedback in het boek Lesvaardig (Zijlmans, 2018) is dat vanaf het begin van het taalleerproces feedback op de uitspraak essentieel is. Dit wordt onderstreept in het boek Verstaanbaar Nederlands in zeven stappen (Goedegebure, 2020), maar tegengesproken in de workshop Spreekvaardigheid (Verboog, Workshop spreekvaardigheid, 2020). Goedegebure geeft de tip om aan het begin van het taalleerproces een geluidsopname te maken van de taalleerder. Gedurende het proces kunnen aandachtspunten gesteld en geëvalueerd worden en kan de voortgang beoordeeld worden. Verboog geeft echter aan dat er in de eerste periode van het taalleerproces geen tijd is voor de uitspraak. Moeilijke klanken komen vanzelf, er hoeft pas later aandacht aan besteed te worden. Eventueel kan er later in het proces bij problematiek gebruik gemaakt worden van een applicatie waarmee uitspraak geoefend kan worden. Dit verschil in belangrijkheid heeft direct gevolgen voor het ontwerpen van de lessen: de vraag is of uitspraak wel of niet aan bod moet komen bij de lessen spreekvaardigheid aan beginners. Ik ben benieuwd of het terug te vinden is in de beschikbare lesmethodes en of de vraag beantwoord wordt in de bijbehorende handleidingen.
Een ander begrip dat vaak genoemd wordt is spreekangst. Het overwinnen van eventuele spreekangst is van belang wanneer je als docent wilt dat alle leerlingen spreken tijdens de spreekles. Verboog geeft in de workshop aan dat een optimale verhouding 80-20 is. Dat betekent dat 80% van de tijd de leerlingen aan het woord zijn en 20% van de tijd de docent (Verboog, Workshop spreekvaardigheid, 2020). In het Handboek NT2 worden verschillende gevolgen van spreekangst genoemd: sommige leerders spreken niet, anderen onduidelijk, binnensmonds of juist heel snel, of ze slikken woorden in. Om dit tegen te gaan moet de docent een veilige situatie creëren en de angst bespreekbaar maken (Bossers, Kuiken, & Vermeer, 2017). Dezelfde oplossingen worden ook genoemd in ‘Taal leren op maat’ (Verboog & Gunawan, Taal leren op maat, 2019), met als aanvulling dat de leerder met spreekangst compensatiestrategieën aangeleerd kunnen worden om het gesprek gaande te houden. Door voor een aantal standaard blokkades een geautomatiseerde strategie achter de hand te hebben, kan de angst afnemen. Ook hierbij geldt dat ik benieuwd ben naar wat er aangeraden wordt in de handleiding van de lesmethodes. Indien dit niet het geval is, dan biedt het boek ‘Leren spreken’ (Verboog, 2009) concrete voorbeelden van strategieën die ingezet zouden kunnen worden, zoals een onbekend woord omschrijven, een woord in de eigen taal zeggen, hulp vragen aan gesprekspartners of gebaren en mimiek gebruiken.
De leerdoelen binnen het domein spreekvaardigheid zijn vastgelegd in het Raamwerk NT2 (Dalderop, Liemberg, & Teunisse, 2002). Omdat ik me richt op leerlingen in de startklas en lagere fasegroepen, zijn vooral de doelen voor niveau A1 van belang, die overeenkomen met niveau 1 van het Referentiekader (Het ERK-model, 2020). Het Referentiekader onderscheidt 4 vaardigheden, het Raamwerk NT2 onderscheidt er 5. Behalve de leerdoelen van het domein Spreken zullen ook de doelen van het domein Gesprekken Voeren meegenomen moeten worden. Het Raamwerk geeft per domein een verwacht beheersingsniveau met twee subvaardigheden bij Spreken en vier subvaardigheden bij Gesprekken Voeren. Deze subvaardigheden zijn uitgebreid met descriptoren en geven heldere informatie over wat de leerling moet kunnen om niveau A1 te behalen en dus om door te kunnen stromen naar een uitstroomgroep.
Tot slot wordt er veel gesproken over de efficiëntie en/of effectiviteit van het spreekonderwijs. Volgens het artikel ‘Vloeiend spreken’ voelen tweedetaalsprekers zich pas echt vaardig in hun tweede taal als zij zich vlot en makkelijk kunnen uiten, zonder al te veel te zoeken naar woorden of na te denken over de vorm waarin zij iets kunnen zeggen (de Jong & de Boer, 2014). Aandacht besteden aan vloeiendheid zou daarom erg efficiënt zijn voor het ontwikkelen van de spreekvaardigheid. In het artikel ‘Spreken bij Alfa’ (Nuwenhoud, 2018) wordt dit echter niet genoemd. Wel worden er zes andere tips gegeven om de effectiviteit te bevorderen: aansluiten bij eerdere manieren van leren, beginnen met het opbouwen van een basiswoordenschat, thematisch werken (met een portfolio), werken aan emancipatie en zelfredzaamheid, het ABCD-model (zie paragraaf 4.2) gebruiken én elicitatie (uitlokking) als feedback gebruiken. Thematisch werken komt terug in veel lesmethodes, ook in methodes die niet specifiek op spreken gericht zijn. Leerlingen zijn dit dus gewend. Ik geef er daarom voorkeur aan dat de lesmethode voor spreken zich hierbij aansluit. Wellicht komen er thema’s uit de verschillende methodes en domeinen overeen en kan er transfer plaatsvinden.
NT2-materiaal
Onder het kopje 'Algemeen NT2-materiaal' vindt u een overzicht van al het beschikbare lesmateriaal (in april 2021), wat pretendeert geschikt te zijn voor het oefenen van de spreekvaardigheid. In de tabel zijn 35 boeken en ander materiaal opgenomen. Er is aangegeven in hoeverre het materiaal geschikt is voor het verzorgen van spreekvaardigheidsonderwijs aan startende NT2-leerlingen tussen 12 en 18 jaar en wat daarvoor de reden is. Onder de tabel staat een beschrijving van alle 35 boeken/methodes, met meer informatie over de inhoud en waar het te vinden is.
Bij 'Spreekmateriaal voor starters' vindt u een vergelijking van 4 lesmethodes die in de genoemde tabel zijn aangewezen als mogelijk geschikt. De methodes worden met elkaar vergeleken op basis van eigenschappen, die volgens de literatuur en ervaren NT2-docenten zijn aangegeven als belangrijk.
Algemeen NT2-materiaal
Hier vindt u een overzicht van al het beschikbare lesmateriaal (in april 2021), wat pretendeert geschikt te zijn voor het oefenen van de spreekvaardigheid. In de tabel zijn 35 boeken en ander materiaal opgenomen. Er is aangegeven in hoeverre het materiaal geschikt is voor het verzorgen van spreekvaardigheidsonderwijs aan startende NT2-leerlingen tussen 12 en 18 jaar en wat daarvoor de reden is. Onder de tabel staat een beschrijving van alle 35 boeken/methodes, met meer informatie over de inhoud en waar het te vinden is.
Nr
|
Titel
|
Geschikt?
|
Reden
|
1
|
Spreektaal
|
V
|
deel 1: A0 – A1
|
2
|
Verstaanbaar NL in 7 stappen
|
theorie
|
relevante achtergrondinformatie
|
3
|
Alfataal
|
X
|
gericht op analfabeten
|
4
|
TinyEYE games
|
X
|
voor basisschool, niet nt2-specifiek, duur
|
5
|
In gesprek
|
X
|
van A2 naar B1 = te moeilijk
|
6
|
Vlot Nederlands
|
X
|
van B1 naar B2 = te moeilijk
|
7
|
NT2 Spraak College
|
V X
|
gericht op uitspraak, als aanvulling op…
€40 per ll? kan het klassikaal?
|
8
|
Geregeld Spreken
|
X V
|
gericht op toepassen grammatica
zou evt een aanvulling kunnen zijn
|
9
|
NT2 Cahier buitenschools leren
|
theorie
|
relevante achtergrondinformatie
|
10
|
Beter Nederlands spreken
|
X
|
vanaf A1 = te moeilijk
|
11
|
Muiswerk
|
X
|
spreken komt amper aan bod
|
12
|
NT2taalmenu.nl
|
X V
|
weinig: zes klassikale lessen voor A1
|
13
|
Taalraps
|
X V
|
alleen uitspraak, evt een aanvulling
|
14
|
Welkom in Nederland
|
X
|
brede methode, gericht op voorbereiding KNM-examen, slechts klein beetje spreken
|
15
|
Werk en Taal
|
X
|
voor NT2-studenten die werken, stage lopen of een vakgerichte opleiding volgen
|
16
|
Taalriedels
|
X V
|
alleen alledaagse uitdrukkingen
zou evt een aanvulling kunnen zijn
|
17
|
Beeldtaal
|
X
|
vanaf A2 = te moeilijk
|
18
|
Taaltempo Nederlands
|
X
|
vanaf A1 = te moeilijk
|
19
|
Uitspraaktrainer in de les
|
X V
|
alleen uitspraak, evt een aanvulling
|
20
|
Oren in de knoop
|
X V
|
vanuit logopedie, evt een aanvulling
|
21
|
Nederlands in beeld
|
X
|
voor volwassenen
|
22
|
Leren spreken
|
theorie
|
relevante achtergrondinformatie
|
23
|
ABC-doe je mee?
|
V
|
A0-A1, veel liedjes en dialogen (ook digitaal)
|
24
|
TPRS
|
theorie
|
geen methode maar didactiek
|
25
|
TaalCompleet Praat je mee?
|
V
|
lijkt compleet!
|
26
|
Zeg ’t eens
|
V
|
A0-A1 en gericht op jongeren
|
27
|
Anders nog iets?
|
X V
|
alleen liedjes, evt een aanvulling
|
28
|
App SpreekBeter
|
X V
|
alleen uitspraak, evt een aanvulling
|
29
|
Taalpingpong
|
X
|
voor volwassenen vanaf A1
|
30
|
Spreekkaarten
|
X V
|
nuttig als aanvulling op een methode
|
31
|
Woord voor woord
|
X V
|
alleen filmpjes om te kijken, evt een aanvull
|
32
|
Lowan Startpakket NT2
|
X V
|
geen complete methode, evt een aanvull
|
33
|
Digi Taal
|
X V
|
weinig spreekoefeningen, evt een aanvull
|
34
|
Diglin
|
X V
|
integrale methode, evt een aanvull
|
35
|
DISK
|
X V
|
integrale methode, evt een aanvull
|
1. Spreektaal
SpreekTaal is een veel gebruikte methode voor taalcoaching aan anderstaligen. De methode bestaat uit twee series: SpreekTaal 1 (niveau 0 tot A1+) en SpreekTaal 2 (niveau A1 tot A2). Op 28 januari 2021 komt SpreekTaal 3 (niveau A2 tot B1) uit, ontwikkeld met VU-NT2. Alle series bestaan uit vijftien praktische modules over dagelijkse onderwerpen. Elke afzonderlijke module bevat verschillende audio-opnames en biedt materiaal voor ongeveer 5 uur taalcoaching. De audiobestanden die bij de module horen, zijn te beluisteren en/of te downloaden via: www.spreektaal.com.
Auteur(s): VU-NT2 i.s.m. taalvrijwilligers
Uitgever: Van Dale
Jaar van uitgave: 2021
2. Verstaanbaar Nederlands in zeven stappen
Verstaanbaar Nederlands in zeven stappen’ is een leidraad voor de NT2-docent, dat gebruikt kan worden bij elke lesmethode. Elk onderdeel bevat dialogen en oefeningen op 3 verschillende taalniveaus, maar de docent kan als introductie ook een liedje gebruiken, of een tekst uit het eigen materiaal. In de inleiding en de leeswijzer wordt duidelijk beschreven hoe het boek kan worden gebruikt en wat de achterliggende gedachte is. De hoofdstukken en onderdelen in het boek zijn gerangschikt op basis van prioriteit. In een blog vertelt de auteur meer over het stellen van prioriteiten bij uitspraakonderwijs.
Het is verdeeld in 7 hoofdstukken: Lettergrepen en klanken; Klemtoon; Spreekritme; Intonatie; Verbonden spraak; Klinkers en tweeklanken en Medeklinkers en Clusters. Deze hoofdstukken zijn weer onderverdeeld in 27 delen. Elk deel wordt in 7 stappen beschreven: begrijpen, ervaren, letterkennis, luisteren, oefenen, doen en… actie! Bij elke stap horen verschillende oefeningen die deels in het boek en deels op de website staan. Daar kun je ook werkbladen en overzichten vinden die je kunt gebruiken in de les.
Auteur(s): Marieke Goedegebure
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2020
ISBN: 9789046907276
3. Alfataal
Alfataal is materiaal voor het oefenen van gespreksvaardigheid met alfaleerlingen in de ISK. Voor de leerling is er lesmateriaal in 20 aansprekende thema’s. Veel woorden, handige zinnen en gesprekjes oefenen staat voorop. Beter functioneel leren lezen en schrijven wordt eraan gekoppeld. Alfataal is gemaakt voor klassikaal gebruik, met gedifferentieerde oefeningen voor Alfa A, Alfa B en Alfa C, om met en van elkaar te leren. Elk thema biedt voor 4 tot 6 uur lesmateriaal.
Voor de docent zijn er een algemene handleiding, beschrijvingen van veelgebruikte activerende werkvormen en een uitgebreide handleiding bij elk thema. En extra materiaal zoals gesprekskaartjes, memory- en bingokaarten om woorden te herhalen en per thema de taalkaart voor de Naar buiten-opdracht.
