De arbeidsmarkt verandert. Zo zijn er steeds meer klussen voor zelfstandige ondernemers
en steeds minder vaste banen. Voor jou dus belangrijk om iets te weten te komen over ondernemerschap.
Voordat je een eigen bedrijf kan starten, moet je over veel dingen nadenken en moet er veel uitgezocht worden. Zo zijn er vele vragen die beantwoord moeten worden voordat je een ondernemer wordt. Ondernemers zijn mensen met lef, ambitie, durf en doorzettingsvermogen.
Je gaat een eigen bedrijf bedenken en opstarten op papier. Hier ga je uiteindelijk een plan voor schrijven. In dit keuzedeel ga je jezelf als ondernemer beschrijven en een marketingplan maken om je bedrijf in de markt te zetten.
Daarnaast ga je een financieel plan opstellen waarin staat hoe je aan geld voor je onderneming komt, wat je met het geld gaat doen en wat je aan opbrengsten binnenkrijgt door het verkopen van producten of diensten.
Beoordeling keuzevakken
Let op!
Beroepshouding moet bij ieder keuzevak voldoende zijn. Haal je niet minimaal een voldoende voor beroepshouding dan betekent dit dat je niet kan slagen voor het keuzevak.
Je mag niet lager dan een 4 scoren voor een keuzevak. Haal je toch lager als een 4? Dan betekent dit dat je GEEN diploma meer kan halen.
Alle cijfers van het keuzevak komen los op je diploma, het combinatiecijfer telt mee voor de zak- slaag regeling.
Je krijgt maar één kans om je keuzevak te herkansen.
De beoordeling van het keuzevak ondernemen bestaat uit de volgende onderdelen:
Alle opdrachten die je elke les maakt
De pitch die je na een aantal weken gaat houden over jullie onderneming
Het ondernemingsplan waarin alle opdrachten samengevoegd worden
De afsluitende Proeve van Bekwaamheid waarbij je je plan gaat presenteren.
De beroepshouding wordt volgens onderstaand schema beoordeeld:
De lesgevende docent vult dit voor elke leerling in en geeft hierover tussentijds feedback.
Er zijn heel veel beroemde ondernemers die klein zijn gestart en uitdelijk rijk zijn geworden met hun bedrijf. Hieronder twee ondernemers die jullie wellicht kennen of waarvan jullie de producten gebruiken:
- Mark Zuckerberg.
Jullie zullen deze naam vast wel eens gehoord hebben: de oprichter van Facebook!
Over het ontstaan van Facebook is ook een film uitgebracht, deze hebben jullie vast wel eens gezien: The Social Network. Nog niet gezien? Zeker de moeite waard!
Dat ondernemen ook risico's met zich mee kan brengen, blijkt uit onderstaand filmpje. Mark Zuckerberg moest in april van dit jaar uitleggen hoe het fout kon gaan dat er informatie van miljoenen mensen van Facebook is 'gestolen'.
- Steve Jobs.
De inmiddels overleden Steve Jobs zal voor de meeste van jullie ook wel bekend zijn: de oprichter van Apple.
Wisten jullie trouwens dat het logo van APPLE niet altijd zo heeft uitgezien als dat het nu is?
Hoe kwam hij eigenlijk op de naam APPLE? Dat wordt in het volgende filmpje uitgelegd:
Tot slot: 10 uitgebrachte films met een aantal ondernemerslessen.
Er zijn veel films uitgebracht met ondernemen als de rode draad in de film. Zoals hierboven al verteld, is er ook een film uitgebracht over het ontstaan van facebook. Bekijk onderstaande site eens voor een aantal trailers en belangrijke ondernemerslessen:
Natuurlijk moet je een aantal dingen opslaan voor dit keuzevak. Op het einde van dit keuzevak moet er namelijk een ondernemingsplan ingeleverd worden met alle stukken die je hebt gemaakt.
Alles wat je maakt, moet dan ook goed opgeslagen worden. Maak dan ook een map aan op je computer met als titel 'KEUZEVAK ONDERNEMEN'.
Alles wat je nu gaat maken, ga je opslaan in deze map zodat het niet kwijt komt. Daarnaast stuur je elk gemaakt stuk in via google classroom naar de docent. De docent kan dan volgen hoe ver je bent en je van feedback voorzien. De instructie voor google classroom vind je onder 'opslaan in google classroom'.
Instructie nieuwe map aanmaken
Als je niet weet hoe je een nieuwe map op je computer moet aanmaken. Volg dan onderstaande stappen.
1. Ga eerst naar 'deze pc' en besluit waar je je nieuwe map wil aanmaken. Bijvoorbeeld op het bureaublad.
2. Klik op de rechtermuisknop en kies voor ' nieuw ' en daarna voor 'map' .
3. Verander de titel van deze map in ' keuzevak ondernemen'.
Je map is nu aangemaakt! Bij het opslaan in WORD of EXCEL zoek je telkens deze map op om het bestand op te slaan.
Zie ook onderstaand voorbeeld:
Opslaan in google classroom
Alle opdrachten die je maakt, sla je op op je computer en verstuur je via google classroom naar de docent.
Google classroom kun je vinden de volgende manier:
1. Log in op je schoolmail (voornaam.achternaam@stedelijkcollege.com).
2. Klik rechtsboven op de 9 ' puntjes'.
3. Hier zie je verschillende opties en vind je ook google classroom. Klik hierop.
4. Vervolgens kun je op een + klikken en kies je de optie ' deelnemen aan lesgroep' . Hier kan je onderstaande code invoeren. Let goed op dat je de juiste code invoert!
TIP!: Maak van deze Wikiwijs pagina een bladwijzer in Chrome, dat doe je zo.
'Ontdekken'
Mindmap
Voordat we aan het ondernemingsplan kunnen beginnen, is het belangrijk om te weten te komen wat ondernemen / een ondernemer nou is. Je gaat hiervoor een mindmap maken.
Een mindmap wordt ook wel een woordweb genoemd. Deze is opgebouwd uit teksten, begrippen of plaatjes. In dit geval is dit thema ‘ondernemen’. Waar denk jij aan bij het begrip ‘ondernemen’ / 'ondernemer'? Niets is goed of fout!
Bekijk eerst de onderstaande webpagina, hier wordt uitgelegd hoe een mindmap eruit ziet en krijg je een aantal tips om een goede mindmap te maken:
Hieronder zie je een voorbeeld van een mindmap met als thema ‘VMBO’:
De opdracht:
Maak een mindmap met als thema ‘ondernemen / ondernemer'. Waar denk je aan bij het begrip ‘ondernemen’? Denk bijvoorbeeld aan startkapitaal (geld), een pand, de boekhouding, ondernemingsplan schrijven, bepaalde eigenschappen die je moet bezitten, voordelen van een eigen bedrijf, nadelen van een eigen bedrijf enzovoorts. Je maakt deze mindmap op een groot vel papier of digitaal in WORD of PowerPoint. Voor elke 'tak' gebruik je een andere kleur, zodat het duidelijk is wat er bij elkaar hoort.
Bij het maken van deze mindmap maak je gebruik van onderstaande knipvellen. Kies plaatjes uit waar je aan denkt bij het keuzevak ondernemen. Schrijf bij elk plaatje in een paar zinnen waarom je vindt dat dit bij 'ondernemen hoort'. Een voorbeeld zie je hieronder. Je moet minimaal 6 verschillende plaatjes gebruiken. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat je dit letterlijk overneemt. Je moet er je eigen invulling aan geven en verder uitbreiden! Succes!
Mindmap digitaliseren:
Van de mindmap die je op papier hebt gemaakt maak je een foto. Stuur de foto via je telefoon naar je mail, en upload deze op je computer. Sla vervolgens de foto op in je aangemaakt mapje met als titel ‘mindmap ondernemen’. Als je de mindmap digitaal hebt gemaakt, dan sla je het ook in je map.
Lever de opdracht daarna digitaal in via google classroom.
Je hebt een mindmap gemaakt met plaatjes die jij vindt passen bij 'ondernemen'.
Welke goede eigenschappen bezit jij nou eigenlijk als ondernemer?
Waar moet je nog aan werken om een goede ondernemer te worden?
Om dit te ontdekken kun je een ondernemersscan doen. Een voorbeeld is hieronder opgenomen.
Voer de scan maar eens uit en ontdek of je een echte ondernemer in spé bent!
Succes!
Ps. Er is geen goed of fout antwoord. Het geeft een beeld van welke kwaliteiten jij als ondernemer bezit of waar je aan moet werken.
Scan jezelf!: Ondernemersscan
0%
Beste leerlingen,
Bij het keuzevak ondernemen is het ook goed om te kijken of er nou een echte ondernemer in je schuilt.
Met een ondernemersscan ontdek je of je over de persoonlijkheidskenmerken beschikt die horen bij een zelfstandig ondernemer.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Deze week heb je al verschillende dingen gelezen en onderzocht over ondernemen en het ondernemer zijn. Je hebt ook een ondernemersscan gedaan en gekeken of je al goed op weg bent om een goede ondernemer te zijn.
Kijk in de spiegel naar jezelf. Noem twee dingen waarom jij denkt dat jij een goede ondernemer zou kunnen zijn en twee dingen waar je nog aan moet werken om een goede ondernemer te worden. Leg ook uit waarom je dit denkt.
Download de spiegel hieronder. Vul deze in en sla deze op.
Afgelopen week heb je een start gemaakt met het keuzevak ondernemen. Je hebt verschillende informatie gelezen, een mindmap gemaakt en de opdracht 'kijkje in de spiegel' gemaakt.
Vanaf nu gaan wij starten met het ondernemingsplan zelf. Je gaat voor je eigen onderneming een ondernemingsplan schrijven. Heeft je wel eens gedroomd van een eigen bedrijf? Wat voor een producten verkocht je dan? Denk hier goed over na!
De komende hoofdstukken gaan we hier verder op in.
We gaan naar verschillende onderdelen van ondernemingen kijken. Dit doen we door middel van een stukje theorie, door te kijken naar hoe andere ondernemingen dit doen en van daaruit ga je uitwerken hoe je dit voor je eigen bedrijf wil doen.
De komende weken ga je de ideeën voor je eigen onderneming verder uitwerken. Dit doen we aan de hand van de volgende onderwerpen:
- Product of dienst?
