7. Project Ordening

7. Project Ordening

Project ordening.

Dit is het project Ordening in de reeks projecten, ontworpen en vorm gegeven door de docenten van de Ronerborg.

In dit project ga je op een biologische manier kijken naar jouw wereld.

Je gaat leren wat ordening is. Je gaat leren wat een organisme is, welke rijken er zijn en hoe je organismen kan indelen in de rijken, afdelingen, groepen en soorten. Je gaat ontdekken wat leefgebieden zijn en welke dieren in welke gebieden leven. Ook ga je op een biologische manier diergedrag bestuderen.

Dit project heeft opdrachten in Burgers Zoo. Daar ga je op zoek naar verschillende organismen en waar je die dan kan indelen en ga je kijken naar het gedrag van een diersoort.

Lees de tekst en maak de opdrachten .

Zorg dat je de tekst goed begrijpt en leer de onderstreepte begrippen of woorden.  

Er zijn ook opdrachten die je uitvoert in Burgers Zoo.

Heb je alle opdrachten af, dan kijk je alles na en verbeter je de antwoorden die je fout had.

De opdrachten voor Burgers Zoo krijg je in een geprint boekje mee. Dat kan je in de dierentuin invullen. De gegevens die je verzameld in dit boekje vul je thuis op je ipad in deze opdracht in. Het opdrachtenboekje wordt door de docent gezien en wanneer het goed is uitgewerkt kan je alvast punten verdienen voor je cijfer op dit project.

Het SO is digitaal en geeft samen met de beoordeling van het opdrachtenboekje je cijfer voor dit project.

 

1. Het ordenen van organismen

Een levend wezen noemen we een organisme. We spreken van een organisme als het levensverschijnselen vertoont. Ademhalen, uitscheiden, voeden, groeien, voorplanten, waarnemen en bewegen zijn levensverschijnselen.

De organismen die er bestaan kan je indelen in groepen. Biologen beginnen met het indelen in vier grote groepen. Deze groepen worden de rijken genoemd.  De vier rijken zijn: bacteriën, schimmels, planten en dieren.

 

Kenmerken bij het ordenen.

 

Celkern.  Een celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt. Schimmels, planten en dieren hebben een celkern. Bacteriën hebben geen celkernen.

Bacteriën zonder celkern
Bacteriën zonder celkern

Celwanden. Een celwand is een stevig laagje om een cel. Bacteriën, schimmels en planten hebben celwanden. Dieren hebben geen celwanden om de cellen. Mensen behoren ook tot het rijk van de dieren!

Menselijke wangslijmvliescellen hebben geen celwand.
Menselijke wangslijmvliescellen hebben geen celwand.

Bladgroenkorrels. Bij planten komen bladgroenkorrels voor. Hierin vind fotosynthese plaats. Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels. Die vind je dus alleen bij planten.

Bladcellen met bladgroenkorrels
Bladcellen met bladgroenkorrels

1. Opdrachten

2. Het rijk van de bacteriën & Het rijk van de schimmels.

Bacteriën:

Bacteriën komen overal in de natuur voor. Je kan ze niet met het blote oog zien. Je hebt een heel goede microscoop nodig om ze te kunnen zien. Bacteriën zijn eencellig. Dit betekent dat ze uit één cel bestaan. Ze hebben geen celkern.

Bacteriën planten zich voort door zich te delen. Dan ontstaat er uit één bacterie twee kleinere bacteriën. Deze groeien weer en als ze groot zijn delen ze zich weer in twee nieuwe bacteriën. Een bacterie kan zich elk half uur delen.

bacteriën delen en vermenigvuldigen zo heel snel.
bacteriën delen en vermenigvuldigen zo heel snel.

Miljoenen bacteriën samen kan je wel zien. Ze worden stipjes in een kweekbakje. Deze stipjes worden bacteriekolonies genoemd.

De meeste bacteriën eten resten van dode organismen. Ze ruimen deze resten op. Omdat ons voedsel uit dode organismen bestaat kunnen bacteriën hier goed op leven. Deze bacteriën richten schade aan in ons verteringsstelsel en wij willen er dus niet te veel van binnen krijgen. Ons voedsel is bedorven als er te veel van deze bacteriën op zitten. Je kan er erg ziek van worden.

Er zijn ook bacteriën die ziekten of ontstekingen veroorzaken. Zoals longontsteking, cholera of een ontstoken wond. Hier helpen antibiotica tegen.

Gelukkig zijn de meeste bacteriën niet schadelijk voor de mens. En we hebben ook bacteriën nodig om te leven. Ze helpen ons bij de vertering van voedsel. Of ze maken yoghurt, zuurkool en kaas voor ons.

bacterie kolonies kweken
bacterie kolonies kweken
Een sterk uitvergrootte bacterie
Een sterk uitvergrootte bacterie

Schimmels.

Schimmels kunnen eencellig of veelcellig zijn. Cellen van schimmels hebben een celkern en zijn groter dan die van bacteriën. Een voorbeeld van een eencellige schimmel is gist. Gist wordt gebruikt voor het maken van brood en bier. Een voorbeeld van een veelcellig schimmel is schimmel op een stuk fruit of brood. Deze schimmels bestaan uit lange schimmeldraden. Paddenstoelen en dus ook champignons zijn ook schimmels.

