
Wat ga ik leren?
Competenties en LOB
In dit keuzevak ga je je oriënteren op het keuzevak Tuinontwerp en -aanleg. Daardoor ben je veel creatief aan het werk. Daarnaast leer je de nodige praktische vaardigheden en ontwikkel je inzicht. Je leert over ontwerpen en aanleg van tuinen met behulp van gereedschappen en machines. Ook leer je een opdracht aannemen en uitvoeren.
In dit keuzevak werk je daarom aan de volgende competenties:
- Samenwerken en overleggen
- Vakdeskundigheid toepassen
- Plannen en organiseren
- Klantgericht werken
Opdracht: LOB-formulier
- Aan het begin van dit keuzevak; wat heb je gedaan en wat heb je daarvan geleerd? Aan welke competenties heb je gewerkt? Bedenk regelmatig wat je wel en niet leuk vond én waarom je dat vond. Waar ben je goed in? Als je dit weet, helpt je dat in het maken van loopbaankeuzes.
- Aan het eind van de periode ga je in gesprek met je praktijkdocent over dit ingevulde formulier.
Schoolexamens
Om het examen te kunnen halen zijn de volgende punten heel belangrijk. We moeten het tempo er wel goed in houden om alles te kunnen behalen.
- Je houdt je aan de deadlines zodat je achterstanden voorkomt.
- Je neemt verantwoording voor het huiswerk en het leren van de toetsen.
- Je vraagt om hulp als het even niet lukt.
- Je doet je uiterste best om te slagen voor dit keuzevak.
Relatie met profielmodules en keuzevakken
Onderstaande powerpoint geeft de relatie weer tussen profielmodules en keuzevakken.
Tuin vragen, huiswerk opdrachten
Periode 1. Oriëntatie op ontwerp en aanleg van tuinen
Werken in de groene sector kun je bij allerlei bedrijven doen. Je gaat de groene sector hier verder ontdekken vanuit de hovenier. Als hovenier maak en verzorg je de groene buitenruimte in het stedelijk gebied. Dat doe je bijvoorbeeld door de buitenruimte te ontwerpen, aan te leggen en te onderhouden.
Als hovenier werk je op veel verschillende plaatsen. In de komende periode ga je tuinen ontwerpen en aanleggen. Je doet dus veel verschillende dingen op veel verschillende plaatsen. Je gaat leren hoe je dat allemaal doet.
1.1 De tuin en zijn geschiedenis
De tuin
Een tuin is een begrensd stuk grond waarop gewassen worden geplant of verbouwd. Een tuin kan nuttig van aard zijn, een groentetuin, wetenschappelijk, een botanische tuin of een decoratieve siertuin. Bij de bouw van een klooster werd doorgaans een ommuurde tuin aangelegd voor medicinale kruiden. Een tuin- en landschapsarchitect kan de tuin in een bepaalde stijl ontwerpen, zoals een Engelse of een Franse tuin.
om een stuk land waren geplant.
Bij het het ontstaan van de eerste vaste woonplaatsen, verschenen de eerste akkertjes. Om vernieling en vraat van dieren en gewassen te voorkomen, werd er een dichte, vaak stekelige beplanting, omheen geplaatst. Omdat in Nederland de wilg, de hazelaar en de meidoorn van nature veel voorkomen, werden deze gebruikt als omheining. Het ging dan om de twee- of driejarige takken; ze zijn soepel en buigzaam om ermee te vlechten. Zo'n omheining noemde een tuun of een tuin. In het verwante Duits betekent Zaunomheining. Later ging de naam van de omsluiting over op het omsloten terrein zelf.
Tegenwoordig is de tuin meestal een door schuttingen afgesloten stuk grond waar men recreëert. De tuincentra doen het anno 2018 goed met het verkopen van siergewassen en tuinmeubels. Er wordt steeds meer geld aan de tuin en aanverwante artikelen uitgegeven. Mensen zien de tuin als het 'verlengde van de huiskamer'. Ook zijn er tuinhuisjes en schuurtjes voor het opbergen van gereedschap en fietsen, en plantenkassen voor het kweken van planten.
Tuingeschiedenis
De tuingeschiedenis kunnen we de opdelen in de volgende periodes
- De Middeleeuwen (500-1500)
- De Renaissance (1500-1600)
- De Baroc (1600-1750)
- De Engelse landschapstuin (1750-1850)
- De Victoriaanse tijd (1850-1890)
- Rond 1900
- Functionalisme
- Na WO II
Van de eerste 3 moet je de kenmerken kennen.
1. Middeleeuwen (500- 1500)
De mens schikt zich in zijn door God gegeven lot.
Kenmerken zijn:
- 1 omheinde ruimte; de omheining bestaat vaak uit muren
- Rechthoekig
- Verdeeld in plantvakken
- Beplanting met kruiden
- Put of fontein in het midden (staat voor levensbron)
- De indeling in vieren staat symbool voor de schepping.
- de vier seizoenen
- de vier windrichtingen
- de vier elementen
veel water.
2. De Renaissance (1500-1600)
De mens wil zelf zijn lot bepalen.
Kenmerken zijn:
- Tuin voor de sier
- Vierkante vakken in een rechthoekig patroon
- Geen hoofdas. De assen zijn gelijkwaardig
- Huis staat los van de tuin
- Gebruik van beelden (figuren uit de mythologie)
- Gebruik van donkergroene hagen en veel water
- Gebruik van ‘parterres’
- Relatie met het omringende landschap
zijn gelijkwaardig.
3. De baroc (1600-1750)
De mens wil heersen. (heersen over de natuur)
Kenmerken zijn:
- Huis en tuin worden 1 geheel
- Symmetrieas verbond huis met tuin (zichtlijn vanuit het huis)
- Tuin wordt groter en moet nog groter lijken
- Beelden en vijvers op symmetrieas
- Natuur wordt aan banden gelegd; orde en geometrische vormen
- Gesnoeide vormen buxus en 1-jarige planten
terrassen in de tuin.
Na WO II, de hedendaagse tuin
Nederland wordt in snel tempo welvarend na de Tweede Wereld oorlog. De moestuin wordt in
hetzelfde tempo vervangen door een siertuin. In de jaren zestig bestaat die siertuin nog uit een grasveld met een rand van bloemen en struiken. Soms is er alleen maar gras met een schutting. Vanaf 1970 gaat het alle kanten uit.
- Sommige mensen gaan zich echt op de tuin toeleggen, ze gaan tuinieren.
- Sommige mensen hebben het te druk en maken een onderhoudsvrije tuin. Ze verharden alles.
- Andere mensen vinden weer dat de natuur teveel in de verdrukking komt en gaan proberen in hun tuin een stukje natuur te redden.
