Deutsch Schuljahr 2 Thema 3

Deutsch Schuljahr 2 Thema 3

Einführung Deutsch

Herzlich willkommen!

Welkom bij thema 3 van Duits: "Essen und Trinken". We werken nog steeds met een level-up-systeem, waarbij je de achtereenvolgende levels met bijbehorende eindtoetsen moet maken. Als je alles beheerst kom je uiteindelijk uit bij het eindproduct voor punt.

Belangrijk:
Onder het kopje 'Thema Essen und Trinken' staat algemene informatie voor het gehele thema. Hier zie je ook de planning staan. In de planning is aangegeven waar je hoort te zijn, maar ook al wat de 'ondergrens' is.

Goede vertaalsites zijn:
Uitmuntend.de

en VanDale.n

Thema Essen und Trinken

Herzlichen Willkommen bei dem Thema Essen und Trinken!

Bij het derde thema van dit schooljaar gaan we het hebben over het thema Essen und Trinken. Bij het vorige thema hebben we enkele belangrijke grammatica onderdelen geleerd, waar we bij dit thema mee verder gaan. Tegelijkertijd zal je nog meer gaan leren en zelf kunnen in het Duits.

Ook bij dit thema gaan we weer werken met verschillende levels waarbij je een eindbaas moet verslaan. Het verslaan van de eindbaas is ook bij dit thema telkens anders en op het einde zal er weer een finale baas zijn voor het thema, waar je uiteindelijk een beoordeling voor zal krijgen.

In de kopjes hieronder zal je het volgende vinden:

  • Planung = planning
  • Wörterliste = woordenlijst
  • Grammatik= grammatica

 

Planung Iris

Hieronder volgt de planning voor heel thema 3. De groene planning is als je op schema loopt. De rode planning is de 'ondergrens'. Dat betekent dat je niet verder dan dat moet achterlopen.

Woche 9 (ab Montag 1 März)

  • Level 1

Woche 10 (ab Montag 8 März)

  • Level 2    > je begint deze week aan level 2
  • Level 1    > je moet op het eind van deze week level 1 af hebben

Woche 11 (ab Montag 15 März)

  • Level 3
  • Level 2    > je moet op het eind van deze week level 2 af hebben

Woche 12 (ab Montag 22 März)

  • Level 4   
  • Level 3    > je moet op het eind van deze week level 3 af hebben

Woche 13 (ab Montag 29 März)

  • Level 5
  • Level 4    > je moet op het eind van deze week level 4 af hebben

Woche 14 (ab Montag 5 April)

  • Level 6
  • Level 5    > je moet op het eind van deze week level 5 af hebben

Woche 15 (ab Montag 12 April)

  • Level 7
  • Level 6    > je moet op het eind van deze week level 6 af hebben
    Woche 16 +17 (ab Montag 19 April - Freitag den 30. April)
  • Level 8 = Mondeling restaurant
  • Level 7    > je moet op het eind van deze week level 7 af hebben

Planung Sjors

Hieronder volgt de planning voor heel thema 3. De groene planning is als je op schema loopt. De rode planning is de 'ondergrens'. Dat betekent dat je niet verder dan dat moet achterlopen.

Woche 9 (ab Montag 22 Februar)

  • Level 1

Woche 10 (ab Montag 1 März)

  • Level 2    > je begint deze week aan level 2
  • Level 1    > je moet op het eind van deze week level 1 af hebben

Woche 11 (ab Montag 8 März)

  • Level 3
  • Level 2    > je moet op het eind van deze week level 2 af hebben

Woche 12 (ab Montag 15 März)

  • Level 4   
  • Level 3    > je moet op het eind van deze week level 3 af hebben

Woche 13 (ab Montag 22 März)

  • Level 5
  • Level 4    > je moet op het eind van deze week level 4 af hebben

Woche 14 (ab Montag 29 März)

  • Level 6
  • Level 5    > je moet op het eind van deze week level 5 af hebben

Woche 15 (ab Montag 5 April)

  • Level 7
  • Level 6    > je moet op het eind van deze week level 6 af hebben
    Woche 16 (ab Montag 12 April)
  • Level 8
  • Level 7    > je moet op het eind van deze week level 7 af hebben

Wörterliste

Toetsenbordcombinaties Duitse tekens/letters:
ß = rechter alt + s tegelijkterijd indrukken
ä/ö/ü = "+shift tegelijkertijd indrukken, loslaten en dan de klinker die je wilt kiezen.

Vertaalsites: vandale.nl of uitmuntend.de

Thema 3:

  1. das Restaurant
  2. der Morgen
  3. der Mittag
  4. der Abend
  5. die Nacht
  6. die Speisekarte
  7. das Hauptgericht
  8. ohne Fleisch
  9. mit Sahne
  10. für mich
    ---
  11. kalt
  12. warm
  13. gebacken
  14. gekocht
  15. die Zutaten
  16. das Gemüse
  17. das Obst
  18. Ich bin Vegetarier.
  19. Ist das laktosefrei?
  20. Ich bin allergisch gegen Fisch.
    ---
  21. die Rechnung
  22. mit Karte (be)zahlen
  23. bar (be)zahlen
  24. wählen
  25. reservieren
  26. der Kellner
  27. die Kellnerin
  28. das Trinkgeld
  29. bitte
  30. danke
    ---
  31. das Hotel
  32. das Café
  33. die Reservierung
  34. der Strohhalm
  35. der Eiswürfel
  36. der Teller
  37. das Messer
  38. die Gabel
  39. der Löffel
  40. das Glas
    ---
  41. die Serviette
  42. eine Tasse Kaffee/Tee
  43. Guten Appetit!
  44. Hat es geschmeckt?
  45. Es tut mir leid.
  46. groß
  47. klein
  48. wenig
  49. viel