- Bedrijfsnaam en doelgroep
- Logo
- Ondernemingsvormen
- de 6 p's:
1.1 Product of dienst, bedrijfsnaam en doelgroep
Een goede onderneming begint natuurlijk bij een goed gekozen bedrijfsnaam. Daarnaast is het belangrijk om de doelgroep voor ogen te hebben, voor wie is je onderneming eigenlijk bedoeld? Voordat je een naam kan verzinnen, is het belangrijk om te weten te komen of je een product of een dienst gaat aanbieden. In onderstaand schema zie je een aantal bedrijven die alleen producten aanbieden, alleen diensten of beide.
Product of dienst?
Bedrijfsnaam.
Nu je gezien hebt wat het verschil is tussen een product en dienst is het belangrijk om na te denken over een goede bedrijfsnaam (die nog niet bestaat!). Hoe kies je eigenlijk een goede bedrijfsnaam?
Bekijk hiervoor onderstaand flmpje:
Voordat je dus een bedrijfsnaam officieel kiest, moet je controleren of deze niet al bestaat. Meer informatie hierover en het controleren van de gekozen bedrijfsnaam kun je doen op de volgende webpagina:
Bij het starten van je bedrijf is het belangrijk om je doelgroep te weten: op wie ga je je richten bij het starten van de onderneming? Denk hierbij aan jongeren, ouderen, mannen, vrouwen, mensen met een laag inkomen of juist mensen met een hoog inkomen? Is je bedrijf bedoeld voor sportieve mensen, alleenstaande ouderen, gezinnen met kinderen of misschien wel voor mensen die graag in de keuken staan? Bekijk ook het filmpje hieronder over doelgroep:
De opdracht:
Nadat je bovenstaande theorie hebt doorgenomen, ga je voor je eigen bedrijf besluiten of je een product of dienst gaat aanbieden en wat voor een product of dienst dit dan wordt. Daarnaast bedenk je een bedrijfsnaam en bepaal je de doelgroep. Houd hierbij rekening met bovenstaande theorie. Vul hiervoor onderstaand schema in (download deze, vul deze uitgebreid in en sla het op op je computer).
Heb je dit gedaan? Lever de opdracht in google classroom in.
Een bedrijf heeft een jurische vorm nodig. Belangrijk bij het starten van je onderneming is wat voor soort ondernemingsvorm je neemt. Ga je een eenmanszaak beginnen of wil je met meerdere mensen een vennootschap onder firma beginnen. Er zijn veel verschillende ondernemingsvormen. We gaan de drie meestvoorkomende ondernemingsvormen eens nader bekijken. Dit zijn de EENMANSZAAK, de VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA (V.O.F) en de BESLOTEN VENNOOTSCHAP (B.V.). Elke ondernemingsvorm heeft zijn voor- en nadelen. Dat wordt uitgelegd in onderstaand filmjpe en tekst:
Eenmanszaak:
Een eenmanszaak heeft geen oprichtingseisen en er is geen startkapitaal nodig. Je hebt een eigenaar die verantwoordelijk is voor de zaak. Hij is verantwoordelijk voor de bezittingen, maar ook voor de schulden die je aan gaat als bedrijf. Bij een eenmanszaak kun je zelfs in je privévermogen, geld wat niet in de onderneming zit maar bijvoorbeeld op je eigen spaarrekening, aansprakelijk gesteld worden.
Bijvoorbeeld: Je bedrijf gaat failliet en er is een schuld van €20.000; en je hebt op je spaarrekening €30.000; staan dan kan er van je spaarrekening €20.000; opgeëist worden door de schuldeisers.
Vennootschap onder firma (VOF):
Ook een VOF is relatief eenvoudig op te richten omdat er geen oprichtingseisen zijn en er geen startkapitaal voor nodig is. Bij een VOF begin je samen met andere mensen een onderneming. Je bent dan een vennoot. Iedere vennoot is verantwoordelijk voor de onderneming. Ook bij een VOF ben je als vennoot aansprakelijk voor de totale schulden ook in je privévermogen. Je maakt voordat je een bedrijf start afspraken over wie wat doet, hoeveel geld je inbrengt in de onderneming en hoeveel je krijgt bij winstverdeling.
Bijvoorbeeld: Jamil, Esther en Ellen gaan een VOF starten. Jamil brengt €20.000, Esther € 50.000, en Ellen €10.000 mee als startkapitaal. Ze spreken af dat ieder Jamil 30 uur, Esther 20 uur en Ellen 40 uur per week werken en dat ieder 1/3 deel van de winst krijgt. Wanneer het bedrijf failliet gaat is iedere vennoot aansprakelijk voor de totale schuld dus als er een schuld is van €13.000; kan de schuldeiser iedere vennoot afzonderlijk voor de schuld aansprakelijk stellen.
Besloten vennootschap (B.V.):
Een BV moet worden opgericht bij de notaris (dit kost geld) en er geldt een kapitaalinbreng. Een BV is een onderneming waarbij de eigenaar of eigenaren de aandeelhouders zijn. Het geld dat in de onderneming is gestoken is in de vorm van aandelen. De aandelen staan bij een besloten vennootschap op naam dus op het aandeel staat de naam van degene die het aandeel ontvangen heeft. Een BV is een rechtspersoon d.w.z. de onderneming is aansprakelijk voor de schulden en niet de eigenaren, dit is een groot verschil met een eenmanszaak of VOF. Met een aandeel deel je in de winst van de onderneming. Een BV heeft vaak een bestuur in dienst, dit zijn dus werknemers in loondienst.
De opdracht:
Je hebt hierboven verschillende ondernemingsvormen gezien. Nu ga je beslissen welke ondernemingsvorm het beste bij je bedrijf past. Vul hiervoor onderstaand schema in.
Heb je dit gedaan? Sla het bestand dan op en lever het via google classroom in.
Naast een goede bedrijfsnaam is het logo natuurlijk ook zeer belangrijk! Je herkent vast wel een aantal logo's uit onderstaand plaatje:
Theorie LOGO
Je wilt natuurlijk dat je bedrijf opvalt en herkenbaar is onder je klanten. Een goed logo kan daaraan bijdragen.
Een goed logo is:
Eenvoudig
Herkenbaar; past bij het bedrijf.
Tijdloos; niet aan een tijd gebonden/ raakt niet ‘uit de mode’.
Flexibel; is het logo nog effectief als de grootte veranderd?
Gepast; een goed logo past bij het bedrijf waar het voor dient.
Je kunt een logo onderverdelen in:
Woordmerk (alleen woorden)
Beeldmerk (alleen afbeelding / beeld)
Combinatie van woord- en beeldmerk
Een logo maken passend bij je bedrijfsnaam kun je heel eenvoudig via Paint (of Paint3D). Als je handig bent met photoshop kan dit ook natuurlijk. Daarnaast mag je ook een andere tool gebruiken (zoek maar eens op youtube). Je mag natuurlijk ook een logo maken op papier. Maak er daarna een foto van en stuur deze naar je mail zodat je hem op je computer kan openen. LET OP! Je mag hierbij GEEN gebruik maken van gratis logo design programma's op internet: je moet hem echt zélf ontwerpen!
Mocht je kiezen voor paint, kan je gebruik maken van onderstaand filmpje:
De opdracht:
Maak nu een logo voor je bedrijf. Zorg ervoor dat je logo past bij de huisstijl die je wil uitstralen (let op kleurgebruik!) en bij de doelgroep die je wil bereiken. Zoals hierboven vermeld mag er geen gebruik gemaakt worden van gratis logomakers op internet. Je logo plak je uiteindelijk in onderstaand WORD-bestand (ook als je het logo op papier maakt en er daarna een foto van maakt). Daarnaast geef je een beschrijving van je LOGO: waarom ziet je LOGO er zo uit, waarom heb je hiervoor gekozen? Het document verstuur je vervolgens weer via google classroom naar de docent.
De komende lessen gaan we de 6's uitwerken. De 6 p's vallen onder het begrip 'marketing'. Hieronder een stukje theorie hierover:
Je wilt als onderneming zoveel mogelijk verkopen om een zo groot mogelijke winst te behalen. Je bent niet voor niets een commercieel bedrijf. Je kunt winst halen door goederen (tastbaar) te verkopen of door diensten(niet tastbaar) te verlenen. Wat voor soort bedrijf ging je beginnen?
Het is belangrijk om te weten of er echt vraag is naar jouw producten. Wil de klant jouw product wel kopen? Hoe bepaal je de prijs van je product? Waar moet je gaan vestigen met je onderneming (welke plaats? In het centrum of juist niet?)? Wat voor service verleen ik aan mijn klanten? Hoe wil je dat je onderneming eruit gaat zien? Wie zijn mijn concurrenten? Hoe onderscheid ik me van mijn concurrenten?
Onder marketing verstaan we alle activiteiten, die jij als ondernemer doet om je producten te verkopen. Je kunt marketing verdelen in productbeleid, prijsbeleid, plaatsbeleid, promotiebeleid, personeelsbeleid en presentatiebeleid. We noemen dit dus de zogenaamde 6 P’s (ze beginnen alle zes met een p).
Om een voorbeeld te zien hoe bedrijven omgaan met de marketingmix, is hieronder een filmpje van Starbucks. Starbucks heeft verschillende fasen doorgaan: veel succes, maar ook financiële nood in tijden van crisis. Hoe hebben ze dit aangepakt? Bekijk onderstaand filmpje en ontdek!
Ps. het filmpje in het in Engels. Mocht je een Nederlandse ondertiteling willen, volg dan de stappen in het plaatje hieronder.
2.1 Productbeleid
P van Product
We gaan ons nu bezig houden met de eerste P van de marketingmix: het productbeleid. Productbeleid is een lastig onderdeel. Ga je een product of dienst aanbieden waar veel behoefte aan is en ook veel verkocht wordt (denk bijvoorbeeld aan brood) of ga je een product verkopen waar weinig behoefte aan is maar waar wel veel winst opgemaakt wordt? Je hebt met je onderneming gekozen voor een bepaald product of dienst. Waarom? Wat is de reden dat je juist dat product of dienst wil verkopen? Heb je onderzocht of er vraag naar is?
We kunnen producten verdelen naar soorten.
Soorten producten
Convenience goederen: goederen die gekocht worden door klanten waarbij de klant “automatisch” het product koopt zonder na te denken of informatie gaat inwinnen. Je doet dus weinig moeite om product aan te schaffen. Voorbeelden van convenience goederen zijn melk, eieren, brood en chips.
