Spreekangst

Het is een veelvoorkomend probleem in het NT2-onderwijs dat leerlingen angst hebben om te spreken, zo bleek uit een uitgebreide literatuurstudie van Young (1991) over spreekangst in de klas. Young koppelt deze spreekangst vervolgens aan het gebrek aan vertrouwen in het eigen kunnen (self-efficacy). Leerlingen met een lage self-efficacy zijn namelijk bang om fouten te maken en hierdoor ook bang om te spreken. De oorzaak daarvan is dat leerlingen vaak de misvatting hebben dat het bij spreekvaardigheid draait om de grammaticale correctheid van de taaluiting (accuracy) en vergeten hierbij dat het om een communicatieve vaardigheid gaat (Cole, 1970). De hieraan gekoppelde angst om fouten te maken, oftewel de focus op accuracy in plaats van fluency, is volgens het boek ‘Teaching by principles’ de grootste bron van spreekangst (Douglas Brown & Lee, 2007). De vraag die hieruit ontstaat is hoe je als docent een leerling kan laten inzien dat de grammaticale correctheid ondergeschikt is aan de communicatieve vaardigheid en daarmee het vertrouwen in het eigen kunnen kan vergroten.

Een tip die  vaak wordt gegeven, is het bespreekbaar maken van de spreekangst. Dat kan bijvoorbeeld door er met elkaar over te praten, door de leerlingen vragenlijsten in te laten vullen en later individueel in gesprek te gaan, of door een spel te spelen dat gericht is op angstvermindering. Met leerlingen uit de startklas is dit echter lastig: hun taalniveau is onvoldoende om dit onderwerp in het Nederlands te bespreken of om het spel te spelen.

Een eerste stap is om als docent eens kritisch te kijken naar je eigen pedagogisch handelen. Het competentieprofiel van de docent NT2 gaat bijvoorbeeld in op de pedagogische competentie: “De NT2-docent geeft op een bezielende manier leiding, schept een vriendelijke coöperatieve sfeer en zorgt voor een open communicatieve leeromgeving. Hij schept een veilig klimaat in de klas en bevordert de emancipatie van de leerders” (Janssen-van Dieten, 2019). Zet daarom sterk in op je pedagogische competenties als leerkracht NT2. Als je je hierin wilt verdiepen, raadpleeg dan het competentieprofiel.

Wat bij beginnende NT2-leerders ook helpend kan zijn, is het toestaan van het gebruik van de moedertaal. Verantwoord, beperkt gebruik van de moedertaal is niet alleen geruststellend, maar leidt ook tot betere leerresultaten. Wanneer de moedertaal volledig geweerd wordt, kan dit het leervertrouwen aantasten, foutieve interpretaties in de hand werken en in tegenstelling tot wat men zou vermoeden de reflex om te vertalen aanwakkeren (Housen, 2020). Van Avermaet en Slembrouck (2014)  gebruiken liever het beeld van het taalzwembad, waarin je tijd krijgt voor watergewenning, en af en toe aan de rand (de thuistaal) mag hangen om uit te rusten. Zo leer je zwemmen.

Concreet betekent voor de docent van de startklassen het volgende:
- spreekangst komt voort uit onzekerheid. Die onzekerheid kan weggenomen worden door meer tussenstappen te laten plaatsvinden: laat beginnende leerlingen extra luisteren naar het voorbeeld, spreek klassikaal en in koor of laat ze woord voor woord spreken, voordat je van een leerling een volledige taaluiting vraagt. Besteed extra aandacht aan het activeren van de voorkennis en het inslijpen van woorden en zinnen. Eventueel kan de vrije productie uitgesteld worden;
- wanneer je leerlingen laat spreken in kleine groepjes of in tweetallen zijn er meer leerlingen tegelijk actief en voelen ze zich minder bekeken, waardoor de spreekangst afneemt;
- angstige leerlingen hebben een grotere behoefte aan positieve feedback. Zeker bij startende leerlingen is het zonde om ze angstig te maken doordat je als docent ook op uitspraak en grammatica feedback geeft. Focus op de begrijpelijkheid. Tempo, nauwkeurigheid, uitspraak en grammatica komen later aan bod.