Voor iedereen geldt: het wordt gewoon om buiten te eten of koffie te drinken. Dus komen er overal terrassen.
Er worden steeds duurdere materialen gebruikt. Glas en metaal worden nu ook toegepast in de tuin. En water krijgt een rol van betekenis. Is de tuin te klein voor een vijver, dan komt er een bol waar het water omheen stroomt of een borrelsteen.
Kenmerken zijn:
- Mensen zijn welvarend.
- Tuinen zijn klein.
- Tuinen zijn een hype (mode en trends veranderen snel)
- Er zijn verschillende tuintypen voor verschillende mensen.
Maak de opdracht
Lever de opdracht in via Elo opdrachten -> Inleverpunt TOA
1.2 Tuinstijlen en trends
De geschiedenis speelt hierin een grote rol.
Niets blijft hetzelfde. Dit geldt ook voor de tuin. Telkens veranderen de ideeën. Dit gebeurt onder invloed van meerdere factoren. Als tuinontwerper is het belangrijk om hier rekening mee te houden.
Wat weet ik al?
- Wat is een tuinstijl of trend?
- Wat heeft een tuinstijl met de geschiedenis van de tuin te maken?
- Welke verschillende tuinstijlen kun je benoemen?
Wat is een tuinstijl eigenlijk?
De tuin beschouwen we als een onderdeel van de woning. De sfeer in de tuin moet dan ook enigszins afgestemd te worden op de woning of de omgeving ervan. Dit zorgt ervoor dat de tuin het juiste gevoel heeft om er te kunnen ontspannen. Wanneer dit niet het geval is, bestaat de kans dat er onrust ontstaat. Om de tuin tot één geheel te maken is het van belang om alle elementen in de tuin op elkaar af te stemmen. Het creëren van eenheid is een erg belangrijk onderdeel van het tuinontwerp. De sfeer die in de tuin wordt opgeroepen wordt ook wel tuinstijl genoemd.
Bekijk onderstaand filmpje van Art Impreza
diverse stijlen.
Hoe zijn de verschillende tuinstijlen ontstaan?
De vorming van verschillende tuinstijlen heeft te maken met ontwikkelingen in de geschiedenis van het tuinieren. Al in de tijd van de farao’s was men in Egypte bezig met het aanleggen van tuinen. Later hebben de Romeinen dit overgenomen waarna de Fransen in de tijd van de Renaissance dit tot een vorm van kunst verhieven. Sindsdien is het principe van het vormen van een tuinstijl overal in de wereld terug te zien. Waar in het verleden de aanleg van een tuin alleen voor de adel was weggelegd, is in de vorige eeuw dit ook gangbaar geworden voor de normale burger.
te vinden.
Veel tuinstijlen die in het buitenland zijn ontwikkeld zien we tegenwoordig ook terug in de Nederlandse tuinen. Doordat het transport zich enorm heeft ontwikkeld, is het mogelijk plantensoorten en elementen voor in de tuin naar ons land te transporteren. Niet alleen denk ik dan aan de Franse en Engelse tuinen, maar meer nog naar de mediterraanse en Japanse tuinen. De tuinstijl wordt door allerlei tv-programma’s, tijdschriften en websites als Pinterest steeds belangrijker gemaakt. Vrijwel elke tuinbezitter maakt van zijn tuin een eigen paradijsje waar even ontsnapt kan worden aan de drukte van alle dag.
Denk aan Pintrest.
Welke verschillende tuinstijlen en trends zijn er?
Het is lastig alle verschillende tuinstijlen te benoemen. Er zijn talloze namen bedacht voor verschillende tuinstijlen. Wij behandelen de volgende tuinstijlen:
1. Klassieke tuin
2. Engelse (cottage) tuin
3. Japanse tuin
4. Landelijke tuin
5. Mediterrane tuin
6. Moderne tuin
1. Klassieke tuin
en een duidelijk middelpunt.
Voor het ontwerp van een klassieke tuin vormen historische tuinen de inspiratiebron. De vormgeving van een klassieke tuin is rustig en vrij formeel, met strakke vormen en een duidelijk lijnenspel. Symmetrie speelt een belangrijke rol in het ontwerp en vaak is er een duidelijk middelpunt, zoals een gazon, klinkerpleintje of een vijver. Daarbij is veel groen van belang; hagen, rijk bloeiende struiken en een gazon. Lange lijnen vormen zichtassen, bijvoorbeeld over paden of over een spiegelvijver. Voor bestrating van de paden en terrassen zijn gebakken klinkers heel geschikt, ze kunnen goed gecombineerd worden met grind, betontegels of tegels van natuursteen.
De vormgeving van een klassieke tuin vraagt om een passende aankleding, zoals gietijzeren tuinvazen, terracottapotten, klassieke tuinbeelden en een smeedijzeren hek. Een traditionele houten bank aan het eind van een zichtlijn maakt het tuinontwerp helemaal af.
Bekijk het filmpje over klassieke tuinen
2. Engelse (cottage) tuin
en fruit.
Eigenlijk is er geen cottagetuin mogelijk zonder cottage. Zo’n typisch Engels landhuisje opgaand in het landschap. Maar we kunnen heel goed leven met deze suggestie, ook al is je huis geen cottage. In de cottagetuin gebeurt van alles.
Hij is rijk aan bloemen, groenten en fruit. Er is altijd wel een schuurtje om spullen op te slaan of in te rommelen. Een kasje met zelfgekweekte plantjes mag ook niet ontbreken. In dit ontwerp hebben we in elke tuinkamer een cottage-element vormgegeven: De groentetuin, de kwekerij, het eetterras, de tuinschuur en de hobbytuin. En dat allemaal in één tuin. Je waant je helemaal op het Engelse platteland.
Bekijk het filmpje over de Cottagetuin
3. Japanse tuin
Een Japanse tuin is rustig, eenvoudig en heeft organische vormen. Water, bamboe en Japanse ornamenten kunnen het verschil al maken. Lees hier meer tips voor planten en het ontwerpen van een Japanse tuin.
Eenvoud, subtiel gebruik van ornamenten en een rustige mystieke uitstraling vormen de basis van een Japanse tuin. In de Oosterse tuinkunst is de tuin een verheerlijking van de natuur, een soort minilandschap met water, eilanden en bruggen. Planten, water en enkele mooie zwerfkeien mogen daarom niet ontbreken. Bijna altijd is de tuin afgescheiden van de omgeving, zodat er geen storende invloeden van buitenaf kunnen zijn.
Bekijk het filmpje over de Japanse tuin
4. Landelijke tuin
besteed aan een ruim en natuurlijk gevoel.
