In een land woon je samen. Daarom heet de groep mensen die in een land samen leven een samenleving. Vaak heeft deze groep mensen dezelfde gewoontes en gedrag. Je zegt dat ze dezelfde cultuur hebben. Maar er zijn ook veel verschillen tussen mensen. Als je in Friesland woont, praat je anders dan als je in Limburg woont. En ook tussen het leven in de Achterhoek en het lven in Amsterdam zijn er grote verschillen.
Daarnaast wonen er in Nederland mensen uit zo'n 190 verschillende landen. Die mensen hebben een stukje van hun eigen cultuur meegenomen naar Nederland. Dat maakt Nederland een pluriforme samenleving. 'Pluri-' betekent veel. Het woord '-form' betekent vormen of vorming. Pluriform betekent dus 'veelvormig'. Een pluriforme samenleving is een samenleving waarin verschillende groepen mensen met elkaar samenleven.
Kijk naar dit fragment.
Bespreek wat je gezien hebt en vat de inhoud kort samen.
In de samenvatting zetten jullie ten minste het volgende:
Hoe zag je de pluriforme samenleving terug in programma’s op radio en tv?
Hoe zie je de pluriforme samenleving verder in dit fragment terug?
Wat is de bedoeling van de makers van dit fragment?
Waar sta ik?
Wat vind jij van de pluriforme samenleving?
Wat is jouw bijdrage aan de samenleving?
Heb je vertrouwen in de samenleving?
Klik eerlijk aan wat je vindt en bekijk waar je staat.
1 telt als 1 punt, 2 als 2 punten, enz.
Tel de punten bij elkaar op en bekijk waar jij staat.
Ik vind het leuk dat er allerlei restaurants uit andere landen zijn.
2.
Het is een verrijking van de cultuur als er allerlei verschillende soorten mensen zijn.
3.
Ik ben anders dan anderen en daar ben ik trots op.
4.
Mensen moeten meedoen aan de samenleving om alles goed te laten lopen.
5.
Mensen mogen zichzelf zijn als ze zich maar aan de wet houden.
6.
Iedereen heeft dezelfde rechten, daar blijf ik vanaf.
7.
Ik zoek vrienden die net even een tikkie anders zijn dan anderen.
8.
We zijn er allemaal verantwoordelijk voor dat iedereen kan zijn wie hij wil.
9.
Het maakt me niet uit wie het is. Als iemand in de problemen zit dan help ik.
10.
Nederland is nog lang niet vol, we kunnen veel meer vluchtelingen binnen laten die dat nodig hebben.
11.
Ik leer veel van andere mensen.
12.
Als er fouten in de samenleving zitten dan moeten we daar samen wat aan doen.
13.
Het is belangrijk om verdraagzaam te zijn ten opzichte van mensen met een andere cultuur.
14.
We kunnen veel leren van andere culturen.
15.
Iedereen heeft recht op zijn eigen tradities en feesten.
16.
Het is belangrijk dat we allemaal zorgen dat iedereen gelijkwaardig behandeld wordt.
17.
Als ik iets wil veranderen dan heb ik de steun van anderen nodig.
18.
Als iemand een nare opmerking over andere mensen maakt, dan vind ik dat vervelend.
19.
Het is belangrijk dat alle landen zorgen dat vluchtelingen opvangen worden
Tel nu je punten bij elkaar op en lees de reflectie.
Reflectie:
20-40 punten: Je hebt weinig vertrouwen in andere mensen, samenleven en in de invloed die je hebt om de samenleving leuk te maken.
41-60 punten: Je hebt aan de ene kant twijfels over andere mensen, samenleven en in de invloed die je hebt om de samenleving leuk te maken, terwijl je aan de andere kant dat toch belangrijk vindt.
61-80 punten: je hebt vertrouwen in andere mensen, samenleven en in de invloed die je hebt om de samenleving leuk te maken.
