Op deze Wikiwijs pagina zal je gedurende het gehele schooljaar alle informatie met betrekking tot het vak Duits kunnen vinden.
Dit schooljaar gaan we bij Duits met een level-up systeem werken. Dit houdt in dat je een bepaald level moet halen om naar het volgende level te kunnen.
"Om beter te worden in een taal, moet je eerst kunnen groeien in die taal."
Bij elk level horen enkele stappen, die je moet maken om naar de eindopdracht/eindbaas van een level te kunnen. De route die je aflegt om bij de eindopdracht/eindbaas van het level te komen, mag je regelmatig zelf kiezen. Kijk goed welke stap jij telkens als eerst wil maken.
Tijdens de lessen en bij de levels zal je regelmatig ondersteuning krijgen van een nieuwe klassenassistent. Zijn naam is Malte. Hij kan alleen niet zo goed Nederlands, dus hij zal voornamelijk Duits met jullie praten.
Märchen
Märchen!
Bei diesem Thema handelt es sich um das letzte Thema des Jahres: Märchen.
Bei diesem Thema behandeln wir die Schreibfertigkeit.
Bei Märchen gibt es natürlich viele verschiedene Geschichten. Bei diesem Thema müsst ihr natürlich selber auch ein Märchen schreiben.
Achtet darauf, dass es bei diesem Thema viele Grammatikaufgaben und Schreibaufgaben gibt. Für diese Aufgaben bekommt ihr eine Grammatikkarte. Benutze diese Karte währende alle Aufgaben und während der Prüfung am Ende des Themas.
Planung
Planung
Hieronder volgt de planning voor heel thema 4. De groene planning is als je op schema loopt. De rode planning is de 'ondergrens'.
Woche 20 (ab Montag 17 Mai)
Level 1 > Je begint deze week aan Level 1.
Woche 21 (ab Montag 24 Mai)
Level 2 > je begint deze week aan level 2
Level 1 > je moet op het eind van deze week level 1 af hebben
Woche 22 (ab Montag 31 Mai)
Level 3
Level 2 > je moet op het eind van de week Level 2.1 af hebben
Woche 23 (ab Montag 7 Juni)
Level 4
Level 3 > je moet op het eind van deze week level 3 af hebben
Woche 24 (ab Montag 14 Juni)
Level 5
Level 4 > je moet op het eind van deze week level 4 af hebben
Woche 25 (ab Montag 21 Juni)
Level 6 Schreibeprüfung zweite Stunde der Woche
Level 5 / 2 > je moet op het eind van deze week level 5 en 2 af hebben
Lernziele
Ich kann ein Märchen schreiben!
Ich kann einen Brief schreiben!
Grammatik
Bij dit thema is het voortaan toegestaan om bij elke opdracht de grammaticakaart te gebruiken. Hierin vind je bijna alle grammatica terug die we de afgelopen twee jaar hebben gehad, maar ook grammatica die in dit thema behandeld wordt.
Das Perfekt:
Regel 1: ge + stam + t
Regel 2: Stam op d/t = ge + stam + et
Regel 3: Stam op ier = stam + t
Regel 4: Stam begint op ver – be – un = stam + t
Präpositionen
Akkusativ
Für, gegen, durch, um, bis, ohne
Dativ
Aus, bei, nach, mit, seit, von, zu
Keuzevoorzetsels
In, an, vor, auf, über, hinter, neben, unter, zwischen
Tijd
In, an, vor
Adjektive:
Der-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+e
+e
+e
+en
Dativ
+en
+en
+en
+en
Akkusativ
+en
+e
+e
+en
Ein-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+er
+e
+es
+en
Dativ
+en
+en
+en
+en
Akkusativ
+en
+e
+es
+en
Nichts-Gruppe
M
V
O
Mv
Nominativ
+er
+e
+es
+en
Dativ
+em
+er
+em
+en
Akkusativ
+en
+e
+es
+en
Präteritum
stam
normal
stam op d/t
ich
-en
+te
+ete
du
-en
+test
+etest
er/sie/es
-en
+te
+ete
wir
-en
+ten
+eten
ihr
-en
+tet
+etet
sie/Sie
-en
+ten
+eten
Der / die / das
Stap 1: Het woord eindigt op -chen of -lein = das
Stap 2: Het woord is mannelijk = der
Het woord is vrouwelijk = die
Stap 3: Het woord eindigt op -heit, -keit, - schaft, -ung, -ei, -ik, -ion, -tät, -ur = die
Stap 4: Eindigt het woord op -e en is het een persoon/dier = der
Eindigt het woord op -e en is het géén persoon/dier = die Let op! Er zijn uitzonderingen (das Gebäude/ das Wochenende)
Stap 5: Kun je er in het NL het voor zetten = vaak das
Stap 6: Bovenste stappen niet aanwezig = vaak der
Plural:
Regel 1: meervoud altijd die
Regel 2: Eindigt het woord op -el, -en, -er, -chen of -lein blijft de meervoudsvorm hetzelfde.