Alfataal is ontwikkeld door het ITTA UvA in samenwerking met een expertteam van Alfa ISK-docenten en Schoolinfo, in opdracht van de VO-raad en mogelijk gemaakt door het ministerie van OCW.
Auteur(s): ITTA UvA i.s.m.Schoolinfo, expertiseteam docenten
Jaar van uitgave: 2020
4. Spraak- en taalgames van TinyEYE
Taalontwikkeling op school met TinyEYE online logopedie. In het softwarepakket van TinyEYE zijn er meer dan 200 spraak en taalgames die ingezet kunnen worden voor de uitspraak van klanken en woorden. Bij de taalgames wordt er interactief gewerkt aan uitbreiding woordenschat, taalbegrip en zinsbouw. Er is een huiswerkmodule waarin de games geplaatst en onbeperkt gebruikt kunnen worden. Er zijn begeleidende video opnames. Kinderen, ouders en leerkrachten kunnen zelf inloggen.
Auteur(s): Elisa Gielen
Uitgever: TinyEYE Europe
Jaar van uitgave: 2019
5. In gesprek
Methode spreken en gesprekken voor jonge anderstaligen (A2/B1>1F).
- alle leerlingen spreken elke les
- veel aandacht voor uitspraak
- activerende werkvormen
- veel mogelijkheden voor individuele begeleiding
- uitdagende opdrachten die de leeftijdsgroep aanspreken
- na iedere les een assessment en na elk blok een toets
- geheel uitgewerkt taaldorp als afsluiting
- geschikt voor ISK, OKAN, kopklassen primair onderwijs, internationaal onderwijs en NTC-klassen
Auteur(s): Fros van der Maden
Uitgever: Edutekst
Jaar van uitgave: 2018
ISBN: 978-90-823253
6. Vlot Nederlands
‘Vlot Nederlands’ is een totaalmethode op B1-naar B2 voor jongvolwassenen. De twaalf hoofdstukken zijn opgesplitst in een deel waarmee in de klas wordt gewerkt aan vooral gespreksvaardigheid en een deel waarmee thuis aan woordenschat, lezen en schrijven wordt gewerkt. Na elk hoofdstuk is er een woordentoets, naar keuze mondeling of schriftelijk, en na elke 4 hoofdstukken is er een formatieve toets. De methode besluit met een gespreksvaardigheidsassessment. De docentenhandleiding bevat didactische aanwijzingen, antwoorden, de toetsen en het assessment.
Auteur(s): Fros van der Maden
Uitgever: Edutekst
Jaar van uitgave: 2018
ISBN: 9789082325393
7. NT2 Spraak College
Het NT2 Spraak College is een online platform met uitspraaklessen die zijn opgebouwd volgens het 6-stappenplan van NT2Spraak: snappen, voelen, zien, horen, oefenen en doen. Je krijgt in elke les duidelijke uitleg over de beweging van je mond, klemtoon en intonatie, de verschillen tussen schrijven en spreken, luister- en uitspraakoefeningen en tips om het geleerde toe te passen. Duidelijk spreken leer je niet uit een boek!
Inhoud van de modules
De modules in het NT2Spraak College worden stap voor stap ontwikkeld: 5 modules in totaal. Elke module bevat 5 losse lessen plus een bonusles over hetzelfde thema. Het NT2Spraak College bevat dus uiteindelijk 30 lessen in 5 thema’s!
1. Klinkers – beschikbaar
2. Nadruk/Klemtoon – beschikbaar
Volgt nog:
3. Medeklinkers
4. Intonatie
5. Vloeiend spreken
Tarieven
Als je een les hebt aangeschaft kun je hem onbeperkt bekijken. En dat is mooi, want hoe vaker je oefent, hoe beter je uitspraak wordt! Een losse uitspraakles: €5,00, Themamodule: €25,00
Auteur(s): Marieke Goedegebure
Uitgever: NT2Spraak
Jaar van uitgave: 2018
8. Geregeld spreken
Meer tijd voor actief spreken in de les en toch de Nederlandse grammatica inslijpen bij uw (laagopgeleide) cursisten? In de gloednieuwe spreekmethode Geregeld spreken worden de basisregels van de Nederlandse taal uitgelegd en ingeoefend door middel van doelgerichte spreekoefeningen. Met deze methode leren cursisten stapsgewijs hoe ze grammaticale regels toepassen in het dagelijks leven.Geregeld spreken is een klassikale spreekmethode, die te gebruiken is naast iedere totaalmethode. Bovendien is elke les op ieder gewenst moment los in te zetten: u kunt als docent dus eenvoudig selecteren op onderwerpen waar uw cursisten behoefte aan hebben.
Elke les bestaat uit vier onderdelen:
Stap 1: Begrijpen. De docent geeft voorbeelden, regels en instructie; cursisten zeggen na. Hier wordt ook de 123-methode toegepast.
Stap 2: Oefenen. De cursist gaat aan de slag met praatplaten en oefeningen, en gaat van geleide naar minder geleide opdrachten.
Stap 3: Doen. Als de informatie voldoende begrepen wordt en er genoeg geoefend is, krijgen de cursisten vrijere oefeningen waarin ze het geleerde moeten gaan toepassen.
Stap 4: Herhalen. Iedere les wordt er een aantal oefeningen als huiswerk opgegeven om thuis alles nog een keer te herhalen en de nodige kilometers te maken.
Auteur(s): Ditte Oost en Monique Schoorl
Uitgever: Boom Uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2018
ISBN: 9789024422012
9. NT2 cahier buitenschools leren
Het cahier biedt de docent doelgerichte oefeningen, met bijbehorende formulieren, die de cursisten uitnodigen en motiveren om buiten de taalles het Nederlands te gebruiken. Het cahier bevat tevens richtlijnen voor het voorbereiden van een goede spreekles, behandelt het omgaan met spreekangst en leert u hoe u als docent feedback geeft op spreekvaardigheid.
Auteur(s): Margreet Verboog
Uitgever: Boom Uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2018
ISBN: 9789024407323
10. Beter Nederlands spreken
In Beter Nederlands spreken werkt de cursist in zeven thematische hoofdstukken structureel aan zijn spreekvaardigheid. Woordenschat, grammatica en uitspraak komen in ieder hoofdstuk aan bod. De meeste instructies en oefeningen worden zowel in tekst als in audio aangeboden. Ook is er een uitgebreide docentenhandleiding. Op de website kan de cursist aanvullende uitspraakoefeningen doen voor klanken, klemtoon en intonatie.
Auteur(s): Marilene Gathier en Marieke Goedegebure
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2016
ISBN: 9789046905005
11. Muiswerk
Muiswerkprogramma’s zijn online taal- en rekenprogramma’s, die docenten helpen om leerlingen op hun eigen niveau te laten werken: gepersonaliseerd leren. De software zit vol zaken die de leerling uitdagen, volgen, helpen, motiveren en ontwikkelen. Dit maakt de programma’s geschikt voor onderwijs in klassen met grote niveauverschillen, zoals ISK’s. Muiswerk kiest voor elk NT2-niveau automatisch de juiste oefenmodules: een leerplan op maat. De docent kan dat leerplan eventueel zelf aanpassen door oefenmodules aan- en uitzetten en door referentieniveaus omhoog of omlaag te brengen. U maakt uw eigen leerplan.
Uitgever: Muiswerk
Jaar van uitgave: 2016
12. NT2taalmenu.nl
Een gratis website, gemaakt door docenten NT2. Er zijn voor alle onderdelen NT2 van A1 tot B2 oefeningen.
Auteur(s): René den Nijs, Ed Kniesmeijer en Frans Snik (hoofdredactie)
Uitgever: NT2taalmenu
Jaar van uitgave: 2016
13. Taalraps
Met Taalraps kun je actief aan de slag met een van de lastigste aspecten van het leren van een nieuwe taal: het oefenen van een natuurlijke spreektaal met een juist accentgebruik.Taalraps zijn ritmisch begeleide ‘riedels’ of ‘raps’ waarbij het ritme helpt bij het leren van het natuurlijke patroon van accentuering in het Nederlands.
Er zijn eenvoudige en meer gecompliceerde taalraps zodat zowel beginners als gevorderden hun uitspraak in het Nederlands kunnen verbeteren. Het rappen is een aanstekelijke werkvorm voor in de klas, maar de raps zijn ook heel geschikt om individueel mee te werken.
Auteur(s): Margreet Verboog & Lieske Adèr
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2016
ISBN: 9789058755445
14. Welkom in Nederland
In Welkom in Nederland maken anderstaligen kennis met de Nederlandse maatschappij en kunnen ze zich voorbereiden op het onderdeel ‘Kennis van de Nederlandse maatschappij’ (KNM) van het inburgeringsexamen. Ook wordt er geoefend voor de onderdelen Lezen, Luisteren, Spreken en Schrijven van het Inburgeringsexamen op niveau A2. Welkom in Nederland is een duidelijke, laagdrempelige methode, die zowel individueel als in groepsverband kan worden ingezet.
Welkom in Nederland is een praktische methode die in 10 hoofdstukken het complete scala aan KNM-onderwerpen behandelt, waaronder: Wonen, Gezondheidszorg, Opvoeding, Onderwijs, Werken en Geschiedenis. Maar ook taalvaardigheid wordt getraind: woordkennis, gespreksvragen en tekstbegrip. Op de bijbehorende website staan interactieve oefeningen voor het inburgeringsexamen, antwoorden en filmpjes bij de thema’s van de hoofdstukken. Ook vinden de gebruikers daar uitgebreide woordenlijsten in vier talen (Nederlands, Engels, Turks en Modern Standaard Arabisch).
Auteur(s): Marilene Gathier
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2015
ISBN: 9789046904886
15. Werk en taal
Studenten kunnen de lesstof gelijk toepassen op hun werk, tijdens hun taalstage of in hun praktijklessen en andersom: taalmoeilijkheden die ze in de praktijk tegenkomen worden in de lessen gelijk aan de kaak gesteld. Met Werk en taal leren studenten precies dat wat ze nodig hebben om in hun specifieke stage- of werksituatie goed te kunnen functioneren.
In rollenspellen breiden studenten hun woordenschat uit en met ‘Wat zeg je-oefeningen’ trainen studenten veelvoorkomende taalsituaties op het werk. De lesstof komt rechtstreeks uit de praktijk en is veelal gebaseerd op feedback van eerdere studenten. Daarnaast is er een zeer uitgebreide docentenhandleiding beschikbaar.
Auteur(s): Nelleke Koot
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2015
ISBN: 9789046904329
16. Taalriedels
Een cursus spreekvaardigheid NT2. Aan de hand van een geluidscassette oefen je het vloeiend gebruiken van alledaagse uitdrukkingen. De cassette bevat 40 korte dialogen die gaan over thema’s als begroeten, gesprekken voeren, afscheid nemen, weggaan en feliciteren. Routineformuleringen leren en op het juiste moment gebruiken, met de goede uitspraak, intonatie en het juiste ritme. Ook is er aandacht voor de culturele aspecten van de uitdrukkingen. Voor alle taalniveaus geschikt.
Op dit moment niet verkrijgbaar, kijk evt. bij sites voor 2e hands boeken.
Auteur(s): Jeanine Deen en Chris van Veen
Uitgever: Boom
Jaar van uitgave: 2014
ISBN: 9789089533272
17. Beeldtaal
‘In alle talen zwijgen’ of ‘geen blad voor de mond nemen’? Voor gevorderde cursisten en (anderstalige) leerlingen in het voortgezet onderwijs is er Beeldtaal. De auteur van Klare taal! en Eenvoudige basisgrammatica NT2 laat cursisten in Beeldtaal uitgebreid kennis maken met Nederlandse uitdrukkingen. Er is veel aandacht voor beeldspraak dat teruggaat op beelden van vroeger en de betekenis van allerlei uitdrukkingen wordt helder uitgelegd.
Auteur(s): Jenny van der Toorn-Schutte
Uitgever: Boom Uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2012
ISBN: 9789053527122
18. Taaltempo Nederlands
Training gespreksvaardigheid. Je leert steeds sneller een antwoord te geven op vragen, waardoor je in korte tijd je gespreksvaardigheid kunt verbeteren. Het niveau wordt geleidelijk opgevoerd van A1 naar B2, waarbij het voorafgaande steeds wordt herhaald. Taaltempo Nederlands sluit aan bij de meest gangbare NT2-lesmethodes en kan zowel klassikaal als voor zelfstudie gebruikt worden. Thuis kun je (hardop) trainen en je eigen ritme geleidelijk opvoeren: ieder leert in zijn eigen (taal)tempo. Bij het boek is ook een docentenhandleiding.
Auteur(s): Pauline Kuiper-Jong
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2011
ISBN: 9789046902813
19. Uitspraaktrainer in de les
Uitspraaktrainer in de les is een docentenboek met oefenmateriaal voor cursisten. Het grootste deel van het boek bestaat uit gedetailleerd uitgewerkte oefeningen voor zowel beginners als gevorderden, van laagopgeleid tot hoogopgeleid. De docent kan deze oefeningen meteen gebruiken in de les, dankzij de kant-en-klare werkbladen en het bijbehorende geluidsmateriaal. Behalve de oefeningen biedt het boek de docent inzicht in het belang van uitspraaktraining, helpt het bij de analyse van uitspraakproblemen en geeft het achtergrondinformatie over de uitspraak van het Nederlands.
