Introductie
Wat ga je in de komende weken doen?
In de komende vier lesweken gaan jullie aan de slag met het project Oorlog en Verzet. Zoals je aan de naam van het project kunt zien is dit een project dat de nadruk legt op geschiedenis. De hoofdonderwerpen zijn oorlog en verzet maar natuurlijk is het onmogelijk om alle oorlogen die de mensheid heeft uitgevochten te behandelen. Daarom hebben wij gekozen voor de volgende oorlogen:
- De Gallische Oorlog (58 v. Chr. - 51 v. Chr.)
- De Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865)
- De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
- De Tweede Wereldoorlog (1939-1945).
Planning
Het thema 'Oorlog en Verzet' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel |
week |
Eindproduct |
Introductie |
1 |
Tijdbalk |
Projectdeel 1 De Gallische oorlog |
1 |
Opdr. 9 |
Projectdeel 2 Amerikaanse Burgeroorlog |
1 |
Samenvatting |
Projectdeel 3 Eerste Wereldoorlog |
2 |
Briefkaart |
Projectdeel 4 Tweede Wereldoorlog |
3 |
Verzetspamflet |
Eindproduct |
4 |
Flashcards |
|
|
|
De tijd is een indicatie waarnaar gestreeft dient te worden.
Leerdoelen
Leerdoelen
Introductie
- De vier oorlogen kunnen benoemen die in het project behandeld zijn.
- De oorlogen in de juiste tijd kunnen plaatsen.
- De landen / plaatsen kunnen aanwijzen op de kaart waar de oorlogen zich hebben afgespeeld.
De Gallische Oorlog
- De redenen van verzet van de Eburonen kunnen beschrijven.
- Met voorbeelden beschrijven dat slavernij van alle tijden is en dat verschillende volkeren met slavernij te maken hebben gehad.
De Amerikaanse Burgeroorlog
- De driehoekshandel kunnen uitleggen aan de hand van een landkaart.
- 3 redenen kunnen benoemen waarom de kolonisten migreerden naar Amerika
- De oorzaken kunnen benoemen van de Amerikaanse Burgeroorlog.
- De tegenstellingen kunnen benoemen en kunnen weergeven in een infographic tussen de Noordelijke Staten en de Zuidelijke Staten.
Eerste Wereldoorlog
- Oorzaken en de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog kunnen benoemen.
- Een beschrijving kunnen geven van het Von Schlieffenplan.
- Uitleggen waarom er veel slachtroffers vielen tijdens de loopgravenoorlog.
- Een briefkaart kunnen maken vanuit het oogpunt van de Geallieerden en een briefkaart vanuit het oogpunt van de Centralen.
Tweede Wereldoorlog
- De oorzaken en de aanleiding van de Tweede Wereldoorlog kunnen benoemen en beschrijven.
- 3 kenmerken van het nationaalsocialisme beschrijven.
- De tactiek van Blitzkrieg kunnen uitleggen.
- Kunnen beschrijven hoe de mensen zich verzetten tegen de vijand.
- Uitleggen wat de Holocaust is.
- Een verzetspamfletkunnen maken waarin het verzet duidelijk naar voren komt.
- Flashcards maken waarbij de leerlingen kennis vergaren in aanloop naar de kennistoets.
Opdracht
Opdracht 1
Ga naar je googledrive.
- in het mapje M&M maak je een nieuwe map genaamd Oorlog en Verzet.
- In dit mapje maak je een google doc document aan voor de introductie en voor elk projectdeel.
Hierin verwerk je de opdrachten. Je hebt dus uiteindelijk 5 doc documenten in je mapje oorlog en verzet.
Tijdbalk
De geschiedenis kun je op meerdere manieren indelen. Eén van de manieren is het indelen in periodes. Deze periodes zijn:
- prehistorie (- tot 3000 v. Chr.) - [lichtbruin]
- Oudheid (3000 v. Chr. - 500 n. Chr.) - [lichtblauw]
- Middeleeuwen (500-1500 n. Chr.) - [grijs]
- Nieuwe tijd (1500- 1800 n. Chr.) - [oranje]
- Nieuwste tijd/ moderne tijd (1800 n Chr. - heden.) - [lichtgroen]
Jullie krijgen van de experts een A3 papier met daarop twee tijdbalken.
Opdracht 4: In de bovenste tijdbalk kleur je de bovenstaande periodes in. Kijk goed naar de verdeling van de tijdbalk en probeer zo nauwkeurig mogelijk aan te geven in welke tijd de periode valt het is de bedoeling dat je de kleur gebruikt die achter de periode staat.
Opdracht 5: Geef in de bovenste tijdbalk de Gallische oorlog aan van omstreeks 50 v. chr. Geef deze gebeurtenis aan met de kleur paars.
Opdracht 6: In de onderste tijdbalk geef je de volgende drie oorlogen aan met de daarbij horende kleuren.
- Gallische oorlogen (58 v. Chr.-51 v. Chr.) [donkerbruin]
- Amerikaanse Burgeroorlog (1861 n. Chr.- 1865 n. Chr.) [rood]
- Wereld Oorlog I (1914 n. Chr. -1918 n. Chr.) [rose]
- Wereld Oorlog 2 (1939 n. Chr. - 1940 n. Chr.) [zwart]
Opdracht 7 Gebeurtenis in beeld.
Zoek bij de volgende vier oorlogen de volgende afbeeldingen en plak deze bij de juiste gebeurtenis op de tijdbalk. Je vindt de personen door de volgende vragen te beantwoorden.
a. Wie is de legerleider van de Romeinen tijdens de Gallische Oorlogen?
b. Welke Amerikaanse president is vlak na de Amerikaanse Burgeroorlog vermoord?
c. Hoe heet de Oostenrijk- Hongaarse kroonprins die in 1914 is vermoord?
d. Wie was de leider van de nazi's in Duitsland?
Opdracht 8
Maak een foto van de tijdbalk en plaats deze in het google doc document introductie.
Projectdeel 1: De Gallische Oorlog
Gallië
Gallië was het rijk van de Galliërs. Je kent ze waarschijnlijk wel uit de stripverhalen van Asterix en Obelix. Gallië bestond uit het tegenwoordige Frankrijk en een deel van het zuiden van het tegenwoordige Duitsland. Ten noorden van de Galliërs woonden de Belgen. Ook het tegenwoordige Noord- Brabant behoorde tot dit gebied. Deze rijken kregen hun naam van de Romeinen. De bewoners van ons gebied voelde zich geen Belg, maar waren onderdeel van een stam. Dit is een samenleving van een aantal grote families die in tijden van oorlog een gezamenlijke leider kozen. De stam werd geleid door een aantal oude wijze mannen uit de belangrijke families. Zij maakten de regels en spraken recht in de "ding" (rechtbank). Daarvan is de naam dinsdag voortgekomen.
Romeinen bezetten Gallië
Julius Caesar was een legerleider uit het Romeinse Rijk. Hij wilde graag de leider worden van de Romeinen. Hiervoor moest hij belangrijk en bekend worden in het gehele Romeinse Rijk. Hij besloot om Gallië te veroveren om de volgende redenen:
- Een groot stuk land veroveren zou hem beroemd maken.
- In Gallië kon hij een grote oorlogsbuit veroveren om zijn schulden af te lossen.
- Caesar zou nieuwe economische markten kunnen ontwikkelen in Gallië.
Julius Caesar heeft het land veroverd tot aan de rivier de Rijn. Het gebied onder de Rijn noemde hij België en Gallië, het gebied ten noorden van de Rijn noemde hij Germanië. Op deze manier heeft hij er zelf voor gezorgd dat hij een heel rijk veroverd had. Caesar beschreef de Gallische oorlogen in zijn militaire dagboek, de Belo Gallico (De Gallische oorlog).