Regel 3: Als het woord eindigt op -e komt er een +n bij.
Regel 4: Meeste der/das woorden krijgen +e
Der woorden krijgen waar mogelijk een umlaut.
Regel 5: Bij die woorden krijg je +en of +n
Eindigt het woord op -in dan krijg je +nen
Regel 6: Der woorden die eindigen op -e, -ent, -ist, -on krijgen +en of +n
Regel 7: Die woorden met één lettergreep krijgen umlaut +e
Regel 8: sommige das woorden krijgen umlaut +er
Regel 9: woorden die eindigen op -a,-o,-i,-u,-y krijgen in de meervoudsvorm + s
Präteritum
haben
sein
ich
hatte
war
du
hattest
warst
er/sie/es
hatte
war
wir
hatten
waren
ihr
hattet
wart
sie/Sie
hatten
waren
Großaufgabe Märchen schreiben!
Märchen!
Ihr kennt alle schon Disney und seine Filme. Wisst ihr aber auch, dass die meisten Märchen (sprookjes) von Disney ursprünglich aus Deutschland kommen? So haben die Gebrüder Grimm viele Märchen aufgeschrieben, die durch Disney verfilmt sind.
Rapunzel
Schneewitchen
Aschenputtel
Dornröschen
Der Froschkönig
Die Gebrüder Grimm sind weltbekannt mit ihren Märchen geworden. Jetzt gibt es für euch eine wichtige und schwierige Aufgabe. Ihr werdet jetzt in der Fußspur von den Gebrüdern Grimm treten.
Zur zweit bedenkt ihr ein Kurzmärchen. Dazu gibt es natürlich einige Regeln:
Das Kurzmärchen ist im Präsens (tegenwoordige tijd) geschrieben.
Die Geschichte besteht aus mindestens 500 Wörter.
Die Geschichte schreibt ihr ohne Google Translate aber mit einem Wörterbuch oder uitmuntend.de.
Level 1 Grammatik
1.1 Dativ
Der Dativ!
Bij het tweede thema hebben we kennis gemaakt met de Akkusativ in het Duits, oftewel het lijdend voorwerp. Nu hebben we alleen nog niet het meewerkend voorwerp besproken in het Duits. Deze wordt in het Duits de Dativ genoemd.
De Dativ herkennen we aan een zin, doordat we er "aan" of "voor" voor kunnen denken.
VB. Ik heb hem de brief gegeven.
Beispiel: Ich habe ihm dem Brief überreicht.
Bij de voorbeeldzin kunnen we erbij denken: aan hem. In het Duits gaat deze combinatie met de Personalpronomen iets anders.
Nominativ
Akkusativ
dativ
ik
ich
mich
mir
jij
du
dich
dir
hij
er
ihn
ihm
zij
sie
sie
ihr
het
es
es
ihm
wij
wir
uns
uns
jullie
ihr
euch
euch
zij (mv)
sie
sie
ihnen
u
Sie
Sie
Ihnen
Let op! In het Duits zijn er een aantal werkwoorden waarna de Dativ altijd gebruikt wordt in plaats van de Akkusativ!
Zie volgende zinnen:
Ich helfe dir = ik help jou
Das gefällt mir = dat bevalt mij
Das macht mir spaß = dat vindt ik leuk
das gelingt uns = dat lukt ons
De werkwoorden helfen / gefallen / spaß machen / gelingen horen onder deze werkwoorden.