Auteur(s): Vita Olijhoek, Ruud Stumpel, Chris van Veen en Hinke van Kampen
Uitgever: Boom Uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2011
ISBN: 9789085067436
20. Oren in de knoop
Is ontwikkeld om gevarieerd en op maat de auditieve vaardigheden te stimuleren. Een gevarieerde databank van stimulerende oefenvormen die individueel, groepsgewijs en/of klassikaal kunnen worden uitgevoerd. Door middel van een instaptoets en een evaluatietoets wordt duidelijk waar hiaten zitten in de auditieve vaardigheden van een leerling. Er is een opbouw van klanken naar woorden, naar zinnen gemaakt met aandacht voor auditieve discriminatie, analyse, synthese en prosodie. Iedere NT2 docent kan hiermee aan de slag! Bovendien is het een uitstekend middel om taalbeleid meer vorm te geven binnen de gehele school. Het totale pakket bestaat uit vier dozen en een map. Alles in de dozen is geplastificeerd en gesneden.
Auteur(s): VOAT ROC Eindhoven
Uitgever: LOWAN-vo
Jaar van uitgave: 2010
21. Nederlands in beeld
Deze methode vult het bekende gat tussen een alfabetiseringsmethode en een reguliere NT2-methode voor laagopgeleiden. De woordenschat wordt opgebouwd met behulp van beelden in kleur. Stap voor stap worden de beelden woorden, de woorden zinnen en de zinnen teksten. De cursus bestaat uit een boek en een online versie die samen vierhonderd kleurenfoto’s bevatten, verdeeld over achttien lessen. In iedere les worden een aantal korte teksten met oefeningen behandeld over bekende voorwerpen en alledaagse situaties. De opgedane kennis kan dus meteen worden toegepast in de praktijk. De onderwerpen van de teksten zijn echte ‘ijsbrekers’, die cursisten uitnodigen om deel te nemen aan een groepsdiscussie. Bij aanschaf van Nederlands in beeld ontvangen cursisten een login voor de digitale leeromgeving in NT2 SCHOOL. Hier kunnen ze zelfstandig oefenen met aanklikbare teksten en het interactieve audioprogramma. Zo is er de dialoogtrainer, waarbij de cursist open vragen beantwoordt en de computer feedback geeft op de inhoud en de uitspraak.
Auteur(s): Bondi Sciarone
Uitgever: Boom
Jaar van uitgave: 2009
ISBN: 9789085067214
22. Leren spreken
Leren spreken geeft de aanzet voor een systematische organisatie van spreeklessen. In de eerste hoofdstukken wordt ingegaan op de eisen waaraan spreekonderwijs moet voldoen, de vaardigheden die nodig zijn bij het spreken en het niveau van de spreektaal. Vervolgens staat de lespraktijk centraal: de praktische invulling van de spreekles, het geven van feedback en het oefenen in praktijksituaties. De werkvormen die erin voorkomen, kunnen ook gebruikt worden voor leerlingen vanaf twaalf jaar. Tot slot bevat dit boek een ruim aanbod aan spreekoefeningen, spreektaken en werkbladen.
Auteur(s): Margreet Verboog
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2009
ISBN: 9789046901649
23. ABC-doe je mee?
Basiscursus Nederlands voor beginners en laag-opgeleide anderstaligen. NT2-methode voor gealfabetiseerde anderstaligen die nog geen voorkennis van het Nederlands hebben. Aan de hand van liedjes wordt de luistervaardigheid getraind. De cursus is speciaal ontwikkeld met aandacht voor de eisen die worden gesteld aan aspirant inburgeraars die in het buitenland de inburgeringstoets moeten afleggen. Bevat geen lastige grammaticale uitleg; de taalregels worden door middel van eenvoudige oefeningen getoond en stap voor stap aangeboden.
Auteur(s): Ria van der Knaap
Uitgever: Vandorp
Jaar van uitgave: 2008
24. TPRS
In 2007 heeft Alike Last van Taalleermethoden.nl TPRS naar Nederland gehaald, omdat zij de kracht van deze methode inzag en graag het plezier van taal leren via TPRS en TPR wilde delen met zoveel mogelijk collega taaldocenten en hun leerlingen en cursisten en studenten. TPRS = Teaching Proficiency through Reading and Storytelling = een taal doceren vanuit verhalen en lezen. Geboden wordt: lesmaterialen, trainingen, didactiek etc.
Auteur(s): Alike Last
Uitgever: Taalleermethoden.nl
Jaar van uitgave: 2007
25. TaalCompleet Praat je mee?
TaalCompleet Praat je mee? is dé methode waarmee je jouw cursisten helpt toewerken naar de doelstellingen van de Z-route*. In Praat je mee? ligt de nadruk op het activeren, participeren en de zelfredzaamheid van de cursist. Hierbij wordt géén gebruik gemaakt van het schrift. Met deze activerende, blended-learning methode werk je aan:
- spreekvaardigheid van niveau 0 naar A1
- luistervaardigheid van niveau 0 naar A1
- woordenschat van niveau 0 naar A1
Hierbij ligt de nadruk op functionele taalhandelingen die direct na iedere les geoefend kunnen worden in de praktijk.
TaalCompleet Praat je mee? is geschikt voor de volgende doelgroepen:
- analfabete anderstaligen, maar ook voor:
- gealfabetiseerde cursisten die extra willen oefenen met spreken, luisteren en woordenschat naast een algemene taalverwervingsmethode
Praat je mee? bestaat uit:
Voor de docent:
- ruim 150 video’s als basis voor iedere les
- algemene docentenhandleiding
- docentenhandleiding per thema, als basis van de methode, met uitgewerkte lesopbouw voor iedere les
- digitale leeromgeving met daarin naast video’s ook taalbeats en liedjes, audiofragmenten, werkbladen en voortgangsformulieren
- kaartenbox met daarin 1250 beeld- en opdrachtenkaarten
Voor de cursist:
- full-colour werkboek met inlogcode voor de e-learning
- e-learning met daarin álle video’s, taalbeats, liedjes en opdrachten
Praat je mee? biedt verder:
- veel mogelijkheden om te differentiëren dankzij leerdoelen op drie niveaus
- heel veel activerende lesideeën
- praktijkopdrachten
- impliciete aandacht voor grammatica
- een methode die cursisten enthousiasmeert!
Auteur(s): Marieta Plattel en Wieke Meester
Uitgever: Kleurrijker
Jaar van uitgave: 2020
ISBN: 9789490807351
26. Zeg ’t eens
Jongeren hebben een ander taalgebruik dan volwassenen, daarom is er een methode speciaal gemaakt voor hen. Zeg 't eens is een communicatieve en functionele methode Nederlands als tweede taal voor leerlingen van tien jaar en ouder. De methode kan zowel in groepsverband als bij zelfstudie of remedial teaching worden gebruikt. Met dit product heeft u ook 2 jaar toegang tot de online dienst met het lesmateriaal.
De methode omvat een tekst- en werkboek ineen met 18 lessen. Elk hoofdstuk heeft een in de belevingswereld van kinderen en tieners herkenbaar en relevant thema. De lessen hebben een duidelijke structuur met een dialoog, korte, prikkelende tekstjes, oefeningen en functionele spelletjes. De methode heeft een overzichtelijke opmaak met veel illustraties en bevat woordenlijsten in het Engels, Frans, Spaans, Turks en Arabisch.
0 > A1. Na afronding van het boek kan de leerling, ongeacht zijn of haar moedertaal, Nederlands spreken met gebruik van correcte grammaticale structuren en een brede woordenschat. Voor leerlingen die na enkele jaren studie van het Nederlands willen deelnemen aan een NT2-examen, legt Zeg 't eens een uitstekende basis, aangezien alle benodigde thema's en vocabulaire voor een dergelijk examen bevat.
Met Zeg 't eens kunnen kinderen van tien jaar en ouder Nederlands leren. Zeg 't eens is zowel in groepsverband te gebruiken als één op één, bijvoorbeeld tijdens remedial teaching-lessen.
Auteur(s): Miranda Middag
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2020
ISBN: 9789085064763
27. Anders nog iets?
Door muziek kun je op een aangename manier iets van een taal leren. Een heleboel woorden, structuren, uitdrukkingen en intonatiepatronen worden met behulp van liedjes makkelijk, bijna onmerkbaar in het gehoor en het taalgebruik van een taalleerder ingeslepen. Janjaap de Vries schreef speciaal voor zijn anderstalige leerlingen liedjes in eenvoudig Nederlands. Hij zorgde ervoor dat de melodie van de liedjes makkelijk mee te zingen is en dat nuttige zinnen, taalfuncties en woorden vaak herhaald worden. Naast typische NT2-onderwerpen als kennismaken, de familie, het weer en de weg vragen, zijn er ook liedjes gebaseerd op ervaringen en onderwerpen aangedragen door cursisten zelf, zoals Alles is hier anders en Hoe voel jij je vandaag? Anders nog iets? is te gebruiken naast iedere NT2-methode, als aangename afwisseling in de NT2-les. In dit boek vindt u alle liedteksten voorzien van gevarieerde speelse oefeningen, met wisselende moeilijkheidsgraad. Deze editie is aangevuld met een uitgebreide inleiding over muziek in de taalles, speciaal voor docenten, geschreven door Helga van Loo. De liedjes en oefeningen uit Anders nog iets? zijn geschikt voor beginnende leerders, jong en oud, laag- en hoogopgeleid, maar ook voor de meer gevorderde leerders.
Auteur(s): JanJaap de Vries, Helga van Loo
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2004
ISBN: 9789085060154
28. App SpreekBeter
SpreekBeter bevat 25 series oefeningen waarmee u uw individuele uitspraakproblemen kunt oefenen en verbeteren. De eerste drie apps zijn gratis: wisselend woordaccent, EE-E en G-K. De andere apps kunt u apart bestellen, afhankelijk van de oefeningen die u nodig heeft. Er zijn vier categorieën: Melodische aspecten: klemtoon, zinsaccent, intonatie en spreektaal, Medeklinkers, Medeklinkercombinaties en Klinkers. Alle series oefeningen zijn opgebouwd uit vier stappen:
- Het leren horen van klank, klemtoon, zinsaccent, ritme of intonatie.
- Oefenen met het leren herkennen van klank, klemtoon, zinsaccent, ritme of intonatie.
- Luisteren, naspreken en vergelijken met het voorbeeld.
- Gebruiken in het (spontaan) beantwoorden van vragen.
Auteur(s): Margreet Verboog, Lieske Adèr
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
ISBN: 9789089533388
29. Taalpingpong
Met Taalpingpong kan iedere anderstalige, van inburgeraar tot expat, oefenen met het stellen van vragen en het geven van antwoord in het Nederlands. Heel veel vragen en antwoorden die in uiteenlopende situaties gesteld kunnen worden, worden hierin geoefend. En er moet veel worden geoefend! Het gebruiken van allerlei grammaticale constructies moet een automatisme worden. Een taalleerder moet over de inhoud van een antwoord nadenken en niet over de vorm. Het boekje behandelt alledaagse praktijksituaties binnen Burgerschap, OGO en Werk en geeft daarbinnen (in een context!) talloze vragen en antwoorden. De cursist verhoogt hiermee zijn spreeksnelheid, leert grammaticale constructies snel te hanteren en traint meteen zijn taalvaardigheid binnen cruciale praktijksituaties die nodig zijn voor het inburgeringsexamen. De grammatica in de vragen en antwoorden kent een oplopende moeilijkheidsgraad. In het boekje zit een code waarmee je toegang krijgt tot het online oefenprogramma. Hier kunt u onder andere het tempo instellen, waardoor de reactiesnelheid nog beter kan worden getraind. Met dit product heeft u 1 jaar toegang tot de online omgeving met het lesmateriaal. Deze training is geschikt voor mensen met niveau A1 tot A2. Voor hoogopgeleide expats kan Taalpingpong vanaf A0 gebruikt worden.
Auteur(s): Nicole van Schaijik
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave:2008
ISBN: 9789085065845
30. Spreekkaarten
Met de Spreekkaarten ontwikkelden ervaren docenten van Taal Doet Meer een speelse aanpak om beginnende taalleerders makkelijker, beter en meer te laten spreken. De kaarten bevatten een rijk taalaanbod, zijn zorgvuldig vormgegeven en zijn voorzien van heldere illustraties.
Functie en kenmerken van de Spreekkaarten:
- Gespreksopener: de kaarten inspireren om te praten over thema's die aansluiten bij de basiswoordenschat van de deelnemer;
- Taalaanbod: er worden thematisch nieuwe woorden en korte zinnen aangeboden;
- Klanksysteem: de kaarten hebben aandacht voor de Nederlandse klanken en lokken feedback op taalproductie uit;
- Picto's: de woorden, zinnen en thema's worden ondersteund door functionele illustraties;
- Werkvormen: op de achterkant van elke kaart worden suggesties gegeven hoe deze te gebruiken.
De Spreekkaarten bestaan uit zes setjes van vier spreekkaarten rond de volgende thema's: eten en drinken, lichaam en uiterlijk, kleur en kleding, huis en interieur, computer en gebruik, internet en e-mail. Geschikt voor laagopgeleide beginners, niveau Alfa / A1.
Auteur(s): Mariëlle van Rooij en Evelien Jansen
Uitgever: Boom uitgevers Amsterdam
Jaar van uitgave: 2019
ISBN: 9789058754639
31. Woord voor Woord
Mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. De docentenhandleiding en de transcripties van de lessen woord-woorden-zinnen zijn niet meer te verkrijgen, maar kun je hier downloaden. De lessen staan op YouTube.