Caesar kon de stammen veroveren door de stammen tegen elkaar op te zetten. Hij zorgde ervoor dat de stammen hem gingen volgen in plaats van de andere stammen. Dit deed hij door de stamhoofden veel rijkdom en aanzien te geven. Daarnaast wisten de stammen dat het Romeinse leger op dat moment veel sterker was dan de onderling ruzie makende Gallische en Belgische stammen.
Wanneer een stam overwonnen was eiste Caesar goud en slaven.
Na de Gallische oorlogen werd Caesar dictator. Hij mocht vanaf nu alles zelf bepalen en in 10 jaar de problemen in het Romeinse Rijk oplossen. Uiteindelijk werd hij na 5 jaar vermoord.
De Eburonen komen in opstand
In het land van de stam der Eburonen kwam de leider in opstand tegen de Romeinen. Ze waren door Caesar overwonnen en werden slecht behandeld. Zij moesten veel rijkdom en slaven afstaan.
Ambiorix was de leider van de opstand en kreeg een onderdeel van het Romeinse leger op de knieën door het Romeinse leger in de bossen te verslaan.
Caesar kwam de Romeinse legers helpen met een groot leger en zij versloegen de Eburonen. Hij pleegde hierbij een genocide. Het Romeinse leger moordde in zijn opdracht het gehele Eburonen volk uit.
Slavenhandel in het Romeinse Rijk
Slavernij is iets van alle tijden. Tot op de dag van vandaag vind er nog slavernij plaats in bijvoorbeeld Afrika waar verschillende volkeren elkaar bevechten en mensen tot slaaf maken, Elk volk heeft ooit te maken gehad met slavernij. Zo had je slavernij ten tijde van het Romeinse Rijk en in de 17e eeuw werden veel Afrikaanse slaven gebruikt op de plantages van de Europeanen in Zuid- en Midden Amerika.
Eén van de hoekstenen van de Romeinse economie waren de goedkope en rechteloze arbeidskrachten, de slaven. Bekend is dat uit het Gallische gebied veel slaven werkten in de Romeinse steden en op het plattenland. Een tijdgenoot van Caesar, genaamd Diodorus Sicilus, vermeldt dat in Rome een gezonde Eburoon 6 tot 8 amforen (grote potten in de vorm van vazen waar wijn in vervoerd werd) waard is.
De Eburonen en de latere Bataven (uit het Nederlandse rivierengebied) stonden bekend om hun kracht. Zij werden daarom ook gebruikt als bodyguard voor de keizer of als Gladiator.
Opdracht
--> Open een nieuwe google docs pagina. Geef dit document als naam ''Projectdeel 1 De Romeinen'' en maak opdracht 9 en de eindopdracht in dit document.
Vraag 9
Bekijk het videofragment over de slag tussen de Eburonen en de Romeinen (Ambiorix). Beantwoord in google docs de bij behorende vragen. Neem eerst de vraag over en typ daarna het antwoord daarchter.
a) Waarom beschilderden de Eburonen zich voor de oorlog?
b) Voordat de slag plaatsvond schreeuwden de Eburonen. Waarom zouden ze dat doen?
c) Waarom vielen de Eburonen de Romeinen juist in het bos aan? Bedenk hiervoor een reden.
Projectdeel 2: Amerikaanse Burgeroorlog
Inleiding
Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865)
Verenigde Staten van Amerika zijn een land van meer dan 300 miljoen inwoners met verschillende culturen. Zo bestaat het land uit oud-Europeanen, Afrikanen die afstammen van de slaven, Hispanics (Spaans sprekende Amerikanen) en Aziaten die ooit geëmigreerd zijn naar de VS. Wanneer je kijkt naar de geschiedenis van de VS, dan zie je binnenlandse conflicten, botsingen en oorlogen tussen verschillende groepen. Eén daarvan is de Amerikaanse Burgeroorlog. Tussen 1861-1865 vond de Amerikaanse Burgeroorlog plaats. Een burgeroorlog is een oorlog die plaatsvindt binnen de grenzen van één land. Deze burgeroorlog ging tussen de Noordelijke Staten en de Zuidelijke Staten. Wat waren de oorzaken van deze Amerikaanse Burgeroorlog? Waarom ontstonden er tegenstellingen tussen de Noordelijke Staten en de Zuidelijke Staten? Wie verzetten zich vooral? En hoe liep de Amerikaanse Burgeroorlog af? Om de Amerikaanse Burgeroorlog te kunnen begrijpen, moeten we even teruggaan in de geschiedenis van dat land. .
Komst van de Europeanen
In het jaar 1492, nadat ‘Columbus Amerika ontdekte’, betekende dit het begin van veel ellende voor de Indianen. Voor de Europeanen was dit het begin van een in veel opzichten roemrijke geschiedenis. In het oostelijke gedeelte van de huidige Verenigde Staten vestigden zich vooral Europeanen. Zij stichtten in het oosten koloniën, daarom werden zij kolonisten genoemd. Er ontstonden 13 Europese koloniën aan de oostkust van het continent Amerika. Deze koloniën zouden later de eerste dertien staten vormen van de Verenigde Staten van Amerika op 4 juli 1776.
Wat waren de belangrijkste redenen voor de Europeanen om naar Amerika te migreren?
- Het zoeken naar vrijheid.
Sommige mensen vluchtten naar Amerika omdat zij in hun eigen land vervolgd zouden worden vanwege het uiten van hun eigen mening. Door te vluchten naar Amerika, hoopten zij zo hun eigen mening te kunnen uiten.
- Het zoeken naar mogelijkheden om in vrijheid hun eigen godsdienst uit te kunnen oefenen.
In heel veel Europese landen vonden er godsdienstoorlogen plaats. Sommige werden vervolgd om hun geloof. Om hun eigen geloof in alle vrijheid te kunnen uitoefenen, besloten Europeanen te migreren naar Amerika.
- Het zoeken naar betere bestaansmogelijkheden.
In Europa leefden velen in grote armoede. Zij hoopten in Amerika meer kansen te krijgen.
Bron 1: De eerste 13 koloniën aan de oostkust van Amerika.
Slavernij
Toen de eerste Afrikanen in Virgina aankwamen (1619), leek het erop dat zij net als de Europeaanse contractarbeiders na een bepaalde periode de vrijheid en een stuk land zouden krijgen. Dit gebeurde ook met vele van de eerste Afrikanen. Maar heel snel veranderden de koloniale bestuurders de regels voor de Afrikaanse contractarbeiders. Contractarbeid werd vervangen door slavernij. Aan het einde van de 18e eeuw hadden de presidenten Washington en Jefferson al tegen de slavernij gepleit. Het ging toen in het zuiden niet zo goed met de plantages waarop de slaven werkten. Na de uitvinding van de cotton-gin (een machine waarmee men de katoenpluis kon ontzaden) nam het aantal plantages en dus de vraag naar nieuwe slaven toe. Omstreeks 1860 waren er ongeveer vier miljoen slaven in het zuiden en de meeste werkten op de plantages of boerderijen.
In bron 2 kun je zien hoe de slavenhandel vroeger verliep. Wij noemen dit de driehoekshandel die plaatsvond tussen de 17e en de 18e eeuw.