Shopping goederen:goederen die worden gekocht nadat je er over nagedacht hebt wat voor product je wilt kopen. Je gaat voor shopping goederen winkelen, maar het is betaalbaar. Shopping goederen schaf je een aantal keer per jaar aan. Voorbeelden van shopping goederen zijn kleding, schoenen en spullen voor in huis.
Specialty goederen:goederen waar je erg veel moeite voor doet om het product in je bezit te krijgen. Vaak erg dure en unieke producten die je niet vaak aanschaft. Voorbeelden: auto’s, sieraden en muziekinstallatie.
Assortiment
Je moet naast dat je product gaat verkopen ook rekening houden met je assortiment. Ga je een bepaald product verkopen of verschillende producten? Ga je producten verkopen die met elkaar te maken hebben ( Bijvoorbeeld: Cd’s en muziekinstallatie of fietsen en scooters) of ga je juist een product verkopen waar je heel veel verschillende merken of uitvoeringen gaat verkopen ? (Bijvoorbeeld: fietsen maar dan verschillende merken, uitvoeringen dames/heren/kinderen).
Breedte van assortiment:Heb je veel verschillende productgroepen, dan heb je een breed assortiment. Heb je juist weinig verschillende productgroepen, dan heb je een smal assortiment. Een supermarkt heeft bijvoorbeeld een heel breed assortiment, terwijl een speciaalzaak (denk aan een bakker, slager, sieradenwinkel) juist een smal assortiment heeft.
Diepte van assortiment: Heb je van de producten verschillende variaties en/of merken dan heb je een diep assortiment. Heb je dit niet dan heb je een ondiep assortiment. Een speciaalzaak (zoals een bakker, slager of sieradenwinkel) heeft een diep assortiment: zij hebben bijvoorbeeld heel veel verschillende soorten broden of vlees of sieraden. Terwijl een discounter (zoals de aldi, of de lidl) een ondiep assortiment heeft: zij hebben wel veel verschillende soorten productengroepen, maar van die verschillende productgroepen niet veel productsvariaties.
Service
Ook niet onbelangrijk om over na te denken: hoe ga je de service regelen? Hoe zorg je ervoor dat klanten tevreden je winkel binnen komen, maar ook weer uitgaan? En hoe regel je de service na de verkoop? Een goede service is vaak de reden dat klanten juist bij jou komen kopen! Je kan service verdelen onder 1. service voor de verkoop. 2. service tijdens de verkoop en 3. service na de verkoop. Een aantal voorbeelden:
Onder service vóór de verkoop valt bijvoorbeeld:
- goede bereikbaarheid / parkeergelegenheid
- Sfeer in de winkel
- flyers / folders verspreiden
- op verzoek bereikbaar zijn per mail / telefoon/ social media
Onder service tijdens de verkoop valt bijvoorbeeld: - een fijne ontvangst (begroeting / een kopje koffie aanbieden) - een product als cadeau inpakken - monsters / samples meegeven - producten duidelijk en met de juiste informatie demonstreren - eventuele (kwantum)korting geven / klantenkaarten / spaaracties - gemakkelijk betalen op verschillende manieren (pinpas, contact, apple pay etc.)
Onder service na de verkoop valt bijvoorbeeld: - producten gratis repareren - producten thuisbezorgen - (elektrische) apparatuur thuis installeren - goede klachtenafhandeling.
Opdracht:
In deze opdracht ga je de P van Product voor je eigen onderneming uitwerken.
Je weet inmiddels welke SOORTEN producten er zijn en wat een breed / smal en diep / ondiep assortiment is. Dit ga je dan ook uitwerken voor je eigen onderneming.
Naast dat je gaat kijken wat voor soort product en / of dienst je gaat verkopen en hoe je assortiment eruit gaat zien, moet je ook antwoorden weten op onderstaande vragen om je P van Product goed in beeld te hebben:
- Ga je het product zelf maken of koop je het in?
- Welke eigenschappen moet het product(en) hebben?
- Hoe regel je de service (voor- tijdens- en na de verkoop)?
- Wat maakt je product zo uniek?
Vul onderstaande opdracht zo volledig mogelijk in en lever deze in in google classroom.
Je hebt de eerste P (productbeleid) afgerond. Je gaat je nu bezig houden met de volgende P namelijk Plaatsbeleid.
Waar moet je je bedrijf vestigen zodat de klant de producten of diensten kan krijgen? Moet het een A locatie zijn, B locatie of een C locatie zijn?
A- B- of C- locatie?
A-locatie: in het centrum van een stad of dorp. De A-locatie wordt vaak onderverdeeld in A1-locaties en A2-locaties. Een A1-locatie is in het centrum van een winkelgebied in een dorp of stad. Een A2-locatie bevindt zich meer aan de rand hiervan. De A1-locatie moet het daarom hebben van het winkelend publiek dat langsloopt. De A2-locatie aan de rand van het centrum heeft een betere bereikbaarheid doordat er betere parkeervoorzieningen zijn. Een A-locatie is vaak aantrekkelijker voor ondernemingen om zich te vestigen dan een B- of C- locatie, maar vaak wel duurder.
B-locatie: de B-locatie is een locatie die aantrekkelijk is voor bedrijven om zich er te vestigen. B-locaties liggen vaak aan de straten die naar het centrum toe leiden. Een B- locatie is vaak minder aantrekkelijk dan een A-locatie, maar meer aantrekkelijker dan een C-locatie.
C-locatie: bevindt zich vrijwel altijd op grotere afstand van een stadscentrum. Er is dan ook weinig winkelend publiek. Winkels kiezen vaak voor een C-locatie vanwege de goedkopere huurkosten. Vaak zijn het de plekken waar bouwmarkten en andere grote zaken zich vestigen of juist grote winkels die ruime parkeergelegenheid nodig hebben.
Huur of koop?
Je gaat met je onderneming op zoek naar de juiste locatie in de plaats waar je wilt vestigen (gemeente Eindhoven of omliggende gemeenten). Ga je het pand huren of kopen, wat kies je? Voordat je dit kan besluiten, moet je eerst onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van het huren en kopen van een bedrijfspand. Deze kun je op internet vinden. Ga maar eens op onderzoek uit!
De opdracht:
Je hebt nu kunnen lezen wat het verschil is tussen een A (A1 en A2) locatie, een B-locatie en een C-locatie. Daarnaast heb je onderzocht wat de voor- en nadelen zijn van het huren en kopen van een bedrijfspand. Je gaat nu voor je eigen onderneming de P van Plaats uitwerken.
Waar moet huisvesting aan voldoen? Welke eisen heb je voor het pand? Je gaat zoeken naar makelaarssites om te bekijken welke locaties er aangeboden worden, en of er een geschikte locatie aangeboden wordt die aan je eisen voldoet. Je kunt ook op Funda kijken naar een bedrijfsruimte via de volgende link: https://www.fundainbusiness.nl/.
Nadat je een geschikt bedrijfspand hebt gevonden, maak je onderstaande opdracht. Zodra deze klaar is, verstuur je de opdracht via google classroom naar de docent.
Promotiebeleid; wat doet een onderneming allemaal om haar producten te verkopen? Alle activiteiten die de verkopen stimuleren vallen onder promotiebeleid. Denk hierbij aan reclame maken, verkoopgesprekken voeren en het benaderen van “toekomstige” klanten.
We kijken iedere dag heel veel naar reclame. Denk aan reclame op tv, in de krant, op social media, op billboards, folders, op de radio en ga zo maar door. Je kunt je voorstellen dat niet iedere vorm van reclame past bij de onderneming die je hebt. Als je een snackbar hebt in Eindhoven dan heb je weinig aan een dure landelijke tv reclame. Je doelgroep is namelijk mensen regio Eindhoven. Je kunt dan beter een reclamefolder maken voor Eindhoven en omgeving of een advertentie in een plaatselijk blaadje.
Voordat je verder gaat, bekijk dan eerst onderstaand flimpje over Marketing en Reclame:
Promotie maken voor je eigen bedrijf!
Elk bedrijf maakt op een andere manier reclame. Zo maakt een supermarkt veel reclame via televisie en folders. Een beautysalon zal voornamelijk reclame maken door het uitdelen van visitekaartjes en door gebruik van social media. Welke reclamevorm zou je voor je bedrijf willen gebruiken? Wat is de boodschap, die je als bedrijf wil geven?
Bekijk eerst de volgende sites en het filmpje, lees daarna deze pagina verder.
Er zijn heel veel vormen van reclame, onder andere deze 15:
1. Radio commercial 2. Televisie reclame
3. Advertentie in de krant (huis aan huisblad) 4. Billboard / reclamebord
5. Sponsoring 6. Gratis weggevertjes of monsters
7. Kleding 8. Workshop geven
9. Presentatie geven 10. Weblog schrijven
11. Internet 12. Folder / brochure
13. Visitekaartje 14. Social media (facebook / instagram) / vlog
15. Gratis prijsvraag uitschrijven
De opdracht voor je eigen onderneming:
Je ziet dat er heel veel verschillende reclamevormen zijn. Kies welke vorm het beste bij je bedrijf past en werk deze uit. Er kunnen natuurlijk verschillende reclames ingezet worden voor je bedrijf.
Bedenk én maak minimaal 1 reclame voor je bedrijf. Hier geldt natuurlijk: maak gebruik van je creatieve geest. Ben dus vooral origineel! Voeg het gemaakte product toe aan onderstaand document. Indien je gebruik maakt van links (denk aan een gemaakte website / facebookpagina / instagrampagina) voeg dan de link van het gemaakte product toe aan je ondernemingsplan. Denk ook aan de boodschap die je als bedrijf wilt geven! Als je iets op papier maakt, maak hier dan weer een foto van en voeg deze toe.
Geef gemotiveerd aan waarom je gekozen hebt voor deze reclamevormen (bv. folder, facebookpagina, flyer, showcard etc.)
Sla de uitgewerkte reclamevorm goed op. Vul daarna onderstaand document in. Voeg hier je gemaakte product toe. Denk aan het toevoegen van een link als je een website hebt gemaakt of gebruik gemaakt hebt van een social media kanaal. Heb je een folder/ brochure/ flyer gemaakt? Dan mag je deze in zijn geheel opsturen via google classroom en onderstaand document nog een keer los sturen. TIP: Onder 'Tips voor het maken van een folder / flyer/ brochure staan een aantal handige trucs om een mooie folder / brochure / flyer te maken voor je eigen bedrijf!