Auteur(s): AlfaCollege
Uitgever: WoordvoorWoordAC / LOWAN
Jaar van uitgave:2013
32. Lowan Startpakket NT2
Deze spreeklessen geven steeds suggesties voor startopdrachten, spelletjes, spreekoefeningen, liedjes, praatplaten en een aanbeveling voor een taalrap, die passen bij de thema´s van het LOWAN-startpakket lessenserie NT2.
Auteur(s) en uitgever: LOWAN
33. Digi Taal
Digitale middelen kunnen een geweldige toevoeging zijn voor je taalles. Ze zorgen voor afwisseling in de klas, bevorderen de motivatie van je leerlingen en kunnen een goede aanvulling zijn op de huidige lesopzet. Bovendien staat het internet vol met leuke gratis tools. Maar hoe kun je die digitale middelen effectief gebruiken? Wat voor werkvormen verzin je er om heen?
Voor docenten die met deze vraag worstelen, is er nu DigiTaal. DigiTaal is een verzameling van vijftig kant-en-klare werkvormen voor de taalles. Ze zijn ingedeeld op ERK-niveau en bevatten meerdere voorbeelden voor uitbreiding naar een hoger taalniveau. Alle werkvormen in dit boek zijn gekoppeld aan een of meer intelligentiegebieden van Gardner, de verschillende 21e eeuwse vaardigheden en aan de taxonomie van Bloom. De werkvormen zijn inzetbaar bij elke moderne vreemde taal en NT2 en bieden mogelijkheden voor leerlingen met verschillende leerstijlen. Ze nodigen uit om taal te produceren in plaats van te reproduceren. Op de bijbehorende website staan de tools, hulpbronnen en een voorbeeld van Volledige Instructie.
Auteur(s): Masja Mesie, Guus Perry, Patricia Rose
Uitgever: Coutinho
Jaar van uitgave: 2017
ISBN: 97899046905517
34. Diglin
Nieuw verschenen bij Boom NT2: DigLin+, een digitale alfabetiserings- en taalverwervingsmethode voor anderstalige jongeren en volwassenen.
DigLin+ is opgebouwd uit verschillende oefenvormen, die gesorteerd zijn per vaardigheid. De oefeningen zijn uitdagend en hebben een opbouwende structuur: geleidelijk werkt de cursist van klanken, naar woorden, naar zinnen en korte teksten, daarbij ondersteund door beeld en geluid. In één schermbeeld zien zij alle facetten van een woord: een audiofragment van de uitspraak van het hele woord en van iedere klank van het woord afzonderlijk, de betekenis van het woord in de vorm van een plaatje, en de letters.
De gebruiksvriendelijkheid van DigLin+ wordt nog vergroot doordat de computer fungeert als een docent: cursisten worden niet alleen van input, maar ook van onmiddellijke feedback voorzien. De cursist krijgt binnen DigLin+ de vrijheid zelfstandig te werken en leren; de docent stimuleert en motiveert en ziet erop toe dat die vrijheid op de juiste manier gebruikt wordt, en biedt ondersteuning waar die nodig is.
Auteur(s): Jan van Deutekom en Ineke van de Craats
Uitgever: Boom
Jaar van uitgave: 2018
ISBN: 9789024419500
35. DISK
DISK is de nieuwe communicatieve en taakgerichte methode Nederlands voor anderstalige leerlingen in internationale schakelklassen (ISK). Bijzonder aan DISK is de mogelijkheid voor de docent om het leertraject op iedere leerling persoonlijk af te stemmen. De docent kan het lesmateriaal aan de hand van vier criteria op maat maken: niveau NT2, samenstelling klas/groep/individueel, 20 thema’s, lezen/schrijven/luisteren/spreken. Daarnaast is DISK een online platform waarop docenten materiaal kunnen ordenen, zelf materiaal kunnen toevoegen en de vorderingen van leerlingen kunnen volgen. Inclusief werkboek DISK taken en werkboek DISK woorden.
Auteur(s): VU-NT2
Uitgever: Boom
Jaar van uitgave: 2015
ISBN: 9789089535887
Spreekmateriaal voor starters
Aan het einde van het ISK-traject wordt van de leerlingen verwacht dat niveau A2 behaald is. Dat betekent dat leerlingen van Het Stormink ongeveer niveau A1 behaald moeten hebben om door te kunnen stromen naar de uitstroomgroep. In de startklas moet de leerling dus toewerken naar A1. Het Europees Referentiekader Talen stelt doelen voor spreken op verschillende niveaus: pre-A1, A1, A2, etc. De doelen van niveau pre-A1 komen ongeveer overeen met het einddoel voor de startklas. De doelen, zo ook die op niveau pre-A1, zijn verdeeld in verschillende deelvaardigheden (SLO, 2020):
Deelvaardigheid
|
Doel op niveau Pre-A1
|
Mondelinge productie in het algemeen
|
Kan korte frasen produceren over zichzelf om elementaire persoonlijke informatie te geven (bijvoorbeeld naam, adres, familie, nationaliteit).
|
Monoloog: ervaringen beschrijven
|
Kan zichzelf beschrijven (bijvoorbeeld naam, leeftijd, gezinssituatie) met eenvoudige woorden en standaarduitdrukkingen, mits hij of zij dit kan voorbereiden
|
Kan zeggen hoe hij of zij zich voelt door gebruik te maken van eenvoudige woorden zoals 'blij' of 'moe', ondersteund door lichaamstaal.
|
Mondelinge interactie in het algemeen
|
Kan vragen stellen en beantwoorden over zichzelf en dagelijkse routines, met behulp van korte standaarduitdrukkingen en gebruikmakend van gebaren om de informatie-uitwisseling te versterken.
|
Een gesprekspartner begrijpen
|
Kan eenvoudige vragen begrijpen die rechtstreeks over hem of haar gaan (bijvoorbeeld over naam, leeftijd en adres), als degene die de vraag stelt langzaam en duidelijk spreekt.
|
Kan eenvoudige persoonlijke informatie begrijpen (bijvoorbeeld naam, leeftijd, woonplaats, afkomst) als andere mensen zich voorstellen, mits deze mensen langzaam en duidelijk rechtstreeks tegen hem of haar praten, en kan vragen over deze onderwerpen begrijpen die aan hem of haar worden gesteld, hoewel de vragen misschien wel herhaald moeten worden.
|
Kan een aantal vertrouwde woorden begrijpen en essentiële informatie herkennen (bijvoorbeeld getallen, prijzen, data en dagen van de week), mits er zeer langzaam wordt gesproken en zo nodig wordt herhaald.
|
Conversatie
|
Kan enkele elementaire standaarduitdrukkingen begrijpen en gebruiken, zoals 'Ja', 'Nee', 'Pardon', 'Alstublieft', 'Bedankt', 'Nee, dank u', 'Sorry'.
|
Kan eenvoudige begroetingen herkennen.
|
Kan mensen begroeten, zeggen hoe hij/zij heet en op een eenvoudige manier afscheid nemen.
|
Goederen en diensten verkrijgen
|
Kan eenvoudige aankopen doen en/of eten en drinken bestellen als de gesproken taal kan worden ondersteund met wijzen of andere gebaren.
|
Informatie-uitwisseling
|
Kan mensen zijn of haar naam vertellen en andere mensen om hun naam vragen.
|
Kan eenvoudige getallen gebruiken en begrijpen in alledaagse gesprekken.
|
Kan vragen en vertellen welke dag, hoe laat en welke datum het is.
|
Kan een geboortedatum vragen en geven.
|
Kan een telefoonnummer vragen en geven.
|
Kan zijn of haar leeftijd noemen en andere mensen om hun leeftijd vragen.
|
Kan zeer eenvoudige vragen stellen om informatie te verkrijgen, zoals 'Wat is dit?', en antwoorden van een of twee woorden begrijpen.
|
Behalve het ERK is er ook nog het Raamwerk NT2. Het Raamwerk geeft per domein een verwacht beheersingsniveau met twee subvaardigheden bij Spreken en vier subvaardigheden bij Gesprekken Voeren. Deze subvaardigheden zijn uitgebreid met descriptoren en geven heldere informatie over wat de leerling moet kunnen om niveau A1 te behalen en dus om door te kunnen stromen naar een uitstroomgroep. Belangrijk om te onthouden is dat deze doelen gelden voor het einde van de fasegroep. Oftewel: de leerlingen hoeven deze doelen nog niet behaald te hebben, om door te kunnen stromen van de startklas naar een volgende fasegroep. Het is meer een richtlijn om naartoe te werken (Dalderop, Liemberg, & Teunisse, 2002):
Gesprekken voeren
Informele gesprekken
|
Kan zich voorstellen, kan groeten en afscheid nemen.
|
Kan mensen vragen hoe het met hen gaat en kan reageren op nieuws.
|
Zaken regelen
|
Kan mensen om dingen vragen en mensen dingen geven.
|
Kan omgaan met cijfers, hoeveelheden, kosten en tijd.
|
Informatie uitwisselen
|
Kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden, eenvoudige uitspraken doen op het gebied van directe behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen en op dergelijke uitspraken reageren.
|
Kan vragen stellen en beantwoorden over zichzelf en andere mensen.
|
Spreken
Monologen
|
Kan zichzelf beschrijven, kan beschrijven wat hij/zij doet en waar hij/zij woont.
|
Een publiek toespreken
|
Kan een zeer korte en vooraf geoefende mededeling voorlezen, bijvoorbeeld een toost uitbrengen, een spreker introduceren.
|
De doelen zoals die omschreven worden door het ERK zijn onderdeel van de doelen uit het Raamwerk, maar zijn specifieker omschreven. Voor het vergelijken van lesmateriaal is het daarom handiger om uit te gaan van de ERK-doelen.
In onderstaande tabel worden vier lesmethodes met elkaar vergeleken, die in de overzichtstabel van al het lesmateriaal als geschikt zijn aangekruist. De kenmerken voor vergelijking, zijn voortgekomen uit de literatuur of uit gesprekken met ervaren NT2-docenten.
Kenmerk
|
Lesmethode 1
Spreektaal
|
Lesmethode 2
ABC Doe je mee?
|
Lesmethode 3
Praat je mee?
|
Lesmethode 4
Zeg ’t eens!
|
1. In hoeverre komt deelvaardigheid 1 (woordenschat en idioom) aan bod?
|
Nieuwe woorden worden deductief aangeboden. Elk thema bevat een woordenlijst.
|
Er is een woordenlijst beschikbaar in 16 talen en een lijst met tegenstellingen Idioom is verwerkt in de liedteksten.
|
Zowel receptief als productief, in context. Los en in zinnetjes.
|
Aan het einde van een les is er een woordenlijstje. Er is ook een extra boekje met de ‘nieuwe woorden’ uit alle lessen.
|
2. In hoeverre komt deelvaardigheid
2 (verstaanbaarheid) aan bod?
|
Er wordt geoefend met de uitspraak van woorden en zinnen maar voor het oefenen van klanken wordt verwezen naar de Uitspraak-trainer.
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
3. In hoeverre komt deelvaardigheid 3 (stijl en register, beleefdheidsvormen) aan bod?
|
Impliciet, bij sommige thema’s.
|
Alleen impliciet, in de les over afspraken maken.
|
Impliciet, maar wel bij alle thema’s.
|
Impliciet, wel bij meerdere lessen.
|
4. In hoeverre komt deelvaardigheid 4 (routines, standaardzinnen en uitdrukkingen) aan bod?
|
In de taalriedel.
|
In de liedteksten en in de oefeningen daarbij.
|
Aan het einde van elk thema kan een leerling een gesprekje voeren mbv aangeleerd routines.
|
De methode is erg gericht op het aanleren van routines.
|
5. In hoeverre komt deelvaardigheid 5 (grammatica) aan bod?
|
Niet.
|
Alleen werkwoorden, overige grammatica wordt impliciet aangeleerd.
|
In bescheiden mate, grotendeels impliciet. Is gericht op betekenis. Wel een overzicht van opgenomen in de handleiding.
|
Elke les bevat een oefening over werkwoorden.
|
6. In hoeverre komt deelvaardigheid 6 (sociaal-culturele kennis) aan bod?
|
Er worden cultureel-gebonden routines aangeleerd (bv. ziekmelden in NL)
|
Niet.
|
In meerdere lessen is expliciet aandacht voor cultuur, aangegeven dm een icoontje (bloem).
|
Het boek bevat zes teksten met informatie over de Nederlandse cultuur, maar niet relevante dingen mbt spreken.
|
7. In hoeverre komt deelvaardigheid 7 (non-verbale communicatie) aan bod?
|
Niet.
|
Niet.
|
Er worden handbewegingen getoond in de woordbeelden en de video’s.
|
Niet.
|
8. In hoeverre komt deelvaardigheid 8 (tempo en vloeiendheid) aan bod?
|
De docent kan dit inbouwen bij de na-zeg-oefeningen.
|
Niet.
|
De docent kan dit zelf inbouwen bij de inslijpoefening.
|
Niet.
|
9. In hoeverre komt deelvaardigheid 9 (compensatiestrategieën) aan bod?
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
10. In hoeverre komt deelvaardigheid 10 (structuur aanbrengen in langere spreektaken) aan bod?
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
11. In hoeverre worden taalhandelingen (bv. groeten, vragen of bedanken) benoemd?
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
12. Is er sprake van interactieve en/of geplande scaffolding?
|
Ja, geplande scaffolding, ingebouwd in de oefeningen.
