Filosofen stellen dat taal van belang is om betekenis te geven aan de wereld. Door taal kunnen we abstraheren en de sociale en fysieke wereld met elkaar bespreken en daarnaast kunnen we door taal onze eigen overtuigingen en gevoelens expliciet maken en reflecteren op de innerlijke wereld. Het kunnen beschrijven van de wereld, maar ook het vermogen tot reflectie en regulatie is van belang in burgerschapssituaties (Instituut voor Publieke Waarden, 2018). Onderdeel van de missie van Het Stormink is dat de leerlingen actief te maken krijgen met burgerschapsvorming en sociale integratie.
Het onderwijs op de ISK richt zich zoals bekend op het vergroten van de taalvaardigheid, maar ook op het vergroten van de zelfredzaamheid in de maatschappij en inburgering. Scholing en vorming worden hier dus verbonden. ISK-leerlingen zijn onderling erg verschillend in cultuur. De Nederlandse cultuur moet hun geleerd worden. Dat betreft ook de klascultuur en de schoolcultuur. Van der Heijde & Bruin (2007) geven tips voor het voeren van de discussie over cultuur en cultuurverschillen. De eerste stap is het kijken naar de eigen cultuur. Ik vind dat moeilijk, omdat mijn cultuur voor mij vanzelfsprekend is. Het is lastig om te definiëren welk gedrag van mij typisch mijn cultuur is en in welke groep ik dat gedrag vertoon. Is het passend bij mijn rol als leraar? Is dit iets wat past bij de cultuur binnen onze school? Of zelfs binnen de ISK-afdeling? Ik woon in Deventer, speelt dat een rol? Heb ik dit gedrag meegekregen vanuit mijn opleiding bij Windesheim en past het daarom binnen de Windesheim-cultuur? Het beschouwen van mijn cultuur door er afstand van de nemen is stap 1. Wanneer ik antwoord heb op deze vragen, kan ik mijn gedrag, mijn cultuur, gaan vergelijken met dat van mijn leerlingen (stap 2). Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen mijn cultuur en de cultuur van mijn leerlingen? Stap 3 betreft het achterhalen van de misverstanden. Misschien hebben mijn leerlingen mijn gedrag anders geïnterpreteerd dan hoe ik het bedoeld heb. Als ik daar informatie over krijg, zou ik mijn gedrag kunnen heroverwegen en daarmee mijn eigen cultuur aanpassen. Na deze uitgebreide analyse heb ik een duidelijk beeld van de verschillen in cultuur tussen mij en mijn leerlingen. Het kan een basis vormen voor de lessen burgerschap, maar het kan ook een meerwaarde hebben bij het geven van de overige lessen.
Burgerschap is echter meer dan het aanleren van de Nederlandse cultuur. Ondanks dat mijn leerlingen in een starklas zitten, wil ik dat ze kennismaken met het vak burgerschap en hen ruimte bieden voor vorming. Een spreekles kan daarvoor geschikt zijn. Of andersom: tijdens burgerschap kan de spreekvaardigheid ontwikkeld worden. Een mogelijk daarvoor is het werken met verhalen. Verhalen zijn sterk; kunnen bijdragen aan het begrip voor een ander en aan de ontwikkeling van een inclusieve identiteit; creëren afstand van het hier en nu en maken ruimte voor ander perspectief en verhalen bieden een omweg en vermijden daardoor directe kwetsbaarheid. Door verhalen te delen kun je, in geval van cultureel verschil, aan elkaar wennen (Leeman, 2016). Uitgeverij Boom is daarop ingesprongen door twee boeken uit te brengen met verhalen voor mensen die Nederlands leren: Water bij de melk (Kurvers, Borgesius, Dalderop, & Stockmann, Water bij de melk, 2017) en Beren op de weg (Kurvers, Borgesius, Dalderop, & Stockmann, Beren op de weg, 2020). Deze boeken bevatten cultuurgebonden verhalen op verschillende niveaus. De verhalen geven inzicht in elkaars culturen en bieden mogelijkheden voor gespreksvoering. Op die manier kan er al aan het begin van het ISK-traject gestart worden met het geven van burgerschapsonderwijs.