Grammatik

Op deze pagina vind je een opsomming van de grammatica. De grammatica zal altijd weer terugkomen en wij gaan er dan ook vanuit dat je deze telkens zult herhalen. Dus ook de grammatica van andere thema's.
Voor de uitleg kun je teruggaan naar het Thema/level waar de grammatica werd aangeboden.

Grammatik Thema 3
Level 2:

- geslacht ZNW (der/die/das)
Level 4:
Ein-Gruppe (+Possesivpronomen)




Grammatik Thema 2
- W-fragen (vraagwoorden)
- getallen t/m 999
- rangtelwoorden
- modale hulpwerkwoorden
- kloktijden
- voltooid deelwoord (VD) + uitzonderingen

Grammatik Thema 1:
- personen
- hoofdletters
- haben/sein
- vervoeging van zwakke ww'en: feesttenten
- ww met stam op d/t/m/n of sisklank
- mein/meine
- Neffe/Nichte of Cousin/Cousine (hoort eigenlijk bij de woordjes)
- getallen t/m 20

Level 1

1.1 Wörterliste

Lerne und übersetze (www.vandale.nl of www.uitmuntend.de) die Wörter!

  • das Restaurant
  • der Morgen
  • der Mittag
  • der Abend
  • die Nacht
  • die Speisekarte
  • das Hauptgericht
  • ohne Fleisch
  • mit Sahne
  • für mich

Toets: Wörterliste Level 1

Start

1.2 Restaurant - lesen

Restaurant!

Bij Level 1.1 ga je een tekst lezen over een situatie in een Restaurant. Onder de tekst staan enkele vragen. De bedoeling is dat je de vragen beantwoord met behulp van de tekst.

Ziel 1: Lese den Text und beantworte die Fragen auf Niederländisch.

Vraag 1: Hoe heet het restaurant?

Vraag 2: Voor hoeveel personen heeft Mathilde gereserveerd?

Vraag 3: Hoe heet Mathilde volledig?

Vraag 4: Wat wordt Thomas en Mathilde door de ober overhandigd?

Vraag 5: Wat bestelt Mathilde? (ben zo volledig mogelijk)

Vraag 6: Wat bestelt Thomas? (ben zo volledig mogelijk)

1.3 Restaurant - hören

Restaurant hören!

Bij de volgende opdracht krijg je zo dadelijk een fragment te horen van 1 minuut. Het is een geluidsfragment van een telefoongesprek tussen twee personen. 1 Persoon is echter in het gesprek weg gelaten. 

Luister het fragment. Na elke piep moet een van deze volgende zinnen komen. Geef de juiste volgorde aan! Alleen bij de laatste piep hoef je geen zin in te vullen!

De zinnen die in het gesprek ontbreken zijn als volgt.

A. Der Name ist Schiller. Ich komme zusammen mit meinem Mann.

B. Auf Widersehen.

C. Schönen guten Morgen. Hier ist die Mathilde. Ich möchte gerne eine Reservierung machen.

D. Das ist schade. Geht Freitagabend um 19 Uhr vielleicht.

E. Ja, mein Mann ist Vegetarier. Vielleicht das Sie darauf achten können.

G. Ich möchte gerne am Donnerstagabend um 17 Uhr eine Reservierung machen.

1 2 3 4 5 6 7
            Niets

 

1.4 Restaurant - schreiben

Online Reservierung machen!

Bij dit level is het de bedoeling dat je een online reservering gaat maken voor een restaurant. Daarbij is het wel ontzettend belangrijk om netjes en beleefd te zijn tegen de klant. Niet alleen aan de telefoon, maar ook via e-mail.

Sehr geehrte Herr/Frau,
Sehr geehrtes Restaurant,
Ich möchte gern,
Mit freundlichem Gruß,

 

Ziel 1: Voor dit Level moet je een online reservering maken bij een restaurant. Je schrijft de reservering naar het restaurant "der Drache." Je reserveert voor 4 personen om 8 uur. Daarnaast geef je aan dat iedereen voor het verrassingsmenu van 4 gangen kiest. 1 persoon zonder vis. 2 personen zonder vlees. 1 persoon met een melkallergie. Daarna sluit je de online reservering netjes af.

Houdt de brief kort en simpel. Ga niet al te lange en moeilijke zinnen maken. Tip: Gebruik de woorden van de tekst van Level 1.2 om de reservering te schrijven. Denk natuurlijk ook aan de Modalverben!

 

1.5 Aussprache - Zungenbrecher

Zungenbrecher!

Bij Level 1.3 ga je aan de slag met de uitspraak. Je gaat met een klein groepje een spel doen. Het tongbrekerspel. Onderin zie je een document staan met verschillende tongbrekers in het Duits. De bedoeling is dat je de tongbreker in één keer goed uitspreekt. Lukt het je om de tongbreker zonder uitspraakfouten uit te spreken, dan komt de tongbreker op jouw naam te staan. Degene met de meeste tongbrekers wint uiteindelijk het spel.