Tips voor het maken van een folder / flyer / brochure
Een goede folder, flyer en brochure voldoet minimaal aan de volgende eisen:
Het logo en de bedrijfsnaam zijn opgenomen.
Het is in de stijl van je bedrijf (denk aan logo en kleuren!)
In een folder staan artikelen met prijs. Denk ook aan het maken van een passende aanbieding. In de folder moet staan tot wanneer de aanbiedingen geldig zijn
Het adres van je winkel, de openingsdagen en tijden (deze mag je zelf verzinnen) staan vermeld.
Voorbeelden folders:
Wist je dat je heel eenvoudig een folder, flyer, brochure of visitekaartje in WORD kan maken?
Er zijn verschillende lay-outs beschikbaar in WORD zodat je deze alleen nog maar hoeft te personaliseren voor je eigen bedrijf!
Zo vind je ze:
Ga naar WORD --> kies BESTAND --> kies NIEUW --> Vul in de zoekregel in wat je zoekt: folder, flyer, brochure of misschien wel een visitekaartje? Kies een ontwerp wat jullie mooi vinden en past bij jullie bedrijf. Vervolgens ga je deze personaliseren voor je eigen bedrijf!
Je kunt een goed product hebben, maar als je personeel onbeleefd of brutaal is dan gaat geen klant het product bij jou kopen. Daarnaast heb je dan ook nog de kans dat dit doorverteld wordt en nog minder klanten je winkel zullen bezoeken. Onder personeelsbeleid verstaan we alle activiteiten gericht op het personeel om zoveel mogelijk producten te kunnen verkopen. Dat klinkt misschien heel vaag dus je gaat onder andere zelf nadenken aan welke eigenschappen goed personeel volgens jou moet voldoen.
Om een goed ondernemingsplan te schrijven is het van belang te weten hoeveel personeel je in dienst gaat nemen. Dit heeft namelijk invloed op de kosten die je maakt (het betalen van loon aan jullie personeel, premies, pensioenen etc.).
Om te weten te komen waar je aan moet denken bij deze kosten, bekijk de volgende sites hiervoor:
In je financiële plan hebben wij de premies en pensioenen al doorberekend. Het belangrijkste is om te weten hoeveel functies je binnen je bedrijf hebt en dus hoeveel personeel je aan moet nemen.
De opdracht:
Bekijk onderstaand document met vragen. Vul deze vragen in. Geef steeds uitleg bij je antwoord. Verstuur het document daarna via google classroom naar de docent.
Een ander woord voor een personeelsadvertentie is ook wel een VACATURE.
Om goed personeel voor jou bedrijf te vinden, is het belangrijk om een goede vacature te plaatsen. Het is van belang dat de vacaturetekst creatief, opvallend en duidelijk is, zodat elke potentiele kandidaat enthousiast wordt en je dus geen mogelijk talent voor jou bedrijf laat lopen. Een goede vacaturetekst moet duidelijk, concreet, eerlijk en flexibel zijn.
Bekijk eerst het volgende filmpje over de begrippen vacature, arbeidsmarkt, vraag en aanbod.
Nu je weet wat een vacature is, ga je er eens een bekijken en daarover vragen beantwoorden.
Bekijk onderstaande vacature van de ACTION. Download het vragenblad hieronder en beantwoord de vragen die gaan over de vacature. Heb je de opdracht klaar? Verstuur deze dan via google classroom.
Je hebt nu bekeken welke eigenschappen goed personeel moet hebben en je hebt een vacature bekeken en daar vragen over beantwoord. Nu ga je zelf een vacature maken!
Als je nog meer voorbeelden van vacatures wilt bekijken kan dat via verschillende sites, voorbeelden hiervan zijn:
Stel zelf een vacaturetekst samen voor een functie binnen je bedrijf.
Denk aan de volgende punten in je vacature:
- Spreek alleen de ideale kandidaat aan: wat vindt jouw doelgroep belangrijk in een baan?
- Zorg voor een duidelijke functieomschrijving
- Schrijf een pakkende opening
- Vergeet de algemene informatie niet als bedrijfsnaam, locatie, vanaf wanneer is de functie beschikbaar, welk dienstverband is de functie, wat voor een salaris hoort bij de functie?
- Zorg voor een overzichtelijke vacaturetekst: korte alinea's, witregels, opsommingstekens...
- Maak de vacature zo aantrekkelijk dat het de kandidaat aanzet tot actie. Geef een naam en een telefoonnummer van een contactpersoon waar ze potientiële kandidaat terecht kan voor vragen. Geef duidelijk aan waar de sollicitant moet solliciteren en op welke manier (CV, motivatiebrief of allebei?).
Schrijf je vacature in onderstaand WORD bestand en stuur deze via google classroom naar de docent.
Hoe wil je dat de klanten over je bedrijf denken? Wat is je imago? Wat kun je hier aan doen? We gaan bij presentatiebeleid de volgende vragen beantwoorden:
Wat is de boodschap die je wilt brengen naar de klanten?
Hoe ziet het interieur (binnenkant winkel) en exterieur (buitenkant winkel) er uit?
Wat is je imago? Het imago is het beeld dat klanten hebben over een product / bedrijf. Bedrijven zijn vaak voor hun succes afhankelijk van een goede reputatie. Het is vaak gericht op één of twee van de volgende categorieën: prijs, kwaliteit of service. Voorbeeld: een kledingwinkel die het imago 'goedkoop' wil uitstralen zal minder doen aan de presentatie en uitstalling van artikelen als bijvoorbeeld het kledingmerk louis vuitton. Dat kan je eigenlijk al zien aan de buitenkant van een bedrijf:
Voorkant Louis VuittonVoorkant Primark
Wat is je huisstijl?
Hoe ziet je etalage eruit? Je kan kiezen uit:
Open etalage: Dit geeft de klant de gelegenheid om door de etalage de winkel in te kijken.
Gesloten etalage: De klant ziet de achterkant van de etalage en kan dus niet door de winkel heen kijken. De aandacht van de klant gaat zo volledig naar de etalage.
Half open etalage: combinatie van beide. Zowel een gedeelte gesloten als open.
Sfeercollage.
Om een goede indruk te krijgen van je bedrijf, ga je door middel van een sfeercollage de P van Presentatie laten zien. In je sfeercollage laat je meteen zien hoe je huisstijl eruit gaat zien. De beschrijving van de huisstijl moet dan ook overeenkomen met de sfeercollage die je gaat maken. Hieronder zie je een voorbeeld van een sfeercollage van een woonkamer.
De opdracht:
Je merkt dat je veel vragen eigenlijk al beantwoord hebben in vorige opdrachten, maar dat er ook nog vragen open staan die nog beantwoord moeten worden. Je gaat goed nadenken over bovenstaande onderwerpen en vult onderstaand bestand in.
De opdracht behorende bij de P van presentatiebeleid bestaat uit twee delen:
1. Beantwoorden van onderstaande vragen in het WORD document.
2. Het maken van een sfeercollage waarbij je beantwoorde vragen terugkomen in deze sfeercollage.
Zorg ervoor dat de huisstijl duidelijk terug komt in deze sfeercollage. De sfeercollage mag op papier of via de computer. Indien je besluit dit op papier te doen, zorg er dan weer voor dat je hier een foto van maakt, deze naar je mail stuurt en vervolgens een kopie ervan in de opdracht zet.
Het prijsbeleid van een onderneming is natuurlijk belangrijk. Wil je veel of voldoende verkopen, dan moet je er voor zorgen dat je prijs niet te hoog is, maar met een te lage prijsstelling kan je je kosten misschien niet betalen.
Je gaat je nu bezig houden met de theorie van het prijsbeleid. Prijsbeleid is een erg moeilijk onderdeel van de marketing. Welke prijs moet er gehanteerd worden bij welk product of dienst? Komt de prijs overeen met de verwachting van de klanten? Hoe is de prijs/kwaliteitsverhouding van de producten? Hoe duur zijn de producten of diensten van mijn concurrenten?
Bij prijsbeleid gaat het niet alleen maar over de prijs, er wordt ook nagedacht over de prijs in relatie tot de doelgroep. Als je een hoge prijs vraagt voor je product / dienst, dan betekent dat vaak een rijkere maar ook kleinere doelgroep. Bij lage prijzen zul je een doelgroep hebben met minder te besteden geld, maar deze doelgroep is wel groter.
Prijsrange
De prijzen van artikelen uit een winkel liggen tussen 2 verschillende bedragen in. Dit noem je de prijsrange. In een supermarkt kan bijvoorbeeld het goedkoopste product € 0,18 zijn, terwijl je het duurste product koopt in dezelfde supermarkt voor bijvoorbeeld € 79,75.
De prijsrange in deze supermarkt ligt dan ook tussen de € 0,18 en € 79,75.
Prijsstrategie
Ook de prijsstrategie is belangrijk voor het product of de dienst. Hiermee kun je aangeven op welke manier je de prijs wil hanteren in de markt. Een aantal voorbeelden van prijsstrategieën:
Concurrentiegeoriënteerde prijsstelling
De prijzen van de concurrentie bepaalt de prijs die je vraagt voor je product / dienst
Afroompolitiek
Eerst een hoge prijs vragen voor een nieuw product. Er zijn altijd klanten die nieuwe producten als eerste willen koopen. Door de hoge prijs wordt er goed verdiend aan deze klanten. Na verloop van tijd zakt de prijs weer.
Penetratiepolitiek
Eerst een lage prijs vragen om klanten te trekken. Daarna wordt de prijs weer verhoogd.
Discount pricing
Een lagere prijs hanteren dan je concurrentie.
Combinatie aanbiedingen met korting
Als winkel bied je een combinatie van producten aan met korting of voor een lagere prijs dan wanneer je de producten los zou kopen.
Premium pricing
Iets hogere prijs vragen dan de belangrijkste concurrentie. Het doel is om een hoger beeld van kwaliteit te verkrijgen.
Voorbeeld verkoopprijsberekening
We nemen een broek als voorbeeld. Je hebt deze broek bij de leverancier ingekocht voor € 75,00. Je weet dat 10% van de inkoopprijs van dit artikel gelijk is aan de kosten die je maakt. Daarnaast wil je ook nog winst maken. Je wil een winst maken van 20% van op de inkoopprijs. Daarna moet je ook nog de BTW berekenen. Op kleding zit 21% BTW.