Veelcellige schimmels planten zich voort met sporen. Eencellige schimmels planten zich voort door knopvorming.

schimmels aan het werk.
schimmels aan het werk.

Schimmels voeden zich ook met resten van dode organismen. Ook schimmels kunnen dus voedsel bederven.

Schimmels kunnen ook gebruikt worden om voedsel voor ons te maken. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt voor het maken van brood, bier en schimmelkaas. Ook wordt er antibiotica gemaakt van schimmels. Sommige paddenstoelen zoals champignons of oesterzwam kan je eten.

 

Er zijn ook schimmels die ziekten veroorzaken bij mensen. Ringworm is een schimmelaandoening (dus geen worm) van de huid. Schimmels zijn vaak lastig te bestrijden.

Ringworm bij een mens is dus een schimmelinfectie.
Ringworm bij een mens is dus een schimmelinfectie.

3. Het rijk van de planten.

Planten hebben celkernen, bladgroenkorrels en celwanden. De meeste soorten planten zijn veelcellig. We verdelen het rijk van de planten in drie groepen, die we afdelingen noemen. Hierbij worden vier kenmerken gebruikt. Wortels, stengels, bladeren en bloemen.

De drie afdelingen van het plantenrijk zijn wieren, sporenplanten en zaadplanten.

 

Wieren.

Wieren hebben geen wortels, geen stengels, geen bladeren en geen bloemen. Een boomals is een voorbeeld van een eencellig wier. Je kan dit zien als de groene aanslag op de noordkant van een boom of op de tegels die altijd in de schaduw liggen. Boomalgen planten zich voort door deling.

Meercellige wieren zijn bijvoorbeeld kranswier en blaaswier. Kranswier vind je onder andere in sloten en vijvers, blaaswier groeit in de zee.

Wier groeit onder water
Wier groeit onder water

Sporenplanten.

Sporenplanten hebben wortels, stengels en bladeren, maar geen bloemen. Voorplanting gaat door middel van sporen. Voorbeelden van sporenplanten zijn mossen en varens.

Mos
Mos
Varen
Varen

Zaadplanten.

Zaadplanten hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen. Voortplanting gaat door middel van zaden. Zaden ontstaan in bloemen. De meeste planten die je kent zijn zaadplanten.

Er zijn planten waarbij je de bloemen goed kan zien zoals het madeliefje en een tulp. Dit zijn insectbloemen. Voor de bestuiving zijn ze afhankelijk van insecten.

Bloem van een madeliefje
Bloem van een madeliefje

Bij andere planten kan je de bloemen goed zien en daarna ook de vruchten die de zaden helpen verspreiden. Zoals de appelboom.

Appelbloesem
Appelbloesem
Vrucht van een appelboom.
Vrucht van een appelboom.

Bij windbloemen kan je de bloemen minder goed zien. Dit komt omdat ze geen felle kleuren hebben. Zoals bij gras. Deze bloemen worden bestoven door de wind.

Bloem van een gras.
Bloem van een gras.

3. Opdrachten.

3. Opdracht excursie

Dierentuin opdracht
Dierentuin opdracht

 

 

 

 

3.2 Deze opdracht voer je uit tijdens de excursie. De opdracht zal in het geprintte boekje staan wat je mee krijgt naar de dierentuin.

Zoek in de bush of de dessert een plant op die jij bijzonder vind. Maak er een foto van. Beschrijf de plant in je schrift.

 

  1. Heeft de plant wortels? Zo ja, beschrijf wat je van de wortels kan zien of hoe je weet dat het wortels heeft.
  2. Heeft de plant stengels?  Zo ja, hoe zien ze eruit?
  3. Heeft de plant bladeren? Zo ja, beschrijf die bladeren of teken er 1.
  4. Heeft de plant bloemen? Zo ja beschrijf die bloem of teken de bloem.
  5. Tot welke afdeling hoort jouw plant?

 

 

4. Het rijk van de dieren.

Dieren hebben een celkern in elke cel. Dieren hebben geen bladgroenkorrels of celwand.

We verdelen het rijk van de dieren verder in afdelingen. Hierbij worden als kenmerken de symmetrie en het skelet gebruikt.

 

Symmetrie

Sommige voorwerpen kun je zo delen in twee helften dat die twee helften elkaars spiegelbeeld zijn. Zo een voorwerp is symmetrisch.

Veel organismen hebben een symmetrische lichaamsbouw. De helften zijn alleen nooit precies aan elkaar gelijk. Toch spreken we in de biologie van een symmetrisch lichaam als beide helften ongeveer gelijk zijn.

De twee helfden van het gezicht van Brad Pitt.
De twee helfden van het gezicht van Brad Pitt.

Veel soorten dieren zijn tweezijdig symmetrisch. Deze dieren zijn slechts op één manier in twee ongeveer gelijke helften te verdelen.

Enkele voorbeelden:

Veelzijdig symmetrische dieren zijn op meerdere manieren in twee bijna gelijke helften te verdelen. Soms is dit wel lastig te zien.

Enkele voorbeelden:

Er zijn ook dieren die niet symmetrisch zijn. Ze zijn op geen enkele manier in twee ongeveer gelijke helften te verdelen.