Die Aussprache:

Letter(s)

Voorbeeld

Uitspraakhulp

ä

Bäcker / Mädchen/ Käse

èh

ö

Brötchen / Köln

eu

u

Mutter / Zug

oe

ü

Tür / Büro

uu

s/ss/ß

Haus / dass / Straße

s

Z

zehn / Zug

ts

 

 

 

 

 

 

 

 

Zungenbrecherspiel

Endschritt Level 1

Endschritt Level 1!

Om Level 1 af te ronden moet je het volgende doen:

  • 1.4 inleveren via Magister opdrachten. (Schrijf de e-mail zelfstandig. Gebruik geen translate)
  • 1.5 Het Tongbrekerspel hebben gedaan met de Expert.

Level 2

Der/Die/Das!

Bij Level 2 ga je leren, wanneer een woord nu mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Dit ga je doen met behulp van 6 stappen.

Het belangrijkste is, dat je per woord dat je tegenkomt de regels stap voor stap blijft volgen. De volgorde van de stappen is namelijk super belangrijk!

2.1 der, die, das Stap 1

Der, Die, Das Stap 1!

Bij dit onderdeel ga je al een klein beetje aan de slag met het herhalen van de lidwoorden in het Duits. Bij dit onderdeel ga je de eerste belangrijke stap leren om te achterhalen welk lidwoord, het woord moet krijgen.

Taak 1: Maak een notitie van deze stap in je aantekeningenschrift.

Taak 2: Maak de volgende opdracht in de Wikiwijs.

Toets: Der/Die/Das Stap 1

Start

2.2 der, die, das Stap 2

Der, Die, Das Stap 2!

Bij dit onderdeel gaan we weer een stapje verder.

Taak 1: Maak een notitie van volgende stap in je aantekeningenschrift.

Taak 2: Maak volgende opdracht in de wikiwijs om te controleren of je het hebt begrepen.

Toets: Der/Die/Das Stap 2

Start

2.3 der, die, das Stap 3

Der, Die, Das Stap 3!

Bij dit onderdeel gaan we nog een stapje verder.

Taak 1: Maak een notitie van deze stap in je aantekeningenschrift!

Taak 2: Maak de volgende opdracht in de wikiwijs om te controleren of je het hebt begrepen. 

Toets: Der/Die/Das Stap 3

Start

2.4 der, die ,das Stap 4

Der, Die, Das Stap 4!

Bij dit onderdeel gaan we nog een stapje verder.

Taak 1: Maak een notitie van deze stap in je aantekeningenschrift!

Taak 2: Maak de volgende opdracht in de wikiwijs om te controleren of je het hebt begrepen.

Toets: Der/Die/Das Stap 4

Start

2.5 der, die, das Stap 5

Der, Die, Das Stap 5!

Bij deze stap gaan we nog een stapje verder.

Taak 1: Maak van deze stap een notitie in je aantekeningenschrift!

Taak 2: Maak de volgende opdracht in de wikiwijs om te controleren of je het hebt begrepen. 

Toets: Der/Die/Das Stap 5

Start

2.6 der, die, das Stap 6

Der, Die, Das Stap 6!

Je bent nu aangekomen bij de laatste stap.

Taak 1: Maak van deze stap een notitie in je aantekeningenschrift!

Taak 2: Maak de volgende opdracht in de wikiwijs om te controleren of je het hebt begrepen! 

Toets: Der/Die/Das Stap 6

Start

2.7 Wörterliste

Lerne und übersetze (www.vandale.nl of www.uitmuntend.de) die Wörter!​

  • kalt
  • warm
  • gebacken
  • gekocht
  • die Zutaten
  • das Gemüse
  • das Obst
  • Ich bin Vegetarier.
  • Ist das laktosefrei?
  • Ich bin allergisch gegen Fisch.

Endschritt der, die, das

Endschritt Level 2!

Bei diesem Unterteil müsst ihr natürlich sehen lassen, dass ihr der/die/das richtig verwenden kann.

Was müsst ihr machen:

  • Je krijgt 30 woorden waarbij je het juiste Duitse lidwoord voor moet zetten. Gebruik daarbij de stappen die je hebt geleerd bij de overige opdrachten.

Ga om het level af te ronden naar de volgende website: Exam.net

Vul daar de volgende code in: yQEV9X

Level 3

3.1 Wörterliste

Lerne und übersetze (www.vandale.nl of www.uitmuntend.de) die Wörter!​

  • die Rechnung
  • mit Karte (be)zahlen
  • bar (be)zahlen
  • wählen
  • reservieren
  • der Kellner
  • die Kellnerin
  • das Trinkgeld
  • bitte
  • danke

3.2 bestellen im Restaurant

Aufgabe:
Luister naar de video en beantwoord per gesprek de vragen (in het Nederlands).

Gespräch 1:

1. Was Fragt der Kellner?

2. Was wird bestellt?

3. Um welche Karte wird gefragt?

 

Gespräch 2:

1. Was muss der Kellner alles bringen?

2. Was sagt der Kellner über das Essen und die Zeiten?

3. Was für Essen kann die Frau jetzt bestellen?

4. Was für Essen wählt (=kiest) die Frau?

 

Gespräch 3:

1. Was möchte der Mann bekommen?

2. Wieviel muss der Mann bezahlen?

3. Wie weiß der Kellner das er Trinkgeld (=fooi) bekommt?

3.3 ich möchte ...

