Bouw stengel, wortel en blad

Bouw stengel, wortel en blad

Inleiding

Welkom in deze Wikiwijs, als je nog nooit met Wikiwijs hebt gewerkt is dit je introductie. Met Wikiwijs kun je op afstand leren voor je tentamens, toetsen en opdrachten. Er wordt via deze pagina informatie gegeven over een bepaald onderwerp, in dit geval de bouw van stengels, wortels en bladeren. Je gaat kijken naar o.a. de bouw van de cellen, de bouw van bladeren en hoe groot de cellen zijn.

De informatie in de Wikiwijs wordt voornamelijk ondersteund door video's, ook kun je altijd gebruik maken van de links naar bioplek etc.

 

Korte introductie op het onderwerp:

Dit thema gaat over planten. De drie belangrijkste onderdelen van planten worden besproken: wortels, stengels en bladeren. Naast de bouw van deze drie onderdelen wordt het nut / functie van elk onderdeel behandeld. Tevens zal er wederom getekend worden en komt de microscoop weer aan bod.

Belangrijke onderdelen:

1. De bouw van wortels:

de wortels van een plant tezamen heet het wortelstelsel: er zijn drie verschillende typen wortelstelsels, namelijk: 1. een penwortel (een dikke hoofdwortel), 2. een hoofdwortel met zijwortels, 3. bijwortels (meerdere wortels, die allemaal ongeveer even dik en lang zijn). Zie afbeeldingen in het boek (belangrijk).

2. wortelharen:

dit zijn dunne uitstulpingen aan de uiteinden van de wortels (dienen voor het opnemen van water + voedingsstoffen uit de grond)

3. de functies van wortels:

wortels hebben drie verschillende functies: 1. het vastzetten van een plant in de grond, 2. het opnemen van water + voedingsstoffen uit de grond, 3. ze bevatten reservevoedsel

4. de bouw van stengels:

stengels van planten bestaan uit de volgende onderdelen: knopen (de plek waar een blad aan de stengel vastzit), leden (het stuk stengel tussen twee knopen), okselknop (bevindt zich op de plaats van een knoop, hieruit kan het volgende jaar een zijstengel met bladeren groeien), eindknop (bevindt zich aan het uiteinde van een stengel, hieruit groeit het volgende jaar een nieuw stuk van deze stengel met bladeren) Zie afbeeldingen in het boek (belangrijk)

5. twee soorten stengels:

1. kruidachtige planten: de stengel bevat weinig hout (stevigheid door water), vb. tulp, grassen, narcis. 2. houtachtige planten: de stengels bevatten veel hout (stevigheid), vb. bomen en struiken.

6. jaarringen:

elk jaar wordt door houtachtige planten een laagje hout gemaakt (jaarring)

7. de functies van stengels:

er zijn twee belangrijke functies van stengels te noemen: 1. het dragen van bloemen en bladeren, 2. het vervoeren van water + voedingsstoffen via vaatbundels (vaatbundels lopen vanaf de wortels tot aan de bladeren)

 

8. de functie van bladeren:

een plant maakt zijn eigen voedsel (=glucose): de bladgroenkorrels in de bladeren zetten water, koolstofdioxide en licht om in glucose en zuurstof. Dit proces heet fotosynthese (=opbouw m.b.v. licht). Ieder organisme is afhankelijk van planten als het gaat om voedsel en zuurstof. Planten zijn dus onmisbaar in onze wereld.

 

Om de bouw van stengels, wortels en planten goed te begrijpen is het belangrijk om te weten hoe de cellen werken, deze informatie vindt je links onder 'de grote en bouw van planten cellen'

 

bron: http://www.biologiesite.nl/th2kl1.htm

Leerdoelen en doelgroep

De doelgroep van deze Wikiwijs: VMBO/HAVO leerjaar 1. Of als herhaling voor wie dat nodig heeft.

Aan het eind van deze Wikiwijs heb je een aantal dingen geleerd, hieronder vindt je de leerdoelen van deze Wikiwijs.