81-95 punten: je hebt heel veel andere mensen, samenleven en in de invloed die je hebt om de samenleving leuk te maken.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
omschrijven wat wordt bedoeld met cultuur en kun je de cultuurgebieden noemen.
de begrippen emigratie, immigratie en migratiesaldo beschrijven en kun je een aantal migratieredenen noemen.
duidelijk maken waarom er veel mensen vanuit Suriname en Indonesië naar Nederland zijn geëmigreerd.
het begrip arbeidsmigranten omschrijven en kun je aangeven uit welke landen arbeidsmigranten naar Nederland zijn gekomen.
het begrip inburgering omschrijven en kun je uitleggen waarom mensen een inburgeringsexamen moeten doen.
omschrijven wat wordt bedoeld met groepsidentiteit.
de begrippen uitsluiten, tenietdoen en overschrijden gebruiken als het gaat om het omgaan met grenzen.
Begrippen
cultuur
cultuurgebied
emigratie en immigratie
push en pullfactoren
migratiesaldo
arbeidsmigranten
vluchtelingen
asielzoekers
inburgering
groepsidentiteit
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Verschillende structuren
Bekijk de video 'Wat is cultuur?'.
★ Aan de slag 1 t/m 2
Welke cultuurgebieden zijn er op de wereld? En wat is typisch Nederlands.
Migratie
Bestudeer wat wordt bedoeld met migratie.
★ Aan de slag 3 t/m 7
Onderzoek waarom mensen emigreren/immigreren?
Nederlanders van overal
Lees over de komst van Nederlanders uit voormalige koloniën en over de komst van gastarbeiders.
★ Aan de slag 8 t/m 10
Beantwoord vragen over immigranten.
Inburgering
Wat is het inburgeringsexamen?
★ Aan de slag 11 & 12
Welke immigranten moet een inburgeringsexamen doen? En wat moeten ze dan weten?
Wij en zij
Lees over het wij-zij denken.
★ Aan de slag 13 t/m 15
Omschrijf je eigen identiteit, de identiteit van de groep waartoe je behoort en onderzoek welke grenzen jij stelt.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Eindopdracht A
Houd een interview om uit te zoeken hoe er vroeger werd gekeken naar migratie.
Eindopdracht B
Maak het spel 'Typisch Nederland'.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 10 uur.
Aan de slag
Aan de slag bestaat uit de volgende onderdelen.
Onderdeel
Tijd in uren
1 Verschillende culturen
1
2 Migratie
2
3 Nederlanders van overal
2
4 Inburgering
1
5 Wij en zij
2
Totaal
8 à 9
1 Verschillende culturen
Intro
In het buitenland wordt Nederland omschreven als het land van de klompen, molens en tulpen. Natuurlijk zijn er nog wel meer typisch Nederlandse zaken en tradities, die behoren tot de Nederlandse cultuur.
Wat is cultuur?
Een cultuur is het geheel van gedragsregels, tradities, taal, religie, mode, muziek, eten, dans, media etc.
Het betekent trouwens niet dat iedereen die tot dezelfde cultuur hoort hetzelfde eet, zich hetzelfde kleedt of dezelfde ideeën heeft.
Bekijk de video over de veelzijdigheid van cultuur.
Kun je na het bekijken een paar vormen van cultuur opnoemen?
★ Aan de slag 1
Bestudeer de pagina 'Cultuurgebieden' uit de Kennisbank.
Een cultuurgebied is een gebied waarin de bewoners dezelfde cultuur met elkaar delen.
Op het kaartje zie je een indeling van de wereld in acht verschillende cultuurgebieden.
In de opdracht over de acht cultuurgebieden staan een aantal landen.
Verdeel ze over de juiste cultuurgebieden.
★ Aan de slag 2
Typisch Nederlands
Klompen, molens en tulpen zijn typisch Nederlands.
Er zijn wel meer zaken, gewoontes en dingen die je 'typisch Nederlands' kunt noemen.
Ze komen ook elders voor, maar zijn wel typerend voor de Nederlandse cultuur en de Nederlanders zelf.
Wat is volgens jou typisch Nederlands?
Maak deze opdracht.
2 Migratie
Intro
Verhuizen
Migratie is alles wat te maken heeft met het verhuizen van mensen. Dit kan zijn binnen het eigen land of naar een ander land.
Binnenlandse verhuizingen
Bekijk de video over verhuizen van en naar de stad.