Bron 2 driehoekshandel
Tegenstellingen tussen noord en zuid
In de noordelijke staten nam de industrie snel toe. De mensen daar wilden dat de regering van de VS de industrie beschermde door bijvoorbeeld invoerrechten te heffen op alle industrieproducten die uit andere landen werden ingevoerd. Daarbij ging het om Engelse producten. In het zuiden was weinig industrie. Akkerbouw en veeteelt (=landbouw) leverden hier de belangrijkste producten op. Het zuiden van de VS leverde meer katoen dan welk ander land in de wereld. Het grootste deel van de oogst ging naar Engeland. Het zuiden verhandelde die katoen tegen Engelse industrieproducten. Zuidelijke staten hadden dus geen enkele behoefte om invoerrechten te heffen op deze Engelse producten.
Er waren ook politieke tegenstellingen tussen het noorden en het zuiden. De noordelijke staten wilden dat de VS vanuit één centraal punt bestuurd moest worden (centraal bestuur), namelijk vanuit Washington, terwijl de zuidelijke staten vonden dat de macht bij de staten zelf moest liggen (decentraal bestuur).
Op de plantages in het zuiden werkten slaven. In het noorden was de arbeid vrij; niemand was het bezit van een ander mens en daarom keken de meesten in het noorden van de VS heel anders aan tegen de slavernij dan de zuidelijke staten. De meerderheid in het noorden was tegen slavernij, terwijl het zuiden voor slavernij was.
Burgeroorlog
In 1833 richtte William Lloyd Garrison een anti-slavernij beweging op. Hun ideaal was, afschaffing van de slavernij en slavenhandel. Deze beweging werd abolitionisme genoemd. Aanhangers van het abolitionisme werden abolitionisten genoemd. De beweging telde binnen enkele jaren ruim 100.000 leden.
In 1860 werd Abraham Lincoln de nieuwe president van de Verenigde Staten. In de noordelijke staten werd slavernij verboden en Lincoln keurde zelf de slavernij ook af. De zuidelijke staten erkenden Lincoln hierdoor niet als hun president en besloten zich af te scheiden van de unie. Dit leidde tot de Amerikaanse Burgeroorlog. Op 1 januari 1863 werd de slavernij door Abraham Lincoln afgeschaft. Maar het duurde nog tot de nederlaag van het zuiden in 1865 voordat ook de zuidelijke slaven hun vrijheid kregen. Lincoln kon niet lang van zijn overwinning genieten: vijf dagen later werd hij vermoord.

Bron 3. Moord op Abraham Lincoln
Film ter herhaling.
Bekijk onderstaande video.
Dit filmfragment geeft een herhaling van de theorie inclusief een verdieping naar het keerpunt in de oorlog (Het moment dat de noordelijke staten de overwinning van de Amerikaanse Burgeroorlog naar zich toe beginnen te trekken, slag bij Gettysburg).
Eindopdracht
Eindopdracht Amerikaanse Burgeroorlog
Dit was een infographic maar die hoeft niet meer. Daarvoor in de plaats moeten de vier elementen uit de infographic verwerkt worden in een doc document zodat zij een samenvatting maken.
Wat moet er in het document verwerkt worden:
· Schrijf 5 staten op die behoorden bij de Noordelijke Staten en plak de vlag van de Noordelijke Staten erbij.
· Schrijf 5 staten op die behoorden bij de Zuidelijke Staten en plak de vlag van de Zuidelijke Staten erbij. .
· Minimaal 3 tegenstellingen per infographic. Wanneer je beide infographics naast elkaar legt moeten de tegenstellingen duidelijk te zien zijn.
· Wie de winnaar en de verliezer is.
Maak deze opdracht in het document wat je via onderstaande link kunt downloaden.
Opdracht Amerikaanse Burgeroorlog
Projectdeel 3: Eerste Wereldoorlog
Inleiding
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
In 1914 werd in de stad Sarajevo een moord gepleegd. Hiermee begon een oorlog die vier jaar zou duren waarin meer dan 60 miljoen soldaten uit 32 landen met elkaar vochten. Hele steden en landschappen werden verwoest. Deze Eerste Wereldoorlog kostte aan meer mensen het leven dan alle oorlogen in de vijf eeuwen daarvoor samen. De Eerste Wereldoorlog maakte duidelijk dat de nieuwe eeuw niet alleen goede dingen zou brengen. De Eerste Wereldoorlog werd ook wel de ‘Grote Oorlog’ genoemd. Deze oorlog werd op land, in de lucht en op zee uitgevochten. Wat waren de oorzaken van Eerste Wereldoorlog? Met welke gebeurtenis begon de Eerste Wereldoorlog? Waardoor vielen er zoveel doden in de Eerste Wereldoorlog? Hoe kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog? En wat waren de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog? In projectdeel 3 lees je hier meer over.
Bron 1 Collage Eerste Wereldoorlog
La belle epoque
‘Een mooie tijdperk’
Rond 1900 werd de ene na de andere uitvinding gedaan. De eerste auto’s en vliegtuigen werden gemaakt. Doordat wetenschappers steeds begrepen hoe je elektriciteit kon toepassen, werden er allerlei apparaten uitgevonden die op elektriciteit werkten, zoals de radio, wasmachine, stofzuiger, grammofoon en telefoon. Ook in de medische wetenschap werd vooruitgang geboekt zodat mensen gemiddeld ouder werden en er minder kinderen stierven: de bevolking nam toe. Door al deze ontwikkelingen begonnen mensen vol hoop en optimisme aan de nieuwe eeuw. Ze geloofden dat er een prachtige tijd (La belle époque) zou aanbreken. Maar dat viel tegen! Om het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog te kunnen begrijpen, gaan we iets terug in de geschiedenis.
Bron 2: Foto genomen in Parijs in 1889. La belle Epoque
De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog
Vanaf de tweede helft van de 19e en begin 20e eeuw heerste onder de mensen in Europa het gevoel van nationalisme. Mensen waren trots op hun land, volk en cultuur. Soldaten vonden het een eer om voor hun land te vechten. Ouders waren enorm trots als hun zoon een militair uniform droeg of een medaille kreeg. Alles wat met het leger te maken had, vonden zij prachtig. Vaak waren er optochten van soldaten. Ze hadden dan hun mooiste uniformen aan en droegen glimmend gepoetste wapens met zich mee. Mensen waren trots op alles wat met het leger te maken had. Door dit militarisme zagen veel mensen oorlog niet als iets slechts, maar als een goede manier om te laten zien hoe sterk en machtig hun land was. Tussen Europese landen ontstond er een strijd wie de meeste en de krachtigste wapens zou maken; wapenwedloop. Om tijdens een oorlog niet alleen te staan, sloten landen bondgenootschappen en spraken af om elkaar economisch en militair te steunen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten de Geallieerden (Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië) tegenover de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk). Sommige landen kozen geen partij en bleven dus neutraal. Toen er steeds meer fabrieken in de 19e eeuw werden gebouwd, hadden Europese landen voor hun fabrieksproducten grondstoffen nodig. Dit zorgde ervoor dat er een strijd ontstond onder de Europese landen wie de meeste koloniën zou bezetten. Hoe meer koloniën een land had, hoe sterker en machtiger zijn positie in de wereld was. Dit werd modern imperialisme genoemd. Ook zijn bepaalde vijandschappen als oorzaken te benoemen voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Zo vond er tussen 1870-1871 de Frans-Duitse oorlog plaats waarbij de Duitse staatjes Frankrijk wisten te verslaan. Hiermee werden de Duitse staatje samen één land: Duitsland. Als overwinning op de Fransen bezetten de Duitsers het Franse Elzas- Lotharingen en sindsdien wilden de Fransen maar één ding: wraak nemen op Duitsland.