Je hebt geleerd dat möchten de nette vorm is die je bijvoorbeeld in een restaurant gebruikt.
Möchten betekent zou graag willen. Door dit woord te gebruiken kan je netjes om iets vragen.
Je hebt dit werkwoord al gehad bij Thema 2, level 2. Zorg dat je de juiste vormen weet voor je deze opdracht maakt.

Kies en match tot je een goede zin krijgt:
De persoon is gegeven. Jij vult daarachter de juiste vorm van möchten in en je kiest uit onderstaande opties. Bij elke persoon moet iets over eten én over drinken staan.
ein Schnitzel - kein Essen - ein Eis - Pommes - ein Brötchen - eine Suppe - und - eine heiße Schoko mit Sahne - eine Coca-Cola - eine Limo - einen Kaffee - einen Tee - einen Apfelsaft

1. Ich ...
2. Du ...
3. Er/sie/es ...

4. Wir ...
5. Ihr ...
6. Sie/sie ...

3.4 Speisekarte machen!

Speisekarte machen!

Voor deze opdracht is het de bedoeling dat jullie zelfstandig een menukaart oftewel Speisekarte op gaan stellen. Voor het eindlevel van dit thema is het de bedoeling dat je een mondeling met de Expert gaat voeren. De experts zullen de beste Speisekarte uitkiezen en gebruiken voor het mondeling, dus wie weet zie je je eigen Speisekarte tijdens het mondeling!

Regels voor het opstellen van de Speisekarte!

  1. Bedenk je eigen restaurantnaam!
  2. De Menukaart is volledig Duits!
  3. Het menu bestaat uit 3 onderdelen. Het voorgerecht, hoofdgerecht en nagerecht.
  4. Het voorgerecht bestaat uit 3 verschillende gerechten.
  5. Het hoofdgerecht bestaat uit 5 verschillende gerechten.
  6. Het nagerecht bestaat uit 3 verschillende gerechten.
  7. Bij elk gerecht geef je de ingrediënten aan!
  8. Je menu moet minstens 3 vegetarische gerechten hebben!

Heb je de Speisekarte gemaakt, dan lever je hem in via Simulise!

3.5 Aussprache

Onderstaand schema hebben we eerder al behandeld:

Die Aussprache: 

Letter(s)

Voorbeeld

Uitspraakhulp

ä

Bäcker / Mädchen/ Käse

èh

ö

Brötchen / Köln

eu

u

Mutter / Zug

oe

ü

Tür / Büro

uu

s/ss/ß

Haus / dass / Straße

s

Z

zehn / Zug

ts

 

 

 

 

 

 

 



Voor 3.5 moet je bij je Expert deze zinnen foutloos afronden:

1. Das Mädchen aus Köln fährt mit dem Zug nach Hause.
2. Zuhause hat mein Bruder einen Kuchen in der Küche gebacken.
3. Es heißt, dass es dieses Jahr keine Hochzeiten gibt.

Endschritt Level 3

Endschritt Level 3!

a. Je moet namelijk zorgen dat je de Speisekarte van Level 3.4 hebt ingeleverd.
Let op deze heb je voor een later level weer nodig!

b. je moet 3.5 Aussprache bij je expert afronden

Level 4

4.1 Wörterliste

Lerne und übersetze (www.vandale.nl of www.uitmuntend.de) die Wörter!​

  • das Hotel
  • das Café
  • die Reservierung
  • der Strohhalm
  • der Eiswürfel
  • der Teller
  • das Messer
  • die Gabel
  • der Löffel
  • das Glas

4.2 Ein-Gruppe

Ein-Gruppe!

Bij Level 2 heb je geleerd wanneer een woord der/die of das krijgt in het Duits. Je hebt dan helaas alleen nog maar de vertaling van de en het, nog niet van een.

Bij dit Level ga je leren hoe je een vertaald in het Duits!

M V O MV
ein eine ein keine

keine = geen!

Bij de volgende opdracht gebruik je dus wat je geleerd hebt bij Level 2 om te kijken of het ein of eine moet worden. 

 

 

4.3 Possesivpronomen

Possessivpronomen!

Bij het vorige Level heb je de vertalingen voor het woord een geleerd!

Bij dit onderdeel ga je aan de slag met de bezittelijke voornaamwoorden oftewel de Possessivpronomen!
In het Nederlands kun je combinaties maken zoals mijn hond, jouw boek, zijn schrift. Woorden als mijn,jouw,zijn geven in dit geval een bezit aan!

Hieronder staan de vertalingen van de Possessivpronomen!

mijn mein
jouw dein
zijn sein
haar ihr
zijn (het) sein
onze unser
jullie euer
hun ihr
uw Ihr

 

In het Duits gaan de Possessivpronomen precies hetzelfde als de Ein-Gruppe. Houdt die dus goed in de gaten!

Dat betekent dat als het woord wat achter de Possessivpronom staat aangepast moet worden, net zoals bij de ein-Gruppe. Is het woord dus vrouwelijk komt er een e bij!

