Bouw van de stengel
Stengels dragen de bladeren en bloemen. Onder de grond gaat de stengel meestal over in wortels. Bij sommige planten groeien de stengels ook onder de grond, bijvoorbeeld bij de aardappel. Stengels zijn onder te verdelen in houtachtige stengels ofwel takken en kruidachtige stengels.
Bij planten zie je knopvorming van eindknoppen, zijknoppen/okselknoppen, bladknoppen en bloemknoppen, die als ze uitlopen nieuwe scheuten en bloemen geven.
Eindknop: knop waar nog een stuk stengel uit kan groeien.
Okselknop: knop in een bladoksel waar een zijstengel uit kan groeien.
Lid: stuk stengel tussen twee knopen.
Knoop: plaats waar zijstengel uit de hoofdstengel komt.
Afbeelding 4 Stengel van plant
De stengel van planten bestaat uit verschillende cellagen. De buitenste laag van de stengel is de schors of te wel de opperhuid. Na de opperhuid komt het vulweefsel in het vulweefsel worden er voedingstoffen opgeslagen zoals zetmeel. In de stengels bevinden zich ook de bastvaten(in de afbeelding blauw) en de houtvaten(in de afbeelding roze). De bastvaten vervoeren water en glucose van het bladeren naar de rest van de plant. De houtvaten vervoeren water en zout van de wortels naar de bladeren, ook zorgen ze voor stevigheid.
Tussen de houtvaten en de bastvaten zit nog een laag met delend weefsel, dit weefsel wordt het cambium genoemd. Het cambium zorgt er voor dat de stengel dikker wordt door meer houtvaten en bastvaten te vormen. Rondom de bastvaten en de houtvaten zit het steunweefsel, dit weefsel zorgt voor extra stevigheid in de stengel.
Afbeelding 5 Dwarsdoorsnede van plantenstengel
a. Opperhuid (epidermis), b. Vulweefsel, c. Steunweefsel, d. Bastvaten, e. Cambium
Hier is nog een link om de doorsnede van de stengel nog even overzichtelijk te kunnen bekijken. https://www.bioplek.org/animaties/fotosynthese/vaatbundelx.html
Bouw van wortel
Hieronder is een plaatje te zien van de groei van de wortel. Je kunt een wortel verdelen in drie verschillende zones. In de afbeelding is er aan de rechterkant onderin een lichtblauwe zone te zien dit is de zone van deling. In deze zone worden nieuwe cellen gemaakt zodat de wortel kan groeien. In de zone daarboven, de blauwe zone (in de afbeelding de zone of elongation), worden de cellen langer. Dit gebeurt zodat de cellen in de volgende zone zich kunnen specialiseren. In de donker blauwe zone rijpen de cellen zich verder en vanaf daar heb je ook de verschillende soorten cellen.
Afbeelding 6 Groei van de wortel
Hieronder zie je de doorsnede van de wortel.
Afbeelding 7 Doorsnede van de wortel
Bouw van het blad
Om je een idee te geven hoe een blad er onder de microscoop uit ziet is hieronder een link naar een animatie om het wat duidelijker te bekijken.
https://www.bioplek.org/animaties/fotosynthese/bladonderbouw.html
De afbeelding hieronder geeft wederom weer hoe de anatomie van het blad er uit ziet
Afbeelding 8 Dwarsdoorsnede van een blad
1. Waslaag, 2. Opperhuid (epidermis), 3. Pallisadeweefsel, 4. Sponsweefsel, 5. Opperhuid (epidermis), 6. Huidmondje, 7. Sluitcellen huidmondje, 8. Houtvaten, 9. Bastvaten, 10. Vaatbundel
De doorsnede van het blad is bijna voor alle bladeren het zelfde. Bovenop vindt je de waslaag, deze laag beschermt het blad tegen uitdrogen. De waslaag wordt zelf door de plant gemaakt en wordt telkens bijgehouden.
Onder de waslaag vindt je de opperhuid of epidermis. Dit is de eerste laag cellen van het blad en vormen samen de buitenste laag, deze laag vindt je aan de bovenkant en onderkant van het blad. In de afbeelding is er onderop het blad ook een huidmondje weergegeven. Door dit mondje worden waterstofgas, koolstofgas en waterdamp naar binnen of buiten gelaten. Aan beide kanten van het huidmondje bevinden zich sluitcellen, deze bepalen de wijdte van de opening van het huidmondje. Ze bepalen daarmee dus hoeveel waterstofgas, koolstofgas of waterdamp er naar buiten of binnen gelaten wordt.
Binnen in de cel bevinden zich het sponsweefsel, dit weefsel bestaat voornamelijk uit ronde cellen en wordt ook wel het bladmoes genoemd. Tussen dit weefsel zit een hele hoop ruimte waardoor er makkelijk gaswisseling kan plaats vinden, makkelijker dan tussen het pallisadeweefsel. In pallisadeweefsel vindt voornamelijk fotosynthese plaats, vandaar dat het ook een groot aantal bladgroenkorrels bevat. De gevormde suikers (glucose) in het pallisdaweefsel worden afgevoerd door het sponsweefsel. Het pallisadeweefsel vult het grootste gedeelte van het blad.
Voor de aan en afvoer zijn de vaatbundels van groot belang. Binnen deze vaatbundels bevinden zich de houtvaten en bastvaten. De houtvaten vervoeren voornamelijk water en mineralen, de bastvaten vervoeren water en suikers (glucose). De vaatbundels vormen de nerven van een blad.
Hier onder staan nog een paar vragen over wat je net gelezen hebt.