Elke landelijke tuin is anders. Hoewel de meeste landelijke tuinen groot zijn qua oppervlakte, is dit geen vereiste.
Een echt landelijke tuin gebruikt de elementen zoals je die ook terugziet in de natuur. Zo wordt er vaak gekozen voor halfverharde paden, sfeervolle waterelementen en vaste, groenblijvende planten met grote bladeren waardoor het geheel groter lijkt.
Het omringende landschap wordt als het ware ‘geleend’ en gebruikt om de tuin te verlengen en op te laten gaan in de natuur. De meerdere zitjes zorgen voor extra ontspanning op verschillende (zon)momenten van de dag en de speelse zichtlijnen zorgen voor een compleet geheel.
Harde onderbrekingen of tuinafscheidingen van onnatuurlijk materiaal worden voorkomen en er wordt veel aandacht besteed aan een ruim en natuurlijk gevoel.
Bekijk het filmpje over de landelijke tuin
5. Mediterrane tuin
Bij een mediterrane tuin denk je al snel aan kleurrijke muren, dus voor het ontwerp is het prachtig om een muur te plaatsen, of een bestaande muur bij het ontwerp te betrekken. Zo’n muur met de juiste kleur kan zelfs het belangrijkste element zijn om de juiste sfeer op te roepen. Er ontstaat dan een echte patiotuin, net als veel tuinen in Zuid-Europa. Tussen de muren warmt de tuin snel op, je zit er heerlijk beschut en uit het zicht. Zo’n warme plek is ook prima voor allerlei subtropische planten, zoals het bloemriet, de olijf en de banaan.
TIP In een mediterrane tuin hoort ook bewegend water, vanwege het geluid en het verkoelende effect. Water brengt leven in een tuin en zorgt voor reflectie, beweging, geluid en koelte.
Bekijk het filmpje over de Mediterrane tuin
6. Moderne tuin
Een moderne tuin is een combinatie van strakke lijnen, geordende patronen en veelal tijdloos weergegeven objecten. Kortom, de moderne tuin is er om je leven lang van te genieten. Je komt geen opvallende vormen of in het oog springende meubels tegen. Veel moderne tuinen hebben een vijver of siergras om het niet al te sober te maken. Steeds vaker zien we dat voor onderhoudsvrije planten wordt gekozen om goedkoper en makkelijker dat sobere idee van een te strakke tuin te voorkomen.
Je kunt de moderne tuin onder andere aan de volgende kenmerken herkennen:
- Strakke lijnen
- Luxueuze uitstraling met veel witte, grijze en donkere tinten
- Overzichtelijke opzet met een minimalistische tint
- Een vijver, grote planten, echt gras of siergras
- Overkapping of schuur verwerkt in een van de hoeken van de tuin
- Verlichting die de gehele tuin ook in de avond goed zichtbaar maakt
Bekijk het filmpje over de moderne tuin
Oefening:
Filmpjes over 6 Tuinstijlen bekijken en
per tuinstijl kenmerken opschrijven over:
A. Vormgeving
B. Tuinonderdelen
C. Tuinmaterialen
Doe dit in het bijgevoegde document.
Voorbeeld:
Klassieke tuin
A. Vormgeving: Zichtlijnen/assen, symmetrie
Geometrische vormen
B: Tuinonderdelen: Beplanting
hagen, snoeivormen, kleurbeplanting Verharding
C: Tuinmaterialen: Klinkers, Tegels, Grind/Split
in rustige kleuren
Buxus, Lavendel, Rozen
De tuintrends
Elk jaar veranderen de tuintrends. Dit heeft ook een commerciële reden. Elk jaar hetzelfde presenteren is niet interessant voor de consument. De consument wil steeds iets nieuws/anders zien.
Wie bepaalt wat een trend is? Hierin zie je nog wel eens verschillen.
Een tuintrend die in de afgelopen jaren ontstaan is en nog steeds populair is, dit is een trend die gebaseerd is op maatschappelijke veranderingen. Tegenwoordig hebben veel mensen steeds minder tijd voor vrijetijdsbesteding. Hierdoor geeft de consument de voorkeur aan gemak. Onderhoudsarme sfeervolle tuinen zijn daardoor in trek. De juiste invulling van een tuin is heel erg afhankelijk van iemands persoonlijke smaak.
Hieronder zie je de trends van de afgelopen jaren:
2017:
-
De geëmancipeerde tuin
-
De energieke tuin
-
De harmonieuze tuin
2018:
-
Oase in de stad – strak en stoer
-
Zonovergoten Andalusië – landelijk en romantisch
-
Prachtige pastellen – strak en vrolijk
-
Stoere wildernis – stoer en landelijk
-
Gezellige zomerfair – romantisch en landelijk
2019:
-
Water- en natuurvriendelijke tuin
-
Buitenleven
-
Smart gardening
-
Van puin naar tuin
2020:
-
De milieubewuste eco-tuin /natuurlijk groen
-
De magie van een moestuin
-
Vakantieparadijs /levensgenieten tuin
De levende tuin
De levende tuin is een trend die te maken heeft met een ontwikkeld concept voor de inrichting van de tuin. Dat concept wordt in het filmpje uitgelegd.
Bekijk het filmpje over 'De levende tuin'
Maak de opdrachten
Opdracht:
Neem van de truintrend van 2020 een onderwerp.
Zoek daarvan 1 of meerdere afbeeldingen en schrijf er bij waarom het de trend is die jij leuk vindt.
1.3 Tuin, park of landschap?
Lanschap en leefgebieden
Kun jij je een buitenruimte voorstellen zonder gras, bloemen en bomen? Je staat er vast niet bij stil, maar een groene buitenruimte is belangrijk voor mens en dier. Als hovenier werk je in de buitenruimte. Je zorgt voor de aanleg en het onderhoud van buitenruimtes als parken, tuinen, natuurterreinen en sportterreinen. Je zorgt ervoor dat die buitenruimtes zo aantrekkelijk mogelijk worden vormgegeven, zodat mensen en dieren er prettig kunnen leven. Als je weet welke buitenruimtes er zijn en wat de verschillen ertussen zijn, kun je ze herkennen.
Wat weet ik al?
- Welke buitenruimtes ken jij?
- Welke verschillen ken jij tussen duinen en bossen?
- Wat is er pas geleden bij jou in de omgeving veranderd in de buitenruimte?
De buitenruimte
Zodra je naar buiten gaat, stap je in de buitenruimte. Dat kan je eigen tuin zijn of je eigen balkon, maar ook de straat waar je woont. Die straat is van de overheid, net als veel andere buitenruimtes. Ook zijn er buitenruimtes die van organisaties als Natuurmonumenten zijn. Die buitenruimtes vormen het leefgebied van zowel mensen als dieren. Elke buitenruimte is anders ingericht. Als hovenier speel je daar een belangrijke rol in. In de tabel op de volgende bladzijdes staan voorbeelden van verschillende soorten buitenruimtes, de inrichting ervan en de functie ervan.