M/O V/MV
mein meine
dein deine
sein seine
ihr ihre
sein seine
unser unsere
euer eure
ihr ihre
Ihr Ihre

LET OP! euer wordt eure. De E verplaatst zich.

Zoals je ziet is het dus ook hier weer belangrijk om te weten of het woord mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is.

Maak de volgende opdracht om te controleren of je het hebt begrepen!

Endschritt Level 4

Level 4 sluit je af met een exam.net toetsje:

  • Je krijgt 15 woorden waar je aan moet geven of het ein of eine is. Leer hiervoor ook goed de geslacht regels. Dus de regels wanneer iets der/die/das is. Zie Level 2.
  • Je krijgt 10 zinnen waarbij je de bezittelijk voornaamwoorden goed moet invullen. Deze moet je naar het duits vertalen én kijken of er een e achterkomt.

Ga om het level af te ronden naar de volgende website: Exam.net

Code versie 1: Hbc9XW
Code versie 2: 8w4Vss

Level 5

5.1 Wiederholung Wörterliste

Je hebt nu enkele woordenlijsten nieuw geleerd. Leer de voorgaande woordenlijsten nog eens goed en maak daarna onderstaande opdracht:

Toets: Wiederholung Wörter Level 1 - 4

Start

5.2 Alltag - lesen

Lees de tekst en maak de daarbijhorende opdrachten:


Mein Name ist Franka. Mein Tag beginnt mit dem Frühstück. Um sechs Uhr frühstücke ich zusammen mit meinem Mann Falko, die Kinder schlafen dann noch. Ich trinke Tee und esse ein oder zwei Brötchen mit Margarine und Marmelade. Falko nimmt eine Tasse Kaffee mit Zucker, ein Butterbrot mit Wurst und ein Ei. Dann fährt er zur Arbeit.

Um sieben Uhr frühstücken auch Sarah und Dennis. Mein Sohn isst gerne Cornflakes mit Milch, und Sarah? Sie hat am Morgen keinen Hunger. Ich sage ihr immer: Iss doch etwas, Kind! Nimm ein Brötchen mit Wurst oder Käse. Oft genügen ihr aber ein Joghurt und ein Glas Saft. Nach dem Frühstück laufen die Kinder dann zur Schule.

Zu Mittag essen wir nicht zu Hause. Falko und ich gehen oft zum Mittagessen in unser Lieblingsrestaurant. Es ist klein, das Essen schmeckt dort gut und die Preise sind nicht hoch. Wir bestellen Fleisch mit Kartoffeln und Gemüse, manchmal Hähnchen mit Reis und Salat.

Die Kinder essen zu Mittag in der Schulküche. Sie sind aber unzufrieden, das Essen ist nämlich oft kalt, das Gemüse nicht frisch und sie sind nach dem Mittagessen nicht satt. Sie kaufen dann noch belegte Brötchen oder Kuchen.

Am Abend kommt Falko nach Hause. Natürlich hat er immer Hunger. Er liebt Fisch mit Kartoffelsalat. Dazu trinkt es sein Bier. Den Kindern genügt zum Abendessen ein Brot mit Schinken. Zum Trinken gebe ich ihnen Cola oder Limonade. Dann ist der Tag auch schon fast zu Ende. Putzt eure Zähne und geht ins Bett, sagt Falko den Kindern. Er liest noch die Zeitung oder sieht die Nachrichten, ich spüle das Geschirr.

Tja, jeder Tag ist so, nur am Wochenende ist alles anders. Dann essen wir nämlich zusammen zu Hause und mein Mann kocht. Seine Spezialität ist Weißwurst mit Kartoffeln und Sauerkraut, manchmal bäckt er auch einen Kuchen. Leider sind die Wochenenden viel zu kurz.

 

A. Ergänze die Begriffe:

Frühstück, Restaurant, Hunger, Abend, satt, Geschirr, alles, Mittag, schmeckt, Uhr.

1. Mein Tag beginnt mit … .

2. Am Morgen hat Sarah keinen … .

3. Beim …-essen essen wir in unserem Lieblings… das Essen ist dort gut.

4. Die Kinder sind nach dem Mittagessen nicht … .

5. Am … kommt Falko nach Hause.

6. Um 9 … gehen wir schlafen.

7. Nach dem Essen spült Franka das … .

8. Am Wochenende ist … anders.



B. Beantworte die Fragen:

9. Was machen Falco und seine Kinder nach dem Frühstück?

10. Warum essen Franka und Falko zu Mittag oft in ihrem Lieblingsrestaurant?

11. Wie ist das Essen in der Schulküche?

12. Was macht die Familie nach dem Abendessen?

13. Warum sind die Wochenenden anders?

 

C. Welches Essen hat die Familie im Laufe des Tages?

14. Früh…

15. …essen

16. …essen

 

D. (Havo/Vwo) Suche im Text das Gegenteil (=tegenovergestelde) von:

17. nie

18. enden

19. aufwachen

20. groß

21. zufrieden

22. allein

23. nichts

24. lang

25. satt

5.3 Telefonieren mit dem Restaurant

Luister naar het telefoongesprek. Je hoort maar één kant van het gesprek. Vul in wat de persoon aan de andere kant van de telefoon zou kunnen zeggen.