Enkele voorbeelden:

amoebe
amoebe
spons. (ja, dit is een dier!)
spons. (ja, dit is een dier!)

Skelet.

 

Veel dieren hebben stevige delen in hun lichaam. Deze delen kunnen stevigheid en bescherming geven. We noemen deze stevige delen het skelet.

Bij sommige dieren zit het skelet aan de buitenkant. We noemen dit een uitwendig skelet.

Een uitwendig skelet kan de vorm hebben van een schelp, zoals bij een mossel. Het kan de vorm hebben van een huisje zoals bij een huisjesslak. Of het kan de vorm hebben van een pantser zoals bij een kever.

Er zijn ook dieren met een skelet aan de binnenkant. We noemen dit een inwendig skelet. Dat skelet kan de vorm hebben van stevige hoornvezels zoals bij een spons. Het kan de vorm hebben van een inwendige schelp zoals bij een inktvis. Of het kan de vorm hebben van een geraamte van beenderen zoals bij de kat. Bovendien hebben dieren met een geraamte van beenderen allemaal een wervelkolom. Deze groep dieren noemen we daarom gewervelden.

Er zijn ook dieren zonder skelet. Voorbeelden hiervan zijn een kwal of een regenworm.

Schelp: Kollel.
Schelp: Kollel.
Pantser: vlieg
Pantser: vlieg
Geraamte: hond
Geraamte: hond

4. Opdrachten

4.2 Schrijf in je schrift van elk type skelet nog twee dieren op die in de tekst nog niet genoemd zijn.

- Geen skelet: -

                       -

 

- Pantser:        -

                       -

 

- Schelp:          -

                       -

 

- Geraamte     -

                       -

5. Indeling van het dierenrijk.

We verdelen het dierenrijk in acht afdelingen. Eencellige dieren, sponsen, holtedieren, wormen, weekdieren, geleedpotigen, stekelhuidigen en gewervelden.

De afdelingen van de geleedpotigen en van de gewervelden worden weer verder onderverdeeld in groepen. Bij de geleedpotigen hebben we de groepen duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten. Bij de gewervelden hebben we de groepen vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.

 

 

1. Eencellige dieren.

Kenmerken:

  • Niet-symmetrisch
  • Geen skelet
  • Bestaan uit slechts één cel
  • Leven in water
pantoffeldiertje
pantoffeldiertje

Pantoffeldiertje

Amoebe

2. Sponsen.

Kenmerken:

  • Niet-symmetrisch
  • Skelet van hoornvezels
  • Zitten meestal vast aan de bodem
spons
spons

3. Neteldieren.

Kenmerken:

  • Veelzijdig symmetrisch
  • Meestal geen skelet
  • Leven in water
kwal
kwal

4. Wormen.

Kenmerken:

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Geen skelet
  • Lichaam is lang en dun
lintworm
lintworm

5. Weekdieren.

Kenmerken:

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Meestal schelp of huisje
huisjesslak
huisjesslak

6. Geleedpotigen.

Kenmerken:

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Skelet is een pantser

 

De geleedpotigen worden weer onderverdeeld in 4 groepen:

- Duizendpoten

- Kreeftachtigen

- Spinachtigen

- Insecten

 

duizendpoot
duizendpoot
kreeft
kreeft

Heremietkreeft

Zwarte weduwe
Zwarte weduwe
huisvlieg
huisvlieg

7. Stekelhuidigen.

Kenmerken:

  • Veelzijdig symmetrisch
  • Inwendig skelet van kalk
  • Huid is bedekt met stekels of knobbels
  • Leven op de bodem van de zee
zeester
zeester

8. Gewervelden.

Kenmerken:

  • Tweezijdig symmetrisch
  • Skelet met ruggengraat.

 

Gewervelden worden weer onderverdeeld in 5 groepen:

- Vissen

- Amfibieën

- Reptielen

- Vogels

- Zoogdieren

goudvis
goudvis
kikker
kikker
slang
slang
kip
kip
koe & mensen (ja, dat zijn ook zoogdieren!)
koe & mensen (ja, dat zijn ook zoogdieren!)

5. opdracht

5.1 Maak een poster van alle afdelingen van het dierenrijk.

Zoek bij elke afdeling één of meerdere plaatjes van verschillende dieren in die afdeling.

Schrijf de kenmerken erbij.

Maak het geheel overzichtelijk en kleurrijk.

 

Het mag digitaal of op papier.

6. Geleedpotigen

Geleedpotigen:

We verdelen de afdeling van de geleedpotigen in vier groepen. Duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.

De poten van geleedpotigen zijn geleed. Dat wil zeggen dat ze zijn opgebouwd uit kleine stukjes. Die noemen we de leden.

Poot van een geleedpotigen
Poot van een geleedpotigen

Het lichaam van geleedpotigen is gesegmenteerd. Dat wil zeggen dat het lichaam is opgebouwd uit stukjes, die noemen we segmenten.

Bij duizendpoten bestaat het hele lichaam uit segmenten. Aan elk segment zitten poten.

 

Bij kreeftachtigen bestaat niet het hele lichaam uit segmenten. Een kreeftachtige heeft 10 of meer poten.