1. Je kunt een beeld van plantencellen onder de microscoop herkennen.

2. Aan het eind van deze Wikiwijs kun je verschillende organellen van een plantencel benoemen en weet je hun functie.

3. Je kunt verschillende onderdelen van een stengel, wortel en blad benoemen.

4. Je kunt de dwarsdoorsnede van een plantenstengel te herkennen en weet de onderdelen te benoemen, ook kun je de functie van deze onderdelen benoemen.

5. Je kunt de dwarsdoorsnede van een wortel herkennen en weet de onderdelen te benoemen, ook kun je de funtie van deze onderdelen benoemen.

6. Je kunt de dwarsdoorsnede van een blad herkennen en weet de onderdelen te benoemen ook kun je de functie van deze onderdelen benoemen.

7. Je weet het verschil tussen tweezaadlobige en eenzaadlobige planten, je kunt ze ook herkennen onder de microscoop.

Soiltech › Mangaan, het groentje onder de elementen | Akkerwijzer.nl -  Nieuws en kennis voor de akkerbouwers

Afbeelding 1 Plantencellen onder de microscoop

De grote en bouw van planten cellen

Hoe groot zijn plantencellen?

De cellen van planten lopen in vorm en grootte sterk uiteen. Gemiddelde afmetingen zijn 15 – 100 µm*, maar plantenvezels kunnen zeer lang zijn, bijv. van katoen, hennep en vlas tot 50 mm. Bij enkele zeewieren bereiken de cellen een inhoud van 10 ml. Ook vinden sommige mensen bij de hogere planten bolronde, cilindrische, kubus -, plaat - of vezelvormige cellen. In afbeelding 2 is een beeld van plantencellen te zien onder de microscoop, wat valt je op?

* = een µm is een duizendstedeel van een milimeter, dus 0,001 mm.

Afbeelding 2 plantencellen onder een microscoop, bladgroenkorrels erg goed te zien

 

Om meer te weten te komen over plantencellen en de organellen in een plantencel kun je onderstaande video bekijken. Als je liever over de plantencel wilt lezen kun je onder de video verder.

 

 

De plantencel (in tekst)

Laten we beginnen bij een paar onderdelen die alleen plantencellen hebben. Er zijn natuurlijk heel veel planten, en zelf binnen één plant zijn er verschillende soorten cellen. Je kan je misschien wel voorstellen dat de cellen in boomschors een stuk harder moeten zijn dan die in een lekker sappig blaadje. Maar er zijn bepaalde eigenschappen die bijna elke plantencel heeft en daar gaan we nu naar kijken.

In afbeelding 3 zie je een plantencel met al de verschillende onderdelen die je gaat leren tijdens deze Wikiwijs

Afbeelding 2 Plantencel (schematisch)

Afbeelding 3 Plantencel (schematisch)

Laten we beginnen bij de celwand, deze geeft stevigheid aan een plant. Dieren hebben botten of  andere manieren om hun lichaam in een bepaalde vorm te houden. Planten hebben deze niet en ze moeten ook nog eens tegen de zwaartekracht in omhoog groeien dus gebruiken ze celwanden om hun vorm te behouden.

Het celmembraan dat je ziet op de afbeelding is een klein laagje dat binnen de celwand zit. Dieren hebben ook celmembranen, deze zijn een stuk zachter dan celwanden en zorgen ervoor dat het cytoplasma binnen de cel blijft en niet naar buiten loopt. Maar ook dat er niet andere stoffen zomaar de cel binnen komen. Cytoplasma is namelijk een vloeistof die weg zou lopen als die niet tegengehouden zou worden door het celmembraan. Zoals je kunt zien op de afbeelding “zweven” binnen het cytoplasma ook al de organellen die je kunt vinden in een cel.

Een ander organel dat alleen planten hebben is de bladgroenkorrel. Deze zorgt voor de fotosynthese binnen planten; het proces waarbij water en CO2 door middel van zonlicht worden omgezet in glucose en zuurstof. Dit is een heel belangrijk organel omdat zo de zuurstof word gemaakt die wij allemaal inademen en het de planten voorziet van de bouwstoffen om te groeien. Bladgroenkorrels vind je niet overal in planten, bij hun wortels waar geen zonlicht valt zal je ze niet vinden. Ze zitten vooral in de bladeren van planten, maar bijvoorbeeld ook in de stelen van bloemen.

