Tegenstellingen tussen noord en zuid

In de noordelijke staten nam de industrie snel toe. De mensen daar wilden dat de regering van de VS de industrie beschermde door bijvoorbeeld invoerrechten te heffen op alle industrieproducten die uit andere landen werden ingevoerd. Daarbij ging het om Engelse producten. In het zuiden was weinig industrie. Akkerbouw en veeteelt (=landbouw) leverden hier de belangrijkste producten op. Het zuiden van de VS leverde meer katoen dan welk ander land in de wereld. Het grootste deel van de oogst ging naar Engeland. Het zuiden verhandelde die katoen tegen Engelse industrieproducten. Zuidelijke staten hadden dus geen enkele behoefte om invoerrechten te heffen op deze Engelse producten.

Er waren ook politieke tegenstellingen tussen het noorden en het zuiden. De noordelijke staten wilden dat de VS vanuit één centraal punt bestuurd moest worden (centraal bestuur), namelijk vanuit Washington, terwijl de zuidelijke staten vonden dat de macht bij de staten zelf moest liggen (decentraal bestuur).

Op de plantages in het zuiden werkten slaven. In het noorden was de arbeid vrij; niemand was het bezit van een ander mens en daarom keken de meesten in het noorden van de VS heel anders aan tegen de slavernij dan de zuidelijke staten. De meerderheid in het noorden was tegen slavernij, terwijl het zuiden voor slavernij was.