Bron 3. Hark, hark, the dog to bark! ‘Hoort, hoort, de honden blaffen’, prent uit 1914
De aanleiding (moord in Bosnië)
Dat er een oorlog zou komen was voor veel Europeanen in 1914 wel duidelijk. Maar waar en wanneer? Op 28 juni 1914 bracht de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije een bezoek aan Sarajevo. Bosnië-Herzegovina maakte in 1914 deel uit van Oostenrijk-Hongarije. Servië was een onafhankelijk land en wilde heel graag dat Bosnië zich zou aansluiten bij hen. In Bosnië woonden veel Serven. De nationalistische Serven moesten niks hebben van Oostenrijk-Hongarije. Toen de Oostenrijk-Hongaarse kroonprins Franz-Ferdinand Sarajevo bezocht, pleegde een Servische nationalist een aanslag op de kroonprins en zijn vrouw. Deze gebeurtenis was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. In Oostenrijk-Hongarije waren veel mensen woedend. Servië moest worden gestraft, vonden ze. Rusland beloofde Servië te helpen als er oorlog kwam. Dezelfde belofte werd door Duitsland gedaan aan Oostenrijk-Hongarije. En de oorlog kwam er. Op juli 1914, precies een maand na de aanslag op de Oostenrijk-Hongaarse kroonprins, begon de oorlog die veel mensen al jaren verwachtten: ‘de Grote Oorlog’. We noemen deze oorlog: De Eerste Wereldoorlog.
Bron 4: Kaart van Oostenrijk-Hongarije 1914
Bron 5: Aanslag 28 juni 1914, tekening uit een Italiaanse krant. Gavrillo Princip schiet kroonprins Franz-Ferdinand en zijn vrouw Sophie dood.
Het verloop van de Eerste Wereldoorlog
Duitsland lag ingesloten tussen vijanden: in het westen was dat Frankrijk en in het oosten was dat Rusland. Dat zou betekenen dat het Duitse leger zich moest splitsen: het ene deel van het leger zou dan in het westen moeten vechten en het andere deel in Het oosten met Rusland. Dit noemen we een tweefrontenoorlog. Om zo’n tweefrontenoorlog te voorkomen, bedacht de Duitse generaal Von Schlieffen een plan: het Von Schlieffenplan. Dit hield in dat Duitsland eerst via het neutrale België eerst Frankrijk zou aanvallen, Parijs zou omsingelen, heel snel een overwinning zou boeken op de Fransen en dan vervolgens snel naar de Duits-Russische grens om het Russische leger te verslaan. Dit aanvalsplan zou maximaal 6 weken in beslag mogen nemen. Omdat Rusland een groot land was, zou het een tijdje duren voordat het Russische leger zich zou mobiliseren, dacht de Duitse legerleiding. Praktijk bleek anders uit te pakken: Groot-Brittannië schoot België te hulp, Fransen waren eerder in het noorden bij de Belgische grens en de Russen mobiliseerden zich sneller dan verwacht in het oosten.
Bron 6: Het Von Schlieffenplan
Loopgraven
De Duitsers veroverden in korte tijd het grootste deel van België. Maar in Zuid-West België en Noord-Frankrijk bleek de tegenstand van de Geallieerden sterker. De strijd werd zo heviger dat de soldaten zich gingen ingraven. Op die manier waren ze veilig voor vijandelijke beschietingen. De kuilen waarin de soldaten schuilden, werden loopgraven genoemd. Er kwamen steeds meer loopgraven bij. Uiteindelijk lagen de twee partijen over de hele lengte van het front tegenover elkaar in een loopgravenoorlog. Tussen de loopgraven van de twee legers lag een niemandsland: een spookachtig, kapotgeschoten strook land. Soms kwamen de soldaten uit hun loopgraaf en renden het niemandsland in, om de loopgraaf van de vijand te veroveren. De soldaten van de overkant begonnen dan massaal te schieten. Met als gevolg: duizenden doden. In 1916 werd er op deze manier vijf maanden lang gevochten bij het Franse riviertje de Somme en 1,4 miljoen soldaten overleefden de Slag bij de Somme niet. Geen enkel leger kon door de loopgraven van de tegenpartij breken. Ook niet de nieuwe wapens die voor het eerst ingezet werden tijdens de Eerste Wereldoorlog zoals: tanks, repeteergeweer, gifgas, handgranaat, vliegtuigen, zeppelin, mitrailleur, etc.
Bron 7: loopgraven in Ieper
Bron 8: Duitse soldaten 1916
Het laatste oorlogsjaar
In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog vonden er interessante ontwikkelingen plaats. Deze oorlog werd niet alleen uitgevochten in de lucht, op grond, maar ook op zee. Nadat Duitsland het achtste schip van het neutrale Verenigde Staten had geraakt, was de maat vol voor de Verenigde Staten en besloten zij om mee te doen aan de Eerste Wereldoorlog. Verenigde Staten sloten zich aan bij de Geallieerden en moesten nu wel terugvechten. Zij brachten tienduizenden frisse soldaten en heel veel nieuwe wapens naar Europa. Uitgeputte Duitse soldaten konden hier niet tegenop, Duitse loopgraven werden voor het eerst doorbroken sinds het begin van de oorlog. In het oosten was de oorlog toen al voorbij. Voor Rusland verliep de oorlog zo slecht dat het volk in 1917 in opstand kwam. De Russische keizer werd afgezet en de nieuwe regering sloot vrede met Duitsland. Duitsland hoefde hierdoor geen tweefrontenoorlog meer te voeren. In November 1918 was de oorlog ook in West-Europa voorbij. De Eerste Wereldoorlog kreeg de karakter van een wereldoorlog omdat niet alleen in Europa werd gevochten maar ook zelfs in koloniën in Afrika en Azië. Raakte een Europees land in oorlog, dan gold dat ook voor de koloniën van dat land. Tienduizenden soldaten uit Senegal, Congo, Algerije, India, Vietnam en vele andere landen kwamen naar Europa om te vechten in de loopgraven.
Bron 9: Amerikaans passagierschip de Lusitania wordt tot zinken gebracht.
Bron 10: Afrikaanse soldaten in dienst van Frankrijk.
Opdrachten
--> Open een nieuwe google docs pagina. Geef dit document als naam ''Projectdeel 3 De Eerste Wereldoorlog'' en maak opdrachten 16 t/m 19 + de eindopdracht in dit document.
Opdracht 16
Leg uit waarom de mensen in Europa eind 19e eeuw optimistisch waren over de toekomst van Europa? Betrek in je antwoord de term ‘’La Belle Epoque’’
Opdracht 17
Bedenk een reden waarom het optimisme van de mensen over de toekomst rond 1920 veranderde in pessimisme.
Opdracht 18
Type de oorzaken en de aanleiding in het word document voor WOI. Naast elke oorzaak plakken jullie een passende afbeelding erbij en dat doen jullie ook bij de aanleiding.
Bron 10 oorzaken en aanleiding
Opdracht 19
Jullie krijgen van je expert de kaart van Europa. Voer de opdrachten 19a t/m 19f uit.
19a) Omcirkel Nederland op de kaart en zet daar de letter N in van neutraal.
19b) Schrijf de letters van de volgende landen op de juiste plaats.
- Groot-Brittannië (GB)
- Frankrijk (F)
- Rusland ( R )
- Duitsland (D)
- Oostenrijk-Hongarije (O-H)
- Ottomaanse Rijk / Turkse Rijk (OT)
19c) Kleur de landen van het bondgenootschap van de Geallieerden blauw en van de Centralen
groen.
19d) Kleur het land met geel in dat Oostenrijk-Hongarije als eerst de oorlog aan verklaarde.
19e) Geef met zwarte stippellijnen het Von Schlieffenplan weer.
19f) Zet een stip midden in Duitsland. Vanuit deze stip teken je twee pijlen richting de landen
waartegen Duitsland een tweefrontenoorlog uitvocht.