Rekenvoorbeeld 1 : met een percentage voor de kosten en een percentage voor de winst.
Inkoopprijs:
€
75,00
Kosten 10% van € 75,00: € 75 : 100 x 10
€
7,50
Winst 20% van € 75,00: € 75 : 100 x 20
€
15,00
Nettoverkoopprijs : € 75,00 + € 7,50 + € 15,00 =
€
97,50
BTW 21% : € 97,50 : 100 x 21 =
€
20,48
Brutoverkoopprijs : € 97,50 + € 20,48 =
€
117,98
Rekenvoorbeeld 2: met één vast percentage waarin de kostendekking en winstopslag zitten. Ook wel de brutowinstopslag genoemd.
Inkoopprijs:
€
75,00
Brutowinstopslag: 30% van € 75,00: € 75,00 : 100 x 30=
€
22,50
Nettoverkoopprijs: € 75,00 + € 22,50 =
€
97,50
BTW 21 %: € 97,50 : 100 x 21 =
€
20,48
Brutoverkoopprijs: € 97,50 + € 20,48 =
€
117,98
Uitleg begrippen:
Nettoverkoopprijs: de verkoopprijs zonder BTW
Brutoverkoopprijs: de verkoopprijs met BTW, ook wel Consumentenprijs genoemd.
BTW: in Nederland heb je 3 verschillende BTW-percentages. Het algemene tarief is 21%. Voor sommige goederen en diensten geldt het verlaagde tarief van 9%. Als je zaken doet met het buitenalnd, dan kan het 0% van toepassing zijn.
0% : Als je zaken doet met het buitenland.
9%: Met name levensbehoeften, onder andere voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen en boeken.
21%: Algemeen tarief, voor alle andere goederen / diensten die niet onder het 0% of 9% tarief vallen.
Omzet berekenen
Het aantal producten dat een bedrijf verkoopt, noem je de afzet. Het geldbedrag dat het verkopen van de producten oplevert, noem je de omzet.
De berekening van de omzet is dan ook: afzet x verkoopprijs.
De opdracht:
Je gaat een aantal vragen duidelijk en nauwkeurig beantwoorden. Belangrijk is om deze opdracht zeer zorgvuldig te maken!
In onderstaand bestand staat de opdracht. Beantwoord steeds iedere vraag. Uit ervaring weten we dat dit onderdeel door leerlingen als moeilijk wordt ervaren. Je moet voor deze opdracht een uitgebreid onderzoek doen. Je kunt namelijk niet zomaar zeggen mijn product verkoop ik voor € 10,- want mijn concurrent verkoopt het voor €12,-. Stel dat jouw product een kostprijs heeft van €11,- dan heb je dus steeds per product €1,- verlies.
Heb je deze opdracht af? Dan lever je deze weer in in google classroom.
Je bent nu al een aantal weken bezig geweest met het maken van je ondernemingsplan. Nu is het tijd om je concept-plan te gaan pitchen!
Een pitch is een korte presentatie waarin je jezelf of je idee verkoopt. In ons geval ga je met je pitch de luisteraar enthousiast maken over je ondernemingsplan.
Een pitch hoeft niet lang te duren, zolang je de interesse van de luisteraar maar wekt en je verteld wat je precies van plan bent!
Bekijk eerst de volgende tips over een goede pitch:
De opdracht.
Maak een goede pitch over je plan. Doe dit op een creatieve manier! Ontwerp bijvoorbeeld iets op papier, maak een mindmap over je ondernemingsplan, maak een filmpje, werk met plaatjes, ontwerp een website, maak een (aantrekkelijke!) PowerPoint, maak een prezi... Of misschien heb je nog wel leuke ideëen om kort je ondernemingsplan te pitchen?!
Je pitch moet tussen de 5 en 10 minuten duren.
Zorg er in ieder geval voor dat de volgende punten in je pitch duidelijk naar voren komt:
- Open met: Wie ben je? Wat voor een bedrijf wil je gaan opstarten? Wat zijn je kwaliteiten? Waar moeten je nog aan werken om een goede ondernemer te kunnen zijn?
- Wat is je idee, je bedrijfsnaam, doelgroep en logo? Waarom heb je hiervoor gekozen?
- De 6 p's (over je eigen onderneming) moeten aan bod komen (2.1 t/m 2.6: Product, plaats, promotie, personeel, presentatie, prijs).
- Waarom denk je dat je onderneming kan slagen? Wat zijn je USP's, jullie Unique Selling Points? Oftewel: Wat maakt jouw bedrijf zo speciaal ten opzichte van de concurrenten?
- De Pitch wordt afgelopen door het stellen van de vraag 'zijn er nog vragen'?
- Verder krijg je ook punten voor een professionele houding, enthousiasme, en het gebruik van een presentatiemiddel.
Deze Pitch wordt onderdeel van je beoordeling. Je krijgt hier dan ook punten voor, wat straks meetelt in de eindbeoordeling. Hieronder kunnen je zien waar je op beoordeeld wordt. Zorg dan ook dat elk punt meegenomen is in de Pitch!
Je hebt je de afgelopen weken bezig gehouden met het beschrijven van de 6 P's. Het is nu duidelijk wat voor producten en / of dienten je gaat verkopen, wat de prijs van deze producten en / of diensten is, hoe je reclame gaat maken, waar je je bedrijf gaat vestigen, hoe je bedrijf zich in de markt presenteert, hoeveel personeel je nodig hebt en welke eigenschappen je personeel moet hebben.
Om te onderzoeken of er interesse is in je product en / dienst ga je een marktonderzoek doen. Je gaat hiervoor een enquête opstellen en afnemen.
De komende lessen staan in het teken van dit marktonderzoek.
Je gaat achtereenvolgens het volgende doen:
3.1 Onderzoeksvraag bepalen
Een marktonderzoek is niet makkelijk, je gaat hier uitgebreid over nadenken. Hoofdvraag blijft natuurlijk: Wat wil je als ondernemer weten van “toekomstige” klanten?
Zoals je hebt kunnen lezen, ga je als marktonderzoek enquêtes afnemen. Hiervoor moet natuulijk eerst een vragenlijst opgesteld worden. Voordat je een vragenlijst kan opstellen, moet je eerst een onderzoeksvraag formuleren.
Wat wil je precies weten van degene bij wie je de enquêtes gaat afnemen?
Een goed onderzoek start met een duidelijke onderzoeksvraag. Het doel van je onderzoek is namelijk om een antwoord op de onderzoeksvraag te vinden. Bij het opstellen van je onderzoeksvraag zijn er vaak twee valkuilen:
de onderzoeksvraag is te algemeen;
de onderzoeksvraag is te beperkt.
Te algemeen wil zeggen: te breed. De onderzoeksvraag heeft te maken met zo'n groot gebied dat je hem nooit binnen jouw onderzoek kunt beantwoorden. Bijvoorbeeld:
'Wat is de invloed van dieselmotoren op het milieu ?'
Te beperkt wil zeggen: te smal. De vraag is dan al vaak te beantwoorden zonder dat je er onderzoek naar hebt gedaan. Bijvoorbeeld:
'Wat houdt mobiele telefonie in?'
Voorbeeld van een goede onderzoeksvraag:
'Is het noodzakelijk om in een nieuwe kledingwinkel merkartikelen aan te bieden?'
De vraag is goed omdat:
het onderzoeksterrein helder is: kledingwinkel en merkartikelen;
er een duidelijk antwoord op te geven is (ja, omdat.... of: nee, omdat [...].)
Je onderzoeksvraag heeft natuurlijk te maken met één of meerdere P's die je onlangs hebt beschreven. Denk goed met welke P of P's je vraag te maken heeft. Maak daarna onderstaande opdracht en verstuur deze via google classroom.
Bij een enquête moet je een vragenlijst opstellen. Dit doe je niet zomaar: je gaat er eerst goed over nadenken. Een vragenlijst bestaat uit twee delen:
Achtergrondvragen: vragen over de achtergrond van degene die de vragen beantwoordt. Zorg ervoor dat je maximaal acht eenvoudige vragen hierover stelt.
Vragen over je product, idee of dienst. Zorg ervoor dat deze vragen goed aansluiten op je onderzoeksvraag: wat wil je nou precies weten?
Tips bij het opstellen van een enquête:
Je mag de vragenlijst zo uitgebreid maken als je wilt, maar denk eraan dat mensen bij te lange vragenlijsten snel afhaken waardoor je minder of onjuiste antwoorden krijgt op je vragen.
Kijk na het opstellen van de enquête nog eens goed naar je onderzoeksvraag, de deelvragen en de vragen in je vragenlijst. Leveren ze de antwoorden op die je kunt gebruiken in je marktonderzoek?
Bekijk de volgende websites over marktonderzoek doen:
Maak een goede enquête zodat je met het ondernemingsplan verder kunnen. Wat wil je weten? Waar wil je precies een antwoord op? Houdt hierbij altijd je hoofdvraag en deelvragen in gedachte! Een voorbeeld enquête van een marktonderzoek naar kleding vind je hieronder. Je mag hier vragen van gebruiken, maar deze mag je niet letterlijk overnemen. Pas ze aan je eigen bedrijfsidee aan. Misschien vind je zelf ook nog wel een goede enquête op internet waar je onderdelen van kunt gebruiken. De enquête maak je in WORD en verstuur je na goedkeuring van je docent via google classroom.
Je enquête moet minimaal 14 vragen hebben. De vragen moeten te maken hebben met je hoofd- en deelvragen.
Vanwege het corona-virus gaan wij de gemaakte enquêtes niet fysiek afnemen, maar digitaal. Om dit gemakkelijk te doen, maak je de goedgekeurde enquête in google forms. Een voordeel van google forms is dat de afname een stuk makkelijker is dan een WORD-bestand sturen naar de ondervraagden. Je kan straks namelijk een 'link' delen. Via deze link kunnen de ondervraagden heel eenvoudig de enquête invullen. Ze hoeven niet eerst een document te downloaden, maar kunnen meteen beginnen met aanvinken.
Een ander bijkomend voordeel is dat google forms de antwoorden voor je verzameld en netjes in grafieken zet.
Zo heb je direct de antwoorden verwerkt en kan je verder gaan met de analyse van de antwoorden.
LET OP! Je mag pas aan deze stap beginnen als je enquête in WORD is goedgekeurd door de docent.