|
Het niveau loopt op in de lessen, maar de verhouding oefeningen daarbij blijft gelijk.
|
Ja, de opdrachten lopen op in moeilijkheid, met steeds meer inbreng vanuit de leerling.
|
Nee, de docent moet dat er zelf in verwerken.
|
13. In hoeverre worden er tips gegeven voor correctie / het geven van feedback? Zijn er toetsen?
|
Er zijn geen toetsen. Docent moet zelf feedback geven. De handleiding bevat geen tips.
|
Geen toetsen, er is wel een hoofdstuk met antwoorden van de opdrachten. De handleiding bevat geen tips.
|
Geen toetsen. De handleiding geeft tips voor feedback en raadt aan een trotsmap aan te leggen ipv een toets. Ook is er een voortgangs-formulier.
|
Na elke 3 lessen is er een meerkeuze- toets gericht op woordenschat. Ggeen tips voor correctie of feedback.
|
14. Wordt de leerstof herhaald?
|
Een woordenlijst aan het einde van een thema.
|
In de terugblik-fase van de les, evt mbv de taalkaart.
|
Impliciet: alle leerstof komt aan bod in de afsluitende opdracht.
|
Elke les bevat (aan het einde) een overzicht van de nieuwe stof.
|
15. Worden nieuwe woorden in context aangeboden?
|
Ja, gekoppeld aan het thema.
|
Ja, gekoppeld aan het thema.
|
Ja, gekoppeld aan het thema.
|
Nee, context wordt regelmatig niet geschetst.
|
16. In hoeverre wordt er interactief gewerkt?
|
Heel erg. De leerlingen praten veel met elkaar, zijn actief.
|
De leerling zou dit boek zelfstandig kunnen doorwerken.
|
De leerlingen praten veel met elkaar.
|
De leerlingen spreken amper met elkaar, ze schrijven vooral.
|
17. In hoeverre wordt er taalsteun geboden?
|
Niet.
|
Niet. Woorden worden niet uitgelegd.
|
In de handleiding staat hierover uitleg voor de docent, bij elke oefening.
|
Niet.
|
18. In hoeverre wordt er aandacht besteed aan spreekangst?
|
De handleiding geeft aan dat het gaat om het stimuleren van praten, durven en om zelf-vertrouwen.
|
Niet.
|
Niet.
|
Niet.
|
19. Wordt er thematisch gewerkt? Zijn die thema’s gericht op jongeren?
|
15 thema’s, meer voor volwassenen / ouders.
|
16 thema’s, voor jongeren maar wel kinderlijk
|
Ja, 10 thema’s: 9 voor jongeren, 1 voor volwassen.
|
Ja, 18 thema’s geschikt voor jongeren.
|
20. Zijn de lessen opgebouwd volgens het VUT- en/of ABCD-model?
|
De T-fase ontbreek, maar de oefeningen lopen van aanbod, via verwerking en communicatie naar een slotopdracht. Redelijk ABCD.
|
Er is geen terugblik, dus geen T-fase, dus geen VUT en er is geen vrije productie, dus geen D-fase, dus geen ABCD.
|
Ja, zowel VUT als ABCD. In de handleiding staat een uitleg.
|
De T-fase ontbreekt en de oefeningen lopen wel op in moeilijkheids-graad, maar niet volgens het ABCD-model.
|
21. Wordt er aandacht besteed aan cultuurdiversiteit?
|
ja, er komen verschillende culturen aan bod.
|
Nee, alleen de Nederlandse cultuur komt aan bod.
|
Het beeldmateriaal bevat verschillende culturen.
|
Nee, alleen de Nederlandse cultuur komt aan bod.
|
22. Zijn de werkvormen erop gericht dat alle leerlingen actief zijn?
|
Ja, iedereen moet meedoen, rondlopen, praten.
|
Nee, daar wordt geen extra aandacht aan besteed.
|
Ja! De lesideeën zijn heel actief.
|
Wel in schrijven, niet in spreken.
|
23. Biedt de handleiding voldoende handvatten voor de docent?
|
Er is een instructie voor elke oefening, suggesties voor extra oefeningen en algemene tips.
|
Er is een voorwoord van twee A4 met wat algemene uitleg.
|
De algemene handleiding is 50 a4 en daarnaast per thema zo’n 60 a4 aan lesideeën: zeer uitgebreid!
|
Er is geen handleiding voor de docent beschikbaar.
|
24. Zijn er bij de werkvormen of oefeningen andere vaardigheden nodig, zoals lezen en schrijven?
|
Amper. Docent kan de vragen voorlezen, leerlingen wijzen aan, tikken, of praten.
|
Veel lezen en schrijven. Het werkboek is relatief dik. Het niveau daarvan is wel passend.
|
Weinig. Alleen aanwijzen of aankruisen. In het werkboek staat amper tekst.
|
Ja, heel veel lezen en schrijven. Al vrij snel teksten boven niveau A1.
|
25. Hoeveel van de achttien leerdoelen uit het ERK worden behandeld?
|
Lijkt allemaal, is wat moeilijker te achterhalen.
|
Anders: dit boek werkt toe naar Toets Gesproken Nederlands op niveau A1-min.
|
Alle 18!
|
Alle 18!
|
26. Is het haalbaar dat leerlingen 80% aan het woord zijn en de docent 20%?
|
Nee, het zal ongeveer gelijk zijn. De leerlingen moeten veel luisteren naar fragmenten en praten met de docent.
|
Nee, de leerlingen zullen vooral aan het luisteren en schrijven zijn.
|
Ja, al zal de docent wel moeten waken voor het geven van te uitgebreide instructie.
|
Nee, de docent zal veel uitleg moeten geven en veel oefeningen zijn niet gericht op spreken, maar op lezen en schrijven.
|
27. Is er ruimte voor humor?
|
De werkvormen zijn daar niet op gericht.
|
Dat moet de docent er dan zelf inbouwen. De thema’s en liedteksten zijn niet per se grappig.
|
De handleiding geeft ideeën voor grappige werkvormen en spelletjes.
|
Het boek bevat veel grappige plaatjes. De opdrachten zijn inhoudelijk niet per se grappig.
|
28. Biedt de methode ruimte om in te spelen op de actualiteit?
|
Ja, de thema’s kunnen in willekeurige volgorde ingezet worden.
|
Omdat de thema’s oplopen in moeilijkheid is het lastig om ze op een andere volgorde te doen.
|
Ja, elk thema bevat oefeningen op drie niveaus en de thema’s hoeven dus niet op volgorde aangeboden te worden.
|
Omdat de thema’s oplopen in moeilijkheid is het lastig om ze op een andere volgorde te doen.
|
Een uurtje spreekles
Bij veel ISK's staat voor één uur (of meer) per week 'spreken' op het lesrooster. Tijdens dit lesuur dient er gericht aan het verbeteren van de spreekvaardigheid te worden gewerkt. Wat de docent tijdens dit lesuur moet doen, is soms niet duidelijk. Gebruikmaken van een gestructureerde lesmethode kan dan helpend zijn. Uit het schema waarin vier methodes met elkaar vergeleken worden, blijkt dat de lesmethode 'Praat je mee?' veel handvatten biedt voor de docent. De lesmethode is geschreven naar aanleiding van de streefdoelen NT2 en is daarmee passend bij het curriculum NT2.
In het Europees referentiekader (Het ERK-model, 2020) worden zes taalniveaus beschreven, waarmee de mate van taalvaardigheid vastgesteld kan worden. Voor het (regulier) taalonderwijs in Nederland zijn deze zes taalniveaus omgezet naar vier referentiekaders. Op de ISK worden echter de taalniveaus gehanteerd. Voor NT2-leerders is het Raamwerk NT2 samengesteld (Dalderop, Liemberg, & Teunisse, 2002) en daarbij zijn streefdoelen NT2 opgesteld. Op de ISK binnen het voortgezet onderwijs zijn er streefdoelen voor vier verschillende niveaus (routes): alfabetisering en route 1, 2 en 3. De routes zijn doorstroom- of uitstroomroutes naar het reguliere vo, het mbo of de vavo. De streefdoelen richten zich op vijf gebieden: luisteren, lezen, schrijven, spreken en gesprekken voeren. Voor alle ISK-niveaus geldt ‘op weg naar A2’ als het minimale streefdoel voor alle gebieden. Deze streefdoelen kunnen beschouwd worden als een curriculum. Het curriculum richt zich op de inhoud van het onderwijs, het geeft inzicht in wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het einde van een bepaald onderwijstraject. In een leerlijn wordt hier dieper op ingegaan. Zo kan een leerlijn lesvoorbeelden geven, onderwijsprogramma’s of een lessentabel schetsen, tips geven met betrekking tot de didactische aanpak en/of toetsing en verwijzen naar mogelijk geschikt lesmateriaal. Bij een hoger niveau geldt uiteraard een hoger streefdoel. Het curriculum en de leerlijn per niveau bieden docenten houvast: ze weten wat er in de les behandeld moet worden (LOWAN, 2021). Bij het spreekonderwijs dat ik verzorg, mis ik de informatie uit het curriculum. Het is mij (en mijn collega’s) niet duidelijk wat de streefdoelen zijn voor de leerlingen in de startklas. Van de meeste leerlingen is de route nog niet vastgesteld. Er zitten daardoor leerlingen met verschillende niveaus in één groep. Ook weten we niet goed welk taalniveau er verwacht wordt bij het doorstromen naar een volgende klas. We maken als team geen gebruik van het curriculum, terwijl dat juist heel helpend kan zijn.
Een andere kant van de taalniveaus en het curriculum is dat leerlingen soms minder kansen krijgen doordat ze niet op het juiste moment over een bepaald taalniveau beschikken. Elk kind heeft zijn eigen unieke vaardigheden en zwaktes en die zijn niet te vangen in een uniform niveau waar je op of onder kunt zitten (van Gelderen, 2016). Voor die leerlingen zou het goed zijn als de taalniveaus vervallen.
Lesmethode
Een suggestie voor een lesmethode voor het 'uurtje spreken' is 'Praat je mee?'. De methode is onderdeel van TaalCompleet en afkomstig van uitgeverij Kleurrijker.
Voordelen van deze methode zijn dat er een zeer uitgebreide handleiding beschikbaar is, met veel tips voor de docent en dat er bij deze methode amper andere vaardigheden nodig zijn. De methode zou ook geschikt zijn voor de klas met analfabete leerlingen, omdat kunnen lezen en schrijven niet vereist is. Daarnaast worden binnen alle thema’s de opdrachten op meerdere niveaus aangeboden, waardoor differentiëren een optie is. Leerlingen die later binnenstromen, kunnen gewoon met de les mee doen. Zij maken dan de makkelijkere oefeningen. De thema’s kunnen door elkaar ingezet worden, waardoor het mogelijk is om ze te koppelen aan de actualiteit. De leerdoelen zijn opgebouwd volgens het Raamwerk NT2 en de lessen volgens het VUT-model en ABCD-model.
Nadelen aan deze methode zijn dat er weinig aandacht wordt besteed aan durven spreken en het voorkomen of bestrijden van spreekangst. Dit wordt in de handleiding namelijk niet expliciet genoemd. Het is daarom van belang dat de docent daar zelf nog aan denkt bij het ontwerpen en geven van de lessen. Hetzelfde geldt voor het letten op uitspraak (onderverdeeld in verstaanbaarheid, vloeiendheid en spreektempo), compensatiestrategieën. Het inzetten van de methode ‘Praat je mee?’ zou daarom uitgebreid kunnen worden met bijvoorbeeld de applicatie ‘SpreekBeter’ en een aanvullende handleiding voor de docenten, waar wordt ingegaan op spreekangst.
Spreekangst
Het is een veelvoorkomend probleem in het NT2-onderwijs dat leerlingen angst hebben om te spreken, zo bleek uit een uitgebreide literatuurstudie van Young (1991) over spreekangst in de klas. Young koppelt deze spreekangst vervolgens aan het gebrek aan vertrouwen in het eigen kunnen (self-efficacy). Leerlingen met een lage self-efficacy zijn namelijk bang om fouten te maken en hierdoor ook bang om te spreken. De oorzaak daarvan is dat leerlingen vaak de misvatting hebben dat het bij spreekvaardigheid draait om de grammaticale correctheid van de taaluiting (accuracy) en vergeten hierbij dat het om een communicatieve vaardigheid gaat (Cole, 1970). De hieraan gekoppelde angst om fouten te maken, oftewel de focus op accuracy in plaats van fluency, is volgens het boek ‘Teaching by principles’ de grootste bron van spreekangst (Douglas Brown & Lee, 2007). De vraag die hieruit ontstaat is hoe je als docent een leerling kan laten inzien dat de grammaticale correctheid ondergeschikt is aan de communicatieve vaardigheid en daarmee het vertrouwen in het eigen kunnen kan vergroten.
Een tip die vaak wordt gegeven, is het bespreekbaar maken van de spreekangst. Dat kan bijvoorbeeld door er met elkaar over te praten, door de leerlingen vragenlijsten in te laten vullen en later individueel in gesprek te gaan, of door een spel te spelen dat gericht is op angstvermindering. Met leerlingen uit de startklas is dit echter lastig: hun taalniveau is onvoldoende om dit onderwerp in het Nederlands te bespreken of om het spel te spelen.