 

Spinachtigen hebben 8 poten. Daardoor behoren teken niet tot de insecten, maar tot de spinachtigen, ze hebben 8 poten.

Bij insecten bestaat het lichaam uit een kop, een borststuk en een achterlijf. Aan de kop zitten voelsprieten. Aan het borststuk zitten poten en bij gevleugelde insecten ook de vleugels. Insecten hebben 6 poten.

De stukjes van een geleedpotigen
De stukjes van een geleedpotigen

De afdeling geleedpotigen heeft het grootste aantal verschillende soorten van het dierenrijk.

6. Opdrachten.

6.1  Schrijf uit elke groep geleedpotigen nog 2 soorten in je schrift op.          

 

 

7. Gewervelden

Gewervelden.

De gewervelden hebben allemaal een wervelkolom die is opgebouwd uit wervels. We verdelen de afdeling gewervelden in vijf groepen. Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.

Beenderstelsel met wervelkolom.
Beenderstelsel met wervelkolom.

De vijf groepen gewervelden zijn van elkaar te onderscheiden door de volgende kenmerken:

- De huid. Die kan bedekt zijn met schubben, slijm, veren of haren.

- De lichaamstemperatuur.  Bij warmbloedige dieren is deze altijd even hoog (constant). Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur gelijk aan de omgeving en dus niet constant.

- De ademhalingsorganen. Gewervelden kunnen ademhalen met kieuwen of met longen. Sommigen ook via de huid.

- De voortplantingsmanier. Veel gewervelden leggen eieren. Deze eieren kunnen verschillen. Er zijn eieren zonder schaal, met leerachtige schaal en met harde kalkschaal. Bij sommige gewervelden komen de jongen niet uit eieren, maar worden levend uit de moeder geboren. We noemen dit levendbarend.

- Het leefmilieu. Er zijn dieren die voornamelijk op het land leven. Anderen leven in het water. Sommigen kunnen op het land en in het water leven. Er zijn uitzonderingen. Zo leven bijna alle zoogdieren op het land, er zijn echter ook zoogdieren die in het water leven.

 

 

huid

temperatuur

ademhaling

voortplanten

leefmilieu

vissen

schubben met slijm

koudbloedig

kieuwen

eieren zonder schaal

water

amfibieën

huid met slijm

koudbloedig

longen en huid

eieren zonder schaal

water en land

reptielen

droge schubben

koudbloedig

longen

eieren met leerachtige schaal

land

vogels

veren

 

warmbloedig

longen

eieren met kalkschaal

land

zoogdieren

haren

 

warmbloedig

longen

levendbarend

land

Opdrachten 7

7.2.

Neem over in je schrift en vul de juiste gegevens in voor het dier.

A. paard.  

Afdeling:

Huid:

Temperatuur:

Ademhaling:

Voortplanten:

Leefmilieu:

 

B. Boa contrictor.   

Afdeling:

Huid:

Temperatuur:

Ademhaling:

Voortplanten:

Leefmilieu:

 

C. Parkiet.   

Afdeling:

Huid:

Temperatuur:

Ademhaling:

Voortplanten:

Leefmilieu:

 

D. Steur .    

Afdeling:

Huid:

Temperatuur:

Ademhaling:

Voortplanten:

Leefmilieu:

 

E. Vogelbekdier .     

Afdeling:

Huid:

Temperatuur:

Ademhaling:

Voortplanten:

Leefmilieu:

Wat is er zo bijzonder aan het vogelbekdier?

 

8. Het indelen van organismen.

We hebben de organismen ingedeeld in rijken, afdelingen en soms nog verder in groepen. Je kan dit weergeven in een vertakkingschema. Dit noemen we dan een determinatietabel.

Als je een organisme niet kent, kan je het organisme plaatsen in een rijk, afdeling en groep door te letten op de kenmerken.

Je begint bij vraag 1 en volgt de aanwijzingen in de tabel tot je bij een rijk, afdeling en eventueel nog groep uit komt. Elke vraag heeft 2 mogelijkheden. Afhankelijk van je antwoord ga je naar de volgende vraag.

 

Determinatietabel.

1  a Het organisme heeft bladgroenkorrels  …..….planten, kijk verder bij 4

   b Het organisme heeft geen bladgroenkorrels ……….kijk verder bij 2

2  a Het organisme heeft om elke cel een celwand  ………kijk verder bij 3

   b Het organisme heeft geen celwand(en)  …………dieren, kijk verder bij 6

3  a Het organisme heeft geen celkern; het is ééncellig ………bacteriën

   b Het organisme heeft in elke cel een celkern ...…….schimmels

4  a De plant heeft wortels, stengels en bladeren ……...kijk verder bij 5

   b De plant heeft geen wortels, geen stengels en geen bladeren………wieren

5  a De plant draagt geen bloemen, voortplanting door sporen  ………sporenplanten

   b De plant draagt bloemen, voortplanting door zaden ……….zaadplanten

6  a Het dier is niet symmetrisch ……….kijk verder bij 7

  b Het dier is symmetrisch ……….kijk verder bij 8

7  a Het dier is ééncellig ……….eencellige dieren

  b Het dier is veelcellig ……….sponsen

8  a Het dier is veelzijdig symmetrisch ……….kijk verder bij 9

  b Het dier is tweezijdig symmetrisch ………kijk verder bij 10

9  a Het dier heeft geen skelet, het heeft tentakels .…….neteldieren

  b Het dier heeft een inwendig skelet, de huid is bedekt met knobbels  ......…stekelhuidigen