Denk aan de legenda, noordpijl en de titel.
Maak een foto van de ingevulde kaart en plak het in google docs bij 'Projectdeel 3 WO I' onder het kopje kaartopdracht WO I.
Eindopdracht
WO I - Briefkaarten.
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog waren er nog geen computers en tv’s. Radio’s waren er alleen voor het leger. De gewone mensen bleven met elkaar in contact door elkaar brieven te sturen en bleven op de hoogte van al het nieuws door de kranten te lezen.
In de oorlogen voor WO I verschenen er uitgebreide oorlogsverslagen in de kranten en werden er ook foto’s genomen van de slagvelden. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, verschenen er dan ook uitgebreide krantenartikelen die de hoofdpersonen, de landen en de gevechten beschreven.
Maar een beeld vertelt meer dan duizend woorden. Daarom kwamen al aan het begin van de oorlog briefkaarten in gebruik die met afbeeldingen lieten zien wie er vochten en ook probeerden de vijand belachelijk te maken. De mensen stuurden deze briefkaarten ook over de post naar elkaar, zoals we vandaag de dag via internet afbeeldingen kunnen delen. Je kunt dit zien als een soort reclame voor eigen land. Hieronder staat een voorbeeld.
Briefkaart 1: Willi (Duitse keizer Wilhelm II): ‘Hoera! Alle vier azen in de hand’
Bron 2: Briefkaart 2
Wij gaan samen de bovenstaande briefkaart onderzoeken met behulp van stap 1 t/m 3.
Stap 1: Wat zie je op de afbeelding?
We zien een Amerikaanse vlag met een Adelaar, vlaggen van andere landen en er staat een slogan: Our Allies.
Stap 2: Wat betekenen de symbolen/ vlaggen/ personen/ dieren.
Adelaar is het symbool van Verenigde Staten en Our Allies betekent: onze bondgenoten.
Stap 3 Wat wil de maker van deze kaart duidelijk maken? Hoe weet je dat?
De tekenaar wil de bondgenoten van de Verenigde Staten aangeven in de vorm van de vlaggen en een slogan. De Adelaar van de Verenigde staten wordt samen met hun vlag groot afgebeeld. Dit geeft aan dat de kaart vanuit een Amerikaans oogpunt gemaakt is. De rest van de vlaggen zijn klein afgebeeld. Deze landen werken samen met de Verenigde Staten.
Eindopdracht [opdracht 20]
Teken zelf een briefkaart (eigen kleurpotloden).
Je gaat nu met je groepje twee briefkaarten maken. De ene briefkaart maak je vanuit het oogpunt van de Geallieerden en de andere briefkaart moet gemaakt worden vanuit het oogpunt van de Centralen.
Tip: Begin eerst met een schets op een kladblaadje. Wanneer jullie als groepje tevreden zijn, krijgen jullie twee A5 blaadjes waarop je de briefkaart kan tekenen.
Wat moet er op de briefkaart te zien zijn:
- Slogan (zie voorbeeld 1+2)
- De uitbeelding van de landen die behoren tot hetzelfde bondgenootschap (vlaggen, uniformen van soldaten).
- De briefkaart moet duidelijk maken dat het bondgenootschap sterker is dan de vijand en dit moet in de slogan terugkomen. De slogan mag in het Nederlands. Het enthousiasme van de landen en de soldaten moeten terugkomen in het beeld en de slogan.
- Je beschrijft je eigen briefkaart aan de hand van de drie stappen uit voorbeeld 2. Dit doe je op de achterkant van je briefkaart.
Gebruik het internet om informatie op te zoeken, niet om klakkeloos over te tekenen. Dat mag dus niet!
Maak een foto van de briefkaarten en plak deze in google docs bij 'Projectdeel 3 WO I' onder het kopje Eindopdracht WO I.
Projectdeel 4: Tweede Wereldoorlog
Inleiding
‘Dit is geen vredesverdrag, maar een wapenstilstand voor twintig jaar.’ Dat zou de Franse generaal Foch hebben gezegd nadat in 1919 het Verdrag van Versailles was getekend. Hij kreeg gelijk: twintig jaar later begon Duitsland de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog had meer doden en meer verwoesting tot gevolg dan alle oorlogen in de twee eeuwen daarvoor bij elkaar. Tientallen miljoenen soldaten kwamen om en minstens evenveel burgers. Onder hen waren zes miljoen joden die door de Duitsers werden vermoord. Duizenden steden werden verwoest of zwaar beschadigd. Miljoenen mensen raakten dakloos. In de Tweede Wereldoorlog werd niet alleen in Europa gevochten, maar ook in Azië en Afrika. Wat waren de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog? Welke rol speelde Hitler bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog? Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog? Welke gevolgen had de Duitse bezetting voor Nederland? Wat betekende als je een collaborateur was en hoe was het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog? Om de Tweede Wereldoorlog te kunnen begrijpen gaan we terug naar 28 juni 1919, ongeveer 7 maanden nadat een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog toen in het Franse Versailles, het Verdrag van Versailles werd ondertekend. In dit laatste projecteel lees je er meer over.
Bron 1: Tweede Wereldoorlog in beeld.
Verdrag van Versailles
Ongeveer iets langer dan een half jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd er in Versailles een verdrag getekend; Het Verdrag van Versailles. Een verdrag is een overeenkomst tussen landen. Tijdens dit verdrag werd Duitsland keihard aan tafel gestraft door de winnaars van de Eerste Wereldoorlog. Een aantal voorbeelden van straffen die Duitsland opgelegd kreeg was:
- Duitsland moest een deel van zijn grondgebied afstaan.
- Duitsland moest al zijn koloniën afstaan.
- Duitsland moest een enorm bedrag aan herstelbetalingen betalen voor de verrichte oorlogsschade.
- Het Duitse leger mocht niet hoger zijn dan 100.000 man
- Duitsland mocht geen wapens meer maken, geen luchtmacht en geen marine meer hebben.
Veel Duitsers vonden de straffen onrechtvaardig. Zij voelden zich vernederd door zowel de overwinnaars als door hun eigen regering, die het verdrag had ondertekend. Later zou het Verdrag van Versailles gezien worden als één van de oorzaken voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Bron 2: Gebieden die Duitsland moest afstaan, beschreven in het verdrag van Versailles.
Waardeloos geld in de economische crisis van 1929.
Er was veel onrust onder de Duitse bevolking. Het ging niet goed met de Duitse economie. Volgens het Verdrag van Versailles moest Duitsland een enorm bedrag aan herstelbetalingen doen. Om dat te kunnen betalen, drukte de Duitse regering extra geld bij. Als er van een product meer is, dan wordt het product minder waard en dat was bij geld ook zo. Als geld minder waard wordt, heb je meer geld nodig om een product te kunnen kopen: de prijs ervan stijgt dus. Dit heet inflatie. De inflatie werd zo hoog in 1923 dat Duitsland zelfs moeite had om de herstelbetalingen door te betalen totdat de Amerikanen de Duitsers hielpen met leningen. Met de Amerikaanse economie ging het daarentegen fantastisch tot 1929. In 1929 ging het mis. Amerikaanse fabrieken produceerden meer dan dat dat ze konden verkopen. Daardoor ontstonden grote voorraden. Fabrikanten gingen minder produceren en daarom een deel van hun werknemers ontslaan. Deze mensen hadden geen inkomen meer en konden hun schulden niet afbetalen. Banken, winkels en fabrieken gingen failliet. De economische crisis sloeg over naar Europa. Dat kwam omdat Amerika nauwelijks nog Europese producten kocht: de handel stortte in. Duitsland werd het hardst getroffen. De Amerikaanse leningen aan Duitsland werden stopgezet. Miljoenen Duitsers werden werkloos en straatarm. Inflatie, economische crisis, werkloosheid en armoede waren dus ook één van de vele oorzaken voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Bron 3: Duitse kinderen spelen met stapels van papiergeld
Hitler en de NSDAP
In 1919 werd Adolf Hitler lid van een kleine politieke partij, waarvan hij snel de leider werd: de NSDAP (=Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij). Het nationaal socialisme was de leer van zijn partij. De aanhangers van NSDAP werden nazi’s genoemd. Wat hield zijn leer in grote lijnen in? Waar stonden nazi’s voor?