Verschillende landschappen
allemaal hun eigen kenmerken.
Gladgeschoren akkers in Flevoland, heidevelden in Gelderland, heuvels in Limburg en duinen in Noord-Holland. Nederland is een klein land, maar er zijn veel verschillende landschappen. Dat komt omdat ooit natuurkrachten, zoals water, ijs en wind, het land hebben gevormd. Door die verschillende ontstaanswijzen zijn de bodem en de grondwaterstand van al die landschappen anders. Hierdoor groeien er overal andere planten. Langs de rivieren zie je veel weelderig groen. In de duinen staan stekelige planten en harde grassen. Wanneer je als hovenier een buitenruimte in gaat richten, houd je rekening met de bodem en de grondwaterstand. Een heideveld tussen de bollenvelden staat immers een beetje vreemd.
Buitenruimte |
Inrichting |
Functie |
---|---|---|
Particuliere tuin |
|
|
Weide en akkerland |
|
|
Woonwijk |
|
|
Bedrijfstuin |
|
|
Industrieterrein |
|
|
Stadspark |
|
|
Sportpark |
|
|
Camping |
|
|
Recreatiegebied |
|
|
Natuurgebied |
|
|
Wegennet
|
|
|
Maak de opdracht en lever deze in via Elo opdrachten -> 'TOA Inleverpunt'
1.4 Een tuin inmeten
Tuin inmeten: waarom?
Wanneer er plannen zijn om een tuin ‘aan te pakken’, is het belangrijk dat je zo precies mogelijk weet wat er zich op het terrein bevind.
Welke objecten zijn er, wat moet blijven, wat moet weg, hoe groot zijn die objecten, enz.
Dit is heel belangrijk voor het maken van een goede ontwerptekening.
Bij zo’n project moet je wellicht ook nieuwe materialen aanvoeren zoals verharding, hout, zand, beplanting, enz.
Om zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen hoeveel materialen er moeten worden aangevoerd, moet je weten hoe groot dingen zijn.
Alleen wanneer je weet wat de maten zijn in een tuin, kan je een goede berekening maken van kosten, hoeveelheden, tijd. Dit is weer heel belangrijk wanneer er een offerte moet worden opgesteld.
Bekijk het volgende filmpje
Tuin inmeten: Aanwezig kaartmateriaal
Om goed te kunnen ontwerpen heb je een getekende tuinplattegrond op schaal nodig. In veel gevallen zijn (globale)plattegronden beschikbaar van de woning (bouwtekening) en van de tuin.
Deze zijn te vinden in de koopakte of eventueel op te vragen bij de gemeente of het kadaster.
Bestaand kaartmateriaal maakt het meten en tekenen van tuinplattegrond een stuk gemakkelijker.
Dus maak er gebruik van als je er hebt!
Wat moet worden ingemeten?
|
Tuin inmeten: Hoe moet worden ingemeten?
Gebouwen inmeten
Van het huis meten we alleen de benedenverdieping in. Wanneer bij het huis de bovenverdieping overhuift, dan wordt deze overhuiving ook ingemeten. Ook moeten alle ramen en deuren op worden gemeten.
Kavel inmeten
De kavel meet je vanaf het huis in met de ‘haakse-lijnen-methode’. Het meten is hierbij gebaseerd op een stelsel van onderling haakse lijnen (zie afb. 1). Om goed haaks te meten is het handig om gebruik te maken van een zogenaamde bouwhaak.
Tuin inmeten: Tips
voor een goed tuinontwerp.
Sommige elementen in de tuin moeten op meerdere punten (hoeken) worden ingemeten om hun richting goed vast te leggen.
- Gebogen lijnen (b.v. perceelsranden, vijvers, paden) moet je met regelmatige haakse lijnen vastleggen. (zie teknenig) Afhankelijk van de sterkte van de buiging kan om de ¼, ½ of meter worden gemeten.
- Wanneer de tuin niet volledig vanaf de woning is in te meten moet gewerkt worden met zelf bepaalde vaste meetpunten die wél vanaf het huis zijn in te meten. Deze worden vastgelegd met een piket.
Maak de opdracht 'Tuin inmeten'
Lever deze opdracht in via Elo opdrachten -> TOA Inleverpunt
1.5 Rekenen met de schaal
Werken op schaal
de schaal staat vermeld op de tekening.
Op een ontwerptekening staat alles kleiner dan in het echt. Anders past het niet op het papier. Omdat de ontwerptekening gebruikt wordt om bijvoorbeeld de tuin later in werkelijkheid aan te leggen, mag de tuin niet zomaar kleiner getekend worden. Dat gebeurt in een bepaalde verhouding. Bijvoorbeeld alles 100 keer zo klein als in het echt. Dat is een schaal van 1:100 (spreek uit als één op honderd). Dat betekent dat 1 centimeter op de tekening gelijk is aan 100 centimeter in het echt. De schaal zegt dus hoeveel iets is verkleind (of vergroot). De schaal moet altijd op de tekening staan, anders kun je niet uitrekenen hoe groot iets in we
rkelijkheid is. Wanneer je op schaal werkt, gebruik je altijd maten in centimeters. 1 meter is 100 centimeter.
Wat weet ik al?
- Heb je al eens een tekening op schaal gezien?
- Heb je al eens maten op een tekening omgerekend?
Bekijk het volgende filmpje
Omrekenen van tekening naar werkelijkheid en andersom
Om te weten hoe groot objecten op papier in het echt zijn, moet je ze vergroten. Stel: op een tekening staat een schutting getekend van 15 centimeter. De schaal van de tekening is 1:100. In het echt is de schutting dus 15 x 100 = 1500 centimeter. Je kunt een rekentabel gebruiken om de maat om te rekenen.
Vermenigvuldig wanneer je van links naar rechts werkt. Dus van Tekening naar Werkelijkheid
Deel als je van rechts naar links werkt. Dus vanuit de Werkelijkheid naar de Tekening
In een tabel ziet dat er zo uit:
Wat betekent een schaal van 1:50?
- 50 centimeter op de tekening is gelijk aan 1 centimeter in het echt
- 50 centimeter op de tekening is gelijk aan 10 centimeter in het echt
- 1 centimeter op de tekening is gelijk aan 5 centimeter in het echt
- 1 centimeter op de tekening is gelijk aan 50 centimeter in het echt
Op een tekening staat een haag van 15 cm getekend. De schaal is 1:200.
