Een van de taken van het onderwijs is alle leerlingen dezelfde kansen op maatschappelijk succes bieden. Taalvaardigheid speelt bij de kansengelijkheid een grote rol: laaggeletterden (mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen) krijgen andere kansen. Zij kunnen na het voortgezet onderwijs uit minder en lagere opleidingen kiezen, waardoor ze ook minder kans maken op de arbeidsmarkt en later hun kinderen moeilijker in een rijke taalomgeving kunnen laten opgroeien. Taalonderwijs dat gelijke kansen bevordert en sociale ongelijkheid tegengaat bestaat uit drie delen: een taalbasis, denken over taal en inzoomen op taalbegrippen. Voor taalzwakke leerlingen wordt de taal niet vereenvoudigd maar wordt hun extra ondersteuning geboden (van Koeven, van Renssen, & Smits, 2018).
ISK-leerlingen zijn onderling erg verschillend van elkaar, meer dan in leeftijd, afkomst en taalniveau. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die kampen met traumatische ervaringen, die sociaal-emotionele problemen hebben, die cultureel, sociaal of religieus verschillend zijn, die verschillen in (kennis)niveau en die verschillen in leerbaarheid. Regelmatig stromen leerlingen vanuit de ISK door naar een lager niveau dan zij gezien hun capaciteiten aan zouden moeten kunnen. Dit wordt vaak veroorzaakt door hun achterstand in de Nederlandse taal (Born, 2016). Uit het onderzoek van Mol & Bus (2011) blijkt dat op jonge leeftijd voorgelezen worden de taalvaardigheid gedurende de hele ontwikkeling beïnvloed: ‘een leesroutine draag bij aan het vergroten van de intellectuele vaardigheden en succes in de samenleving’. Van de leerlingen op de ISK is niemand op jonge leeftijd voorgelezen in het Nederlands! ISK-leerlingen die 16 jaar of ouder zijn, stromen vaak door naar de entree-opleiding op een ROC. Het taalonderwijs op het mbo is steeds meer gericht op het halen van het examen op niveau 2F. De vraag is of dit onderwijs voldoende kansen biedt aan studenten die weinig lees- en schrijfervaring hebben (Smits & van Koeven, 2017). Concreet blijkt uit deze drie onderzoeken dat ISK-leerlingen (nog) minder onderwijskansen hebben dan reguliere leerlingen.
Het lezen van fictie draagt bij aan de woordenschat- en begripsontwikkeling en verkleint dus de kansongelijkheid. Het heeft een belangrijke functie voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren die zoeken naar hun eigen identiteit. Met behulp van verhalen kunnen op een veilige manier gevoelige psychologische en maatschappelijke thema’s besproken worden (van Koeven, van Renssen, & Smits, 2018). Ook kan, zoals besproken in de vorige paragraaf, een basis worden gelegd voor burgerschap! Lezen bestrijdt laaggeletterdheid. Voor ISK-leerlingen is lezen dus van extra belang, omdat zij ten opzichte van reguliere leerlingen een taalachterstand hebben. De leesmotivatie is bij hen vaak afhankelijk van het leesniveau en het aanbod van boeken op dat niveau. Vaak worden er boekjes aangeboden die geschreven zijn voor beginnende lezers, uit de eerste jaren van de basisschool. De onderwerpen van die boeken spreken jongvolwassen NT2-leerders vaak niet aan. Dit zie ik ook bij mijn leerlingen. Ze vinden lezen niet leuk, want het boek is te moeilijk, te makkelijk of “voor baby’s”. Gelukkig worden er steeds meer romans uitgebracht voor jongeren, geschreven in eenvoudige taal. Zodra leerlingen die kunnen lezen, is er een mogelijkheid om over boeken te praten! Leerlingen kunnen reageren op wat ze gelezen hebben. Leeservaringen kunnen uitgewisseld worden, waardoor er betekenis aan het verhaal gegeven kan worden. Leerlingen worden door te praten over boeken op nieuwe ideeën gebracht. Ook krijgen ze tijdens gesprekken inzicht in hun manier van lezen en in zichzelf als lezer. Praten over boeken en over lezen kan dus verschillende doelen dienen (Stichting Lezen, 2015). Ook met startende NT2-leerders kan er al over verhalen gesproken worden. Aan de leerlingen kunnen inhoudelijke vragen gesteld worden als ‘Wat zie je op het plaatje?’, ‘Wat is de naam van de jongen / het meisje?’ of ‘Wat doet hij?’. Ook kan er, eventueel met ondersteuning van picto’s, over de leesbeleving gesproken worden: ‘Is het verhaal mooi?’ of ‘Het verhaal is klaar. Ben je blij? Of boos?’.
Een taak van iedere ISK-docent is het bevorderen van de leesmotivatie, zodat leerlingen hun taalachterstand kunnen verkleinen. Dit kan dus ook tijdens de spreekles gedaan worden, door korte gesprekjes over een gelezen verhaal te voeren met de leerlingen.