5.4 Im Restaurant sprechen

Voor de eindopdracht van level 5 ga je een kort gesprekje in een restaurant voeren. Dit moet je kunnen: 

Duits restaurantgesprekje:
- de ober/serveerster geeft zijn/haar eigen Speisekarte aan de gasten.
- je begroet elkaar
- je geeft door wat je wilt drinken
- je geeft door wat je als voor-, hoofd en nagerecht wilt
- je vraagt om (kies uit): een rietje/ijsblokjes/de rekening.

Bereid zowel de rol van gast als de rol van ober/serveerster voor. Gebruik het werkwoord möchten. Noteer zinnen die je straks bij het gesprekje kunt gebruiken.

Endschritt Level 5 - Duo opdracht

Bij level 3 heb je een eigen menukaart gemaakt in het Duits. Die heb je nodig voor deze eindopdracht.
Voor deze opdracht ga je in een tweetal (of drietal) aan de slag. Je maakt een opname en levert deze in via Simulise. Iedereen levert een video in. Eén iemand speelt de ober/serveerst en de andere speelt/spelen de gasten in het restaurant. Je wisselt van rol, zodat iedereen een keer ober/serveerster is geweest. Gebruik het werkwoord möchten.

Duits restaurantgesprekje:
- de ober/serveerster geeft zijn/haar eigen Speisekarte aan de gasten.
- je begroet elkaar
- je geeft door wat je wilt drinken
- je geeft door wat je als voor-, hoofd en nagerecht wilt
- je vraagt om (kies uit): een rietje/ijsblokjes/de rekening.

Level 6

6.1 Farben - lesen

Die Farben

Farben machen das Leben bunt. Der Regenbogen besteht aus vielen Farben. Obst und Gemüse ist oft sehr farbig. Und unsere Kleidung kann auch schön bunt sein. Eine starke Farbe ist rot. Viele Früchte sind rot, zum Beispiel Erdbeeren oder Himbeeren. Es gibt auch rotes Gemüse: Tomaten. Viele Blumen sind rot, zum Beispiel Rosen. Gelb wie die Sonne sind auch Bananen, Zitronen oder Mais. Blau ist der Himmel bei schönem Wetter oder auch das Meer oder ein See. Es gibt viele verschiedene Arten von blau: helles blau oder dunkles, türkis oder himmelblau.

Alle Farben zusammen ergeben schwarz. Schwarz ist die Nacht. Das Gegenteil von schwarz ist weiß. Es gibt weiße Blumen, die Wolken sind weiß. Oder der Schnee. Sehr viel in der Natur ist grün: Blätter, Gras und Bäume. Die Stämme der Bäume sind meistens braun. Oder auch Kaffee oder gebackenes Brot.

Es gibt noch sehr viele Farben: Grau sind zum Beispiel Tauben, orange ist der Himmel bei einem Sonnenuntergang. Eine starke Farbe ist rosa: sie fällt auf. In der Natur gibt es rosa Blumen oder auch Vögel. Lila ist ähnlich, viele Blumen sind lila oder violett. Die edlen Farben sind golden und silber: Wir finden sie bei Edelsteinen und Schmuck.

De vragen vind je in onderstaande opdracht:

6.2 die Farben - Wörterliste

  • rot
  • blau
  • gelb
  • grün
  • orange
  • lila
  • rosa
  • schwarz
  • weiß
  • grau
  • braun
  • dunkel 
  • hell

6.3 Malen nach Zahlen

Om de getallen en de kleuren te herhalen, gaan we op nummer kleuren!

  1. Download dit bestand
  2. Kies een van de twee tekeningen uit
  3. Je kunt de tekening uitprinten en inkleuren of je kunt hem digitaal inkleuren (bv. met paint)
  4. Kleur in:
    Optie A: eins ist gelb - zwei ist  orange - drie ist grün - vier ist lila - fünf ist blau - sechs ist rosa
    Optie B: einst ist grau - zwei ist braun - drei ist grün - vier ist gelb - fünf blau - sechs ist lila

6.4 Wer ist wer?

Geef aan wie bij welke tekst hoort:
Hier kun je het plaatje zelf downloaden

Endprodukt Level 6

Maak een filmpje waarbij je voor elke kleur een voorwerp zoekt en aangeeft welke kleur het is (in het Duits).
bv. Die Tomate (of simpelweg: das) ist rot. en dan laat je de tomaat zien

  • rot
  • blau
  • gelb
  • grün
  • orange
  • lila
  • rosa
  • schwarz
  • weiß
  • grau
  • braun


Lever het filmpje in Simulise in

Level 7

7.1 Wörterliste

Lerne und übersetze (www.vandale.nl of www.uitmuntend.de) die Wörter!​

  • die Serviette
  • eine Tasse Kaffee/Tee
  • Guten Appetit!
  • Hat es geschmeckt?
  • Es tut mir leid.
  • groß
  • klein
  • wenig
  • viel

7.2 Inkomplette Restaurantdialoge

Aufgabe 7.2.1

Hieronder staat een incompleet dialoog tussen een ober/serveerster en twee gasten. Vul de dialoog aan door woorden uit de vakken te kiezen:

Gast 1: Ich habe Durst.

Gast 2: Ich auch! Ich trinke ___________________________. Und du?

Gast 1: Ich trinke __________________________. Was möchtest du essen?