Wat is de lengte van deze haag in het echt
- 200 cm
- 1500 cm
- 3000 cm
- 6000 cm
In werkelijkheid is een haag 4 meter. De schaal van de tekening wordt 1:50.
Wat wordt de lengte van de haag op de tekening?
- 4 cm
- 8 cm
- 12,5 cm
- 20 cm
Maak de opdracht 'Maten omrekenen'
Lever deze in bij jou docent.
1.6 Met de klant in gesprek
Een verkoopadviesgesprek voeren
Drie belangrijke momenten!
Heb je met klanten te maken, dan zijn er drie stappen in het contact erg belangrijk. Het maakt daarbij niet uit of die klanten gasten van een camping zijn, van een hovenier zijn of klanten in een winkel.
Die drie stappen zijn:
* Hoe ontvang je de klant?
* Hoe help je de klant?
* Hoe neem je afscheid van de klant?
Wat zeg je wel en niet tegen de klant?
Hieronder staat een overzicht van hoe het wel en niet moet. Zet in onderstaand overzicht een kruisje onder zo wel of o niet. Denk daarbij aan hoe je zelf geholpen wil worden. Bespreek dit klassikaal.
Hoe kom je over op de klant?
Als de klant binnenkomt of zich aan de balie meldt, ben jij de eerste die hij tegenkomt. De klant zal een indruk van je krijgen en daarmee meteen ook van jouw bedrijf of de winkel. Het is daarom van groot belang dat je jezelf aanpast aan de werkomgeving waarin je werkt. Kleding, haardracht, taalgebruik en lichaamshouding spelen daarbij een rol. Het bedrijf heeft daarvoor vaak regels die ook voor jou gelden.
Maak de beide opdrachten
Lever deze in bij jou docent.
1.7 Een hovenier kan goed rekenen
Waarom moet een hovenier goed kunnen rekenen?
Alles kost geld. Een mooie tuin aanleggen ook. Een hovenier gebruikt daarbij materialen. Ook moet er arbeid geleverd worden. Uiteraard wil een klant weten wat het allemaal kost. Werk je in de tuinaanleg dan moet je goed kunnen uitrekenen en wat het allemaal kost.
Maak de volgende opdracht
Lever deze in bij jou docent.
Wensen vertalen in uitvoerbaarheid
Klanten hebben wensen, maar is het ook uitvoerbaar? Dat ontdek je als je een opdracht in een stappenplan uitwerkt. Bij het maken van een stappenplan gaat het om:
-
Wat heb ik?
-
Wat wil ik?
-
Wat moet ik er voor doen?
Opdracht A: Stappenplan maken
Lees de tekst door en maak de opdrachten.
Moodboard maken
EINDOPDRACHT PERIODE 1
Eindopdracht periode 1
Deelopdracht 1
Presentatie tuinstijlen
1. Kies 1 tuinstijl uit de theorie van 1.2
- Klassieke tuin,
- Engelse cottagetuin
- Japanse tuin
- Landelijke tuin
- Mediterrane tuin
- Moderne tuin.
2. Van iedere tuinstijl is een filmpje. Bekijk die eerst. Je mag ook gebruik maken van internet.
3. Maak een presentatie in powerpoint over 1 van de volgende tuinstijlen: Deze vind je in de theorie van 1.2.
4. Geef in de powerpoint van de tuinstijl die je hebt gekozen, tenminste 3 kenmerken t.a.v.:
- Vormgeving (Bijv. strakke lijnen, zichtlijnen, cirkels, natuurlijke vormen) minimaal 3 plaatjes.
- Tuinonderdelen (Bijv. pergola, gazon, bloemborders, hagen, vijver) minimaal 3 plaatjes.
- Materialen (Bijv. grind, grootformaat tegels, oude waaltjes, hout, Buxushagen) minimaal 3 plaatjes.
5. De presentatie bestaat uit beeld en tekst:
- Per onderdeel tenminste 3 voorbeelden zien in de vorm van afbeeldingen.(bijv. foto’s, ontwerptekeningen).
- Per onderdeel een korte toelichting in tekst (Bijv. een kort verhaaltje of losse kreten)
- De presentatie bestaat, per tuinstijl, tenminste uit 3 pagina’s/dia’s (A-4 formaat)
Tijd: 60 minuten
Hulpmiddelen: Internet en theorie
Verwerking: Inleveren via Elo opdrachten -> Inleverpunt TOA
Beoordeling: Docent beoordeelt presentatie met voldoende/onvoldoende
Deelopdracht 2
Een tuinontwerpen begint met goed inmeten.
Je gaat een tuin inmeten. De docent wijst je aan welke tuin.
- Meet met een rolband de tuin in en maak eerst een klad tekening met de maten erop.
- Maak er een nette basistekening van. Deze basistekening is het begin voor een ontwerp.
- Teken de tekening in de schaal die de docent aangeeft.
- Teken in de tekening alle onderdelen die de docent aangeeft.
- Teken rechtsonderin een vak voor de gegevens zoals naam klant, datum, enz.
- Geef in dit vak ook de noordpijl en de schaal aan.
Lever het volgende in bij de docent:
1. De kladtekening met de maten
2. De uitgewerkte basistekening
Tijdsduur: 60 minuten
Toets periode 1
Klik op de link en maak de toets
Periode 2. Tuinontwerp
WIE MAAKT HET ONTWERP?
Helaas wordt er over het maken en het nut van een tuinontwerp te gemakkelijk gedacht. Natuurlijk zijn er prachtige tuinen aangelegd zonder ook maar één potloodstreep op papier… Ook zijn er schitterende voorbeelden van zelfgemaakte ontwerpen!
Een ontwerp is niet verplicht en het hoeft ook niet per definitie door een professioneel bedrijf gemaakt te worden. Toch blijkt uit onderzoek dat de meeste echt tevreden tuinbezitters bij de aanleg zijn uitgegaan van een doordacht en creatief ontwerp.
WAT IS VAN BELANG BIJ EEN TUINONTWERP?
De tuin dat bent u zelf. Als de tuin straks klaar is, moeten u en uw gezin zich daar niet alleen in kunnen herkennen, iedereen moet zich er ook ‘thuis’ en ‘gelukkig’ voelen.
De tuin dat bent u zelf… Als de tuin straks klaar is, moeten u en uw gezin zich daar niet alleen in kunnen herkennen, iedereen moet zich er ook ‘thuis’ en ‘gelukkig’ voelen. Een wensenlijst die u vooraf opstelt is essentieel. Wat straks geldt voor de tuin, geldt nu al voor het ontwerp.