In de video zie je dat vroeger veel plattelandsbewoners naar de steden zijn getrokken, vooral omdat er werk te vinden is. Na verloop van tijd is het stadsleven voor veel bewoners minder aantrekkelijk en lokt de ruimte en het groen van het platteland.
Emigratie
Elk jaar vertrekken vele Nederlanders naar het buitenland. De meesten voor een kortere periode lekker op vakantie, dat zijn toeristen. Maar er zijn ook duizenden Nederlanders die vertrekken om voorlopig niet meer terug te komen. Ze worden emigranten genoemd.
Immigratie
Elk jaar komen er vele duizenden ‘vreemdelingen’ naar Nederland. De meesten zijn toeristen. Maar er zijn ook duizenden buitenlanders die komen om te blijven. Ze worden immigranten genoemd.
In dit onderdeel staat de emigratie en immigratie centraal.
★ Aan de slag 3
Emigratie
In 2016 emigreerden ruim 151.000 mensen uit Nederland naar een ander land, dat is ongeveer 0,8% van de bevolking. Ruim tweederde van deze emigranten waren mensen met een migratieachtergrond: mensen die zelf niet in Nederland geboren zijn of waarvan de ouders niet uit Nederland komen. Ze verhuisden dus voor de twee keer: een keer naar Nederland en een keer uit Nederland. De overige emigranten zijn mensen die in Nederland geboren zijn.
Emigratie is van alle tijden, maar na de Tweede Wereldoorlog kwam emigratie in een stroomversnelling. In 1952 emigreerden er ruim 82.000 mensen. Dat was niet eerder voorgekomen. Omdat er zoveel mensen tegelijk wilden vertrekken, sprak men over een ‘emigratiegolf’.
De meeste landverhuizers (75%) kwamen in vijf verschillende landen terecht. Het waren de landen die afspraken hadden gemaakt met de Nederlandse regering: Amerika, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.
Tegenwoordig gaan emigranten naar hele andere landen dan in de jaren vijftig.
Bekijk de grafiek met emigratiecijfers uit Nederland en de Top 10 van emigratielanden.
★ Aan de slag 4
Waarom emigreren?
Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.
Je kunt deze in drie groepen verdelen:
Economische redenen
Mensen die emigreren om economische redenen, vertrekken omdat ze verwachten in een ander land meer kans op werk of een beter betaalde baan te hebben.
Politieke redenen
Mensen die emigreren om politieke redenen, vertrekken omdat ze het niet eens zijn met de politiek in hun land. En vooral omdat die politiek voor henzelf vervelende gevolgen heeft. Het kan bijvoorbeeld zijn dat ze last van discriminatie hebben of dat ze zich niet veilig voelen.
Persoonlijke redenen
Mensen die emigreren om persoonlijke redenen, vertrekken bijvoorbeeld omdat ze een partner in het buitenland hebben gevonden of omdat ze een nieuw leven willen opbouwen. Het kan ook zijn dat ze verhuizen vanwege het weer (denk maar eens aan veel gepensioneerden die naar warmere landen verhuizen) of vanwege de natuur en de rust.
Push of pull factoren
Welke reden mensen ook hebben om te emigreren, in het land van keuze - het land waarnaar ze emigreren - is het beter: meer werk, ze verdienen er beter, hun toekomstige partner woont er, het weer is er aangenamer, en ga zo maar door. Deze positieve redenen om te vertrekken zijn de pull factoren, ook wel aantrekkings- of vestigingsfactoren genoemd.
Mensen hebben ook redenen om hier weg te gaan, om te vertrekken. Dat zijn de push factoren ofwel afstotings- of vertrekfactoren. In de grafiek hieronder zijn veel factoren op een rij gezet. Aan zowel thuisblijvers als aan emigranten is gevraagd of ze deze factoren positief of negatief waarderen. Alle factoren, behalve inkomen, worden door de emigranten negatiever beoordeeld dan door thuisblijvers.
★ Aan de slag 5
Immigratie
In 2016 immigreerden er ruim 230.000 mensen naar Nederland. Onder hen waren enkele tienduizenden Nederlanders die eerder geëmigreerd waren en om een of andere reden terugkeerden naar Nederland, de zogenaamde remigranten.
