Waardeloos geld in de economische crisis van 1929.

Er was veel onrust onder de Duitse bevolking. Het ging niet goed met de Duitse economie. Volgens het Verdrag van Versailles moest Duitsland een enorm bedrag aan herstelbetalingen doen. Om dat te kunnen betalen, drukte de Duitse regering extra geld bij. Als er van een product meer is, dan wordt het product minder waard en dat was bij geld ook zo. Als geld minder waard wordt, heb je meer geld nodig om een product te kunnen kopen: de prijs ervan stijgt dus. Dit heet inflatie. De inflatie werd zo hoog in 1923 dat Duitsland zelfs moeite had om de herstelbetalingen door te betalen totdat de Amerikanen de Duitsers hielpen met leningen. Met de Amerikaanse economie ging het daarentegen fantastisch tot 1929. In 1929 ging het mis. Amerikaanse fabrieken produceerden meer dan dat dat ze konden verkopen. Daardoor ontstonden grote voorraden. Fabrikanten gingen minder produceren en daarom een deel van hun werknemers ontslaan. Deze mensen hadden geen inkomen meer en konden hun schulden niet afbetalen. Banken, winkels en fabrieken gingen failliet. De economische crisis sloeg over naar Europa. Dat kwam omdat Amerika nauwelijks nog Europese producten kocht: de handel stortte in. Duitsland werd het hardst getroffen. De Amerikaanse leningen aan Duitsland werden stopgezet. Miljoenen Duitsers werden werkloos en straatarm. Inflatie, economische crisis, werkloosheid en armoede waren dus ook één van de vele oorzaken voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Bron 3: Duitse kinderen spelen met stapels van papiergeld