Een eerste stap is om als docent eens kritisch te kijken naar je eigen pedagogisch handelen. Het competentieprofiel van de docent NT2 gaat bijvoorbeeld in op de pedagogische competentie: “De NT2-docent geeft op een bezielende manier leiding, schept een vriendelijke coöperatieve sfeer en zorgt voor een open communicatieve leeromgeving. Hij schept een veilig klimaat in de klas en bevordert de emancipatie van de leerders” (Janssen-van Dieten, 2019). Zet daarom sterk in op je pedagogische competenties als leerkracht NT2. Als je je hierin wilt verdiepen, raadpleeg dan het competentieprofiel.
Wat bij beginnende NT2-leerders ook helpend kan zijn, is het toestaan van het gebruik van de moedertaal. Verantwoord, beperkt gebruik van de moedertaal is niet alleen geruststellend, maar leidt ook tot betere leerresultaten. Wanneer de moedertaal volledig geweerd wordt, kan dit het leervertrouwen aantasten, foutieve interpretaties in de hand werken en in tegenstelling tot wat men zou vermoeden de reflex om te vertalen aanwakkeren (Housen, 2020). Van Avermaet en Slembrouck (2014) gebruiken liever het beeld van het taalzwembad, waarin je tijd krijgt voor watergewenning, en af en toe aan de rand (de thuistaal) mag hangen om uit te rusten. Zo leer je zwemmen.
Concreet betekent voor de docent van de startklassen het volgende:
- spreekangst komt voort uit onzekerheid. Die onzekerheid kan weggenomen worden door meer tussenstappen te laten plaatsvinden: laat beginnende leerlingen extra luisteren naar het voorbeeld, spreek klassikaal en in koor of laat ze woord voor woord spreken, voordat je van een leerling een volledige taaluiting vraagt. Besteed extra aandacht aan het activeren van de voorkennis en het inslijpen van woorden en zinnen. Eventueel kan de vrije productie uitgesteld worden;
- wanneer je leerlingen laat spreken in kleine groepjes of in tweetallen zijn er meer leerlingen tegelijk actief en voelen ze zich minder bekeken, waardoor de spreekangst afneemt;
- angstige leerlingen hebben een grotere behoefte aan positieve feedback. Zeker bij startende leerlingen is het zonde om ze angstig te maken doordat je als docent ook op uitspraak en grammatica feedback geeft. Focus op de begrijpelijkheid. Tempo, nauwkeurigheid, uitspraak en grammatica komen later aan bod.
ICT
Ook bij spreekles zijn er veel mogelijkheden om ICT in te zetten als didactisch middel. Zo bevat de methode ‘Praat je mee?’ video’s en audiofragmenten die afgespeeld kunnen worden. Maar ook buiten de methode zijn er opties, bijvoorbeeld het gebruik van de mobiele telefoon of online huiswerkopdrachten. Als dit buiten de lestijd plaatsvindt, wordt het asynchroon leren genoemd: het leren kan onafhankelijk van tijd en plaats door de student zelf worden gedaan. Het doen van een huiswerkopdracht valt onder asynchroon leren. Wanneer je online les geeft aan alle leerlingen tegelijk, dan spreek je van synchroon leren (Ene & Upton, 2018). Asynchroon leren is een goede aanvulling op het spreekonderwijs: de vrije productie, oftewel fase D uit het model van Neuner (VUT-model, 2020), kan in praktijk gebracht worden buiten het klaslokaal. Wanneer deze oefening opgenomen wordt, kan de docent later (gericht) feedback geven. Belangrijk hierbij is wel dat je aan leerlingen uit de startklas opdrachten geeft die voldoende gestructureerd zijn (scaffolding): breek de opdracht al tijdens de C-fase in kleinere brokken, zodat je de leerlingen goed voorbereid op de opdracht in de D-fase (Gibbons, 2015).
Een voorbeeldopdracht kan zijn dat je bij thema 6 (wonen) als vrije opdracht geeft dat de leerlingen in hun huis een kamer filmen, terwijl ze zelf een rondleiding geven. Ze moeten daarbij zoveel mogelijk woorden uit het thema gebruiken. Ze kunnen de filmpjes naar de docent sturen voor feedback, of de leerlingen laten de filmpjes in een volgende les aan elkaar zien voor feedback (eventueel in groepjes). Een ander voorbeeld is dat de leerlingen aan het eind van thema 3 (eten en drinken) vijf dagen achter elkaar een foto maken van hun avondeten. In de klas worden de foto’s gedeeld en beschreven, of de leerlingen sturen de foto via whatsapp en sturen daarbij een spraakbericht met de beschrijving.
De uitspraak is een deelvaardigheid die goed geoefend kan worden met behulp van ICT, bijvoorbeeld met behulp van de app SpreekBeter. SpreekBeter bevat 25 series oefeningen waarmee individuele uitspraakproblemen geoefend en verbeterd kunnen worden. De eerste drie apps zijn gratis, de andere kunnen besteld worden. Leerlingen kunnen met deze app zelfstandig aan hun uitspraak werken, feedback is ingebouwd. Een nadeel van deze app is dat er betaald moet worden per device en klassikaal oefenen is niet mogelijk. Een website die wel klassikaal ingezet kan worden, is NT2Spraak (Goedegebure). De website biedt dertig videolessen, verdeeld over vijf thema’s, allemaal opgebouwd volgens een zes-stappenplan. Ook hierbij is de eerste les gratis en moet voor de andere lessen betaald worden, maar dit is eenmalig en kan bij alle klassen opnieuw gebruikt worden. Feedback is niet ingebouwd, dus het is handig om dit materiaal in het klaslokaal (synchroon) in te zetten. Naast de lessen biedt de website ook een serie webinars voor docenten over het trainen van de uitspraak.
Toetsing
Een ISK-klas is letterlijk een rijke taalomgeving: het klaslokaal hangt vol met woorden, er staan veel boeken en op de computers zijn taalverwervingsapplicaties geïnstalleerd. Maar zonder actieve verwerking zal de leerling de taalvaardigheid onvoldoende ontwikkelen. Veel van het onderwijs binnen de ISK is woordenschatonderwijs. Voor het uitbreiden van de vocabulaire is herhaling belangrijk: de leerlingen kunnen dan de woordjes op de middellange termijn beter onthouden (Boetje, 2018). Woordenschat kan bijvoorbeeld getraind worden door het leren van woorden bij plaatjes of door het lezen van boeken, maar ook door spreekonderwijs. In de spreekles kunnen woorden makkelijk in context worden aangeboden en meteen actief verwerkt worden, bijvoorbeeld door een zin te produceren waarin dat woord gebruikt wordt. Het toetsen van de woordenschat gebeurt, zeker aan het begin van het ISK-traject, bijna dagelijks. Meestal zijn die toetsen summatief: de leerling krijgt de opdracht om de juiste woorden bij een aantal plaatjes te schrijven. De beoordeling is eenvoudig: elke fout betekent een punt van het eindcijfer af. Deze vorm van toetsen is erg ‘basic’. Zo krijgt een leerling wel inzicht in wat er fout is, maar de uitleg en feed forward ontbreken. Leerlingen krijgen geen inzicht in hoe ze hun leerdoelen kunnen bereiken. De toetscyclus van Gulikers & Baartman (2017) wordt niet toegepast: er wordt niet gewerkt vanuit concrete leerdoelen, er wordt geen doelgerichte feedback gegeven en door de docenten worden geen vervolgacties ondernemen.
Transfer
Eén uurtje spreekonderwijs per week: dat is te weinig! Daarmee komt de vaardigheid onvoldoende aan bod. Gelukkig zijn er veel andere vakken die mogelijkheden bieden om spreekvaardigheid te ontwikkelen. Hier vindt u een aantal suggesties.
Burgerschap
Filosofen stellen dat taal van belang is om betekenis te geven aan de wereld. Door taal kunnen we abstraheren en de sociale en fysieke wereld met elkaar bespreken en daarnaast kunnen we door taal onze eigen overtuigingen en gevoelens expliciet maken en reflecteren op de innerlijke wereld. Het kunnen beschrijven van de wereld, maar ook het vermogen tot reflectie en regulatie is van belang in burgerschapssituaties (Instituut voor Publieke Waarden, 2018). Onderdeel van de missie van Het Stormink is dat de leerlingen actief te maken krijgen met burgerschapsvorming en sociale integratie.
Het onderwijs op de ISK richt zich zoals bekend op het vergroten van de taalvaardigheid, maar ook op het vergroten van de zelfredzaamheid in de maatschappij en inburgering. Scholing en vorming worden hier dus verbonden. ISK-leerlingen zijn onderling erg verschillend in cultuur. De Nederlandse cultuur moet hun geleerd worden. Dat betreft ook de klascultuur en de schoolcultuur. Van der Heijde & Bruin (2007) geven tips voor het voeren van de discussie over cultuur en cultuurverschillen. De eerste stap is het kijken naar de eigen cultuur. Ik vind dat moeilijk, omdat mijn cultuur voor mij vanzelfsprekend is. Het is lastig om te definiëren welk gedrag van mij typisch mijn cultuur is en in welke groep ik dat gedrag vertoon. Is het passend bij mijn rol als leraar? Is dit iets wat past bij de cultuur binnen onze school? Of zelfs binnen de ISK-afdeling? Ik woon in Deventer, speelt dat een rol? Heb ik dit gedrag meegekregen vanuit mijn opleiding bij Windesheim en past het daarom binnen de Windesheim-cultuur? Het beschouwen van mijn cultuur door er afstand van de nemen is stap 1. Wanneer ik antwoord heb op deze vragen, kan ik mijn gedrag, mijn cultuur, gaan vergelijken met dat van mijn leerlingen (stap 2). Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen mijn cultuur en de cultuur van mijn leerlingen? Stap 3 betreft het achterhalen van de misverstanden. Misschien hebben mijn leerlingen mijn gedrag anders geïnterpreteerd dan hoe ik het bedoeld heb. Als ik daar informatie over krijg, zou ik mijn gedrag kunnen heroverwegen en daarmee mijn eigen cultuur aanpassen. Na deze uitgebreide analyse heb ik een duidelijk beeld van de verschillen in cultuur tussen mij en mijn leerlingen. Het kan een basis vormen voor de lessen burgerschap, maar het kan ook een meerwaarde hebben bij het geven van de overige lessen.
Burgerschap is echter meer dan het aanleren van de Nederlandse cultuur. Ondanks dat mijn leerlingen in een starklas zitten, wil ik dat ze kennismaken met het vak burgerschap en hen ruimte bieden voor vorming. Een spreekles kan daarvoor geschikt zijn. Of andersom: tijdens burgerschap kan de spreekvaardigheid ontwikkeld worden. Een mogelijk daarvoor is het werken met verhalen. Verhalen zijn sterk; kunnen bijdragen aan het begrip voor een ander en aan de ontwikkeling van een inclusieve identiteit; creëren afstand van het hier en nu en maken ruimte voor ander perspectief en verhalen bieden een omweg en vermijden daardoor directe kwetsbaarheid. Door verhalen te delen kun je, in geval van cultureel verschil, aan elkaar wennen (Leeman, 2016). Uitgeverij Boom is daarop ingesprongen door twee boeken uit te brengen met verhalen voor mensen die Nederlands leren: Water bij de melk (Kurvers, Borgesius, Dalderop, & Stockmann, Water bij de melk, 2017) en Beren op de weg (Kurvers, Borgesius, Dalderop, & Stockmann, Beren op de weg, 2020). Deze boeken bevatten cultuurgebonden verhalen op verschillende niveaus. De verhalen geven inzicht in elkaars culturen en bieden mogelijkheden voor gespreksvoering. Op die manier kan er al aan het begin van het ISK-traject gestart worden met het geven van burgerschapsonderwijs.
Leesonderwijs voor kansengelijkheid
Een van de taken van het onderwijs is alle leerlingen dezelfde kansen op maatschappelijk succes bieden. Taalvaardigheid speelt bij de kansengelijkheid een grote rol: laaggeletterden (mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen) krijgen andere kansen. Zij kunnen na het voortgezet onderwijs uit minder en lagere opleidingen kiezen, waardoor ze ook minder kans maken op de arbeidsmarkt en later hun kinderen moeilijker in een rijke taalomgeving kunnen laten opgroeien. Taalonderwijs dat gelijke kansen bevordert en sociale ongelijkheid tegengaat bestaat uit drie delen: een taalbasis, denken over taal en inzoomen op taalbegrippen. Voor taalzwakke leerlingen wordt de taal niet vereenvoudigd maar wordt hun extra ondersteuning geboden (van Koeven, van Renssen, & Smits, 2018).
ISK-leerlingen zijn onderling erg verschillend van elkaar, meer dan in leeftijd, afkomst en taalniveau. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die kampen met traumatische ervaringen, die sociaal-emotionele problemen hebben, die cultureel, sociaal of religieus verschillend zijn, die verschillen in (kennis)niveau en die verschillen in leerbaarheid. Regelmatig stromen leerlingen vanuit de ISK door naar een lager niveau dan zij gezien hun capaciteiten aan zouden moeten kunnen. Dit wordt vaak veroorzaakt door hun achterstand in de Nederlandse taal (Born, 2016). Uit het onderzoek van Mol & Bus (2011) blijkt dat op jonge leeftijd voorgelezen worden de taalvaardigheid gedurende de hele ontwikkeling beïnvloed: ‘een leesroutine draag bij aan het vergroten van de intellectuele vaardigheden en succes in de samenleving’. Van de leerlingen op de ISK is niemand op jonge leeftijd voorgelezen in het Nederlands! ISK-leerlingen die 16 jaar of ouder zijn, stromen vaak door naar de entree-opleiding op een ROC. Het taalonderwijs op het mbo is steeds meer gericht op het halen van het examen op niveau 2F. De vraag is of dit onderwijs voldoende kansen biedt aan studenten die weinig lees- en schrijfervaring hebben (Smits & van Koeven, 2017). Concreet blijkt uit deze drie onderzoeken dat ISK-leerlingen (nog) minder onderwijskansen hebben dan reguliere leerlingen.