De bladgroenkorrel is een plastide, waarvan er 3 soorten zijn. Als je op het plaatje kijkt zie je een zetmeelkorrel. Dit is een andere plastide, wanneer een plant overtollige energie heeft slaat het dat op in zetmeelkorrels. Een derde plastide die niet op het plaatje staat zijn kleurstofkorrels, deze geven de felle kleuren aan bloemen maar bijvoorbeeld ook de rode kleur aan tomaten of oranje bij wortels. Plastiden kunnen veranderen van functie, als een groene banaan geel word veranderen de bladgroenkorrels in kleurstofkorrels. Maar als een aardappel in het licht komt kan hij ook groen worden omdat zijn zetmeelkorrels veranderen in bladgroenkorrels.

Op het plaatje staat nog een laatste organel dat uniek is voor planten, de grootste van allemaal; de vacuole. Deze neemt vaak meer dan de helft van de cel in beslag en heeft net als de celwand een rol bij het in vorm houden van planten. De vacuole is gevuld met vocht, zoveel vocht dat hij druk uitoefent op het cytoplasma om hem heen en ook op de celwand waardoor die weer steviger word. De vacuole kan ook worden gebruikt voor het opslaan van voedingstoffen, bijvoorbeeld in zaden.

Het besturingssysteem van de cel in de celkern, hierin wordt het erfelijk materiaal in de vorm van DNA opgeslagen. De celkern bestaat uit plasma met daaromheen een membraan In de membraan zitten poriën zodat er transport van stoffen mogelijk is. In de kern bevinden zich de chromosomen. Dit zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen en zij zorgen voor alles wat er in de cel gebeurd.

Om energie te verkijgen hebben plantencellen, maar ook dierlijke cellen, mitochondriën. In de mitochondriën vindt de verbranding van glucose en vet plaats. Bij verbranding met zuurstof komt energie vrij. Deze energie gebruikt de cel om verschillende processen uit te kunnen voeren. De mitochondriën zijn de motor van de cel.

Daar naast heeft de cel een goliapparaart, deze kun je tevens ook vinden in dierlijke cellen. In deze structuren worden de verschillende eiwitten en vetten verder bewerkt zodat ze later gebruikt kunnen worden of opgeslagen worden.

Het glad endoplasmatisch reticulum en het ruw endoplasmatisch reticulum kunnen aminozuren (eiwitten) omzetten en transporteren naar verschillende celorganellen. Op het ruw endoplasmatisch reticulum bevinden zich ribosomen. Ribosomen maken eiwitten uit aminozuren. Ze krijgen hiervoor een “recept” uit de celkern

 

Bron: https://maken.wikiwijs.nl/71664/Onderdelen_van_de_cel#!page-1711326 auteur: Kevin Koorda en Anouk van der Mark

Meer weten over cellen?, klik hier: https://www.meneerspoor.nl/cel.html

Bouw stengel, wortel en blad

Bouw van de stengel

Stengels dragen de bladeren en bloemen. Onder de grond gaat de stengel meestal over in wortels. Bij sommige planten groeien de stengels ook onder de grond, bijvoorbeeld bij de aardappel. Stengels zijn onder te verdelen in houtachtige stengels ofwel takken en kruidachtige stengels.

Bij planten zie je knopvorming van eindknoppen, zijknoppen/okselknoppen, bladknoppen en bloemknoppen, die als ze uitlopen nieuwe scheuten en bloemen geven.

Eindknop: knop waar nog een stuk stengel uit kan groeien.

Okselknop: knop in een bladoksel waar een zijstengel uit kan groeien.

Lid: stuk stengel tussen twee knopen.

Knoop: plaats waar zijstengel uit de hoofdstengel komt.