De opdracht:
Deel 1: Je gaat straks de goedgekeurde enquête omzetten in google forms. Om een indruk te krijgen hoe dit er dan uit gaat zien, ga je eerst een enquête in FORMS invullen. Klik hiervoor op onderstaande link. Je ziet hier de voorbeeld enquête zoals in de wikiwijs, maar dan in google FORMS.
Deel 2: Zelf je enquête in google FORMS zetten.
Nu ga je zelf aan de slag met het omzetten van je enquête in WORD naar google FORMS. Ook hier geldt weer: je verstuurt de enquête pas naar ondervraagden nadat de docent hiervoor toestemming heeft gegeven! Volg de instructie van google FORMS hieronder. Succes!
INSTRUCTIE GOOGLE FORMS
Stap 1: Log in op je schoolmail (voornaam.achternaam@stedelijkcollege.com).
Stap 2: Klik rechtsboven op de 9 'puntjes'.
Stap 3: Hier zie je verschillende opties en vind je ook formulieren. Klik hierop.
Stap 4: Je gaat een nieuw formulier openen, dit doe je door op 'leeg' te drukken. Zie de foto hieronder.
Stap 5: Klik vervolgens op de instellingen knop rechtsboven. Als het goed is, is het 'Beperken tot gebruikers in Silfo en de bijbehorende vertrouwde organisaties' aangevinkt, zorg dat deze wordt uitgevinkt. Zie de foto hieronder. Door dit in te stellen, kunnen ook ondervraagden buiten Stedelijk College deze enquête invullen.
Stap 6: Nu ga je de titel van de enquête maken. Bij 'naamloos formulier' typ je: enquête + jullie eigen bedrijfsnaam. Bij formulierbeschrijving kun je kort beschrijven dat dit een schoolopdracht is en dat je een enquête moet afnemen wat ongeveer 2 minuten duurt. Zie als voorbeeld de foto hieronder (de opmaak van de enquête leer je later).
Stap 7: De enquêtevragen maken. Je gaat nu de enquêtevragen die je in WORD hebt gezet, in google FORMS zetten. Je kan verschillende 'soort' vragen erin zetten.
De meest voorkomende zijn:
Meerkeuze: ondervraagden kunnen kiezen tussen één antwoord. Mocht je bij meerkeuze ook nog de optie hebben 'anders, namelijk...' kies dan bij de meerkeuzevraag in FORMS als laatste optie 'overige toevoegen'. Ondervraagden kunnen dan zelf nog iets invullen.
Selectievakjes: Als er meerdere antwoorden mogelijk zijn (vul dan ook bij de vraag in: 'meerdere antwoorden mogelijk').
Kort antwoord: Als je een open vraag stelt. Ondervraagden kunnen dan zelf iets invullen.
Voor een nieuwe vraag klik je op het + teken aan de rechterkant:
Stap 8: Als je alle vragen hebt verwerkt, ga je de opmaak verder verzorgen. Dit kan je doen door op het volgende icoontje te klikken: Hier kan je de themakleur, achtergrondkleur en de letterstijl veranderen. Zorg ervoor dat je hier je huisstijl verwerkt! Daarnaast kan je een afbeelding erin zetten. Zorg hier ervoor dat je jeLOGO erin zet. Deze komt dan bovenaan je enquête te staan!
Stap 9: Heb je alle bovenstaande stappen verwerkt? Dan klik je op het oogje rechtsbovenin. Je ziet zo de enquête zoals de ondervraagde het ook te zien krijgt. Nu vraag je je docent om mee te kijken. Deze moet de gemaakte enquête eerst goedkeuren voordat je naar de laatste stap kan gaan.
Stap 10: Het versturen van de enquête. Is je enquête in google FORMS goedgekeurd? Dan klik je vervolgens rechtsboven op verzenden. Je kiest hier voor de 'bijlage' knop:
Je ziet dat er een link tevoorschijn komt. Deze ga je verkorten. Dat kun je doen door op 'URL verkorten' aan te vinken. Kopieer deze verkorte link en stuur deze naar je mailadres. Stuur de verkorte link door naar je mailadres. Vervolgens ga je de link delen met minimaal 20 personen binnen je doelgroep. Dit kun je doen door deze te versturen per mail, maar ook door deze link te delen via bijvoorbeeld WhatsApp. Zorg er zelf voor dat je minimaal 20 antwoorden hebt gekregen! Je kan het aantal antwoorden bekijken door op 'antwoorden' te klikken in je google FORMS formulier:
3.4 Analyse en conclusies enquête
Bekijk de verschillende ingevulde enquêtes via google FORMS en maak een duidelijk overzicht van de resultaten.
De resultaten heeft google FORMS al in grafieken gezet. Jij gaat deze nu verwerken en korte conclusies per vraag beschrijven.
Controle aantal antwoorden:
Log in op je gmail-account van school en ga weer naar formulieren.
Klik nu op antwoorden:
Als het goed is, heb je daar 20 of meer antwoorden. Pas als je deze aantallen hebt, mag je doorgaan met de opdracht!
De conclusie opstellen:
Je ziet bij het kopje antwoorden de antwoorden van de vragen verwerkt in grafieken. Zo kan je in één oogopslag zien wat de ondervraagden hebben geantwoord. Deze grafieken ga jij verwerken in WORD en daarna schrijf je een korte conclusie per vraag. In deze conclusie beschrijf je hoe het antwoord op deze vraag je kan helpen om je onderneming te verbeteren / waar je rekening mee moet houden bij het opstarten van je onderneming.
Een voorbeeld van de verwerking van de vragen kun je hieronder zien:
De opdracht:
Verwerk alle 14 (of meer) vragen via bovenstaand stappenplan. Gebruik hiervoor onderstaand document. Zorg ervoor dat zowel de enquêtevraag erin staat, de grafiek en de conclusie.
Als jullie dit gedaan hebben lever je de verwerkte vragen weer via google classroom in onder het kopje 3.4 Analyse en conclusie enquête.
Je hebt bij 3.3 en 3.4 de verschillende antwoorden van de respondenten bekeken, geanalyseerd en conclusies getrokken.
Je weet nu wat er opvalt en wat belangrijk is om te weten voor in je ondernemingsplan. Met deze uitkomsten ga je je onderzoeksvraag beantwoorden. Daarnaast geef je antwoord op de vraag welke P's je moet aanpassen aan de hand van de uitkomsten van je onderzoek.
De opdracht.
Beantwoord de vragen in onderstaand document. Zorg ervoor dat je uitgebreid antwoord geeft op je onderzoeksvraag. Dit is namelijk de vraag waar je hele marktonderzoek over ging! Welke P's ben je verder nog tegengekomen in je onderzoeksantwoorden? Welke P's moet je gaan aanpassen in je ondernemingsplan?
Als je klaar bent met het invullen van onderstaand document, stuur je deze via google classroom naar de docent.
Je hebt als het goed is je marketingplan klaar. Je hebt de verschillende P’s toegepast voor je bedrijf. Naast het marketingplan maakt ook het financieel plan onderdeel van het totale ondernemersplan.
Dit onderdeel wordt door startende ondernemers als erg lastig ervaren. De meeste startende ondernemers nemen hulp in dienst om de administratie goed te doen.
Om een goed financieel plan te maken, moeten er een aantal plannen en ‘begrotingen’ gemaakt worden. Een plan waarin staat hoeveel geld je denkt uit te gaan geven en te ontvangen, noemen we een begroting. Op deze manier krijg je inzicht in je mogelijke winst, maar ook in de risico’s die je loopt. Het financiële plan bestaat uit de volgende plannen / begrotingen:
Investeringsplan
Financieringsplan
Exploitatiebegroting
Liquiditeitsbegroting
In de volgende lesbrieven worden bovenstaande begrotingen verder uitgewerkt.
Dit onderdeel wordt vaak als zeer lastig ervaren. Wij hebben voor jullie al een vereenvoudigd leeg financieel plan onder aan deze pagina opgenomen. In dit EXCEL-bestand hoeven jullie alleen nog maar cijfers in te vullen. In onderstaand WORD-bestand vertel je dan hoe je aan deze bedragen bent gekomen. Hierbij gaat het om de 'grotere' uitgaven, niet de details. Onderaan deze pagina vind je ook een voorbeeld. Vraag hierbij hulp aan je docent als dit onduidelijk is of als je er niet uit komt!Bekijk het WORD en Excel-bestand en sla deze vast op. Alle bovengenoemde plannen werk je uit in dit bestand. Zorg dat je realistische getallen hierin opneemt. Vind je dit moeilijk? Vraag dan weer je docent om hulp! LET OP! Je begint eerst met het investeringsplan, vervolgens het financieringsplan, dan pas de exploitatiebegroting en als laatste de liquiditeitsbegroting. Sla het bestand steeds goed op.
Onderaan deze pagina vind je een VOORBEELD van een uitgewerkte beschrijving van het financieel plan. Deze mag je gebruiken om je verder op weg te helpen. Pas deze natuurlijk wel aan naar je eigen situatie!
Om je onderneming te kunnen starten, heb je natuurlijk geld nodig. Een aantal investeringen zijn noodzakelijk om te kunnen starten, andere investeringen kunnen wellicht nog wachten totdat je inkomsten hebt. In deze begroting laat je dus zien welk bedrag je minimaal nodig hebt om te kunnen starten.
De opbouw van het investeringsplan ziet er als volgt uit:
Vaste activa
Bedrijfsmiddelen die langer dan een jaar meegaan in je bedrijf. Voorbeelden hiervan zijn: laptop, printer, tafels, stoelen en een kassa. Ook het gebouw zelf en de verbouwingen die nodig zijn om het tot jullie bedrijf te maken vallen hier onder. Koop je geen pand, maar huur je het? Dan hoef je bij gebouw alleen het bedrag in te vullen dat je nodig hebt om het te verbouwen tot jullie pand. Op de exploitatiebegroting vul je dan de huur in. Dit hoeft dit niet op de investeringsbegroting.
