Indische Nederlanders
Na de Tweede Wereldoorlog gingen tussen 1945 en 1949 honderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland om bij te komen van de ontberingen in de Jappenkampen. Ze gingen voor enkele weken of maanden, maar de meesten bleven voorgoed.
Toen Nederlands-Indië onder de naam Indonesië zelfstandig werd, vertrokken tussen 1950 en 1968 nog eens tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland. Ze kwamen vaak tegen hun zin, maar hun leven in Indonesië werd steeds moeilijker. Ze zijn de afstammelingen van mensen uit Nederland en ze werden niet gezien als immigranten, maar als ‘repatrianten’ (re = terug, patria = vaderland).
Wie in Nederland niet over familie, werk of huisvesting beschikte, viel in de categorie ‘Oosterse Nederlanders’. Echt welkom waren ze niet, maar de overheid kon niet om hen heen: elke Europese onderdaan van de voormalige kolonie had nu eenmaal recht op een Nederlandse verblijfstitel. Als politieke vluchtelingen konden zij bovendien een beroep doen op allerlei voorzieningen in het vaderland overzee. Bij de opvang werd gebruikgemaakt van hotels, pensions en aparte kampen. De repatrianten kregen verder voorrang bij het toekennen van een zelfstandige woning. Ook kwam er extra begeleiding bij het vinden van een baan en was er apart onderwijs voor jongeren.
|