Afbeelding 4 Stengel van plant

 

De stengel van planten bestaat uit verschillende cellagen. De buitenste laag van de stengel is de schors of te wel de opperhuid. Na de opperhuid komt het vulweefsel in het vulweefsel worden er voedingstoffen opgeslagen zoals zetmeel. In de stengels bevinden zich ook de bastvaten(in de afbeelding blauw) en de houtvaten(in de afbeelding roze). De bastvaten vervoeren water en glucose van het bladeren naar de rest van de plant. De houtvaten vervoeren water en zout van de wortels naar de bladeren, ook zorgen ze voor stevigheid.

Tussen de houtvaten en de bastvaten zit nog een laag met delend weefsel, dit weefsel wordt het cambium genoemd. Het cambium zorgt er voor dat de stengel dikker wordt door meer houtvaten en bastvaten te vormen. Rondom de bastvaten en de houtvaten zit het steunweefsel, dit weefsel zorgt voor extra stevigheid in de stengel.

MBT005 - Stonka dvojklíčnolistej rastliny - HELAGO-CZ, s.r.o. - Vybavenie  laboratórií a lekární, dodávka výučbových pomôcok, zdravotných simulátorov,  projekcia a výroba nábytkuByliny - list č. 1. 3/ Které z vyobrazených kořenů jsou typické pro  jednoděložné a které pro dvouděložné rostliny: - PDF Stažení zdarma

Afbeelding 5 Dwarsdoorsnede van plantenstengel

 

a. Opperhuid (epidermis), b. Vulweefsel, c. Steunweefsel, d. Bastvaten, e. Cambium

Hier is nog een link om de doorsnede van de stengel nog even overzichtelijk te kunnen bekijken. https://www.bioplek.org/animaties/fotosynthese/vaatbundelx.html

 

Bouw van wortel

Hieronder is een plaatje te zien van de groei van de wortel. Je kunt een wortel verdelen in drie verschillende zones. In de afbeelding is er aan de rechterkant onderin een lichtblauwe zone te zien dit is de zone van deling. In deze zone worden nieuwe cellen gemaakt zodat de wortel kan groeien. In de zone daarboven, de blauwe zone (in de afbeelding de zone of elongation), worden de cellen langer. Dit gebeurt zodat de cellen in de volgende zone zich kunnen specialiseren. In de donker blauwe zone rijpen de cellen zich verder en vanaf daar heb je ook de verschillende soorten cellen.

Plantkunde 35c

Afbeelding 6 Groei van de wortel

 

Hieronder zie je de doorsnede van de wortel.

Afbeelding 7 Doorsnede van de wortel

 

Bouw van het blad

Om je een idee te geven hoe een blad er onder de microscoop uit ziet is hieronder een link naar een animatie om het wat duidelijker te bekijken.

https://www.bioplek.org/animaties/fotosynthese/bladonderbouw.html

De afbeelding hieronder geeft wederom weer hoe de anatomie van het blad er uit ziet

Afbeelding 8 Dwarsdoorsnede van een blad

 

1. Waslaag, 2. Opperhuid (epidermis), 3. Pallisadeweefsel, 4. Sponsweefsel, 5. Opperhuid (epidermis), 6. Huidmondje, 7. Sluitcellen huidmondje, 8. Houtvaten, 9. Bastvaten, 10. Vaatbundel

 

De doorsnede van het blad is bijna voor alle bladeren het zelfde. Bovenop vindt je de waslaag, deze laag beschermt het blad tegen uitdrogen. De waslaag wordt zelf door de plant gemaakt en wordt telkens bijgehouden.

Onder de waslaag vindt je de opperhuid of epidermis. Dit is de eerste laag cellen van het blad en vormen samen de buitenste laag, deze laag vindt je aan de bovenkant en onderkant van het blad. In de afbeelding is er onderop het blad ook een huidmondje weergegeven. Door dit mondje worden waterstofgas, koolstofgas en waterdamp naar binnen of buiten gelaten. Aan beide kanten van het huidmondje bevinden zich sluitcellen, deze bepalen de wijdte van de opening van het huidmondje. Ze bepalen daarmee dus hoeveel waterstofgas, koolstofgas of waterdamp er naar buiten of binnen gelaten wordt.