Ziel 1: Maak de volgende opdracht waarbij je de ontbrekende Personalpronom in de juiste vorm invult.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij 1.1 hebben we gezien hoe de Dativ bij de personalpronomen plaatsvindt. Nu kan het echter ook zijn dat zelfstandige naamwoorden in de Dativ staan en dat geven de Duitsers weer aan door het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord in de zin te veranderen.
Der Gruppe
M
V
O
MV
Nominativ
der
die
das
die
Dativ
dem
der
dem
den + n
Akkusativ
den
die
das
die
Ein-Gruppe
M
V
O
MV
Nominativ
ein
eine
ein
keine
Dativ
einem
einer
einem
keinen +n
Akkusativ
einen
eine
ein
keine
Let op! Possessivpronomen (mein,dein, enz.) horen bij de Ein-Gruppe.
Je moet dus voortaan goed naar de zin kijken om te controleren welk geslacht het woord heeft en welke vorm het in de zin heeft om te kijken welke vorm je moet toepassen. Ga dus echt aan de slag met het ontleden van de zinnen, om te controleren welke vorm waar moet komen te staan.
VB. Ik heb mijn broer een brief gestuurd.
Beispiel: Ich habe meinem Bruder einen Brief geschickt.
Ik is het onderwerp = nominativ
een brief is het lijdend voorwerp = akkusativ
mijn broer is het meewerkend voorwerp = dativ
Maak de volgende opdracht om te controleren of je het hebt begrepen!
In Deutschland sind Märchen sehr wichtig, weil viele Märchen in Deutschland durch die Gebrüder Grimm versammelt sind: Geschichten wie Aschenputtel, Rapunzel, usw.
Für diese Aufgabe möchte ich gerne, dass ihr ein deutsches Märchen liest.
Auf der folgenden Website gibt es die verschiedene Märchen.
Wenn du das Märchen gelesen hast, schreibst du, was du von dem Märchen findest in mindestens 50 Wörter. Benuzte dabei kein Google Translate!
Benutze die folgende Website: https://www.familie.de/kleinkind/maerchen/maerchen/
1.4 Wörterliste Märchen
Wörterliste für das Thema Märchen!
Er was eens ....
es war einmal
koninkrijk
Königreich
arm
arm
verlossen/bevrijden
erlösen
vrezen
fürchten
bos/woud
der Wald
alleen
allein
goed
gut
bevrijden
befreien
de heks
die Hexe
moedig
mutig
rijk
reich
sprookje
das Märchen
trouw
treu
oud
alt
regeren
regieren
de prins
der Prinz
beheksen/betoveren
verhexen
slim
klug
de fee
die Fee
boos
böse
het gevaar
die Gefahr
heersen
herrschen
lelijk
hässlich
het kasteel
das Schloss
dapper
tapfer
gelukkig
glücklich
veranderen/transformeren
verwandeln
droevig/treurig
traurig
wensen
wünschen
mooi
schön
gevaarlijk
gefährlich
leven
leben
de prinses
die Prinzessin
kussen
küssen
de kus
der Kuss
Endschritt Level 1
Als eindstap van Level 1 is het de bedoeling dat je kunt laten zien of je de Dativ hebt begrepen.
Hieronder staat een opdracht met de Dativ. Probeer deze zo goed mogelijk te maken.
Maak een screenshot van je score. Je hebt het pas gehaald bij een score van 70%.
Bei diesem Level müsst ihr einen Brief schreiben. In diesem Brief beschreibt ihr folgenden Pünkte mit Hilfe von dem Grammatikblatt und ein Wörterbuch/uitmuntend.de:
Der Name des Empfangers: Sjors Meeuws
Wer du bist
Wie alt du bist
Was deine Hobbys sind und warum
Was du später gerne werden möchtest
Frage was du gerne noch von Sjors gerne wissen möchtest! Schreibe mindestens 2 Fragen!
Zeit für die Großaufgabe!
Der Rest der Woche habt ihr Zeit weiter zu arbeiten an der Großaufgabe.
Am Ende dieser Woche, also die zweite Unterrichtsstunde möchte ich von allen Gruppen gerne einen Fortschritt der Großaufgabe bekommen.