Het lezen van fictie draagt bij aan de woordenschat- en begripsontwikkeling en verkleint dus de kansongelijkheid. Het heeft een belangrijke functie voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren die zoeken naar hun eigen identiteit. Met behulp van verhalen kunnen op een veilige manier gevoelige psychologische en maatschappelijke thema’s besproken worden (van Koeven, van Renssen, & Smits, 2018). Ook kan, zoals besproken in de vorige paragraaf, een basis worden gelegd voor burgerschap! Lezen bestrijdt laaggeletterdheid. Voor ISK-leerlingen is lezen dus van extra belang, omdat zij ten opzichte van reguliere leerlingen een taalachterstand hebben. De leesmotivatie is bij hen vaak afhankelijk van het leesniveau en het aanbod van boeken op dat niveau. Vaak worden er boekjes aangeboden die geschreven zijn voor beginnende lezers, uit de eerste jaren van de basisschool. De onderwerpen van die boeken spreken jongvolwassen NT2-leerders vaak niet aan. Dit zie ik ook bij mijn leerlingen. Ze vinden lezen niet leuk, want het boek is te moeilijk, te makkelijk of “voor baby’s”. Gelukkig worden er steeds meer romans uitgebracht voor jongeren, geschreven in eenvoudige taal. Zodra leerlingen die kunnen lezen, is er een mogelijkheid om over boeken te praten! Leerlingen kunnen reageren op wat ze gelezen hebben. Leeservaringen kunnen uitgewisseld worden, waardoor er betekenis aan het verhaal gegeven kan worden. Leerlingen worden door te praten over boeken op nieuwe ideeën gebracht. Ook krijgen ze tijdens gesprekken inzicht in hun manier van lezen en in zichzelf als lezer. Praten over boeken en over lezen kan dus verschillende doelen dienen (Stichting Lezen, 2015). Ook met startende NT2-leerders kan er al over verhalen gesproken worden. Aan de leerlingen kunnen inhoudelijke vragen gesteld worden als ‘Wat zie je op het plaatje?’, ‘Wat is de naam van de jongen / het meisje?’ of ‘Wat doet hij?’. Ook kan er, eventueel met ondersteuning van picto’s, over de leesbeleving gesproken worden: ‘Is het verhaal mooi?’ of ‘Het verhaal is klaar. Ben je blij? Of boos?’.
Een taak van iedere ISK-docent is het bevorderen van de leesmotivatie, zodat leerlingen hun taalachterstand kunnen verkleinen. Dit kan dus ook tijdens de spreekles gedaan worden, door korte gesprekjes over een gelezen verhaal te voeren met de leerlingen.
Nog meer?
Behalve bij burgerschap en leesonderwijs, kunnen ook bij andere vakken werkvormen met spreekoefeningen toegepast worden. Een aantal voorbeelden:
1. Verzorging: oefenen van woordenschat mbt boodschappen doen.
Verzamel van drie verschillende supermarkten een aantal dezelfde reclamefolders. Verdeel de leerlingen in groepjes van twee of drie leerlingen en geef elk groepje de folders van de drie supermarkten. Stel de leerlingen een aantal vragen over de prijzen, zoals 'Wat kost een kilo appels?'. Bespreek met de leerlingen welke winkel of welk product duur of goedkoop is. Laat, indien mogelijk, de leerlingen elkaar ondervragen. Geef de leerlingen drie vragen: 'Wat wil jij kopen?', 'Wat is de prijs?' en 'Bij welke winkel ga jij dat kopen?' De leerlingen moeten elkaar de vragen stellen en laten beantwoorden.
2. Drama: oefenen in associëren in de doeltaal en oefenen van de woordenschat.
De groep is het publiek. Als docent bepaal je het onderwerp. Dat kan een woord zijn uit het thema waarmee wordt gewerkt. Een leerling gaat op het podium staan en beeldt uit wat hij is. Hij kan vertellen wat hij is, maar het kan ook geraden worden. Vervolgens gaat de volgende erbij staan. Als er ongeveer vijf leerlingen staan, kan er een signaal gegeven worden waarop de personen een paar seconden bewegen. Daarbij kan eventueel aan een leerling gevraagd worden om te beschrijven wat er gebeurt op het podium.
3. Nieuwsbegrip: blik op de directe omgeving en op de wereld, stimuleren van spreken.
Verzamel uit kranten van de afgelopen week een aantal foto's. Leg de foto's op tafel en laat elke leerling een foto kiezen. Stel de leerling drie vragen: wat zie je, waarover gaat het en wat vind of voel jij? Om spreekangst te voorkomen/bestrijden, kun je de leerlingen en duo's laten werken in plaats van klassikaal. Als docent kun je de moeilijkheidsgraad beïnvloeden door makkelijke foto's te kiezen, bijvoorbeeld sportfoto's of foto's van een bekend land, of zeer actuele foto's en met leerlingen in gesprek gaan over het nieuws.
4. Zaakvakken: creatief taalgebruik stimuleren, woordenschat oefenen.
Leer de leerlingen de betekenis van de woorden 'Stel dat': we doen alsof iets gebeurt. Geef de leerlingen verschillende stellingen, die steeds gevolgd worden door de vraag 'Wat zou je dan doen?'. Voorbeeldingen van stellingen zijn: stel dat het altijd zomer is (thema seizoenen/klimaat), stel dat jij koning of koningin wordt (thema koningshuis/staatsinrichting), stel dat jij niet een jongen maar een meisje was (thema seksualiteit), stel dat jij 100.000 euro wint (thema geld), stel dat jij iets mag uitvinden of ontwerpen (thema beroepen), stel dat jij overal op de wereld mag wonen (thema aardrijkskunde/omgeving), etc.
5. Beeldende vorming: Oefenen van basiskennis van kleuren en vormen, getallen en richtingaanwijzingen.
Laat de leerlingen een tekening maken waarbij ze de tien basiskleuren mogen gebruiken en drie verschillende vormen (driehoek, vierkant, cirkel). Ze morgen op hun papier de verschillende vormen tekenen in verschillende kleuren. Ze mogen elke vorm maximaal vier keer tekenen, dus maximaal 12 vormen in totaal. Zorg dat de leerlingen elkaars tekeningen niet zien. Verdeel de leerlingen daarna in duo's en laat ze plaatsnemen met de ruggen naar elkaar. Leerling A beschrijft nu aan leerling B wat hij getekend (rode driehoek, blauwe cirkel, enz) heeft en waar (boven, beneden, links, rechts, in het midden, groot/klein enz). Leerling B tekent wat leerling A vertelt. Daarna draaien de rollen om. Na afloop worden de tekeningen met elkaar vergeleken. Zijn ze hetzelfde? Is de beschrijving goed gegeven en begrepen?
Meer informatie?
Het boek 'Leren Spreken' (Verboog, 2009) geeft de aanzet voor een systematische organisatie van spreeklessen. Behalve eisen waar spreekonderwijs aan moet voldoen, staat ook de lespraktijk centraal: de praktische invulling, feedback en oefeningen.
Wil je meer informatie over dramatische werkvormen? Blader in het boek 'Applaus voor je Nederlands' (Brandenbarg, 1994). Het boek bevat werkvormen voor jongeren van twaalf tot achttien jaar, zoals uitbeeldspelletjes en dialoogspelen, met veel voorbeelden en aanwijzingen.
Ben je op zoek naar meer activerende werkvormen voor het trainen van de verstaanbaarheid? Blader in het boek 'Verstaanbaar Nederlands in Zeven stappen' (Goedegebure, 2020). Het biedt informatie over alle aspecten van verstaanbaarheid. Bij elka aspect worden opdrachten en spelletjes geschetst waarmee het geleerde binnen en buiten de les kan worden teogepast. Docenten krijgen ook tips voor het geven van feedback en het bijsturen van de uitspraak.
Wil je nog meer weten over spreekangst? Blader in tijdschrift LES 213: deze editie schenkt veel aandacht aan de vraag hoe de leerling van spreekangst komt tot spreekdurf, hoe je onzekerheid ombuigt naar zelfvertrouwen, hoe de leerling beter wordt van feedback en hoe je oefenkansen creëert. In het boek ‘New insights into language anxiety’ (Gkonou, Daubney, & Dewaele, 2017) wordt de invloed van spreekangst op het taalleerproces uitgebreid besproken en worden copingstrategieën en oefenactiviteiten gepresenteerd.
Of bezoek de jaarlijkse studiedag van de stichting LOWAN (zie kopje LOWAN-studiedag)!
LOWAN-studiedag
Om nog meer informatie over spreekonderwijs te verkrijgen, heb ik me aangemeld voor een workshop tijdens de studiedag van de stichting LOWAN op maandag 14 september 2020:
Alle leerlingen actief tijdens de spreekles, het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid gestructureerd aanpakken. Door Margreet Verboog.
Het is niet gemakkelijk om je spreeklessen zó te organiseren dat alle leerlingen aan bod komen, betrokken zijn bij de les en er echt iets van opsteken. Daardoor wordt er in de klas soms minder aandacht besteed aan mondelinge taalvaardigheid dan eigenlijk nodig is, terwijl we tegelijkertijd willen dat de leerlingen uiteindelijk als mondige scholieren instromen in het vervolgonderwijs. Het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid gestructureerd aanpakken, met behulp van werkvormen die van alle leerlingen een actieve en betrokken inzet vragen.
De workshop heeft me veel inzicht gegeven en daarom wil ik mijn ervaring graag delen:
Allereerst werd ons de vraag gesteld: “Wat doe je nu aan spreekvaardigheid in de klas? Noteer de eerste drie dingen die in je opkomen.” Mijn antwoorden waren: leerlingen zichzelf laten voorstellen, met kleine groepjes een praatplaat bespreken en TPR waarbij de leerlingen elkaar opdrachten geven. Deze vraag werd gevolgd door een verdiepende vraag: “Waar moet volgens jou een goede spreekles aan voldoen? Noteer opnieuw de eerste drie dingen die in je opkomen.” Hierbij waren mijn antwoorden dat alle leerlingen actief moeten zijn, dat de les op het juiste niveau moet worden aangeboden en dat er veel feedback gegeven moet worden.
Verboog gaf aan dat het belangrijk is dat je de les altijd start met een warming-up, zodat de leerlingen geactiveerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een taalrap. De leerlingen kunnen luisteren en naspreken. Bij startende leerlingen is de uitspraak niet van belang. Er is geen tijd voor en veel leerlingen pakken dit na enkele lessen vanzelf op. Voor leerlingen waarbij het na een tijdje nog niet goed gaat, kan er extra aandacht aan besteed worden. Extra begeleiding kan tegenwoordig ook digitaal gegeven worden, bijvoorbeeld met de applicatie Beter Spreken. Bij de startende leerlingen moet vooral veel herhaald worden. Dit geldt voor zowel het luisteren als het nazeggen. Zorg ervoor dat de leerlingen zich veilig genoeg voelen om te spreken. Creatief spreken is nu nog van ondergeschikt belang. Herhaling kan helpen om de veiligheid te vergroten. De leerlingen moeten zullen eraan moeten wennen dat zij tijdens de spreekles meer aan het woord zijn dan de docent.
Volgens Verboog voldoet een goede spreekles aan het volgende:
- er moet een reden zijn om te spreken. Didactische vragen werken hier niet;
- iedereen spreekt mee. De leerlingen zijn voor ongeveer 80% aan het woord, de docent 20%;
- het onderwerp moet interessant zijn voor de sprekers;
- correctie en feedback moeten aansluiten bij de opgegeven doelen. De docent meldt vooraf wat het leerdoel is en waarop gelet zal worden;
- spreekangst, angst om fouten te maken en schaamte moeten bespreekbaar zijn en
- er moet kunnen worden gelachen. Humor is van belang.
Spreekangst speelt bij veel leerlingen. De makkelijkste manier om geen fouten te maken in het spreken is door niet te spreken. Veel leerlingen kiezen daarvoor. Ze leren daar echter niets van. Het is belangrijk dat benadrukt wordt dat het hebben van de angst normaal is. Het laten noteren van de angst (eventueel in de eigen taal) kan al een deel van de spanning wegnemen. Daarnaast wordt het makkelijker om de angst te bespreken. Een andere oplossing kan het maken van een hiërarchie zijn. Een aantal spreekoefeningen wordt gesorteerd van makkelijk naar moeilijk. Vervolgens wordt gestart met de makkelijke oefeningen en worden de moeilijke oefeningen uitgesteld. In de eerste spreeklessen kunnen de leerlingen ook allemaal tegelijk spreken (in koor). Het spreken verandert dan van een doel naar een middel.
Het opstellen van een leerdoel kan erg helpend zijn tijdens de les. Zo kunnen de activiteiten meer weloverwogen gekozen worden en voor de leerlingen is het duidelijker wat er van ze verwacht wordt. Om de leerdoelen te bepalen, kan de docent zichzelf de volgende vragen stellen zoals “Wat moeten de leerlingen kunnen zeggen?” en “Waar en tegen wie moeten de leerlingen dat kunnen zeggen?”.