Het ontwerp moet voldoen aan de vier basisvoorwaarden voor Tuingeluk. Dat zijn een goede balans tussen beplanting en verharding, voldoende hoogte, veel privacy en vooral niet meer werk dan u aankunt. De tuintekening die u maakt of laat maken moet spreken. De maten moeten kloppen, alle elementen moeten er op terug te vinden zijn en ook uw huis en de ligging in de buurt moeten worden aangegeven. Vergeet vooral de voortuin niet. Ook als deze niet rechtstreeks verbonden is met de achtertuin, is die wel bepalend voor uw toekomstig tuinplezier. Het meest belangrijk bij het ontwerpen is misschien wel de voorpret. Het is fantastisch om te zoeken naar kleurcombinaties, naar materialen en een leuke vorm die past bij uw huis en uw manier van leven.
DE WENSENLIJST
Op de wensenlijst van een tuinontwerp moet zo’n beetje alles staan wat u zou willen. Naast al die tuinonderdelen moet u zich vooraf bedenken hoe u de tuin wilt gaan gebruiken.
Op de wensenlijst van een tuinontwerp moet zo’n beetje alles staan wat u zou willen. Welke elementen heeft u bedacht voor uw tuin… een tuinhuis, een gazon, een vijver of een zwembad? Een terras bij de openslaande tuindeuren? Een tweede terras voor de avondzon of juist voor in de schaduw?
Naast al die tuinonderdelen moet u zich uitspreken over hoe u de tuin wilt gaan gebruiken. Eet u graag buiten? Ontvangt u graag familie en bekenden? Wilt u een paadje achterom? Zijn er nog kleine kinderen? Wilt u wel ballen op het gazon? Heus, u kunt beter teveel opschrijven dan te weinig.
U moet zich ook nog uitspreken over uzelf. Hoeveel uur per week wilt u besteden aan uw tuin? Houdt u van tuinieren of wilt u liever een onderhoudsvriendelijke tuin? Bent u een plantenliefhebber? Bent u begaan met het milieu, met Moeder Natuur? Kiest u voor duurzaamheid? Houdt u van kunst? Een ontwerper wil gewoon heel veel van u weten…
Het budget is bij de samenstelling van een wensenlijst niet het belangrijkst. Toch doet u er goed aan om het ter sprake te brengen in een gesprek met een ontwerper. De stijl en vorm zijn wel belangrijk. Kiest u voor modern, klassiek of juist design? Er zijn tientallen trends als voorbeeld, maar u kunt ook een geheel eigen stijl bedenken. Hetzelfde geldt voor de vorm. Wilt u rond of recht? Grillig misschien? Of toch maar een combinatie? Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar hoe groter de verlanglijst, hoe meer wensen er ook kunnen worden ingewilligd.
HET OPSTELLEN VAN EEN WENSENLIJST
Welke tuinstijl kies ik?
- Klassiek
- Oosters
- Modern
- Engels
- Landelijk
- Kleurrijk
- Romantisch
- Formeel
- Strak – recht
- Kunstzinnig
- Ronde vormen
- Ornamententuin
- Design
- Minimalistisch
De soort verharding
-
Eén of meer terrassen
-
Zon en/of schaduwterras
-
Verbindende paden
-
Pad achterom
-
Achteruitgang
-
Oprit – auto’s – fietsen
-
Voorziening bij ramen
-
Voorziening bij hagen
-
Materiaalvoorkeur
-
Tegels – stenen – halfverharding
- Vlonders
Een gazon
- Wel of niet
- Speelgazon – siergazon
- Kunstgras
- Huisdieren
- Wel of niet
- Noodzakelijk
Hoogteverschillen
- Wel of niet
- Noodzakelijk
Beplanting
- Bodembedekkers
- Bomen
- Klimplanten
- Leistruiken – leibomen
- Fruit
- Heesters
- Hagen
- Vaste planten
- Moestuin
- Water- en moerasplanten
- Kruiden
- Nog aanwezige beplanting
Technische zaken
- Water geven – beregenen - sproeien
- Waterafvoer – lijngoten – putjes
- Verlichting
- Beveiliging
- Geluidsoverlast
Bouwkundige elementen
- Pergola’s
- Tuinhuis
- Tuinberging
- Overkapping
- Serre
- Huisdierverblijven
Speelelementen
- Schommels
- Zandbak
- Trampoline
Water in de tuin
- Wel of niet
- Geen vijver wel water
Tuinafscheiding
- Duurzaam
- Milieuvriendelijk
- Natuurlijk
- Levende tuin
- Tijdsbesteding per week
Gebruikers van de tuin
- Kinderen
- Vrienden
- Veel buiten eten
- Veel zithoekjes
- Huisdieren
- Buiten werken, klussen
- Gebruikers met beperkingen
- Zonminnend
- Schaduwminnend
2.1 Het tuinontwerp
De ontwerptekening
tuinontwerpen gemaakt.
Voor het aanleggen van een tuin, park of sportterrein gebruik je een ontwerptekening. Zonder een ontwerptekening weet je als hovenier niet goed wat je moet doen bij de aanleg. Om een ontwerptekening goed te kunnen gebruiken, moet je de tekening wel goed kunnen lezen. Als je dit kunt, kun je zelf ook een tuin aanleggen vanaf een ontwerptekening.
Wat weet ik al?
- Heb je al een op een bouwtekening van jullie huis je eigen kamer opgezocht?
- Welke symbolen van een ontwerptekening kan je?
Een ontwerptekening
Voordat er een huis gebouwd wordt of een tuin aangelegd wordt, is er een ontwerptekening gemaakt. Daarin zijn de wensen van de klant zo goed mogelijk verwerkt. Een ontwerptekening is een plattegrond op schaal. Op de ontwerptekening staat precies waar een pad of boom moet komen. De tekening is altijd van bovenaf getekend. Je leest de tekening dus alsof je vanuit een vliegtuig naar beneden kijkt. Voor het maken van een ontwerptekening worden symbolen gebruikt. Met een ontwerptekening krijgt de klant een beeld van het eindresultaat. Het ontwerp kun je bespreken met de klant en je kunt makkelijk wijzigingen aanbrengen. Ook kun je op basis van een ontwerptekening een kostenberekening maken.
Hoe teken je een ontwerptekening?
- in zijaanzicht
- van bovenaf
- driedimensionaal
- van onderaf
Symbolen voor levenloze en dode materialen
Bij het inrichten van een buitenruimte worden verschillende materialen gebruikt. Bestrating noem je een levenloos materiaal, omdat stenen niet leven of geleefd hebben. Hout noem je een dood materiaal. Hout is afkomstig van een boom en heeft eerder geleefd. Symbolen voor levenloze en dode materialen teken je van bovenaf. Je probeert ze zo te tekenen dat ze echt lijken. Dat kun je doen door bij bestrating een verband te tekenen van de stenen. Bij het inkleuren kun je de echte kleur kiezen, zodat het nog duidelijker wordt.
Hoe teken je een tuinset in een ontwerptekening?
- in zijaanzicht
- driedimensionaal
- van bovenaf
Symbolen voor levende materialen
Planten noem je levende materialen. Er zijn veel verschillende soorten planten. In een ontwerptekening gebruik je een symbool voor bijvoorbeeld een boom, een groep heesters of vaste planten. Die symbolen teken je, net als de andere objecten, van bovenaf. Door verschillende tinten groen te gebruiken voor verschillende planten maak je het ontwerp nog duidelijker. Informatie over welke planten je gebruikt staat niet in een ontwerptekening. Die informatie staat in een beplantingsplan.
Waar vind je informatie over welke planten je gebruikt?
- in de ontwerptekening
- in het beplantingsplan
- in de legenda
Gegevens op de tekening
In een ontwerptekening worden veel verschillende symbolen gebruikt. Je moet natuurlijk wel weten wat die symbolen betekenen. Anders kan er een misverstand ontstaan tussen de ontwerper, de klant en de hovenier die de tuin aanlegt. Daarom staan alle symbolen die gebruikt worden in een legenda1 aan de zijkant van de ontwerptekening. Naast elk symbool staat wat het symbool betekent. De datum en contactgegevens van de klant en de ontwerper horen ook op de tekening. Zo voorkom je dat een verkeerde offerte of een verkeerd beplantingsplan bij een ontwerptekening terechtkomt. Of nog erger… dat een verkeerde tuin bij een klant wordt aangelegd.
Wat is een legenda?
- een ontwerp met symbolen
- een ingekleurd symbool
- de gegevens van de klant en de ontwerper op de ontwerptekening
- een verklaring van de symbolen die gebruikt zijn op de ontwerptekening
2.2 Rekenen met ontwerptekeningen/De schaal
Werken op schaal
getekend; de schaal staat vermeld op
de tekening.
Op een ontwerptekening staat alles kleiner dan in het echt. Anders past het niet op het papier. Omdat de ontwerptekening gebruikt wordt om bijvoorbeeld de tuin later in werkelijkheid aan te leggen, mag de tuin niet zomaar kleiner getekend worden. Dat gebeurt in een bepaalde verhouding. Bijvoorbeeld alles 100 keer zo klein als in het echt. Dat is een schaal1 van 1:100 (spreek uit als één op honderd). Dat betekent dat 1 centimeter op de tekening gelijk is aan 100 centimeter in het echt. De schaal zegt dus hoeveel iets is verkleind (of vergroot). De schaal moet altijd op de tekening staan, anders kun je niet uitrekenen hoe groot iets in werkelijkheid is. Wanneer je op schaal werkt, gebruik je altijd maten in centimeters. 1 meter is 100 centimeter.
Wat weet ik al?
- Heb je al eens een tekening op schaal gezien?
- Heb je al eens maten op een tekening omgerekend?
Omrekenen van tekening naar werkelijkheid en andersom
Om te weten hoe groot objecten op papier in het echt zijn, moet je ze vergroten. Stel: op een tekening staat een schutting getekend van 15 centimeter. De schaal van de tekening is 1:100. In het echt is de schutting dus 15 x 100 = 1500 centimeter. Je kunt een rekentabel gebruiken om de maat om te rekenen.
Vermenigvuldig wanneer je van links naar rechts werkt. Dus van Tekening naar Werkelijkheid
Deel als je van rechts naar links werkt. Dus vanuit de Werkelijkheid naar de Tekening
In een tabel ziet dat er zo uit:
Wat betekent een schaal van 1:50?
- 50 centimeter op de tekening is gelijk aan 1 centimeter in het echt
- 50 centimeter op de tekening is gelijk aan 10 centimeter in het echt
- 1 centimeter op de tekening is gelijk aan 5 centimeter in het echt
- 1 centimeter op de tekening is gelijk aan 50 centimeter in het echt
Op een tekening staat een haag van 15 cm getekend. De schaal is 1:200.
Wat is de lengte van deze haag in het echt
- 200 cm
- 1500 cm
- 3000 cm
- 6000 cm
In werkelijkheid is een haag 4 meter. De schaal van de tekening wordt 1:50.
Wat wordt de lengte van de haag op de tekening?
- 4 cm
- 8 cm
- 12,5 cm
- 20 cm
2.3 Beplantingsplan
Beplanting bepaalt de vorm en de sfeer
van de tuin
Als het ontwerp klaar is kan je de “hardware” van de tuin aanleggen. Als dat klaar is ontbreekt er nog iets. Dat is de beplanting. Die bepaalt uiteindelijk heel erg de vorm en de sfeer van de tuin. Als je een nieuwe tuin beplant zal die beplanting gaan groeien. Daardoor zal het beeld van de tuin in de jaren veranderen. Bij het maken van een plan voor de beplanting moet je dus rekening houden met hoe de tuin er over 5 of 10 jaar moet uit zien, maar ook hoe de tuin er direct na de nieuwaanleg uitziet. In tuinprogramma’s op de tv zie je vaak dat de tuin helemaal vol gezet wordt en dat er soms er grote, bijna volwassen struiken of bomen neergezet worden. Dat moet natuurlijk omdat de tuin er op tv aan het eind van het programma er fantastisch uit moet zien. De beplanting heeft geen tijd om te groeien. Nadeel is dat als zo’n tuin gaat groeien er na korte tijd al veel planten uitgehaald moeten worden.
Een beplantingsplan maak je in een versimpelde ontwerptekening. Hierop staan alleen de beplantingsvakken aangegeven. Je kiest welke planten je gaat gebruiken. Kijk maar eens naar de voorbeelden.
Het plan wordt ook gebruikt als uitvoeringstekening. Daarom leg je heel precies vast waar welke planten moeten komen te staan.
Het beplantingsplan en de verschillende plantgroepen
Voor het maken van een beplantingsplan maken we gebruik van de indeling van planten in plantgroepen. We kunnen grofweg de volgende plantgroepen onderscheiden: bomen, heesters (struiken), hagen en vaste planten. Hierna bespreken we deze plantgroepen. Ook bespreken we hoe je de verschillende plantgroepen in een beplantingsplan kunt gebruiken.
De boom
Een boom is een overblijvende plant met een houtige stam en een kroon (kruin). Er is wat onduidelijkheid over de omschrijving van een boom. Meestal wordt gezegd: “Er moet één stam zijn en een hoogte van meer dan vier meter.”
Een boom kan afhankelijk van de soort tot meer dan honderd meter hoog worden en groeien op zeer verschillende grondsoorten.