Level 3 Grammatik
3.1 Präpositionen Akkusativ
Präpositionen Akkusativ:
Bij thema 2 hebben we al een keer te maken gehad met de voorzetsels, die de akkusativ vorm geven in het Duits. Dit waren zes voorzetsel, die altijd de vierde naamval geven.
voor (niet letterlijk)
für
zonder
ohne
tegen
gegen
om
um
tot
bis
door
durch
Na deze voorzetsels gebruik je dus altijd de Akkusativ.
In het Nederlandse noemen we deze categorie voorzetsels, de keuzevoorzetsels. Bij deze voorzetsels kan het zijn, dat er na het voorzetsel een akkusativ of dativ gevormd wordt. Het gaat om de volgende voorzetsels:
in / naar (plaatsnamen met lidwoord)
in
aan
an
voor (letterlijk)
vor
tussen
zwischen
naast
neben
achter
hinter
onder
unter
op
auf
over
über
Om te herkennen of het gaat om een akkusativ of dativ geldt de volgende regels!
Gaat het om een tijdsbepaling waarin an/in/vor voorbij komen = Dativ
Bij tijdsbepaling betekenis van de voorzetsels:
over
in
geleden
vor
op
an
Geeft de zin een zich bevinden aan = Dativ
Geeft de zin een beweging aan = akkusativ
Geen van de bovenstaande regels van toepassing:
auf + über = akkusativ
in + an + vor + zwischen + neben + hinter + unter = Dativ
Zorg dat je probeert ook hier een score van ongeveer 70% te halen.
Mocht dit niet lukken is dit niet erg, maar bij een score van 70% beheers je de grammatica voldoende.
Lever weer net als bij Level 1 de eindopdracht in door een PDF van je uitslag te maken en die door te sturen via Magistermail!
Voor het allerlaatste grammatica-onderdeel gaan we de verleden tijd behandelen. Deze is natuurlijk erg handig bij het vormen van enkele zinnen. De verleden tijd is alleen erg lastig aangezien deze net als bij het Nederlands kan veranderen bij sterke werkwoorden. Daarom zullen we momenteel alleen de zwakke werkwoorden behandelen.
Ten eerste doen we hetzelfde als bij het vormen van de tegenwoordige tijd. Neem eerst de stam van het werkwoord!
Spreken we van een normaal werkwoord, dan gaat het als volgt.
Bij de stam op d/t krijg je natuurlijk weer een probleem, dus gebeurt het volgende.
Bij de stam op een s-klank ontstaat deze keer geen probleem.
Stam
normal
Stam op d/t
ich
-en
+te
+ete
du
-en
+test
+etest
er/sie/es
-en
+te
+ete
wir
-en
+ten
+eten
ihr
-en
+tet
+etet
sie/Sie
-en
+ten
+eten
Nu nog even het rijtje van de verleden tijd van haben en sein en dan komen we al ontzettend ver.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Hieronder is het begin van een kort verhaaltje beschreven. De bedoeling is dat je het verhaaltje verder afmaakt. Schrijf nog minstens 100 woorden verder! Gebruik ook voor deze opdracht alleen het grammatikablatt en een woordenboek/ uitmuntend.de.
Voor Klas 3E zijn het minstens 250 woorden die ze verder moeten schrijven.
Karl tretet das Wohnzimmer herein und sieht, dass die Tür in dem Haus seines Onkels offen steht. Noch nie hat er gesehen, was sich hinter dieser Tür befindet. Er schleicht herein und sieht .........
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Voor de laatste toets van dit schooljaar staat een Schreibprüfung op het programma. Bij deze toets staan er enkele verschillende opdrachten op het programma.
Vertaal enkele zinnen!
Schrijf een korte brief in het Duits!
Maak het verhaaltje af! (Zie Level 5)
Bij de schrijftoets is het toegestaan om een woordenboek NL- DU te gebruiken en is het toegestaan de Grammatikkarte te gebruiken.
Het arrangement Deutsch Schuljahr 3 Thema 4 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Dativ
Personalpronomen Dativ
Dativ
Endschritt Level 1
Präpositionen mit Akkusativ
Präpositionen mit Dativ
Präpositionen mit Akkusativ und Dativ
Endschritt Level 3
Präteritum
Grammatikwiederholung
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.