Vlottende activa
Je hebt natuurlijk ook bedrijfsmiddelen die zich korter dan een jaar in je bedrijf bevinden. Deze noemen wij ook wel vlottende activa. Voorbeelden hiervan zijn voorraden (je hebt iets van voorraad nodig om te kunnen starten) en te vorderen BTW (als bedrijf hoef je geen BTW te betalen, dat betekent dat je de BTW van de dingen die je koopt voor je onderneming mag terugvorderen van de belastingdienst),
Daarnaast maak je misschien nog wel andere kosten die nodig zijn om van start te kunnen gaan. Dit kunnen bijvoorbeeld reclamekosten zijn. Denk hierbij aan kosten voor marktonderzoek en bijvoorbeeld het maken en drukken van visitekaartjes / folders.
Opdracht voor het ondernemingsplan:
Je hebt als het goed is bij de verschillende P's al een aantal bedragen beschreven die nodig zijn om je bedrijf op te starten (denk aan het bedrijfspand en inrichting van jullie onderneming). Deze kun je overnemen in je investeringsplan.
Bekijk en open eerst het Excel bestand'2021 Het financiële plan vereenvoudigd vrij keuzevak EXCEL' in Hoofdstuk 4 : Financiën.
Bekijk en open ook het bestand'Hoofdstuk 4: het financiele plan verantwoording' in Hoofdstuk 4: Financiën.
Sla bovenstaande bestanden goed op op je computer! Je gaat de komende weken in deze bestanden verder werken.
Je hebt nu twee bestanden open staan. Deze vul je naast elkaar in.
Bijvoorbeeld: Gebouw / verbouwing --> Je gaat onderzoeken wat je gebouw kost (alleen als je het koopt) en wat de eventuele verbouwing gaat kosten. Dit ga je beschrijving in het WORD bestand. Zodra je dit gedaan hebt en de bedragen bij elkaar hebt getelt, vul je het bedrag in het EXCEL bestand in onder het kopje 'gebouw / verbouwing'.
Zo doe je dat ook voor Inventaris / inrichting / gereedschap, Voorraad goederen, te vorderen BTW en reclamekosten.
Je werkt dus steeds in 2 documenten --> in je WORD-bestand en je EXCEL-bestand.
Het voorbeeld document in de wikiwijs mag je gebruiken om op weg te komen, pas natuurlijk wel de dingen aan naar je eigen situatie.
Wij begrijpen als docenten dat dit lastig is. Vraag daarom meteen om hulp als je vastloopt. Wij helpen je graag!
LET OP! Verander niets aan de cellen in EXCEL! Als er automatisch iets wordt ingevuld, dan hoef jij er niets meer mee te doen. Dat wordt namelijk al voor je gedaan!
Na elke week voeg je het EXCEL-bestand en je WORD bestand toe in google classroom.
4.2 Financieringsplan
Het financieringsplan is een belangrijk onderdeel van het financiële plan. Hierin staat namelijk hoe je de investeringen uit je vorige plan (het investeringsplan) wilt gaan betalen. Er zijn verschillende manieren om dit te doen: met eigen geld of met geld van de bank. Dit laatste noem je ‘vreemd vermogen’. Je moet er rekening mee houden dat een bank je niet zomaar een lening verstrekt als je geen eigen geld inbrengt. Houdt rekening met een minimale inleg van 20% als eigen geld.
Eigen vermogen.
Het eigen vermogen is het deel van de investeringen die je zelf financiert. Dit kan geld zijn dat je zelf inbrengt zoals spaargeld. Dit kunnen echter ook bedrijfsmiddelen zijn die je al hebt aangeschaft, zoals een laptop wat je al bezit. Als je een bedrijfspand gaat kopen moet je dus ook minimaal 20% van de aankoopprijs hierin opnemen.
‘Achtergestelde leningen van derden’ kunnen ook meetellen als eigen vermogen. Hierbij kun je denken aan leningen van familie of vrienden.
Vreemd vermogen.
Je zult ook geld moeten lenen om je investeringen te kunnen bekostigen. Binnen het vreemde vermogen wordt er onderscheid gemaakt tussen vreemd vermogen lang en vreemd vermogen kort.
Vreemd vermogen kort (terugbetalingstermijn is korter dan één jaar)
Bij vreemd vermogen kort kun je denken aan een leverancierskrediet (crediteuren). Bij deze leveranciers heb jij 'op rekening' gekocht: deze moet je dus nog betalen. Deze worden door al berekend door Excel vanuit je investeringsbegroting en hoef je verder niets voor te doen.
Vreemd vermogen lang (terugbetalingstermijn is langer dan één jaar)
Bij het vreemd vermogen lang kun je denken aan de schulden op de lange termijn als een hypothecaire lening of een langlopende lening voor de inventaris. Bij de hypothecaire lening mag je dus maximaal 80% van de aanschafwaarde van je bedrijfspand opschrijven.
Opdracht voor het ondernemingsplan.
Vul nu het financieringsplan in het door jullie opgeslagen excel-bestand in. Denk goed na over de bedragen die je invult en lees bovenstaande nog eens goed door of je het goed hebt gedaan. LET OP: het verschil tussen de investeringsbegroting en de financieringsbegroting moet € 0 zijn: dat betekent namelijk dat je je investeringen kunt betalen.
4.3 Exploitatiebegroting
Exploitatiebegroting
Je bent bezig met het financieel plan, je hebt het investeringplan en het financieringsplan klaar. Onder het financieel plan valt ook de exploitatiebegroting. Wat verstaan we onder exploitatiebegroting? Een exploitatiebegroting is een overzicht van de opbrengsten (omzet) en kosten.
Opdracht: Volg elke stap hieronder zorgvuldig! Zorg dat je eerst het investeringplan en het financieringsplan hebt gemaakt!
Omzetberekening:
Onder aan de expoitatiebegroting zie je staan 'Omzetberekening'. Vul hier in hoeveel klanten je ongeveer per jaar verwacht en hoeveel deze klanten gemiddeld gaan uitgeven (zonder BTW). Denk hier goed over na, het moet realistisch zijn!
Nadat je dit op de juiste manier hebt gedaan zul je zien dat Excel berekent hoeveel omzet je dan in totaal per jaar hebt gemaakt en vult dit in de exploitatiebegroting in.
Inkoopwaarde van de omzet:
Om de inkoopwaarde te kunnen berekenen moet je weten hoeveel % winst je wil gaan maken. Zoek eens op internet op wat een normaal winstpercentage op een soortgelijk artikel (als het artikel dat jullie gaan verkopen) is. Vul dit percentage daarna in. Je zult zien dat Excel daarna de inkoopwaarde voor je berekent.
KOSTEN
Huisvestingskosten:
Als je je bedrijfspand gaat huren in plaats van te kopen, vul je hier de huurkosten voor een JAAR in. Daarbij komen nog de kosten voor gas, water, elektriciteit. Zoek op internet op hoeveel je hiervoor ongeveer kwijt zou zijn per jaar en tel deze bij de huurkosten op. Vul je bedrag in bij Huisvestingskosten. (LET op: als je je bedrijfspand dus gaat kopen, zoek je alleen de kosten voor gas, water en elektriciteit op). Zorg weer dat het realistische bedragen zijn. Om je op weg te helpen mag je de volgende gegevens gebruiken:
Gas: € 10 per m2 per jaar Elektriciteit: € 15,50 per m2 per jaar Water: de kosten voor water bestaan uit het vastrecht (vast bedrag per jaar voor onderhoud leidingnet) en het verbruik. Zie onderstaande afbeelding. Een gezin verbruikt ongeveer 100m3 per jaar. Hoeveel zou jullie bedrijf ongeveer verbruiken? Als gezin gebruik je de douche, het toilet, drinkwater etc. Bij een kledingwinkel heb je waarschijnlijk alleen een toilet en misschien een wasbakje/ kraan om af en toe de vloer te dweilen. Bij een restaurant echter heb je water nodig om te koken, om af te wassen, om de vloeren, tafels en stoelen te poetsen. Zo zul je bij een kledingwinkel wellicht minder als een gezin gebruiken en bij een restaurant juist meer.
Loonkosten:
Voor de loonkosten hebben we weer een formule onder aan de exploitatiebegroting opgenomen. Vul hier in hoeveel personeelsleden je gemiddeld per jaar hebt. Vul ook in hoeveel uur deze personeelsleden per week gaan werken. Het gemiddeld uurloon hebben wij al voor je berekend (dit is gebaseerd op het minimumloon). Als je alles goed hebt ingevuld, zul je de totale loonkosten weer terugzien op de exploitatiebegroting.
Afschrijvingskosten:
Afschrijven is het minder waard worden van een product. Een laptop is na zo'n 3 tot 5 jaar niets meer waard. Hier moet je rekening mee houden in je exploitatiebegroting. Dit bedrag wordt automatisch voor je uitgerekend en hoef je verder niets voor te doen.
Reclamekosten:
De reclamekosten heb je ook al in je investeringsplan opgenomen, deze wordt automatisch overgenomen.
Rentekosten:
Over het geld dat je leent, moet je natuurlijk ook rente betalen. Voor een hypothecaire lening is de rente lager dan een zakelijke lening. Over een hypothecaire lening betaal je ongeveer 3% rente, voor een zakelijke lening ongeveer 7%. Deze bedragen worden automatisch uitgerekend en hoef je verder ook niets meer voor te doen.
Af te dragen winstbelasting:
Over je winst betaal je belasting. Deze belasting gaat naar de belastingdienst en is gemiddeld 20%. Ook dit wordt voor je berekend.
Nettowinst na belasting:
Is het een positief bedrag? Dan doe je het als onderneming goed! Is je bedrag negatief? Dan maak je waarschijnlijk te weinig omzet en/ of heb je te veel (te hoge) kosten.
4.4 Liquiditeitsbegroting
Liquiditeitsbegroting
Het begint al op te schieten. Je hebt een investeringsplan, financieringsplan en een exploitatiebegroting gemaakt, maar je moet ook nog een andere begroting maken: de liquiditeitsbegroting. Dit is een overzicht van de inkomsten (ontvangsten) en uitgaven in een bepaalde periode: in dit geval voor de eerste 3 maanden!
Een liquiditeitsbegroting heeft als doel aan te geven hoeveel geld (liquide middelen) de onderneming uitgeeft en hoeveel geld er binnenkomt.
De opdracht: Volg onderstaande stappen weer nauwkeurig. Zorg dat je eerst de andere plannen allemaal compleet hebt!
Omzet inclusief BTW per maand:
We kennen drie BTW-tarieven:
0% BTW; medicijnen
9% BTW ( laag tarief ); producenten die voorzien in je levensbehoeften.