Binnen in de cel bevinden zich het sponsweefsel, dit weefsel bestaat voornamelijk uit ronde cellen en wordt ook wel het bladmoes genoemd. Tussen dit weefsel zit een hele hoop ruimte waardoor er makkelijk gaswisseling kan plaats vinden, makkelijker dan tussen het pallisadeweefsel. In pallisadeweefsel vindt voornamelijk fotosynthese plaats, vandaar dat het ook een groot aantal bladgroenkorrels bevat. De gevormde suikers (glucose) in het pallisdaweefsel worden afgevoerd door het sponsweefsel. Het pallisadeweefsel vult het grootste gedeelte van het blad.

Voor de aan en afvoer zijn de vaatbundels van groot belang. Binnen deze vaatbundels bevinden zich de houtvaten en bastvaten. De houtvaten vervoeren voornamelijk water en mineralen, de bastvaten vervoeren water en suikers (glucose). De vaatbundels vormen de nerven van een blad.

 

Hier onder staan nog een paar vragen over wat je net gelezen hebt.

Boomachtigen

Jaarringen

De boom krijgt ieder jaar een nieuw laagje hout erbij. Hierdoor wordt de stam van de boom dikker. Zo'n laagje wordt een jaarring genoemd. De jaarring die als laatst is gevormd ligt aan de buiten kan van de stam. Als je een boom vlak bij de grond zou afzagen zou je aan de hand van de jaarringen kunnen tellen hoe oud de boom is. Om het wat duidelijkheid te scheppen staat hieronder een afbeelding van de jaarringen. 

Jaarringen bestaan afwisselend uit lichte en donkere ringen. De lichte ringen is het hout wat in het voorjaar is gegroeid. Donkere ringen zijn gevormd door hout wat in de zomer is gegroeid. In de winter en herfst is er geen diktegroei aan de boom.

Groeiring - Wikipedia

Afbeelding 9 Jaarringen boom

De levenscyclus van een zaadplant

Bedektzadigen en naaktzadigen

Wanneer een plant zich voortplant kun je een verschil maken tussen naaktzadigen en bedektzadigen. De grootste groep is de bedektzadigen, daar gaan we dus ook mee beginnen.

 

Bedektzadigen

Al deze planten hebben twee gemeenschappelijke kenmerken: ze hebben bloemen en ze vormen zaad dat omgeven wordt door een vrucht. De diversiteit binnen deze groep is heel erg groot. Denk bijvoorbeeld aan een appel, pruim of stokroos.

Naaktzadigen

Al deze planten vormen geen bloemen, en eerlijk gezegd is het soms wat lastig om planten te bedenken die geen bloemen ontwikkelen. Toch zijn ze er, denk bijvoorbeeld aan alle naaldbomen of de jeneverbes.

Wel kunnen naaktzadigen structuren maken die op vruchten lijken, bijvoorbeeld een dennenappel. De zaden in een dennenappel liggen open en bloot, vandaar naaktzadigen.

 

Rijk van de planten - MijnBiologie.nl

Afbeelding 10 Verschil tussen bedektzadigen en naaktzadigen

Eenzaadlobbige

Alle bedektzadigen vallen uiteen in twee groepen: de eenzaadlobbigen en de tweezaadlobbigen. Op deze pagina gaan we aan de slag met eenzaadlobbige.

 

Afbeelding 11 Overzicht eenzaadlobbige

 

Hierboven in een eenzaadlobbige kiemplant te zien. Het kiemplantje is te herkennen als eenzaadlobbige omdat het één zaadlob bevat. Naast de zaadlob groeit er een stengel, waaruit de volledige plant zal ontwikkelen. Aan de onderkant zien we de wortel, deze groeit naar beneden.

 

Afbeelding 12 Overzicht groei eenzaadlobbige

 

Het zaad van eenzaadlobbige planten zoals tarwe bestaat voor het grootste deel uit voedsel. Dat gedeelte heet zaadlob. De rest van het zaad bestaat uit de kiem. Als de kiem gaat groeien, gebruikt het de energie uit het voedsel.