Spreekvaardigheid bevat volgens Verboog de volgende deelvaardigheden:
- woordenschat, idioom;
- verstaanbaarheid;
- stijl en register (Wanneer zeg je ‘u’ en wanneer ‘jij’? Hoe spreek je tegen een winkelmedewerker/je docent/een conducteur?);
- standaardzinnen en routines (bv. groeten/bedanken/vragen/klagen);
- grammatica (let op: alleen oefenen, geen nieuwe uitleg, anders wordt het een grammaticales);
- sociaal-culturele kennis (Wat kun je in Nederland zeggen en wat niet? Vrijheid van meningsuiting geldt hier niet voor 100%. Over je salaris vertel je bijvoorbeeld niet.) en
- tempo en vloeiendheid.
De leerlingen spreken in de klas met als doel de zelfredzaamheid buiten de klas te vergroten. Het is daarom belangrijk dat het spreken binnen en buiten de les op elkaar aansluiten. Er zijn verschillende mogelijkheden om de spreekles na schooltijd door te laten lopen:
- d.m.v. het invullen van enquêtes en interviews (laat de leerlingen na schooltijd een Nederlander interviewen);
- het voorbereiden/oefenen van een gesprek (met een instantie) in de klas (na schooltijd vindt het gesprek plaats);
- het thuis oefenen van enkele deelvaardigheden;
- leren via het VUT-model en
- feedback geven op een opname (audio of video) van een leerling die spreekt (dit hoeft niet elke les elke leerling, maar laat wel alle leerlingen eens aan bod komen);
Het VUT-model staat voor voorbereiden, uitvoeren en terugkijken. In de voorbereidingsfase verzamelt de leerling woorden en zinnen. Bij de uitvoerende fase kan de leerling oefenen. In het geval van een spreekles zouden leerlingen in duo’s kunnen oefenen. Het terugkijken is de belangrijkste fase: gevraagd wordt aan de leerlingen hoe zij de taak aangepakt hebben, wat zij geleerd hebben en wat er nog nodig is. Dit kan eventueel ook in een spreekvorm, bijvoorbeeld door een korte presentatie te geven. Een andere mogelijkheid is het laten invullen van de taalkaart. De taalkaart kan een wekelijks terugkomend punt zijn. Het bevat zowel evaluatie van de afgelopen week als een planning voor de komende week. De leerlingen kunnen dit in tweetallen met elkaar delen en daarna uitwisselen met de docent en de rest van de groep. Heeft een leerling niets gedaan? Zorg dan als docent dat je met de leerling in gesprek gaat: waarom is er niets gedaan? Durft de leerling niet? Is de opdracht te moeilijk? Is er hulp nodig? Is er misschien een andere reden? Veel NT2-leerlingen zijn het niet gewend om te evalueren en te plannen. Dit is nieuw voor hen en daarom zal er, zeker in het begin, extra begeleiding bij nodig zijn. Het terugkijken is van belang, omdat de leerling zich daardoor meer gedwongen voelt om de opdracht uit te voeren. Wordt er niets teruggevraagd, dan zal de leerling een volgende keer geneigd zijn om na de voorbereidingsfase te stoppen.
Tegenwoordig wordt tijdens de spreekles steeds vaker gebruik gemaakt van een smartphone. Zo kunnen leerlingen de opdracht krijgen om foto’s en filmpjes te gebruiken om een presentatie bij te geven in de klas. Gezamenlijk kan een onderwerp vastgesteld worden. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld spreken over een foto of video die door henzelf gemaakt is op school of in hun huis. De presentatie hoeft niet lang te zijn, slechts enkele minuten is al voldoende. Belangrijk is dat aan de luisterende leerlingen de opdracht wordt gegeven om na afloop een vraag te stellen aan de spreker over de inhoud van de presentatie, hiermee wordt individuele aanspreekbaarheid gecreëerd en worden de leerlingen gedwongen om naar de presentatie te luisteren. De groep kan klassikaal reageren op de vorm, bijvoorbeeld door het geven van tips en tops. Ze kunnen ook hun mening geven over (een deel van) de presentatie.
Voor mij was deze workshop heel interessant en relevant. Verboog verwees in de workshop regelmatig naar haar boeken over spreekvaardigheid: Leren spreken uit 2009 en Taal leren op maat uit 2019. Ze maakte een praktische koppeling met de literatuur, bijvoorbeeld door begrippen toe te lichten aan de hand van voorbeelden of mogelijkheden te noemen om de theorie toe te passen in de les. Lastig was dat ze visie uit andere literatuur soms tegensprak: ze gaf bijvoorbeeld aan dat de uitspraak bij beginnende leerlingen niet van belang is: er is geen tijd voor en veel leerlingen pakken dit na enkele lessen vanzelf op. In het boek LESvaardig (Zijlmans, 2018) wordt juist de belangrijkheid van de uitspraak bij beginners benadrukt. Ik vond het interessant om te ontdekken dat er zelfs (in mijn ogen) professionals het met elkaar oneens kunnen zijn over dit soort onderwerpen. Bij het vergelijken van de verschillende beschikbare lesmethodes wil ik onderzoeken of er meer verschillen in aanpak zijn. Ook noemde Verboog mogelijkheden voor het gericht inzetten van de smartphone. Ik ben benieuwd of dat ook opgenomen is in de lesmethode(s).
Veel van de eisen die Verboog stelt aan een goede spreekles, zijn bruikbaar als ik later de lessen ga ontwerpen. Vanuit de opleiding heb ik uiteraard al geleerd dat het belangrijk is om de leerdoelen met de leerlingen te delen en dat de correctie en feedback eraan verbonden moet worden. Verboog benadrukte echter het belang van humor in de les en dat de leerlingen heel veel meer aan het woord moeten zijn dan de docent. Het was nuttig om daar nog eens op gewezen te worden.
Bibliografie
Boetje, J. (2018). Cyclisch leren en onderwijzen van woordenschat. Levende Talen Magazine, pp. 4-9.
Born, A. (2016). Leren Aansluiten na de Internationale Schakelklas. Utrecht.
Bossers, B., Kuiken, F., & Vermeer, A. (2017). Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs. Bussum: Coutinho.
Brandenbarg, N. (1994). Applaus voor je Nederlands. Amsterdam: Stichting Kunstzinnige Vorming.
Brouwers, T. (2002). NASK en taal. De Taalkrant, 1(1).
Cole, P. (1970). An Adaptation of Group Dynamics Techniques to Foreign Language Teaching. TESOL quaterly, 4(4), 353-360.
Dalderop, K., Liemberg, E., & Teunisse, F. (2002). Raamwerk NT2. De Bilt: BveRaad.
de Bruijn, H. (2009, 4). De taal van natuurwetenschappen. Impuls, 17-19.
de Jong, N., & de Boer, M. (2014). Oefenen met vloeiend spreken. LES(online only).
Douglas Brown, H., & Lee, H. (2007). Teaching by Principles (3th edition). New York: Pearson Education.
Elbers, E. (2013). Iedere les een Nederlandse taalles? Taal- en vakonderricht in het beroepsonderwijs. Levende Talen Tijdschrift, 14(4), 14-27.
Ene, E., & Upton, T. (2018). Synchronous and asynchronous teacher electronic feedback and learner uptake in ESL composition. Journal of Second Laguage Writing(41), 1-13.
Gibbons, P. (2015). Scaffolding language, scaffolding learning: Teaching English language learners in te mainstream classrom (2 ed.). Portsmouth, NH: Heinemann.
Gkonou, C., Daubney, M., & Dewaele, J.-M. (2017). New Insights Into Language Anxiety. Bristol: Channel View Publications Ltd.
Goedegebure, M. (sd). Opgehaald van NT2Spraak: https://nt2spraak.nl/
Goedegebure, M. (2020). Verstaanbaar Nederlands in zeven stappen. Bussum: Coutinho.
Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Effectief formatief toetsen implementeren in de klas. Toets-magazine, 22.
Hajer, M. (2008, 10). De lat hoog voor vakonderwijs: taalbeleid in de klas via taalgerichte vakdidactiek. Vonk, 38(1), 11-30.
Het ERK-model. (2020, 02 11). Opgehaald van Het Talencentrum: http://www.hettalencentrum.nl/het-erk-model
Housen, M. (2020). Spreekangst? Spreek over! Les(213), 8-11.
Instituut voor Publieke Waarden. (2018). Boek en burgerschap. De rol van lezen bij burgerschapsvorming. Amsterdam: Stichting Lezen.
Janssen-van Dieten, A. (2019). Competentieprofiel. Beroepsvereniging van Docenten NT2.
Krashen, S. (1981). Second language acquisition and second language learning. Oxford: Pergamon.
Kurvers, J., Borgesius, M., Dalderop, K., & Stockmann, W. (2017). Water bij de melk. Amsterdam: Boom.
Kurvers, J., Borgesius, M., Dalderop, K., & Stockmann, W. (2020). Beren op de weg. Amsterdam: Boom.
Leeman, Y. (2016, 6). Met verhalen stevig in de superdiverse wereld komen staan. Pedagogiek in praktijk, 23-26.
Leraar24. (2020, 05 26). Scaffolding daagt leerlingen uit tot zelfstandig leren. Opgehaald van Leraar24: https://www.leraar24.nl/69986/scaffolding-daagt-leerlingen-uit-tot-zelfstandig-leren/
LOWAN. (2020). Alfataal. Opgehaald van LOWAN: https://www.lowan.nl/vo/leerlijnen/alfabetisering/alfataal/
LOWAN. (2021). Leerlijnen ISK. Opgehaald van https://www.lowan.nl/vo/leerlijnen/
LOWAN. (2021). Lesmateriaal. Opgehaald van LOWAN: https://www.lowan.nl/vo/lesmateriaal/
LOWAN-vo, & ITTA. (2018). O jee, een NT2-leerling in de klas. NT2-handreiking voor docenten VO en MBO. LOWAN-vo.
Lyster, R., & Ranta, L. (1997). Corrective feedback and learner uptake. Studies in second language acquisition(19), 37-66.
Mol, S., & Bus, A. (2011). Lezen loont een leven lang. Levende Talen Tijdschrift, 12(3), 3-15.
Nuwenhoud, A. (2018, 12). Spreken bij Alfa. Les, 8-11.
Olijhoek, V., & Valk, A. (2016). Taalprikkels. Bussum: Coutinho.
Plattèl, M., & Meester, W. (2020). TaalCompleet - Praat je mee? Amersfoort: Kleurrijker.
PO-Raad. (2017). Ruimte voor nieuwe talenten. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Schoolgids ISK 2019-2020. (2020, 02 01). Opgehaald van Het Stormink ISK: https://ettyhillesumlyceum.nl/images/Document19-20/schoolgids-het-stormink-isk-2019-2020.pdf
SLO. (2020, 12 16). het ERK. Opgehaald van https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/mvt/erk/erk/
Smits, A., & van Koeven, E. (2017). Goed onderwijs biedt kansen aan alle leerlingen. Tijdschrift Taal, 7(11), 34-39.
Stichting Lezen. (2015). Over boeken gesproken. Stichting Lezen.
Van Avermaet, P., & Slembrouck, S. (2014, 04 12). In een taalbad verzuip je. De Standaard.
van der Donk, C., & van Lanen, B. (2015). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
van der Heijde, H., & Bruin, K. (2007). Cultuur en cultuurverschillen. In H. van der Heijde, & K. Bruin, Intercultureel onderwijs in de praktijk (pp. 93-116). Bussum: Coutinho.
van der Maden, F. (2020). NT2-cahier Mondelinge taalvaardigheid. Amsterdam: Boom.
van Gelderen, A. (2016, 09 12). Taalniveaus GO! Opgehaald van Didactief Online: https://didactiefonline.nl/blog/blonz/taalniveaus-go
van Koeven, E., Kootstra, G., de Groot, A., & Schaafsma, F. (2018). Mbo-docenten Nederlands over hun vak. Opgehaald van PlatformPraktijkontwikkeling.nl
van Koeven, E., van Renssen, F., & Smits, A. (2018). Ik kom hier om een beroep te leren, niet om te lezen... Remediaal, 3(4), 25-29.
Verboog, M. (2009). Leren spreken, een didactische handleiding voor docenten NT2. Bussum: Coutinho.
Verboog, M. (2020, 09 14). Workshop spreekvaardigheid. Opgehaald van Lowan: https://www.lowan.nl/wp-content/uploads/2020/09/4-Spreken-Margreet-Verboog.pdf
Verboog, M., & Adèr, L. (2019, 08 28). SpreekBeter. Amsterdam: Boom Uitgevers.
Verboog, M., & Gunawan, D. (2019). Taal leren op maat. Bussum: Coutinho.
Vos, P. (2011). Oriëntatie voor het leven. Vorming in het voortgezet onderwijs. In Onderwijsraad, Essays over vorming in het onderwijs (pp. 35-48). Den Haag: Onderwijsraad.
VUT-model. (2020, 09 01). Opgehaald van Taal aan zee: https://taalaanzee.nl/wp-content/uploads/2020/04/ABCD-model.pdf
Young, D. J. (1991). Creating a Low-Anxiety Classroom Environment: What Does Language Anxiety Research Suggest? The Modern Language Journal, 75(4), 426-439.
Zijlmans, L. (2018). LESvaardig, basisdiactiek NT2. Amsterdam: Boom.