21% BTW ( hoog tarief ); luxe producten
Bereken voor de maanden januari, februari en maart de omzet inclusief BTW. De omzet exclusief BTW heb je al bij de exploitatiebegroting opgenomen. Je kan dit dus zo met een formule berekenen. Bepaal eerst onder welk BTW tarief je omzet valt. Heb je te maken met 1 soort tarief of met meerdere? Bereken daarna per maand je omzet MET BTW. Weet je niet hoe dit eenvoudig kan? Vraag dan je docent om hulp.
BTW op de verkopen:
Je hebt de omzet nu berekend per maand MET BTW. Nu ga je berekenen hoeveel deze BTW nou precies is per maand. Vul dat bedrag in voor de 3 maanden. Vraag weer de docent om hulp als het niet lukt.
Als je de andere plannen / begrotingen juist hebt ingevuld wordt de rest van de exploitatiebegroting automatisch voor je berekend per maand. Is je eindsaldo van de liquide middelen positief? Dan heb je meer inkomsten gehad dan uitgaven, goed gedaan dus!
Sla je bestand goed op en verstuur deze via google classroom naar de docent!
Hoofdstuk 5: Haalbaarheid beoordelen
Als het goed is staat nu alle informatie van je ondernemingsplan op een rij. In dit hoofdstuk 'haalbaarheid' wordt de eindconclusie van het ondernemingsplan geschreven.
In de haalbaarheid van het plan wordt beschreven waarom verwacht wordt dat het opstarten van jullie onderneming een succes zal worden. Hierbij worden de sterke punten en kansen van de onderneming genoemd en wordt beschreven hoe aan de financiële verplichtingen kan worden voldaan.
Opdracht voor in het ondernemingsplan:
Schrijf een verslag van minimaal 1 A4 (lettertype 11) waarom je denkt dat je ondernemingsplan haalbaar is. Om je een beetje op weg te helpen kun je gebruik maken van de volgende vragen:
Jij als ondernemer.
Hoe helpen je sterke punten (waar ben je goed in?) om het plan tot een succes te laten worden?
Hoe zorg je ervoor dat de minder sterke punten (waar moet je nog aan werken) van jou als ondernemer niet in de weg zitten bij het opstarten van je onderneming?
Welke belangrijke kennis die je hebt zorgt ervoor dat je onderneming een succes gaat worden?
Hoe zorgen de specifieke eigenschappen van jou als individu ervoor dat je ondernemingsplan een kans van slagen heeft?
Het product.
Wat zijn je USP’s? Met USP’s bedoelen we je Unique Selling Points: dit zijn de unieke eigenschappen van een product of dienst. Hiermee onderscheidt jou product of dienst zich ten opzichte van anderen in dezelfde branche. Met de USP’s overtuig je je doelgroep dat je product / dienst de beste keuze is. Een aantal voorbeelden van USP’s: de goedkoopste, de hoogste kwaliteit, de beste service, meest gunstige voorwaarden, persoonlijke begeleiding en kortste levertijd.
Wat bleek uit je marktonderzoek (de gehouden enquêtes)? Hoe voldoe je aan de wensen van de (mogelijke) klant?
Hoe kan je gekozen locatie voor het verkopen van jullie product / dienst ervoor zorgen dat klanten naar je toe komen?
Hoe verhoudt je product zich ten opzichte van je concurrenten? Waarom is juist jullie product speciaal?
Hoe zorg je ervoor dat mogelijke klanten van je nieuwe onderneming afweet? Denk aan de P van promotie!
Welke eigenschappen van je personeel zorgen ervoor dat klanten graag naar je winkel zullen komen?
De financiën.
Is het verschil tussen je totale investering en totale financiering € 0 (zie financieringsplan)? Kun je dus de investeringen financieren? (met in gedachte nemend dat je de hypotheek / lening verkrijgt van de geldverstrekker)
Is de nettowinst na belasting een positief resultaat in jaar 1 (zie exploitatiebegroting)? Denk je dat deze nettowinst gaat stijgen/ gelijk blijft of minder wordt? Waarom denk je dat?
Als de nettowinst na belasting een negatief resultaat is (zie exploitatiebegroting); hoe zorg je er in de toekomst voor dat dit wel een positief resultaat wordt?
Is je onderneming in de eerste drie maanden liquide of illiquide (zie liquiditeitsbegroting). Bij een liquide onderneming is het eindsaldo van de liquide middelen elke maand positief. Bij een illiquide onderneming is het eindsaldo negatief. Een illiquide onderneming wil zeggen dat er die maand meer uitgaven zijn gedaan dan dat er inkomsten binnen kwamen. Als de volgende maanden dan weer positief zijn, hoeft er geen probleem te zijn als er de nodige maatregelen genomen worden.
Wat is de eindconclusie van je financieel plan; waarom denk je (gekeken naar de verschillende plannen / begrotingen) dat het wel of niet haalbaar is?
Let op! Bovenstaande vragen niet per vraag beantwoorden, maar verwerken in een verslag van minimaal 1 A4. Er moeten minimaal 10 van bovenstaande vragen in je verslag beantwoord worden.
Heb je dit klaar? Verstuur het dan via google classroom (bij hoofdstuk 5: haalbaarheid beoordelen) naar jullie docent.
HET ONDERNEMINGSPLAN
Een ondernemingsplan is een plan waarin je beschrijft wat voor onderneming je wilt hebben. Je beantwoordt vragen als; hoeveel geld heb ik nodig om mijn onderneming te kunnen starten? Welk doel heeft mijn onderneming? Wat wil ik bereiken / doen? Willen klanten mijn product wel? Hoe ziet mijn marketingmix eruit?
Om een onderneming tot een succes te kunnen maken, is het verstandig om een plan te maken waarbij je goed nadenkt over je onderneming. Zo hou je het overzicht en weet je goed wat je mogelijkheden zijn.
Een voorbeeld van een ondernemingsplan vind je via deze link:
De afgelopen paar weken ben je bezig geweest met het maken van opdrachten voor in het ondernemingsplan. Een groot deel van de beoordeling bestaat uit dit ondernemingsplan. Het is dus belangrijk dat je veel aandacht besteedt aan dit plan! Dit plan wordt dan ook beoordeeld en er worden punten aan toegekend. Het ondernemingsplan samen met de Pitch en je Proeve van Bekwaamheid (waarbij jullie je hele plan gaan presenteren) zijn samen de eindbeoordeling voor het keuzevak ondernemen!
Voor het ondernemingsplan hebben we een eerste opzet in WORD gemaakt. Hierbij zijn de hoofdstukken genummerd. Kijk goed welke opdrachten je waar in het ondernemingsplan moet plaatsen (deze staan steeds genummerd in het format hieronder).
Het WORD document voor het ondernemingsplan vind je hieronder. Sla deze weer goed op en noem deze 'Het ondernemingsplan van ........ (je naam)'. Verstuur het gemaakte ondernemingsplan via google classroom naar de docent.
Hebben je alle onderdelen van je plan verwerkt?
Is de opmaak van je ondernemingsplan in orde?
Bekijk onder het tabblad ' 6.1 Het ondernemingsplan' de beoordeling om te bekijken of je plan en presentatie compleet is.
Het ondernemingsplan lever je digitaal in in classroom.
Waar moet je presentatie aan voldoen? Dit zie je onder 6.2. Hier is ook het beoordelingsformulier opgenomen zodat je kunt zien waar je op beoordeeld wordt.
Ook de eindpresentatie (in PowerPoint of anders) lever je digitaal in vòòrdat je deze gaat presenteren.
6.1 Het ondernemingsplan
Voor het ondernemingsplan zijn in totaal 250 punten te behalen.
Hoe deze punten verdeeld zijn, kunnen jullie zien in onderstaand bestand.
Nu jullie het ondernemingsplan klaar hebben, is het tijd voor het laatste onderdeel: de eindpresentatie.
De eindpresentatie moet minimaal 10 minuten duren en maximaal 15 minuten. Zorg ervoor dat minimaal onderstaande onderdelen in je presentatie zit.
Start (+/- 2 min):
Voorstellen
Inhoud bespreken (wat ga je bespreken?)
Bedrijfsnaam, logo en doelgroep bespreken
Ondernemingsvorm (+/- 1 min):
Voor welke ondernemingsvorm is er gekozen en waarom?
Marketing (+/- 5 min):
Denk hierbij aan het bespreken van de 6 P’s: Productbeleid, plaatsbeleid, promotiebeleid, personeelsbeleid, presentatiebeleid, prijsbeleid en aan het gehouden marktonderzoek. Hoe ziet de marketingmix van je bedrijf eruit? Bespreek alleen datgene wat over je onderneming gaat.
Het financiële plan (+/- 3 min):
Laat de verschillende financiële plannen zien en bespreek kort hoe je aan de cijfers zijn gekomen.
Wat betekenen de verschillende cijfers voor je?
Haalbaarheid van het plan (+/- 3 min):
Waarom denk je dat het opstarten van je onderneming een succes gaat worden? (zie hoofdstuk 5)
Vragen stellen:
Zorg ervoor dat de beoordelaar gelegenheid krijgt tot het stellen van vragen (dit mag je achteraf doen of je zegt aan het begin dat er ook tussendoor vragen gesteld mogen worden).
Verder (TIPS):
Zorg ervoor dat de presentatie aantrekkelijk is. Dat wil zeggen:
Kies een aantrekkelijke opmaak.
Zorg ervoor dat er niet te veel tekst op de dia’s staat: het is de kunst om te vertellen!
Zorg voor iets ‘extra’s’: bijvoorbeeld tekst laten inspringen of het gebruik van plaatjes welke de tekst verduidelijken.
Zorg ervoor dat je het plan nog eens goed doorgelezen hebt. Dit zodat je antwoord kan geven op de vragen en deze ook gelijk zijn aan wat in je ondernemingsplan staat.
Zorg voor een professionele houding --> Ook digitaal!
Er representatief uitzien wordt beloond! Denk hierbij aan hoe je gekleed zou gaan als je dit plan voor een bank moet gaan presenteren (om een financiering te krijgen). --> Ook digitaal!
Als laatste:
Wil je zien waar je op beoordeeld wordt tijdens de presentatie? Bekijk dan onderstaand WORD document.
Het arrangement 2022 Vast keuzevak Ondernemen - Lrj. 3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Melanie van Sloun
Laatst gewijzigd
2023-05-15 13:17:03
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Ondernemersscan
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.