Bij eenzaadlobbige plantensoorten zie je de vrucht bijna niet. Het enige wat je ziet is een velletje, de vruchtwand. Daarom worden de vruchten van eenzaadlobbige planten meestal zaden genoemd.

 

Doorsnede eenzaadlobbige (monocotyl)

Onder de microscoop zien de eenzaadlobbigen en de tweezaadlobbigen er van elkaar anders uit.

Afbeelding 13 Stengel eenzaadlobbige microscopie foto

 

Op de afbeeldig is de doorsnede van een eenzaadlobbige plant te zien onder de microscoop. Aan de buitenkant is duidelijk de opperhuid te zien, of epidermis. Vlak na de opperhuid vormen er zich verschillende bolletes van dezelfde grote. Deze bolletjes zijn vaatbundels met de houtvaten en bastvaten. De stengel bevat geen cambium.

 

Bron microscopische afbeeldingen: https://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/stemgrowthslides/

Bron tekst: https://www.studiobiologie.nl/KB1/K06_08/index.html 

 

Tweezaadlobbige

Alle bedektzadigen vallen uiteen in twee groepen: de eenzaadlobbigen en de tweezaadlobbigen. Op deze pagina gaan we aan de slag met tweezaadlobbigen.

 

Bij tweezaadlobbige planten is de vrucht meestal duidelijk te zien. Een voorbeeld hiervan zie je bij bonen zoals bruine bonen en tuinbonen. De zaden (bonen) zitten in een vrucht, de peul.

Afbeelding 14 Tweezaadlobbigen met de vrucht

 

Als een bruine boon kiemt, zie je dat hij uit twee helften bestaat, de zaadlobben.
De kiem groeit door energie uit deze zaadlobben te halen totdat hij groen is.

Afbeelding 15 Bruine boon en de ontkieming

 

Onder de zaadhuid (het vliesje om het zaad heen) bevinden zich de zaadlobben met voedsel voor de kiem. Door het poortje kan de boon water opnemen om te kiemen. Met de navel heeft de boon vastgezeten in de peul.

 

Levenscyclus boon

Afbeelding 16 Groeicyclus van de bruine boon.

 

1. Een bruine boon als zaad

2. De bruine boon neemt door het poortje water op, zwelt op, en breekt open

3. Het worteltje komt naar buiten

4. De wortel begint te groeien en vormt wortelhaartjes, ook komt de stengel naar buiten

5. De kiemplant groeit, hierbij wordt reserve voedsel uit de zaadlobben gebruikt

6. De kiemplant krijgt bladeren, de zaadlobben verschrompelen en vallen er later af

7. De kiemplant is een volwassen bonenplant geworden

8. Aan de bonenplant vormen bloemen, in de bloemen ontwikkelen zich zaden

9. Hier ontstaan de zaden

 

Doorsnede tweezaadlobbige (dicotyl)

Onder de microscoop zien de eenzaadlobbigen en de tweezaadlobbigen er van elkaar anders uit.

afbeelding 17 stengel tweezaadlobbige microscopie foto

Op de afbeeldig is de doorsnede van een tweezaadlobbige plant te zien onder de microscoop. Aan de buitenkant is duidelijk de opperhuid te zien, of epidermis. Vlak na de opperhuid vormen er zich verschillende bollen van dezelfde grote. Deze bollen zijn vaatbundels met de houtvaten en bastvaten. De vaatbundels van de tweezaadlobbige plant zijn veel duidelijker aanwezig dan die van de eenzaadlobbige. De stengel bevat wel cambium.

 

Bron microscopische afbeeldingen: https://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/stemgrowthslides/

Bron tekst: https://www.studiobiologie.nl/KB1/K06_08/index.html

  • Het arrangement Bouw stengel, wortel en blad is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2020-10-09 10:19:43
    Licentie
    CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Afbeeldingen monocotyle stengen en dicotyle stengel verkregen via de Radboud Universiteit Nijmegen.

    https://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/stemgrowthslides/

     

    Door:

    Brechtje Kee

    Anouk van der Mark

    In opdracht van NHL Stenden, opeleiding leraar biologie

     

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    VMBO 1, havo 1, vwo 1
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld