Visie op het onderwijs in de bovenbouw
Biologie is een vak dat in eerste instantie (hier in Nederland) in de onderbouw veel algemene brede kennis meegeeft aan de leerlingen. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is het vak biologie een keuzevak, natuurlijk willen wij als vakidioten dat het een verplicht vak is, maar kijkend naar de competenties en de vervolg studies die er zijn, is het natuurlijk niet noodzakelijk dat biologie een verplicht vak zou moeten zijn. De leerlingen kiezen in de bovenbouw van de havo en vwo bewust het vak biologie, waarmee ze dus ook bewust kiezen voor verdieping. Naast dat de leerlingen veel vakinhoud krijgen, vind ik ook dat de leerling zich moeten ontwikkelen in de vaardigheden die bij het vak maar ook die bij de ontwikkeling van het kind horen. Denk bijvoorbeeld aan informatie verzamelen, communiceren, reflecteren, onderzoeken, systematisch denken meer voorbeelden kunnen we terug vinden in dimensie 3 van Marzano. Dit is afhankelijk van dat geen wat de leerling qua kennis moet leren en hoe hij/zij dit dan moet gebruiken. [1] De vaardigheden en de kennis die de leerlingen moeten weten kun je terug vinden in de syllabus van het centrale examen. [2]
Door deze verschillende vaardigheden zich eigen te maken, wordt het uiteindelijk voor de leerling ook makkelijker om door te stromen naar het vervolgonderwijs (vaak het hbo of de universiteit). Wij als docenten moeten er dan ook voor zorgen dat wij de leerlingen de stof op verschillende manieren (denk aan een plaatje, filmpje, op papier enzovoort) en in verschillende werkvormen aanbieden. Op deze manier komt de leerlingen in contact met verschillende manieren en kan deze zijn of haar eigen manier zoeken. Dit betekent dus niet dat we gelijk van de oude busopstelling lessen af moeten. Want ook in deze vorm kun je de leerlingen bijvoorbeeld kritisch na laten denken en verbanden laten leggen (oorzaak / gevolg) maar het betekent wel dat we naar opdrachten moeten zoeken, die ervoor zorgen dat ze dat kunnen doen. [3] [10] [11]
Naast dat de leerling deze vaardigheden moet beheersen, hebben we natuurlijk ook te maken met leerlingen die langzaam aan volwassen worden. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw blijven naast het inhoudelijk onderwijs geven ook het opvoeden van de leerlingen belangrijk. Het is dan ook belangrijk dat je contact maakt met je leerlingen en dat je weet wat er speelt. Voor de leerling moet er dan ook het volgende zijn: 'contact, aandacht, duidelijkheid, veiligheid en een vorm van voorspelbaarheid. De docent benadert de leerling op een vriendelijke, volwassen en serieuze manier.' Dit betekent dus dat wij als docent de leerlingen moeten laten zien dat wij ze waarderen, respecteren en wij ten alle tijden de leerling positief benaderen om zo een goede relatie aan te gaan en/of te behouden. [1] [4] [5] De meningen zoals bijvoorbeeld bij Marzano en Gennip zijn meningen waarbij ik me volledig kan aansluiten. Ik ben er ook van overtuigd dat als er sprake is van een goede, positieve band met de leerlingen, zij het vak ook beter gaan beheersen. Ik als docent ben dus ook in de bovenbouw bezig met het pedagogische en interpersoonlijke gedeelte. [8] Natuurlijk is dit anders dan in de onderbouw vaak al wat verder in hun ontwikkeling, maar dat neemt niet weg dat de leerling zich wel erkend, gezien en gehoord voelen. Want deze leerling ontwikkelt zich ook verder. Wel ben ik van mening dat we dus meer de rol van coach krijgen, omdat ik van mening ben dat een leerling in de bovenbouw, wat meer zijn of haar eigen verantwoordelijkheid kan en moet pakken. Door de verantwoordelijkheid meer bij de leerling neer te leggen geeft ons dat meer ruimte om met de leerling het gesprek aan te gaan en te kijken naar de verschillen tussen leerlingen onderling, de ene leerling is de andere leerling niet en heeft bijvoorbeeld dan ook een andere benadering nodig. Dit ervaar ik in al mijn lessen biologie. Zo vindt de ene leerling het fijn om samenvattingen te schrijven, een andere leerling vind het fijn om alles uit te tekenen en weer andere leerlingen vinden het fijn om veel te oefenen met vragen. Ik vind dan ook dat we didactisch hier dan ook rekening mee moeten houden en we dus een diversiteit aan werkvormen moeten aanbieden aan de leerling. [1]
Didactisch gezien heeft de leerling altijd behoefte aan een docent die duidelijk is, structuur geeft (wat, wanneer op welke manier moet), maar ook een docent die de stof beheerst, sterker nog een docent die boven de stof staat [1] [10] [11]. Hierbij moet de docent de leerling wel de ruimte geven om op zijn of haar eigen manier te kunnen leren. De docent zal dan ook verschillende didactische werkvormen moeten aanbieden, die passend zijn bij de stof, maar ook die passend zijn bij het kind. Als docent moet je de kennis betekenisvol maken en de contexten zo maken dat de leerling zich kan inleven. Zo kunnen we bij ons vak bijvoorbeeld denken aan: literatuur onderzoek doen, experimenteel onderzoek doen, probleemoplossend denken en nieuwe dingen ontwerpen / uitvinden, concept / context, leerstof koppelen aan de praktijk en/of aan de leefomgeving van de leerling. [1] Om de contexten vorm te geven en te begrijpen is er een bepaalde bekwaamheid nodig in taal, net als bij de overige natuurwetenschappelijke vakken (als natuurkunde en scheikunde). [6] [7] Wat ik bij veel bij leerlingen zie tijdens de werkvormen is dat, de leerling vaak worstelt met de taal die in binnen het vak biologie gebruikt wordt. Men komt veel nieuwe termen tegen of termen die een andere betekenis hebben dan dat ze tot nu toe kende. We kunnen dan ook wel zeggen dat biologie een talig vak is. De leerlingen die struikelen, struikelen met namen over het begrijpend lezen van de vraag en zullen hier dan ook in de lessen begeleiding en sturing van mij op moeten krijgen. Zo zal ik de leerlingen die moeite hebben met taal meer vraagstukken met tekst aanbieden of eventueel een begrippenlijst laten maken, daarnaast zal ik veelvuldig de begrippen gebruiken en de leerling hier naar vragen.
Daarnaast hebben we op dit moment ook te maken met het digitaliseren van het onderwijs. Veel scholen maken de switch maken van boeken naar ipad/laptops. Waaronder ook mijn eigen school het Revius Lyceum. Naar mijn mening is dit ook de toekomst van het onderwijs. Dit betekent dat ik als docenten vind dat ik met de tijd mee moet gaan en zorgen dat we onze lessen zo vormgeven, waarin de diverse mogelijkheden van ICT ingezet en gebruikt kunnen worden. Hierbij denk ik aan virtual reality (VR) en 3D-rondleidingen, maar we kunnen ook gebruik maken van handige applicaties zoals vittle: screencast recorder, pl@ntNet en bijvoorbeeld physiology animations.
Wat ik ook steeds meer in de onderbouw zie gebeuren, is dat vakken samen gaan en dat we het dan bijvoorbeeld hebben over het vak natuur, of dat vakken samen een vakoverstijgend project doen, om bijvoorbeeld samenhang te laten zien. Dit zou dan een combinatie kunnen zijn tussen natuurkunde, scheikunde en biologie. Zeker als we gaan kijken op celniveau, dan springt scheikunde er natuurlijk tussen uit. Maatschappelijk gezien heeft biologie natuurlijk ook een belangrijke rol, omdat daarin thema’s als de opwarming van de aarde en het vervuilen van de oceanen en de rest van de wereld met plastic aan bod komen. Dan kunnen we hier met het vak biologie natuurlijk ook de maatschappelijke kant mee op. Van gesprekken voeren over de opwarming van de aarde, tot meningen vormen over genexpressie en projecten tot vraagstukken in de schoolexamens, ook geven deze gesprekken en/of projecten een mogelijkheid tot samenwerking met andere vakken, met instanties als Staatsbosbeheer en Rivierrijnlanden). Samenwerken met andere vakken en instanties is van belang om de verschillende theorie in een andere situatie en/of de praktijk te kunnen toepassen en/of te ervaren. We kunnen dan ook op deze manier buiten naar binnen halen en binnen naar buiten brengen. Door de verschillende didactische werkvormen, de schoolexamens, praktische opdrachten, projecten kunnen we het niveau en de ontwikkeling van de leerling in de gaten houden en versterken. [1]
Naast dat dit natuurlijk voor het onderwijs in Nederland gelt, zal dit ook voor het onderwijs in het buitenland gelden. Tijdens mijn reis naar Suriname in oktober 2019 heb ik van docenten daar begrepen dat het onderwijs daar niet heel anders is dan bij ons. [9] Echter zijn de middelen die wij hebben zeer veel meer en beter dan de middelen die zij hebben., waardoor wij beter in staat zijn om goed onderwijs aan te bieden. Dit wil zeggen onderwijs met degelijke hulpmiddelen en materiaal, om dingen beeldend te maken voor de leerlijngen. Denk bijvoorbeeld aan microscopen, de nieuwste druk boeken en ander materiaal. Daarnaast vind ik het belangrijk om veel contacten in het onderwijs wereldje te hebben. Dit geld voor contacten binnen Nederland maar ook daar buiten. Ik ben dan ook van mening dat het goed om ook verder te kijken dan alleen het onderwijs in Nederland.
Bronnen:
[1] Robert Marzano & Wietske Miedema (2018), Leren in vijf dimensies, 7e druk
[2] Syllabus centraal examen biologie (2021), www.examenblad.nl)
[3] Lagerwerf, B. & Korthagen F. (2009). Een leraar van klasse, uitgeverij Nelissen, Soest.
[4] Martie Slooter (2015). coachen op contact, de basis in het primaire proces
[5] Waterink, J. (1961). Grondslagen der didactiek.
[6] Kendeou, P., McMaster, K. L., & Christ, T. J. (2016). Reading comprehension: core components and process. Minneapolis: University of Minnesota.
[7] Yore, L. D., Hand, B., Goldman, S. R., Hildebrand, G. M., Osborne, J. F., Treagust, D. F., & Wallace, C. S. (2004). New directions in language and science aducation research.
[8] Gennip, H. v., & Vrieze, G. (2008). Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkenis, interventie en persoon. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.
[9] Weeks R., persoonlijke communicatie, september 2020
[10] Titsworth S, Mazer, J.P., Goodboy, A.K., Bolkan,s. & Myers, S. A. (2015). Two meta-analyses exploring the relationship between teacher clarity and student learning.
[11] Creemers, B., & Kyriakides (2007). The Dynamics of educational effectiveness: a contribution to policy, practice and theory in contemporary schools