Ook kwamen er enkele tienduizenden vluchtelingen waarvan de meeste Syrië ontvluchtten. Een deel hiervan zal hier blijven terwijl anderen teruggaan naar het land van herkomst, zodra het er weer veilig is.
Verschuivende migratie
De herkomst van immigranten is de afgelopen vijftig jaar sterk veranderd. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kwamen de meeste immigranten uit Zuid-Europa en Marokko, nu komen de meesten uit Oost-Europa.
Van de klassieke immigratielanden Turkije, Marokko, Suriname en Nederlanden Antillen kwamen alleen Turkije en de Antillen nog bij de eerste tien. Op de site van het Centraal Bureau voor de Statistiek kun je volgen hoeveel immigranten naar Nederland komen en vanuit welke landen.
Als je kijkt naar de immigratiecijfers in deze grafiek, zie je dat immigratie naar Nederland met pieken en dalen gaat.
Maak de volgende oefening.
★ Aan de slag 6
Migratiesaldo
In dit onderdeel over migratie heb jee gekeken naar immigranten en emigranten. Als je immigratie- en emigratiecijfers over een aantal jaren met elkaar vergelijkt, weet je of Nederland een immigratieland is of een emigratieland.
Bekijk deze tabel met cijfers uit 2018.
Immigratie
241.000 mensen.
Emigratie
153.000 mensen.
Migratiesaldo
88.000 mensen.
Als er meer mensen naar Nederland komen dan er vertrekken, spreken we van een positief migratiesaldo of een vestigingsoverschot. Als er meer mensen uit Nederland vertrekken dan er binnenkomen, spreken we van een negatief migratiesaldo of een vertrekoverschot.
Beantwoord de vraag.
3 Nederlanders van overal
★ Aan de slag 7
Komst uit voormalige koloniën
In de vorige eeuw maakten twee Nederlandse koloniën zich van Nederland los en werden onafhankelijk: Nederlands-Indië en Suriname.
In beide gevallen ging die onafhankelijkheid gepaard met een grote volksverhuizing naar Nederland.
Lees de volgende teksten.
Indische Nederlanders
Na de Tweede Wereldoorlog gingen tussen 1945 en 1949 honderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland om bij te komen van de ontberingen in de Jappenkampen. Ze gingen voor enkele weken of maanden, maar de meesten bleven voorgoed.
Toen Nederlands-Indië onder de naam Indonesië zelfstandig werd, vertrokken tussen 1950 en 1968 nog eens tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland. Ze kwamen vaak tegen hun zin, maar hun leven in Indonesië werd steeds moeilijker. Ze zijn de afstammelingen van mensen uit Nederland en ze werden niet gezien als immigranten, maar als ‘repatrianten’ (re = terug, patria = vaderland).
Wie in Nederland niet over familie, werk of huisvesting beschikte, viel in de categorie ‘Oosterse Nederlanders’. Echt welkom waren ze niet, maar de overheid kon niet om hen heen: elke Europese onderdaan van de voormalige kolonie had nu eenmaal recht op een Nederlandse verblijfstitel. Als politieke vluchtelingen konden zij bovendien een beroep doen op allerlei voorzieningen in het vaderland overzee. Bij de opvang werd gebruikgemaakt van hotels, pensions en aparte kampen. De repatrianten kregen verder voorrang bij het toekennen van een zelfstandige woning. Ook kwam er extra begeleiding bij het vinden van een baan en was er apart onderwijs voor jongeren.
Surinamers
In 1975 werd Suriname zelfstandig. Veel Surinamers waren onzeker over de toekomst van hun land. Ze moesten kiezen tussen een Surinaams of Nederlands paspoort en dat vonden veel mensen moeilijk. Nederland was welvarender en had betere onderwijsvoorzieningen. Tussen 1975 en 1980 vertrokken dan ook meer dan 130.000 Surinamers naar Nederland. In 1980 werd het een stuk moeilijker om naar Nederland te verhuizen.
Alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners werden verplicht huisvesting ter beschikking te stellen aan Surinaamse migranten. Dat beleid mislukte. Van Surinaamse zijde kwam veel protest: veel Surinamers wilden bij elkaar in de buurt wonen.