10 a Het dier heeft geen skelet, het lichaam is lang en dun ……….wormen

    b Het dier heeft een skelet ……….kijk verder bij 11

11 a Het skelet van het dier is een huisje of schelp ………weekdieren

    b Het skelet van het dier is geen huisje of schelp  ………..kijk verder bij 12

12 a Het dier heeft een uitwendig skelet (een pantser)  ….….geleedpotigen  kijk verder bij 13

    b Het dier heeft een inwendig skelet met wervelkolom ……gewervelden  kijk verder bij 16

13 a Het lichaam is geheel opgebouwd uit segmenten ………..duizendpoten

    b Het lichaam is niet geheel opgebouwd uit segmenten .…… .kijk verder bij 14

14 a Het dier heeft 10 of meer poten ………kreeftachtigen

    b Het dier heeft minder dan 10 poten  ………kijk verder bij 15

15 a Het dier heeft 8 poten ……..spinachtigen

    b Het dier heeft 6 poten ...…….insecten

16 a De huid van het dier is bedekt met schubben  ......…  kijk verder bij 17

    b De huid van het dier is niet bedekt met schubben  ………kijk verder bij 18

17 a De schubben zijn bedekt met slijm, het dier haalt adem met kieuwen...…..vissen

    b De schubben zijn droog, het dier haalt adem met longen ………reptielen

18 a De huid van het dier is bedekt met slijm ...……amfibieën

    b De huid van het dier is niet bedekt met slijm  ………kijk verder bij 19

19 a De huid van het dier is bedekt met veren ……..vogels

    b De huid van het dier is bedekt met haren ………zoogdieren

 

 

We gaan determineren:

Als voorbeeld nemen we een varen.

1  a Het organisme heeft bladgroenkorrels  …..….planten, kijk verder bij 4

  b Het organisme heeft geen bladgroenkorrels  ……….kijk verder bij 2

 

Een varen heeft bladgroenkorrels, dus is het een plant. Je moet dan verder gaan bij 4

4  a De plant heeft wortels, stengels en bladeren  ……...kijk verder bij 5

  b De plant heeft geen wortels, geen stengels en geen bladeren ………wieren

 

Een varen heeft wortels, stengels en bladeren, je moet verder kijken bij 5.

5  a De plant draagt geen bloemen, voortplanting door sporen ………sporenplanten

  b De plant draagt bloemen, voortplanting door zaden  ……….zaadplanten

 

Een varen heeft sporen, het is dus een sporenplant.

Een varen hoort dus tot het rijk van de planten en tot de afdeling van sporenplanten.

Noteer ook de stappen die je maakt in de tabel. Voor de varen is dat dus 1a, 4a, 5a.

 

Om het determineren gemakkelijker te maken is deze ook in interactieve powerpoint beschikbaar.
Downloaden en openen in powerpoit of keynote. 
Diapresentatie starten en dan kan je ermee werken.

8. Opdrachten

Determineer de volgende organismen.

8. Opdracht excursie

In de dierentuin ga je in elk gebied op zoek naar minstens 10 verschillende diersoorten. (meer mag ook!) Deze diersoorten ga je determineren en indelen in hun afdelingen/groepen.

Zorg ervoor dat je in de hele dierentuin van de volgende afdelingen/groepen minstens 1 dier hebt gevonden:

zoogdieren, vogels, vissen, reptielen, amfibieën, insect, kreeftachtige, spinachtige en 1 uit een afdeling die hier niet is genoemd.

Geef ook antwoord op de vragen die bij de betreffende gebieden staan.

 

7.1 Safari

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Welke diersoorten leven er samen bij elkaar op de vlakte?
  2. Welke dieren zitten apart in verblijven? en waarom?
  3. Uit hoeveel individuen bestaat de grootste groep/kudde van dezelfde diersoort die je bij elkaar ziet op de safari? Welke soort is dat?

 

7.2 Desert

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. In de dessert zit een vogel die de hoofdrol speelt in de tekenfilm ‘Roadrunner’. Welke vogel is dat?
  2. Hagedissen zijn normaal niet giftig. De hagedissensoort in de dessert wel. Welke hagedissensoort die giftig is vind je hier?

 

7.3 Mangrove

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. In de mangrove leven veel vlinders. Teken hieronder 1 van deze vlinders en kleur die met de juiste kleuren in. (heb je geen kleurpotloden bij je, maak dan een foto en teken de vlinder thuis)
  2. Wat eet een zeekoe? is het een carnivoor/omnivoor/herbivoor?
  3. Welk dier in de mangrove is een levend fossiel? Ze bevolken de aarde al bijna 400 miljoen jaar.

 

7.4 Rimba

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Wat betekent het woord Rimba?
  2. Op welk dier lijkt de Banteng het meest?

 

7.5 Bush

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Er leeft in de bush een dier die lijkt op een gigantische cavia. Hoe heet deze enorme cavia-achtige?
  2. Er zitten heel veel vogels in de bush. Maak hieronder een schets van een vogel en kleur deze in. (heb je geen kleurpotloden, maak dan een foto en teken de vogel thuis.)

