1.1 Dativ

Der Dativ!

Bij het tweede thema hebben we kennis gemaakt met de Akkusativ in het Duits, oftewel het lijdend voorwerp. Nu hebben we alleen nog niet het meewerkend voorwerp besproken in het Duits. Deze wordt in het Duits de Dativ genoemd.

De Dativ herkennen we aan een zin, doordat we er "aan" of "voor" voor kunnen denken.
VB. Ik heb hem de brief gegeven.
Beispiel: Ich habe ihm dem Brief überreicht.

Bij de voorbeeldzin kunnen we erbij denken: aan hem. In het Duits gaat deze combinatie met de Personalpronomen iets anders.

  Nominativ Akkusativ dativ
ik ich mich mir
jij du dich dir
hij er ihn ihm
zij sie sie ihr
het es es ihm
wij wir uns uns
jullie ihr euch euch
zij (mv) sie sie ihnen
u Sie Sie Ihnen


Let op! In het Duits zijn er een aantal werkwoorden waarna de Dativ altijd gebruikt wordt in plaats van de Akkusativ!
Zie volgende zinnen:

Ich helfe dir = ik help jou
Das gefällt mir = dat bevalt mij
Das macht mir spaß = dat vindt ik leuk
das gelingt uns = dat lukt ons

De werkwoorden helfen / gefallen / spaß machen / gelingen horen onder deze werkwoorden.

Ziel 1: Maak de volgende opdracht waarbij je de ontbrekende Personalpronom in de juiste vorm invult.