- Er moet één sterke leider zijn die de beslissingen neemt en democratie moet afgeschaft worden.
- Problemen oplossen door geweld toe te passen en niet met elkaar in gesprek gaan.
- Germanen zijn het beste ras. Zij zijn meer waard dan alle andere rassen.
- Duitsland moet weer een sterk land worden met een sterk leger.
- Haat tegen Joden = antisemitisme.
In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht in Duitsland. Gelijk begon hij met het nemen van een aantal maatregelen:
- Alle politieke partijen werden verboden behalve de NSDAP.
- Rechters moesten voortaan doen wat de nazi’s wilden.
- Tegenstanders van nazi’s werden opgesloten en gedood.
- Duitsland werd een totalitaire samenleving met Hitler als dictator.
Hitler hield zich aan zijn verkiezingsbeloften en stopte met het betalen van de herstelbetalingen. Ook bouwde hij een groot en sterk leger op. Miljoenen werklozen werden soldaat of werkten in wapenfabrieken. De werkloosheid en de armoede verminderden daardoor snel en Hitlers populariteit nam toe. Ook veel mensen in andere landen vonden het indrukwekkend dat hij Duitsland weer opbouwde. Ook bezette hij met het Duitse leger gebieden in Europa en sloot deze landen aan bij Het Duitse Rijk. Kortom; Hitler haalde stap voor stap het Verdrag van Versailles onderuit. Engeland en Frankrijk stonden toe dat hij dat deed omdat zij een eventuele oorlog wilde voorkomen. Zo hielden zij Hitler te vriend. De houding van Frankrijk en Engeland om Hitler te vriend te houden om een eventuele oorlog te voorkomen noemen we appeasement politiek.
Bron 4: Hitler
Bron 5: NSDAP poster
Start Tweede Wereldoorlog
Op 1 september 1939 was het dan zover: het Duitse leger viel onder leiding van Adolf Hitler Polen binnen. Deze gebeurtenis was de aanleiding, dus het begin van de Tweede Wereldoorlog. Als reactie hierop verklaarden Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Al in het voorjaar van 1940 lukte het Duitse leger om grote delen van Europa te bezetten. Hiervoor hadden zij een tactiek toegepast: de Blitzkrieg. Tanks en vliegtuigen werden tegelijkertijd ingezet om snel en zo veel mogelijk land te bezetten. Vanuit de lucht werden vijandelijke legers, militaire doelen, maar ook steden gebombardeerd.
Bron 6: Duitse Rijk 1942
Verloop Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog waren er twee bondgenootschappen. De Duitsers vormden samen met Italië en Japan de As-mogendheden. Groot-Brittannië, Frankrijk en Sovjet-Unie vormden de Geallieerden. Tijdens de oorlog sloten veel andere landen zich aan bij de Geallieerden. In 1941 vielen de Duitse legers de Sovjet-Unie binnen. Deze aanval noemden zij Operatie Barbarossa. Voor Stalin kwam dit onverwacht omdat beide landen in augustus 1939 hadden afgesproken om elkaar niet aan te vallen in een niet-aanvalsverdrag. Het Russische leger was niet klaar voor een oorlog, waardoor de Duitsers enorme gebieden konden veroveren. Miljoenen Russische burgers en soldaten kwamen daarbij om. Honderden steden en duizenden dorpen werden door de nazi’s vernietigd. Na een jaar had het Russische leger zich hersteld. De Slag bij Stalingrad, een stad in het zuiden van de Sovjet-Unie, werd een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog: voor de eerste keer verloren de Duitsers. Dit had onder andere te maken met het Russische strenge winterweer. Daarna veroverden de Sovjet-Unie langzaam maar zeker zijn verloren gebieden op de Duitsers terug.
Bron 7: bondgenootschappen
De Verenigde Staten en Japan
De Verenigde Staten waren lange tijd geen partij in de oorlog. Op 7 december 1941 vernietigden de Japanners echter een groot deel van de Amerikaanse vloot in Pearl Harbour, een haven op een eilandje bij Hawaii in de Stille Oceaan. Er vielen 2400 Amerikaanse doden. De Verenigde Staten verklaarden direct daarop de oorlog aan Japan. Omdat Japan en Duitsland bondgenoten waren, kwamen de Verenigde Staten op deze manier ook in oorlog met Duitsland en kregen Engeland en de Sovjet-Unie er een machtige bondgenoot bij. Uiteindelijk namen de Verenigde Staten wraak op Japan en gooiden in augustus 1945 atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Deze gebeurtenissen lieten ons zien dat de Tweede Wereldoorlog de karakter had van een wereldoorlog omdat de oorlog ook uitgevochten werd buiten Europa.
Bron 8: De Japanse aanval op Pearl Harbour
De bezetting van Nederland
Toen Duitsland heel veel landen veroverde, hoopte de Nederlandse regering neutraal te blijven net als tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de nacht van 10 op 11 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. Na vier dagen strijd bombardeerden de Duitsers de stad Rotterdam. Zeker 800 mensen kwamen om en heel de binnenstad van Rotterdam werd weggevaagd. De Duitsers dreigden andere Nederlandse steden plat te bombarderen. Daarop besloot het Nederlandse leger te capituleren. Vanaf 15 mei 1940 werd Nederland bezet door Duitsland. De regering besloot op het laatste moment naar Engeland te vluchten.
Bron 9: Eerste fase van de bezetting.
Verraad en verzet
Tijdens de eerste jaren van de bezetting gedroegen de Duitse soldaten zich vrij netjes. Toch zagen de meeste Nederlanders ze het liefst zo snel mogelijk weer vertrekken. Sommige Nederlanders gingen bij het verzet. Ze deden van alles om de Duitsers dwars te zitten, zoals: onderduikers helpen aan een onderduikadres, verzetskranten maken, verzetskranten verspreiden, aanslagen plegen op Duitse soldaten, spullen van Duitse soldaten vernielen, etc. Daarentegen sloten sommige Nederlanders aan bij het Duitse leger. Ze hielpen de Duitsers, dreven handel met hen, vochten mee in het Duitse leger, verraadden de onderduikers en sommige werden lid van de NSB. Samenwerken met de vijand wordt collaboreren genoemd.
Bron 10 Anton Mussert staat terecht.
D-day
Op 6 juni 1944 voeren duizenden schepen vol Amerikaanse, Engelse en Canadese soldaten en soldaten uit andere landen richting de Franse kust. Bij deze aanval vielen duizenden doden, want de Duitsers verdedigden de kust goed. Deze dag is later D-day genoemd. Uiteindelijk wisten de geallieerden een klein stukje van Frankrijk te veroveren. Ze brachten er een enorm leger heen. Van daaruit vochten ze zich een weg naar Duitsland. Tegelijkertijd vochten vanuit het oosten de Russen zich naar het westen. In april1945 ontmoetten de twee legers elkaar, midden in Duitsland. Hitler pleegde zelfmoord, na eerst nog te trouwen met zijn vriendin Eva Braun. Op 7 mei 1945 gaf Duitsland zich over. De oorlog in Europa was voorbij.