 

7.6 Oceaan

(maximaal 5 vissoorten, de rest andere afdelingen/groepen. Je kan hier o.a. neteldieren, weekdieren, sponzen, en stekelhuidigen vinden)

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Hoe kan je zien dat een in het water levend dier een vis is? (en geen zoogdier zoals een dolfijn of walvis)
  2. Hoe ziet een haaienei eruit? (beschrijf of teken een haaienei)
  3. Hoe dik zijn de ruiten van het haaienverblijf?

 

7.7 Park

Hier vind je nog meer verschillende dieren. Ze komen uit verschillende andere gebieden.

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

9. Leefgebieden.

In de wereld zijn verschillende gebieden met elk hun eigen klimaat. De dieren die er leven zijn vaak goed aangepast aan het leven in dat gebied. Stel je eens voor dat een ijsbeer op de savanne zou wonen! Met zijn dikke vacht raakt hij al snel oververhit en de witte kleur biedt geen enkele beschutting.

Andersom is het niet zo handig als een gazelle op de ijsvlakte van de Noordpool zou leven. Er is geen voedsel voor dit dier, want gras is er niet en met de bruine kleur steekt het erg af tegen de sneeuw en vormt zo een makkelijke prooi.

dieren in hun eigen omgeving
dieren in hun eigen omgeving

Dit kan toch niet!!!:

De dierentuin heeft verschillende leefgebieden nagebouwd. Sommigen kunnen in de buitenlucht en zijn in het Nederlandse klimaat ook goed te zien, maar anderen zijn overdekt en het klimaat wordt door de mensen geregeld.

 

Savanne Oost Afrika:

De savanne is een combinatie van grasland en houtige soorten, variërend van her en der verspreid staande bomen tot in groepjes bijeen groeiende bomen. De vegetatie bestaat uit bosjes en pollen van grassoorten waarvan sommigen tot 3,5 meter hoog kunnen worden. Er is een wisselende boombedekking, afhankelijk van de bodemgesteldheid en het plaatselijke klimaat.

Gedurende het hele jaar heerst er op de savanne een hoge temperatuur. De neerslag bedraagt 5 tot 35 centimeter per jaar. Er is afwisseling tussen een nat en een droog seizoen.

Savanne-planten zijn aangepast aan hoge temperaturen en waterverlies. Zo zijn er soorten die midden op de dag, als de temperaturen het hoogst zijn, waterverlies tegengaan door de huidmondjes te sluiten. Andere soorten verminderen de hoeveelheid warmte die het blad bereikt door de stand van de bladeren ten opzichte van de zon te veranderen.

In de Afrikaanse savanne komen grote kuddes grazende hoefdieren voor, zoals gazelles, giraffes, zebra's, gnoe's en antilopen. Andere bekende dieren van de Afrikaanse savanne zijn nijlpaarden, neushoorns, olifanten en struisvogels. De grazers van de Australische savanne worden gevormd door de kangoeroes. In de savanne spelen, naast de grote planteneters zoals antilopen, ook insecten een belangrijke rol in begrazing. Vooral mieren en termieten zijn talrijk. In de Braziliaanse savannes kunnen bladsnijdende mieren op een dag 50 kilogram gras per hectare verwijderen!

Bladsnijmier
Bladsnijmier
Giraffe op de savanne
Giraffe op de savanne

 

Woestijn in Arizona & Mexico:

In de woestijn kan de temperatuur overdag hoog oplopen. In de zomer is een temperatuur van 40 graden heel gewoon. Dit komt doordat de zon loodrecht op het land staat en er geen wolken zijn die de zonnestralen tegen houden. In de nacht koelt het flink af. Het verschil is gemiddeld 15 graden. De Sonora woestijn is een relatief natte woestijn. Doordat het naast een baai ligt, vallen er regelmatig regenbuien. Maar het water verdampt meteen nadat het gevallen is.

Vanwege de droogte, de hitte overdag en de kou ’s nachts is de woestijn een moeilijke plek voor planten en dieren. Toch is de Sonora woestijn heel rijk aan biodiversiteit (=verschillende planten en dieren). Er leven 60 soorten zoogdieren, 350 soorten vogels, 100 soorten reptielen en meer dan 1000 soorten bijen. Daarnaast groeien er meer dan 2.000 soorten planten, waaronder vele soorten cactussen en agaves. De planten moeten niet alleen bestand zijn tegen de droogte en de grote wisselingen tussen dag- en nachttemperatuur. Ze moeten zich ook beschermen tegen de hoge UV-straling van de zon en tegen dieren die op zoek zijn naar een sappig hapje plant.

 

Typische woestijnplant, een cactussssssss
Typische woestijnplant, een cactussssssss
Gier, de aaseters van de woestijn.
Gier, de aaseters van de woestijn.

 

Mangrove Belize, Centraal Amerika:

Mangrovebossen komen voor in de tropen en sub-tropen op de overgang van land naar zee, bijvoorbeeld in estuaria, bij lagunes of koraalriffen. Ze komen daar voor waar geen sterke stroming staat of sprake is van golfwerking. Daardoor kan fijn slib, aangevoerd door rivieren, bezinken.