Zo ontstonden toch concentraties van Surinamers. Creoolse Surinamers trokken veelal naar de Amsterdamse Bijlmer en naar Rotterdam en Utrecht. Hindoestaanse Surinamers vestigden zich in Noord-Nederland, Noord-Brabant en in de Randstad.
★ Aan de slag 8
Arbeidsmigranten
De welvaart steeg in de jaren vijftig en zestig in Nederland en er kwamen steeds meer fabrieken. Het werk aan de lopende band was niet erg populair onder Nederlanders en er ontstonden personeelstekorten. In het buitenland waren er arbeiders genoeg die in Nederlandse fabrieken wilden werken. Deze gastarbeiders, officieel arbeidsmigranten geheten, kwamen eerst zelf op zoek naar werk. De eerste gastarbeiders waren Italianen en Spanjaarden.
Wat later, in de jaren zestig, kwamen veel gastarbeiders naar Nederland op uitnodiging van de Nederlandse regering. Nederland wierf vooral in Marokko en Turkije arbeiders. Het was de bedoeling in het begin dat de buitenlandse arbeiders hier voor een beperkte periode zouden werken en dan met het verdiende geld weer terug zouden gaan. Uiteindelijk zijn velen van hen hier gebleven.
Door een toenemende automatisering in de jaren zeventig en door een economische crisis was er steeds minder behoefte aan laaggeschoolde arbeid. In 1973 stopte Nederland met het uitnodigen van gastarbeiders. De toelating tot Nederland werd veel strenger.
De gastarbeiders die bleven hebben in veel gevallen hun familie over laten komen: degezinshereniging.
Omdat de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven deze gastarbeiders zelf had uitgenodigd om te komen werken, vond men het moreel onverantwoord om gastarbeiders te verbieden hun gezinnen te laten overkomen.
De immigranten uit Marokko en Turkije en hun afstammelingen vormen nu de twee grootste groepen niet-westerse migranten in Nederland.
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie (EU). Sindsdien is het aantal Poolse immigranten sterk toegenomen. In Polen was er veel werkloosheid en daarom zochten veel Polen werk buiten hun land.
Inwoners uit de verschillende lidstaten van de Europese Unie mogen zich vrij mogen vestigen binnen de EU en daarom besloten veel arbeidsmigranten uit Polen in Nederland te blijven.
★ Aan de slag 9
Vluchtelingen en asielzoekers
Vluchtelingen zijn mensen die hun eigen land hebben verlaten omdat het er niet meer veilig was. Het kan gaan om een natuurramp (aardbeving, overstroming, hongernood) of oorlog, maar veel vluchtelingen vluchten om politieke redenen. Ze zijn bang voor vervolging, onderdrukking of marteling.
Een vluchteling kan zich niet zomaar in Nederland vestigen. Nederland nodigt elk jaar ongeveer vijfhonderd vluchtelingen uit om naar ons land te komen, vooral inwoners van vluchtelingenkampen. Anderen komen op eigen gelegenheid naar Nederland en vragen asiel (=bescherming). Ze mogen alleen blijven als ze goede redenen hebben. Mensen krijgen asiel wanneer ze risico lopen op marteling, onmenselijke of vernederende straf.
Ook als de situatie in een land niet voldoende veilig is, kan een persoon asiel krijgen, bijvoorbeeld als er oorlog is. Deze vluchtelingen noemen we asielzoekers. Het aantal asielzoekers schommelt sterk door de jaren heen. In de media is er altijd veel aandacht voor de asielzoekersproblematiek, maar op het geheel van het aantal immigranten dat elk jaar Nederland binnenkomt, vormen de asielzoekers een kleine minderheid.
4 Inburgering
Intro
In Nederland komen mensen uit andere landen wonen, met verschillende nationaliteiten, het zijn immigranten. Immigranten spreken van oorsprong vaak een andere taal en hebben andere waarden, normen en gebruiken dan Nederlanders.
Voordat nieuwkomers definitief in Nederland mogen blijven, moeten zij kunnen bewijzen dat ze zijn ingeburgerd in de Nederlandse taal en cultuur.
