Het zuiden van Nederland werd in de herfst van 1944 bevrijd. Het lukte de geallieerden toen niet om over de grote rivieren in het midden van ons land te komen. Tijdens een verrassingsaanval, waarbij 5000 soldaten aan parachutes in zweefvliegtuigen werden gedropt, probeerden de Engelsen de brug bij Arnhem over de rivier de Rijn te veroveren. Daarbij ging veel fout en bovendien was er een sterk Duits leger in de buurt. De Slag bij Arnhem werd door de geallieerden verloren. Het noordelijke deel van Nederland bleef dus langer bezet. In de laatste winter van de oorlog ontstond er hongersnood in de grote steden van West-Nederland. Tijdens deze Hongerwinter aten mensen zelfs suikerbieten, bloembollen, honden, katten, boomschors, etc. Meer dan 20.000 mensen stierven van de honger. Pas na de strenge winter konden de geallieerden de eerste plaatsen in Gelderland en Overijssel bevrijden. Tegen de ergste hongersnood in het westen dropten de geallieerden voedsel. West-Nederland hoefde niet meer bevrijd te worden door de geallieerden, want op 5 mei 1945 gaf het Duitse leger in Nederland zich over.
Miljoenen doden
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er miljoenen doden waaronder vele onschuldige mensen. Onder hen waren ongeveer zes miljoen joden. Ook werden zigeuners, homoseksuelen en politieke tegenstanders van de nazi’s vermoord. De meesten stierven in vernietigingskampen: dat waren concentratiekampen die speciaal werden gebouwd om mensen te doden. De gigantische moord op de zes miljoen joden kreeg later de naam Holocaust. De nazi’s bouwden zeven vernietigingskampen. Daarvan was Auschwitz, in het huidige Polen het bekendst. Daarna bouwden ze tientallen andere concentratiekampen waar gevangenen als slaven moesten werken en zeer slecht werden behandeld.