Mangrovebossen hebben een watertemperatuur nodig tussen 24 en 27 graden Celcius. Daarom vinden we ze voornamelijk in de gordel waar ook het tropische regenwoud groeit, maar ook in gebieden met een warme golfstroming.

Mangroven zijn enorm belangrijk als 'kraamkamer' van de oceaan. Veel vissoorten brengen hun jeugd in het ondiepe, voedselrijke water door. Zij weten zich tussen de wirwar van wortels van de mangrovebomen beschermd tegen roofvissen.

Moeilijke omstandigheden voor het leven in mangrove zijn:

grote verschillen in zoutgehalten, door de aanvoer van zoet water in zee (afname zoutgehalte) of door verdamping van water (toename zoutgehalte) sterke sedimentatie

Karakteristieke bewoners van het mangrovebos zijn slijkspringers en wenkkrabben.

Een Mangrovebos
Een Mangrovebos
Wenkkrab
Wenkkrab

 

Rimba in tropisch Azië en Bush Tropisch regenwoud:

Beide zijn tropisch regenwoudgebieden. Alleen de ene ligt in Azië en de andere in Amerika. Deze gebieden liggen rond de evenaar.

De jaarlijkse regenval in het tropisch regenwoud bedraagt gemiddeld 200 centimeter, en kan oplopen tot 1200 centimeter. Tussen de natte perioden door komen drogere periodes van één of twee maanden voor. De gemiddelde temperatuur is lager dan vaak wordt gedacht: boven de 20 graden Celcius maar zelden hoger dan 30 graden Celcius. Ondanks dit constante gemiddelde veroorzaakt met name storm of langdurig bewolkt weer sterke temperatuurschommelingen.

Het tropisch regenwoud is één van de meest indrukwekkende, uitgebreide en waardevolle ecosystemen die we kennen. Uit onderzoek blijkt dat het tropisch regenwoud een buitengewone complexiteit van planten- en dierengemeenschappen kent.

 

Veel planten en bomen van de ondergroei hebben bladeren met een zogenaamde druppelpunt. Dit is een aanpassing van de bladvorm om gemakkelijker overtollig regenwater te verliezen: het water stroomt 4 tot 5 maal sneller van het blad af dan bij een normale bladvorm, waardoor transpiratie - en daarmee de sapstroom in de plant - beter verloopt. Druppelpunten komen bij veel soorten alleen voor bij jonge exemplaren in de ondergroei. Zodra de boom hoog genoeg is verdwijnt deze bladvorm. Een bekend, maar niet goed begrepen verschijnsel in tropische regenwouden is de ontwikkeling van plankwortels langs de stammen van allerlei boomsoorten. Het is niet duidelijk of de plankwortels de bomen extra ondersteuning geven of dat ze wellicht een andere functie hebben.

Opvallend in het regenwoud is een doorlopende activiteit van leven gedurende het hele etmaal. Het wordt er dus nooit stil en rustig: in de nacht zijn ook weer allerlei soorten actief. De plantengroei in het tropisch regenwoud is opgebouwd uit verschillende lagen in het bos. De bovenste laag van het bladerdak staat bloot aan veel zonnestraling en grote verdamping. Hier groeien zonminnende planten op de bomen zoals korstmossen, varens en orchideeën. Meer binnenin het bladerdek staan de bladeren vaak onder een hoek om zoveel mogelijk licht op te kunnen vangen. Vaak is de lichtval hier nog maar een kwart van het totale invallende licht. Op de bodem van het bos is vaak minder dan 1% van het licht overgebleven, waardoor slechts langzaam groeiende zaailingen en jonge boompjes hier kunnen leven.

In een ingewikkeld ecosysteem als het regenwoud leven planten en dieren in een ingenieus samenspel met elkaar. Het is ondoenlijk een soortenlijst te geven van alle voorkomende diersoorten. Het is ook niet mogelijk om de belangrijkste dieren te noemen: een heel klein vogeltje, dat zelfs niet erg talrijk is, kan van onmisbare betekenis zijn voor bestuiving of zaadverspreiding.

Tropisch regenwoud, heel vochtig en groen.
Tropisch regenwoud, heel vochtig en groen.
Een bewoner van het tropischr regenwoud, de oerang oetang.
Een bewoner van het tropischr regenwoud, de oerang oetang.

 

Oceaan:

Koraalrif

Het koraalrif is het soortenrijkste ecosysteem van de zee. Er komen honderden soorten algen en vissen voor en duizenden soorten ongewervelden. De productiviteit van een koraalrif is hoog, en is vergelijkbaar met een goed producerend agrarisch systeem. Heel veel van de rest van het dierenleven in tropische zeeën concentreert zich rondom de riffen: hier is veel voedsel voorhanden terwijl het tropische water veelal voedselarm is.

 

Oceaan

Voor de verspreiding van planten en dieren in de open oceaan speelt de watertemperatuur een belangrijke rol. Veel zeedieren maken een larvestadium door waarin ze zich laten meevoeren door de stromingen in de oceaan. Wanneer ze volwassen worden, vestigen veel van deze soorten zich in de ondiepere gebieden zoals het koraalrif.