Kijk deze video.
★ Aan de slag 10
Inburgeringsexamen
Als iemand voor langere tijd (langer dan drie maanden) in Nederland wil verblijven, moet een inburgeringstraject worden gevolgd. Het doel van het traject is dat die persoon al voor zijn komst enige basiskennis heeft van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving.
Het basisexamen inburgering in het buitenland toetst deze kennis. Je kunt dit examen bij de Nederlandse ambassade of het consulaat maken. Als je dan slaagt, kom je in aanmerking voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Dit is een speciaal visum dat nodig is om Nederland binnen te komen.
Niet iedereen is verplicht om dan een inburgeringsexamen te doen; er zijn uitzonderingen. Het is aan jullie om uit te zoeken wie verplicht moet inburgeren en wie niet.
Maak de volgende oefeningen.
★ Aan de slag 11
Ideeën over integratie
Bekijk voordat je aan deze opdracht begint deze video over integratie.
Het is belangrijk dat je weet wat de termen assimilatie, wederzijdse aanpassing en behoud van de identiteit inhouden om de vragen te beantwoorden.
Hieronder staan vier vragen en antwoorden uit het inburgeringsexamen (2005) uit de categorieën ‘Kent u de mensen?’ en ‘Kent u de regels?’.
Bij welke gedachte over integratie vind je dat de vragen en antwoorden het beste passen?
Kies uit de volgende gedachten:
Assimilatie
Wederzijdse aanpassing
Behoud van eigen identiteit
Schrijf bij elke vraag op waarom je voor die specifieke gedachte gekozen hebt.
Vragen en antwoorden inburgeringsexamen
Vraag: Welke voortuin is bij Nederlanders geaccepteerd? Antwoord: Nederlanders hebben zo hun voorkeur als het gaat om de voortuin van de buren of andere straatgenoten. De meeste Nederlanders vinden het niet leuk om naar troep van anderen te moeten kijken. Daarom moeten we onze voortuin of oprit schoon proberen te houden. Troep in het straatbeeld hebben we liever niet.
Vraag: Uw dochter is een slimme meid. Ze wil na haar middelbare school graag leren. Welke reactie is het best? Antwoord: Goed idee, vooral doen en verdergaan met leren.
Vraag: Bij de buren van drie huizen verderop staat ineens een houten ooievaar in de tuin. Zij hebben daar dus een kindje gekregen. Het zijn aardige mensen die u altijd groet. Wat kunt u het beste als eerst doen? Antwoord: U doet meteen een felicitatiekaartje in de brievenbus.
Vraag: Uw kind vindt het leuk op school. Het gaat ook goed met leren. U hebt het hele jaar nog geen gesprek gehad met de leerkracht van uw kind. Wat doet u? Antwoord: U vraagt om een gesprek. Ouders zijn verantwoordelijk voor het handelen en de opvoeding van hun kinderen. Scholen verwachten dan ook betrokkenheid van ouders op het gebied van de vorderingen en eventuele problemen van hun kind.
5 Wij en zij
Intro
Je bent herkenbaar aan je voor- en achternaam. Maar niet alleen daaraan.
Een heleboel eigenschappen maken je tot wie je bent, geven je een identiteit.
In deze opdracht bekijk je die eigen identiteit en vraag je je af bij welke groepen in je wijk, dorp of stad die identiteit aansluit.
Bekijk eerst (een stukje van) deze video.
★ Aan de slag 12
Persoonlijke identiteit - Wie ben ik?
Ga op zoek naar je eigen identiteit. De identiteit bestaat uit gegevens, eigenschappen en kenmerken die jou samen maken tot wie je bent, die je onderscheiden van anderen.
Stel dat je roodharig bent, geboren op 12 oktober 1997 in . . . . , 2.10 m lang, 80 kilo, relaxed, gameverslaafd, dol op school, aardig voor je moeder en ook nog eens muzikaal. Dan geeft dat samen een aardig beeld van je, daarmee ben je goed te onderscheiden van anderen.
Afzonderlijk zegt het niet zoveel. Er zijn wel meer roodharigen of gameverslaafden. En er zijn er ook nog wel een paar die aardig voor hun moeder zijn of dol op school.