Bron 11: D-day
Het laatste oorlogsjaar in Nederland
Het zuiden van Nederland werd in de herfst van 1944 bevrijd. Het lukte de geallieerden toen niet om over de grote rivieren in het midden van ons land te komen. Tijdens een verrassingsaanval, waarbij 5000 soldaten aan parachutes in zweefvliegtuigen werden gedropt, probeerden de Engelsen de brug bij Arnhem over de rivier de Rijn te veroveren. Daarbij ging veel fout en bovendien was er een sterk Duits leger in de buurt. De Slag bij Arnhem werd door de geallieerden verloren. Het noordelijke deel van Nederland bleef dus langer bezet. In de laatste winter van de oorlog ontstond er hongersnood in de grote steden van West-Nederland. Tijdens deze Hongerwinter aten mensen zelfs suikerbieten, bloembollen, honden, katten, boomschors, etc. Meer dan 20.000 mensen stierven van de honger. Pas na de strenge winter konden de geallieerden de eerste plaatsen in Gelderland en Overijssel bevrijden. Tegen de ergste hongersnood in het westen dropten de geallieerden voedsel. West-Nederland hoefde niet meer bevrijd te worden door de geallieerden, want op 5 mei 1945 gaf het Duitse leger in Nederland zich over.
Bron 12 Kinderen roven houtblokken van tussen de tramrails.
Miljoenen doden
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er miljoenen doden waaronder vele onschuldige mensen. Onder hen waren ongeveer zes miljoen joden. Ook werden zigeuners, homoseksuelen en politieke tegenstanders van de nazi’s vermoord. De meesten stierven in vernietigingskampen: dat waren concentratiekampen die speciaal werden gebouwd om mensen te doden. De gigantische moord op de zes miljoen joden kreeg later de naam Holocaust. De nazi’s bouwden zeven vernietigingskampen. Daarvan was Auschwitz, in het huidige Polen het bekendst. Daarna bouwden ze tientallen andere concentratiekampen waar gevangenen als slaven moesten werken en zeer slecht werden behandeld.
Bron 13: Kinderen Auschwitz (vernietigingskamp)
Opdrachten
--> Open een nieuwe google docs pagina. Geef dit document als naam ''Projectdeel 4 De Tweede Wereldoorlog'' en maak opdrachten 21 t/m 25 + de eindopdracht in dit document.
Bron 2: Gebieden die Duitsland moest afstaan, beschreven in het verdrag van Versailles.
Opdracht 21
Bekijk de kaart in bron 2. Op deze kaart zie je de cijfers 1 t/m 7. Elk cijfer staat voor een gebied dat Duitsland af moest staan aan haar buurlanden.
Zet de cijfers 1 t/m 7 onder elkaar. Schrijf achter de cijfers de namen van de gebieden die Duitsland moest afstaan aan de buurlanden.
Bron 3: Duitse kinderen spelen met stapels van papiergeld
Opdracht 22
Lees nogmaals de tekst van ‘Waardeloos geld in de economische crisis van 1929.’
22a) In welk jaar is de foto van bron 3 genomen, denk je? Leg je antwoord uit met behulp van de
tekst.
22b) Leg uit hoe je in bron 3 ziet dat het geld nog maar weinig waard is?
Opdracht 23
Stel: een brood kost 1 euro. Volgende week verhoogt de bakker de prijs. Een brood kost dan 1,10 euro. Het brood is nog hetzelfde, maar je moet er 10% meer voor betalen. Het geld is dus 10% minder waard geworden. Of anders gezegd: de inflatie is 10%.
Bekijk het onderstaande schema en neem de volgende zinnen over en vul het ontbrekende woord in op de stippellijnen en kies het juiste woord tussen haakjes.
Uit het schema blijkt dat een kilo brood in Duitsland in december 1922 ….. keer zo duur was dan het jaar daarvoor. In 1922 was de inflatie dus 4000%. In 1923 was de inflatie steeds [hoger / lager].
Prijs, van een kilo brood in Duitse marken (=oude Duitse munteenheid).
December 1921
|
4
|
December 1922
|
160
|
April 1923
|
474
|
Augustus 1923
|
69.000
|
November 1923
|
201.000.000.000
|
Bron 12: Tank in de sneeuw
Opdracht 24
Bekijk bron 12 en beantwoord de onderstaande twee vragen.
24a) Leg uit waarom de Blitzkrieg niet altijd succesvol was. Gebruik een element uit de bron.
24b) Tijdens welke gebeurtenis is de foto genomen? Gebruik hiervoor de tekst ‘Verloop Tweede
Wereldoorlog'
Bron 13: Wilhelmina verlaat Nederland.
Opdracht 25
Bekijk bron 13.
Hoe denkt de tekenaar over het vertrek van koningin Wilhelmina? Geef antwoord in twee zinnen en gebruik daarbij een element uit de bron.
Opdracht 26 Flashcards
Tijdens dit project hebben jullie jezelf verdiept in verschillende oorlogen. Hierbij heb je best wel wat theorie moeten verwerken.
Flashcards zijn geheugenkaartjes die gebruikt kunnen worden bij het ophalen van kennis. Op de ene kant van de flashcard staat een vraag of opdracht en op de achterkant staat het antwoord. Door het maken van deze kaartjes ben je al bezig met het opdoen van kennis en door te oefenen met deze kaartjes blijft de kennis beter bewaart in je geheugen.
Elk groepje maakt 20 kaartjes. Dit betekent dat je 20 vragen gaat formuleren. Dit betekent dat je per projectdeel 5 vragen verwerkt.
Elk kaartje bevat:
- Een goed geformuleerde vraag (een vraag begint met een hoofdletter en eindigt met een vraagteken).
- Onder elke vraag plaats je een passende afbeelding die met de vraag te maken heeft. De afbeelding kan onderdeel zijn van de vraag (bv. Welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog wordt hier afgebeeld?), om de vraag verduidelijken.
- Het antwoord wordt in hele zinnen geformuleerd (achterkant).
Wanneer jullie klaar zijn maak je een foto van de flashcards en zet deze in het word document van WOII.
Zorg voor een goede taakverdeling!
.
Eindopdracht
Eindopdracht projectdeel Tweede Wereldoorlog; maak een verzetspamflet.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er verzetspamfletten gemaakt en verspreid met als doel om de bevolking op te roepen tot actie en dus in verzet te komen tegen de vijand. Bij projectdeel 4 heb je bij het onderdeel ‘’verraad en verzet’’ gelezen dat een klein deel van Nederland bij het verzet zat. Hieronder zie je twee voorbeelden van verzetspamfletten: Wanneer je goed kijkt, valt je op dat er op een verzetspamflet een afbeelding staat, een pakkende slogan en een boodschap richting het volk. Er wordt de mensen opgeroepen om in verzet te komen.
Bron 14: pamflet verzet 1
Bron 15 Pamflet verzet 2
De Eindopdracht; maak een verzetspamflet
Opdracht 27
Stel, jullie leven in Nederland tussen 1940-1945 en jullie zitten in het verzet. Jullie gaan één pamflet maken op A3 papier, waarbij jullie duidelijk in jullie pamflet laten terugkomen:
- Pakkende slogan.
- Een duidelijk boodschap waarin het verzet naar voren komt.
- Een passende afbeelding.
Je mag geen pamfletten van internet kopiëren, plakken of overtrekken!
Maak een foto van het pamflett en plak dee in google docs bij 'Projectdeel 4 WO II' onder het kopje Eindopdracht WO II.