Diepzee

Tot de diepzee wordt gerekend de delen van de oceanen die dieper zijn dan anderhalve kilometer. De diepste oceaantroggen zijn 11 kilometer diep. De diepzee is een zeer bijzondere leefomgeving, waar buitengewoon vijandige omstandigheden heersen voor levende wezens. Het is er koud (4 graden Celcius) en donker en er heerst een grote druk. Wel is het een stabiele omgeving, omdat er nauwelijks variatie optreedt in de leefomstandigheden.

Koraalrif
Koraalrif
Rog in de oceaan
Rog in de oceaan
Lantaarnvis in de diepzee maakt zijn eigen lichtje om prooi te lokken.
Lantaarnvis in de diepzee maakt zijn eigen lichtje om prooi te lokken.

Dierentuin excursie opdrachten

Excursie Opdrachten

Project Ordening.

Burgers zoo opdracht.

Benodigdheden: pen, deze opdracht, fotoapparaat.

Voorkennis: wikiwijs project ordening.

 

 

3.2 Zoek in de bush of de dessert een plant op die jij bijzonder vind. Maak er een foto van. Beschrijf de plant hieronder.

 

  1. Heeft de plant wortels? Zo ja, beschrijf wat je van de wortels kan zien of hoe je weet dat het wortels heeft.

 

 

 

 

 

 

 

  1. Heeft de plant stengels?  Zo ja, hoe zien ze eruit?

 

 

 

 

 

 

 

  1. Heeft de plant bladeren? Zo ja, beschrijf die bladeren of teken er 1.

 

 

 

 

 

 

 

 

  1. Heeft de plant bloemen? Zo ja beschrijf die bloem of teken de bloem.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  1. Tot welke afdeling hoort jouw plant?

 

 

 

 

 

Afbeeldingsresultaat voor olifant tekening

In de dierentuin ga je in elk gebied op zoek naar minstens 10 verschillende diersoorten. (meer mag ook!) Deze diersoorten ga je determineren en indelen in hun afdelingen/groepen.

 

Zorg ervoor dat je in de hele dierentuin van de volgende afdelingen/groepen minstens 1 dier hebt gevonden:

zoogdieren, vogels, vissen, reptielen, amfibieën, insect, kreeftachtige, spinachtige en 1 uit een afdeling die hier niet is genoemd.

 

Geef ook antwoord op de vragen die bij de betreffende gebieden staan.

 

7.1 Safari

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Welke diersoorten leven er samen bij elkaar op de vlakte?

 

 

  1. Welke dieren zitten apart in verblijven? en waarom?

 

 

  1. Uit hoeveel individuen bestaat de grootste groep/kudde van dezelfde diersoort die je bij elkaar ziet op de safari? Welke soort is dat?

 

 

 

 

 

7.2 Desert

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. In de dessert zit een vogel die de hoofdrol speelt in de tekenfilm ‘Roadrunner’. Welke vogel is dat?

 

 

 

  1. Hagedissen zijn normaal niet giftig. De hagedissensoort in de dessert wel. Welke hagedissensoort die giftig is vind je hier?

 

 

 

 

7.3 Mangrove

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. In de mangrove leven veel vlinders. Teken hieronder 1 van deze vlinders en kleur die met de juiste kleuren in. (heb je geen kleurpotloden bij je, maak dan een foto en teken de vlinder thuis)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  1. Wat eet een zeekoe? is het een carnivoor/omnivoor/herbivoor?

 

 

 

  1. Welk dier in de mangrove is een levend fossiel? Ze bevolken de aarde al bijna 400 miljoen jaar.

 

 

 

 

 

 

7.4 Rimba

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Wat betekent het woord Rimba?

 

 

  1. Op welk dier lijkt de Banteng het meest?

 

 

 

7.5 Bush

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Er leeft in de bush een dier die lijkt op een gigantische cavia. Hoe heet deze enorme cavia-achtige?

 

 

 

  1. Er zitten heel veel vogels in de bush. Maak hieronder een schets van een vogel en kleur deze in. (heb je geen kleurpotloden, maak dan een foto en teken de vogel thuis.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.6 Oceaan

(maximaal 5 vissoorten, de rest andere afdelingen/groepen. Je kan hier o.a. neteldieren, weekdieren, sponzen, en stekelhuidigen vinden)

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

  1. Hoe kan je zien dat een in het water levend dier een vis is? (en geen zoogdier zoals een dolfijn of walvis)

 

 

  1. Hoe ziet een haaienei eruit? (beschrijf of teken een haaienei)

 

 

  1. Hoe dik zijn de ruiten van het haaienverblijf?

 

 

 

 

 

7.7 Park

Hier vind je nog meer verschillende dieren. Ze komen uit verschillende andere gebieden.

 

 

Diersoort

afdeling/groep

1

 

 

2

 

 

3

 

 

4

 

 

5

 

 

6

 

 

7

 

 

8

 

 

9

 

 

10

 

 

11

 

 

12

 

 

 

 

 

 

8. Maak van 5 dieren een foto. Elk dier uit een verschillende afdeling of groep. Voeg deze foto’s toe aan je opdrachtboekje. Werk deze 5 dieren verder uit in een kort verslag met kenmerken en bijzonderheden over het dier.

Excursie Burgers Zoo