Gast 2: Ich weiß noch nicht. Ich brauche die _________________________.

Der Kellner / Die Kellnerin kommt zu den Gästen.

Kellner / Kellnerin: Guten Tag! Wissen Sie schon, was Sie bestellen möchten?

Gast 2: Nein, noch nicht. Wir brauchen die _________________________.

Kellner / Kellnerin: Gut. Ich bringe sie Ihnen sofort.

Kellner / Kellnerin kommt mit der Speisekarte zurück.

Kellner / Kellnerin: Hier, bitte! Möchten Sie schon etwas zu Trinken bestellen?

Gast 1: Ja, gerne. Ich nehme ________________________________.

Gast 2: Und ich hätte gerne ________________________________.

Kellner / Kellnerin: Gerne. Kommt sofort.

Gast 2: Hast du schon was zu Essen ausgewählt?

Gast 1: Ja, ich ___________ __________________________.

Gast 2: Das klingt gut. Ich ___________ ______________________ und als Vorspeise ____________________________.

Kellner / Kellnerin: Haben Sie gewählt?

Gast 1: Ja, wir ___________ ______________________, ______________________ und __________________________.

Nach dem Essen.

Kellner / Kellnerin: Hat’s geschmeckt?

Gast 1: Ja, sehr gut. Wir möchten zahlen, bitte.

Kellner / Kellnerin: Gerne. __________________?

Gast 2: Getrennt, bitte.

Kellner / Kellnerin: Das macht 15,50 Euro („fünfzehn Euro fünzig“) für den Herrn und __________ Euro für die Dame.

Gast 1 gibt dem Kellner / der Kellnerin 17 Euro.

Kellner / Kellnerin: Hier ist Ihr ______________________.

Gast 1: Nein, das ____________________. Der Rest ist ____________________.

Kellner / Kellnerin: Vielen Dank und auf Wiedersehen!

Gast 1 und Gast 2: Auf Wiedersehen!
 

Aufgabe 7.2.2

Hieronder volgt één kant van de dialoog. Maak de dialoog weer compleet door onderstaande zinnen toe te voegen aan de tabel.

Kellner(in) Gast  
Guten Tag! Was darf es sein?  
Oh, Entschuldigung, hier ist sie.  
Das haben wir leider nicht.  
Alles, was auf der Karte steht.  
Oh, das haben wir leider keins mehr.  
Und was möchten Sie trinken?  
Alles, was auf der Karte steht.  
Tut mir Leid, aber es ist aus.  
Ja, bitte, ich komme gleich!  

 

  • Aha, dann nehme ich lieber ein Käsebrötchen und eine Portion Pommes frites.
  • Aha, ich verstehe. Dann bringe sie mir ein helles Bier.
  • Dann ein Käsebrötchen ohne Pommes frites.
  • Dann hätte ich gern ein Mineralwasser.
  • Herr Ober! Haben Sie eine Karte?
  • Also, ich hätte gern ein Wiener Schnitzel mit Reis und Tomatensalat.
  • Und was haben Sie?
  • Was haben Sie zum Trinken?

7.3 Zinsvolgorde - V

Deze opdracht is wat lastiger dan andere opdrachten. Alle vwo leerlingen maken deze opdracht de anderen mogen kiezen of ze de uitdaging aangaan. We beginnen met een opwarmertje de tweede opdracht is een stuk ingewikkelder!

Aufgabe 7.3.1
Vul het gesprek aan. Gebruik de woorden uit het vakje en zet ze in de goede vorm (Feesttenten) Er zijn meerdere mogelijkheden

 
 

nehmen  -  essen -  holen  -  bezahlen  - trinken

 

 

  • Schau mal, da ist die Speisekarte. Ich …………………. sie.
  • Was willst du ……………………? Einen Apfelsaft?
  • Nein, lieber eine Cola. Und ich …………………… einen Käseburger.
  • O.k., ich ………………… auch einen.
  • Sag mal, kannst du ……………………..? Ich habe nicht genug Geld.



Aufgabe 7.3.2
Zet per zin de zinsdelen in de goede volgorde. Een zinsdeel staat tussen / ... / .
Binnen het zinsdeel mag je de woordvolgorde aanpassen.
Alles voor --- moet ervoor blijven staan en alles achter --- moet eracher blijven staan.
Let op je moet de werkwoorden ook nog vervoegen. Je mag de zinsdelen in een vertaalsite gooien als je de vertaling lastig vindt.

A. zuerst/ in der Stadt / Freunde / ich/ treffen----dann / in eine Gaststätte gehen ---- danach / einen Kaffee trinken/ in einem Café

B. zuerst/ eine Kugel Eis kaufen / Martin ---- dann / es ihm wunderbar schmecken / dass / noch zwei kaufen / ------danach/ nichts essen können/ zu Mittag

C. zuerst / eine Flasche Orangensaft bestellen /  wir ----- dann / es ist nicht genug ----/ danach / nehmen /noch eine Flasche Cola

7.4 Voorbereiding op het M.O.

De eindtoets voor dit thema is een gesprek voeren in het restaurant. Je moet zowel de rol van ober/serveerster beheersen als die van de gast.