Eindopdracht
Eindopdracht oorlog en verzet
Eindopdracht Powerpoint (google presentatie) WOI en WOII
Als eindopdracht gaan jullie met je groepje een powerpoint maken. In deze powerpoint tonen jullie een onderzoekje naar een onderwerp binnen deze oorlogen. Elk groepje kiest een onderwerp uit WOI en één uit WO II.
WO I
- loopgraven (verwerk hierin een gebeurtenis binnen de oorlog zoals bijvoorbeeld Slag aan de Somme of de Slag om Ieper).
- Opkomende techniek (wapenindustrie- chemische wapens- machines- vervoersmiddelen).
- Wereldoorlog, ook de koloniën vochten mee.
- Belgische vluchtelingen in Nederland tijdens WO I.
- Spaanse griep in WO I.
WO II
- Adolf Hitler.
- Jodenvervolging.
- De bezetting van Nederland in WOII.
- Slagvelden/ gebeurtenissen: Operatie Barbarossa, Battle of Britain. Pearl Harbour
- D- day + Operatie market garden
- Nederlands - Indië in WO II
Wat moet er in de Powerpoint komen.
- voorpagina (1 slide)
- inhoudsopgave (1 slide)
- inleiding (1 slide)
- Elk onderwerp wordt verdeeld in 4 thema's, elke leerling behandeld 1 thema. Elke thema heeft minimaal 1 slide, ondersteund met afbeeldingen. Onderaan deze slide staat de naam van de leerling die het gemaakt heeft.
- De uitwerking moet in totaal 8 slides bevatten.
- conclusie (1 slide) De conclusie is een korte samenvatting van het onderzoek.
Wanneer je klaar bent lever je de powerpoint in bij (2mm1) meneer Saatci en (2mm2) meneer Graafmans.
Extra opdracht
Wanneer je klaar bent met de eindopdracht begin je met de extra opdracht. Deze extra opdracht is het maken van een kruiswoordpuzzel. Voor het maken van deze puzzel heb je jouw begrippenlijst nodig. Je gaat namelijk minimaal 25 begrippen verwerken in deze puzzel. Maak de kruiswoordpuzzel op papier. Maak er een foto van en stuur deze naar (2mm1) meneer Saatci en (2mm2) meneer Graafmans.
Begrippenlijst
Aanleiding: waardoor iets gebeurt.
Abolitionisme: het streven naar afschaffen van slavernij.
Akkerbouw: het verbouwen van gewassen in de grond.
Antisemitisme: haat tegen joden (Jodenhaat).
Appeasementpolitiek: de houding van Frankrijk en Groot-Brittannië om Duitsland te vriend te houden om een eventueel oorlog te voorkomen.
As-mogendheden: bondgenootschap tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen Duitsland, Italië en Japan.
Blitzkrieg: snelle aanvalsoorlog met vliegtuigen, parachutes en tanks die de Duitsers toepasten aan het begin van de Tweede Wereldoorlog om het grondgebied van de tegenstander snel te bezetten.
Bondgenootschap: landen die elkaar militair en economisch steunen tijdens een oorlog.
Capituleren: overgave van het leger.
Centraal bestuur: een land of een staat die vanuit één centraal punt wordt bestuurd.
Centralen: bondgenootschap tijdens de Eerste Wereldoorlog tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk.
Collaboreren: samenwerken met de vijand.
Concentratiekamp: een kamp waar mensen in werden opgesloten, omdat ze bijvoorbeeld van een ander volk zijn of een andere mening hadden.
D-day: de naam voor de historische dag toen de geallieerden landden op de kust van Normandië om West-Europa te bevrijden van nazi-Duitsland.
Decentraal bestuur: een land of een staat die vanuit meerdere punten wordt bestuurd.
Dictator: leider van een land die alles alleen en zelf beslist.
Driehoekhandel: handel tussen West-Europa, West-Afrika en Amerika waarbij onder andere verhandeld werd in wapens, alcohol, landbouwproducten en slaven.
Eburonen: volksstam waarvan het grootste deel ten tijde van Caesar woonde tussen ‘’Maas en Rijn.’’
Economische crisis: een periode waarbij het economisch niet goed ging met de wereld, die begin in 1929.
Frans-Duitse: oorlog tussen Frankrijk en een aantal Duitse staten in 1870-1871.
Gallië: de Nederlandse naam voor het deel van het westelijke gebied van Europa.
Geallieerden: bondgenootschap tijdens de Eerste Wereldoorlog tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland.
Genocide: moord op een heel volk of ras (volkerenmoord).
Hongerwinter: was de laatste oorlogswinter (1944/45), toen in het nog niet bevrijde westen van Nederland honger en gebrek werd geleden.
Industrie: verzamelnaam voor alle spullen die gemaakt worden in fabrieken.
Inflatie: daling van de waarde van het geld en het stijgen van de prijzen van producten en goederen.
Koloniën: een gebied dat door een ver ander land wordt bezet en bestuurd.
Loopgravenoorlog: een oorlog waarbij de legers van twee landen zich ingegraven hebben in kuilen om van daaruit elkaar te beschieten.
Migreren: verhuizen naar een ander land.
Militarisme: trots zijn op alles wat met het leger en oorlogvoering te maken heeft.
Mobiliseren: het leger klaarmaken voor de oorlog.
Modern imperialisme: het streven van Europese landen vanaf de tweede helft van de 19e eeuw om meer gebieden te bezetten voor macht en aanzien.
Nationaalsocialisme: zo noem je de ideeën van Adolf Hitler waarbij één leider alle macht heeft, sterk nationalistisch is en een enorme haat tegen Joden.
Nationalisme: trots zijn op je land, vlag, volk, cultuur, tradities, etc.
Nazi’s: de aanhangers van Adolf Hitler.
Niet-aanvalsverdrag: afspraak tussen Duitsland en Sovjet in augustus 1939 om elkaar niet aan te vallen en in het geheim Polen in twee stukken te verdelen.
NSB: Nationaal Socialistische Beweging waar Anton Mussert de leider van was.
NSDAP: Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij van Adolf Hitler.
Plantages: groot landbouwbedrijf in een tropisch land waar één gewas wordt verbouwd.
Stam: groep mensen met een eenvoudige samenleving en een eigen cultuur.
Slaven: iemand die in het bezit is van iemand anders en ervoor arbeid verricht en geen rechten heeft.
Totalitaire samenleving: een samenleving waarin de overheid alle macht in handen heeft en grote invloed heeft op het leven van de burgers.
Tweefrontenoorlog: oorlog die op twee fronten wordt gevoerd.
Veeteelt: het houden van dieren, zodat je de eieren, melk, vlees of bont kunt gebruiken om te verkopen.
Verdrag van Versailles: een aantal afspraken die gemaakt zijn in 1919 in het Versailles tussen de Geallieerden en de Centralen waarbij vooral Duitsland keihard gestraft werd.
Verzet: tegenwerken van de vijand tijdens een oorlog.
Von Schlieffenplan: het plan van het Duitse leger om via het Neutrale België snel Frankrijk binnen te vallen en te bezetten en dan richting het oosten naar de Duits-Russische grens om af te rekenen met het Russische leger.
Wapenwedloop: strijd tussen landen wie de meeste en de krachtigste wapens produceert.
Wereldoorlog: een oorlog waarbij landen uit verschillende continenten deelnemen zoals de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog.
Vernietigingskamp: kampen waarin de tegenstanders van de nazi’s waaronder Joden en zigeuners werden vermoord.
Gebruikersmateriaal
Voor de briefkaart heb je per groepje 2 papiertjes nodig in het formaat A2
Voor de flashcards heb je per groepje 20 kaartjes nodig van het formaat A6