Een boom kan afhankelijk van de soort en de omstandigheden heel oud worden, van vele honderden tot enkele duizenden jaren. Zo kan de Japanse notenboom meer dan 1000 jaar oud worden: in China is de oudste Japanse notenboom ongeveer 3500 jaar. Wilg en populier behoren tot de boomsoorten die meestal niet meer dan honderd jaar oud worden.
Vanwege het formaat spelen bomen vaak een hoofdrol in de natuur. Vogels bouwen er hun nest, mossen, korstmossen, schimmels en algen leven op de stam, op de takken en soms op de bladeren. Insecten leven van de bladeren of het hout (onder andere houtworm). Sluipwespen parasiteren weer op deze insecten. Ook is de boom vanwege de vruchten en zaden een belangrijke voedselbron voor onder andere eekhoorns en vogels. De mens gebruikt de boom naast voedselproductie en sier ook voor de productie van timmer- en brandhout.
De boom in het beplantingsplan
Probeer in elke tuin altijd één of meerder bomen te planten. Een boom geeft hoogte aan de tuin en kan de tuin mooi verdelen. Heel belangrijk is de soortkeuze. Een beuk moet niet in een tuin van 10x10m staan. Hij wordt veel te groot. In een grote tuin kan een beuk wel gebruikt worden. En misschien wel meer grote bomen zoals eik, linde berk en dergelijke. Voor een kleine tuin zijn er voldoende kleinere bomen te koop. Ook bomen die steeds terug gesnoeid worden passen soms in een kleine tuin. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een dakplataan. De kleur van de bladeren kan een groot effect hebben. Een grijzige boom valt minder op dan een boom met rode bladeren. Een boom geef je aan als een (grote) cirkel met een punt er in.
De heester
Een ander woord voor heesters is struiken. Een struik heeft meer “stammen” en wordt doorgaans niet zo groot als een boom. In de natuur komen ze vaak voor als onder begroeiing of aan randen van bossen. Vroeger werden ze ook veelgebruikt om percelen bouw- of weiland van elkaar te scheiden. Dan werden ze als een soort vrij groeiende heg gebruikt. Het knippen of snoeien van zo’n heg gebeurde vaak maar eens in de paar jaar. In de tuin vormen de heesters naast de bomen de belangrijkste elementen die de vorm van de tuin versterken en bepalen. Naast grote heesters zijn er ook kleine, bijvoorbeeld tot 1meter hoog, en bodembedekkende heesters. Een bodembedekker is een plant die snel een netwerk van wortels en bladeren vormt en daarom in tuinen gebruikt wordt om een groot oppervlak van de bodem af te dekken, vaak tussen grote planten, zoals bomen en struiken. Het zijn doorgaans lage, kruipende planten. Een veel gebruikte bodembedekker is de kleine maagdenpalm (Vinca minor).
De heester in het beplantingsplan
Heesters geef je in het beplantingsplan aan met rondjes. Eigenlijk zou je de volwassen maat moeten intekenen. Dat doen we meestal niet omdat dan de tuin er in het begin erg kaal uit ziet. De plant is immers klein als je hem koopt. We zoeken een middenweg. Meestal worden de grote heesters aan de rand van de tuin gezet en de kleinere meer naar binnen. Zet de struiken in groepen. We maken meestal groepen van een oneven aantal. Dan is het verdelen van de planten vaak gemakkelijker. Je tekent voor elke grote heester een rondje. Voor kleine heesters tot ongeveer 1 meter kan je beter vakken maken. Anders wordt de tekening veel te vol en onoverzichtelijk. In zo’n vak staan dan bijvoorbeeld 7,9, 11 of meer struikjes. Soms is het mooi om alleenstaande struiken te gebruiken. Dat kan op speciale plekken om de aandacht te trekken. Deze struiken moeten dan wel echte mooie sierheesters zijn. Met bijvoorbeeld opvallende bloemen of bladeren.
De haag
De haag bestaat uit een rij planten. Meestal van meerdere meters lang. Hagen kunnen bladverliezend of bladhoudend zijn. Ze worden gemaakt van heesters, meestal bladverliezend, of van coniferen, meestal bladhoudend. Verder kun je ze los laten groeien of strak knippen. Om een mooie, dichte rij te krijgen moeten er meerdere planten op een strekkende meter staan. hoeveel is afhankelijk van de soort plant die je gebruikt. Een buxushaag bestaat uit zeker 7 planten per meter, een beuken haag uit 5 en een laurierhaag kan uit twee planten per meter bestaan.
De haag in het beplantingsplan.
Hagen geven structuur aan een tuin. Je kunt ze gebruiken om de tuin in verschillende stukken op te delen , om zicht aan delen van de tuin te onttrekken en ze als achtergrond voor een border te gebruiken. Ook kun je mooi gevormde vakken in een tuin maken. Een haag is in het beplantingsplan eigenlijk een soort balkje. Een smal, langwerpig vak.
De vaste planten
Vaste planten zijn planten die kruidachtig zijn. Ze maken geen houtige delen. Ze worden “vast” genoemd omdat de planten meerdere jaren groeien, bloeien en zaad maken. De vaste planten zijn de planten die vaak de meeste aandacht trekken in de tuin. Ze hebben veel verschillende kleuren, veel verschillende bloemvormen, vaak bijzonder blad.
Er zijn vaste planten die bovengronds afsterven, maar door het reservevoedsel uit de bol (bolgewas), knol (knolgewas), wortelstok of vlezige wortel in het volgende voorjaar weer uitlopen. Daarnaast zijn er ook vaste planten die bovengronds niet afsterven. (Schoenlappersplant)
Moeras- en waterplanten zijn ook dikwijls vaste planten, zij overwinteren met knoppen onder het wateroppervlak.
De vaste planten in het beplantingsplan
De keuze van de vaste planten is erg bepalend voor de sfeer in de tuin. Alleen al de kleurkeuze heeft veel invloed. In het algemeen worden kleuren als rood, oranje en geel als “warme’ , felle kleuren gezien. Blauw, paars, wit zien we als “koele”, rustige kleuren. Een combinatie van pastelachtig blauw, wit, roze en lila zien we als romantisch. Pastelkleur is een kleur waar veel wit doorheen zit, de kleur wordt zachter. Vaste planten worden in groepen gezet van grotere aantallen. Natuurlijk hangt dat wel af van de grootte van de plant zelf. Ook bij de vaste planten maken we het aantal liefst oneven. We bouwen het vak vaak op van laag langs de randen (bv langs het gazon), tot hoog in het midden of aan de achterkant. Verdeel de kleuren goed over de verschillende groepen zodat het gehele vak mooi gemengd is.
Punten van aandacht zijn: groepsgrootte, hoogteopbouw en kleurgebruik.