Tijdens het mondeling bestel je 3 gangen (voor-, hoofd- en nagerecht) en intotaal 2 drankjes. Daarnaast krijg je een extra opdracht die je moet uitvoeren.
Het kaartje geeft je een extra opdracht, zoals:

Bestelle ein Kindergericht
Bitte um Pfeffer
Bitte um Salz
Bitte um einen Strohhalm
Bitte um eine Cola ohne Eis
Bitte um extra Eiswürfel
Bestelle eine vegetarische Hauptspeise
Bestelle eine vegetarische Nachspeise
Bestelle eine vegetarische Vorspeise
Bestelle zwei Vorspeisen
Bestelle mindestens ein alkoholisches Getränk
Bitte um die Spezialität des Restaurants (als Hauptspeise)
Frage welche Nachspeise der Kellner empfehlt.
Du willst sofort bezahlen, du bist in einer Eile.
Frage ob das Eis mit oder ohne Sahne ist.
Frage welche Suppe du essen kannst, du bist Laktoseintoleranz.
Bitte um einen Alternativ für Kartoffeln.
Bestelle die teuerste Speise.

Vertaal de zinnen en kijk of je alle zinnen kunt verwerken in de dialoog.
Zowel voor de rol als gast als voor de rol als ober/serveerster.

Net voor het mondeling kiest je expert één van deze zinnen uit en die verwerk je in je dialoog.

Endschritt Level 7

Deze Endschritt staat in het thema van het eindmondeling voorbereiden.
Bekijk de feedback die je gehad hebt op je oefenmondeling bij level 5. Heb je die niet ontvangen, vraag hier dan om.
Zorg dat je de hele dialoog van beide kanten voorbereid en op elke extra opdracht (zie 7.4) voorbereid bent.
Oefen de dialoog ook hard op met verschillende mensen. Gezien je niet weet met wie je het mondeling zult doen.
Geen inleveropdracht

Level 8

Restaurant Mondeling voor punt

Level 8 is het afsluitend mondeling. Je gaat een situatie in het restaurant naspelen. Je zorgt dat je beide rollen goed kent. Je weet vooraf niet met wie je de situatie gaat spelen, dus bereid je op alle mogelijkheden goed voor.

De situatie: Je loopt een restaurant binnen. Je wilt graag een tafel hebben voor 2 personen. Vraag beleefd aan de ober/serveerster of er nog plek is voor twee.

Tijdens het mondeling bestel je 3 gangen (voor-, hoofd- en nagerecht) en intotaal 2 drankjes. Daarnaast krijg je een extra opdracht die je moet uitvoeren.
Het kaartje geeft je een extra opdracht, zoals:

Bestelle ein Kindergericht
Bitte um Pfeffer
Bitte um Salz
Bitte um einen Strohhalm
Bitte um eine Cola ohne Eis
Bitte um extra Eiswürfel
Bestelle eine vegetarische Hauptspeise
Bestelle eine vegetarische Nachspeise
Bestelle eine vegetarische Vorspeise
Bestelle zwei Vorspeisen
Bestelle mindestens ein alkoholisches Getränk
Bitte um die Spezialität des Restaurants (als Hauptspeise)
Frage welche Nachspeise der Kellner empfehlt.
Du willst sofort bezahlen, du bist in einer Eile.
Frage ob das Eis mit oder ohne Sahne ist.
Frage welche Suppe du essen kannst, du bist Laktoseintoleranz.
Bitte um einen Alternativ für Kartoffeln.
Bestelle die teuerste Speise.

Mondeling Sjors menukaart

Restaurant Mondeling voor punt

Level 8 is het afsluitend mondeling. Je gaat een situatie in het restaurant naspelen. Je zorgt dat je beide rollen goed kent. Je weet vooraf niet met wie je de situatie gaat spelen, dus bereid je op alle mogelijkheden goed voor.

De situatie: Je loopt een restaurant binnen. Je wilt graag een tafel hebben voor 2 personen. Vraag beleefd aan de ober/serveerster of er nog plek is voor twee.

Tijdens het mondeling bestel je 3 gangen (voor-, hoofd- en nagerecht) en intotaal 2 drankjes. Daarnaast krijg je een extra opdracht die je moet uitvoeren.
Het kaartje geeft je een extra opdracht, zoals:

  1. Bestelle ein Kindergericht
  2. Bitte um Pfeffer
  3. Bitte um Salz
  4. Bitte um einen Strohhalm
  5. Bitte um eine Cola ohne Eis
  6. Bitte um extra Eiswürfel
  7. Bestelle eine veganistische Hauptspeise
  8. Bestelle eine veganistische Nachspeise
  9. Bestelle eine veganistische Vorspeise
  10. Bestelle zwei Vorspeisen
  11. Bestelle mindestens ein alkoholisches Getränk
  12. Bitte um die Spezialität des Restaurants (als Hauptspeise)
  13. Frage welche Nachspeise der Kellner empfehlt.
  14. Du willst sofort bezahlen, du bist in einer Eile.
  15. Frage ob das Eis mit oder ohne Sahne ist.
  16. Frage welche Suppe du essen kannst, du bist Laktoseintoleranz.
  17. Bitte um einen Alternativ für Kartoffeln.
  18. Bestelle die teuerste Speise.

Trinken:

  • Cola
  • Fanta
  • Sprite
  • Spezi
  • Sprudelwasser
  • Mineralwasser
  • Wein
  • Bier

 

Extra

Die Jungs WG