Probeer je beeld zo compleet mogelijk te maken.
Gebruik eventueel eigenschappen die anderen, familie en vrienden, aan je toeschrijven.
★ Aan de slag 13
Groepsidentiteit - Wie zijn wij?
Dan nu de vraag waar je bij hoort. Met welke groep(en) voel je de grootste verbondenheid? Welke kenmerken, eigenschappen en gegevens spelen daarbij een rol?
Het kan gaan om kenmerken die horen bij een volk of gemeenschap, om voorkeuren op allerlei gebied, om culturele kenmerken, om levenshouding of levensstijl, noem maar op.
Zijn er binnen jouw persoonlijke identiteit belangrijke kenmerken of eigenschappen die je deelt met anderen?
Denk bijvoorbeeld aan:
nationaliteit (bij welk volk of land hoor je?)
etniciteit (bevolkingsgroep met gezamenlijke afkomst en cultuur)
religie (welk geloof hang je aan?)
taal/dialect (welke taal of talen spreek je?)
woonplaats/wijk (waar ben je thuis?)
politieke voorkeur (stem op ... / ben het eens met ...)
sportieve voorkeur (supporter van ... )
muzikale voorkeur (fan van ... )
mentaliteit, dat is het denk- en gedragspatroon van personen en groepen
Kijk eerst naar de volgende video, dat brengt je misschien op ideeën.
Let op!
Nationaliteit en etniciteit lijken wel op elkaar. Als je nationaliteit opvat als lid zijn van een natie of staatsburger zijn, dan heeft etniciteit vooral betrekking op afkomst en volksaard. Zo kun je tot de etnische groep ‘koerden’ horen en de Turkse of de Syrische of Iraakse nationaliteit hebben. Of de Nederlandse nationaliteit.
Wij en zij of, waar hoor ik niet bij?
‘Wij’ bestaat vooral dankzij de anderen, ‘Zij’.
Stel je voelt je vooral een Friese, protestantse vrouw, dan onderscheid je jezelf vooral van niet-Friezen, niet-protestanten en mannen.
Ben je vooral Ajaxsupporter, dan onderscheid je jezelf van alle andere voetbalclubs en misschien vooral wel van Feijenoord.
Groepen worden op verschillende manieren van elkaar gescheiden.
Waar ligt de grens tussen Wij en Zij? En hoe ziet die grens er uit?
Probeer met al deze informatie voor jezelf te bepalen, waar en bij wie je hoort: bij 'wij' of bij 'zij'.
★ Aan de slag 14
Over grenzen?
Grenzen zijn er in soorten en maten. Een rivier, een kloof of een bergkam, het zijn voorbeelden van natuurlijke grenzen. Een lijn op een landkaart is vaak een kunstmatige grens. Als er geen douane aan de grens staat, of een slagboom, dan merk je er niets van. Je zou het ook een open grens kunnen noemen.
Taal, religie, gewoontes en gebruiken, culturele verschillen, kunnen ook grenzen opwerpen.
Soms letterlijk zoals de grens tussen Vlamingen en Walen in België.
Soms figuurlijk, als mensen elkaar vanwege taal of opvattingen niet begrijpen, vreemden voor elkaar zijn.
Uitsluiten - tenietdoen - overschrijden
Met grenzen kun je mensen uitsluiten:
"Hier ligt de grens, jullie mogen hem niet passeren. Jullie horen er niet bij."
Grenzen kun je ook tenietdoen. Dat is gebeurd binnen de Europese Unie waar veel landen de grenscontrole hebben afgeschaft en iedereen vrij kan reizen. Eigen groepsgrenzen kun je overschrijden door anderen niet uit te sluiten, maar juist op te nemen.
In te sluiten: Oké, je bent dan wel anders, maar je bent toch één van ons.
Op te nemen, tolerant zijn: Oké, je bent dan wel anders, maar daar kan ik wel mee leven. Ik zal je niets in de weg leggen.
Hoe zit het met de grenzen tussen jou of jouw groepen en de anderen?
Welke grenzen kom je tegen?
Beantwoord de volgende vragen. Bespreek ze daarna met een klasgenoot.
Afsluiting
Eindopdracht A: Interview
Je sluit het thema 'Nederland is van ons allemaal!' af met het houden van een interview.
Doel van het interview is om er achter te komen hoe er vroeger gekeken werd naar onderwerpen als gastarbeiders,immigratie en emigratie.
Je zoekt dan ook een ouder persoon voor het interview die jullie veel over vroeger kan vertellen.
Hoe ging men er mee om als een buitenlands gezin zich vestigde in hun woonwijk?
Kent hij/zij iemand of een familie die is geëmigreerd in de jaren 50? Wat was de reden van vertrek?
Heeft de geïnterviewde zelf ook wel eens overwogen te emigreren? Of is hij/zij tevreden met zijn bestaan hier?
Voorbereiding
Stel samen een lijst met voldoende vragen samen, die jullie de persoon willen stellen.
Neem daarin de genoemde punten mee. Spreek van tevoren af wie welke vragen stelt.
gastarbeiders
immigratie
emigratie
Hoe je een interview voorbereidt en houdt, lees je in de gereedschapskist.
Voor de voorbereiding, het interview en de uitwerking hebben jullie ongeveer vier uur de tijd.
Neem voor de voorbereiding anderhalf uur en reserveer voor het houden en uitwerken van het interview tweeënhalf uur.
Nodig de persoon uit en spreek een datum en tijd af.
Het interview
Op het afgesproken tijdstip nemen jullie je vragenlijst mee voor het interview.
Handig is als jullie voor de uitwerking het gesprek kunnen opnemen.
Neem daarom je mobiele telefoon met audiorecorder mee.
Uitwerking interview
Na het houden van het interview moeten jullie de antwoorden uitwerken.
Laat jullie uitwerking ook lezen/zien aan degene die jullie geïnterviewd hebben.
Klaar?
Bekijk de beoordelingscriteria in de gereedschapskist.
Hebben jullie alle antwoorden verwerkt?
Is de geïnterviewde ook tevreden of moeten jullie nog wat aanpassen?
Beoordeling
Laat het uitgewerkte interview beoordelen door jullie docent.
Hij/zij gebruikt bij de beoordeling de volgende vragen:
Is het interview goed voorbereid?
Zijn de juiste vragen gesteld tijdens het interview?
Is een duidelijk beeld ontstaan over hoe de persoon denkt over jeugdcultuur, emigratie, gastarbeiders, vroeger en nu?
Is het geheel aantrekkelijk geworden om te lezen of naar te luisteren/kijken?
Bevat het uitgewerkte interview niet teveel taalfouten?
In deze eindopdracht gaan jullie een spel maken, wat te maken heeft met 'typisch Nederland'. Maak dit spel samen met een of meerdere klasgenoten.
Wat voor soort spel het wordt, mogen jullie zelf kiezen.
Jullie kunnen een quiz maken, maar het kan ook een 'Mens erger je niet-' of 'Ganzenbord'-spel worden.
Zorg dat in het spel allerlei weetjes over de Nederlandse cultuur aan bod komen.
Zorg dat jullie ook duidelijke spelregels bij het spel maken.
Hoe je een spel kan maken, wordt ook uitgelegd in de Gereedschapskist.
Klaar?
Probeer het spel uit door het met een aantal klasgenoten te spelen.
Natuurlijk spelen jullie ook het spel dat zij gemaakt hebben.
Pas het spel eventueel nog iets aan.
Beoordeling
Laat het spel beoordelen door jullie docent.
Jullie docent zal kijken naar de inhoud, de spelregels én de vormgeving.
Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.
Terugkijken
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Inhoud
Wat vond je van de verschillende onderdelen? Geef ieder onderdeel een cijfer (van 1 tot 10).
Bespreek de tabel met een klasgenoot.
onderdeel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1 Verschillende culturen
2 Migratie
3 Nederlanders van overal
4 Inburgering
5 Wij en zij
Eindopdracht
Heb je eindopdracht A of eindopdracht B gedaan?
Ben je tevreden over de samenwerking? En ben je tevreden over het eindproduct?
Het arrangement Nederland is van ons allemaal! is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.