Misconcepten

Misconcepten

Schoolbiologie

 

Simeon Eversen

Student nummer: 1573238

 

Misconcepten

Elke persoon op aarde denkt na over de wereld om zich heen. Hierbij maken zij gebruik van ervaringen, waardoor er denkbeelden gecreëerd worden en dus ook je kennis. Dit zijn je eigen concepten. Deze concepten en informatie kan ook wel eens niet correct zijn, zo ontstaat er dan een misconcept. Een van de misconcepten die leerlingen kunnen maken is b.v.: kruiselings op elkaar staande antagonisten

 

Het misconcept dat door leerlingen veelvuldig gemaakt wordt is: dat de leerlingen denken dat de bloeddruk en de ontspannen hartspier antagonistisch samentrekt.

 

Achtergrond:

De leerlingen leren tijdens de lessen dat de werking van spiercellen functioneert als afwisselend samentrekken en ontspannen (denk bijvoorbeeld aan de pupil). Geen enkele spiercel kan dit op alleen zijn eigen kracht. Er zijn dus ook andere krachten nodig om de ontspannen spiercel weer uit te rekken. Bij de skeletspieren (de spieren die vast zitten aan de beenderen) is het veelal duidelijk en zijn er duidelijk antagonisten te herkennen, bijvoorbeeld de biceps en triceps. Maar bij het hart, is dit niet makkelijk te zien. Er is een andere kracht die dit op zich neemt. In het geval van het hart wordt er vaak verwezen naar de bloeddruk die hiervoor zorgt. Maar sommige spieren zoals het hart blijven samentrekken ook al is die leeg. Dus de kracht komt dan niet uit de bloeddruk. De enige verklaring die er is, is dat kruislings op elkaar staande spiercellen samenwerken. Hetzelfde geld voor bijvoorbeeld: de tong, darmperistaltiek, openen en sluiten van kringspieren enzovoort.

 

twee van deze oorzaken zijn:

  1. De theorie over beenloze spieren, waar niet duidelijk een antagonist is, gaat vaak fout. Er wordt bij het hart bijvoorbeeld aangegeven dat de antagonistische kracht door de bloeddruk, bij borstademhaling of door de zwaarte kracht gebeurd. Terwijl de hartspier bestaat uit 3 type weefsels.

  2. Vaak worden spieren als enkelvoudige spierbundels aan weerszijden van een beenstuk afgebeeld. Hierdoor is het beeld van samengestelde spieren, spieren met verschillende spiercellen, die elk een andere richting op gaan en hierdoor ook een andere stimulatie hebben, onbekend.

 

Hoe dan wel?

We moeten tijdens het aanleren hoe de antagonisten werken, in de onderbouw al duidelijk aangeven dat er vaak een voorbeeld genoemd wordt van spieren die met botten en gewrichten samenwerken. Maar ook moet er dan al aangegeven worden dat er nog andere spieren zijn, die op een zelfde manier werken, alleen niet gekoppeld zijn aan botten.

 

In de bovenbouw gaan we dan in op de werking van de spieren. Wat we in de bovenbouw kunnen doen is bij bijvoorbeeld bij thema's als: het hart, type ademhalingen en spieren, maar ook wanneer het begrip antagonisten aanbod komt gelijk de spiergroepen behandelen die geen duidelijke antagonist lijken te zijn en/of te hebben. De docent kan deze voorbeelden benoemen, maar het kan ook mee genomen worden in vervolg opdrachten. Wanneer de docent kiest om een voorbeeld te geven, kan hij kiezen om de hartspier als voorbeeld te nemen. Hierbij kan hij vertellen dat de hartspier bestaat uit drie lagen: endocard, myocard en epicard, waarbij duidelijk aangegeven moet worden dat in het myocard deel dwarsgestreept spierweefsel zit. In dit dwarsgestreepte spierweefsel zitten zware en lichte filamenten die de spier korter en/of langer kunnen maken. De zware filamenten bevatten een myosine-kop. In rust zit er aan deze kop een ATP vast. Wanneer de spier samentrekt, zal de ATP omgezet worden in ADP en een P, door hydrolyse. Wanneer er calcium, door troponine koppelt aan de actinefilament, kan er dus contractie plaatsvinden omdat de actine en myosine kunnen koppelen.

 

https://www.youtube.com/watch?v=A2iG1Y2VN3U

 

Bij het misconcept is het leerdoel: leerlingen moeten leren, dat spieren die geen botten bewegen ook antagonistische krachten hebben en hoe deze antagonistische functies tot stand komen. Hiervoor hebben we ook de volgende les bedacht. Zie lesvoorbereiding in de bijlage.

 

[1] W. Larry Kenney, PhD, Jack H. Wilmore PhD, David L. Corstill, PhD (2016) Inspannings- en sportfysiologie

 

[2] Campbell

 

[3] https://www.leraar24.nl/51338/pre-en-misconcepten-in-het-onderwijs/

Misconcepten Simeon Eversen

 

Datum:

Klas:

 

Lesonderwerp

 

Beginsituatie

Wat weten de leerlingen van het onderwerp:

  • Leerlingen weten wat antagonisten zijn en hoe deze plaatsvinden bij enkelvoudige spierbundels die aan botten vastzitten (biceps / triceps)

  • Leerlingen weten hoe spieren samentrekken en wat hiervoor nodig is, denk bijv. aan ATP.

  • Leerlingen weten het verschil tussen; dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel

 

Relevante omstandigheden die je les kunnen bepalen

 

 

Lesdoelen

1: Je kunt uitleggen dat spieren die geen botten bewegen ook antagonistische krachten nodig hebben.

2: Je kunt uitleggen hoe deze antagonistische functies tot stand komen.

Eigen lesdoelen

N.a.v. mijn vorige les.

1: nvt

Observatiepunten

Hoe kan de observant aan jouw waarneembaar gedrag zien dat je aan je eigen leerdoelen werkt

nvt

Biologie methode:

Bronnen:

Media:

Biologie voor jou, havo/vwo, bovenbouw en onderbouw.

https://www.zowerkthetlichaam.nl/864/kort-overzicht-werking-hart/

https://www.youtube.com/watch?v=QardeqVb604

 

 

 

OPSTART VAN DE LES

 

 

Lesverloop, wat gaan we doen

Tijd (min)

Wat doet de docent en waarmee

Wat doet de leerling op welke manier leren zij

Werkvorm:

Groepjes maken

3

Docent legt papieren klaar. In het midden staat een cirkel en vervolgens 4 strepen naar de hoeken, zodat je viervlakken en de cirkel hebt.

De leerling komt binnen, gaat ergens bij een groep zitten en pakt zijn of haar spullen.

 

KERN VAN DE LES

 

 

Lesverloop, wat gaan we doen

Tijd

Wat doet de docent en waarmee

Wat doet de leerling

 

Leerlingen gaan in hun eigen vlak verschillende spieren opschrijven die niet vast zitten aan botten.

 

3

Docent stuurt de leerlingen aan, houd de tijd in de gaten (evt. met bord), houd overzicht en orde en helpt de leerlingen die het moeilijk vinden met het vinden van de juiste spieren.

 

 

 

 

 

 

 

De leerling is zelfstandig aan het nadenken over de verschillende spieren die niet aan botten vastzitten.

 

 

Denken – delen – uitwisselen

Leerlingen maken gezamenlijk een lijst in het midden met alle spieren die niet aan een bot vast zitten.

 

2

Let op het volume van overleggen en daar waar nodig grijpt de docent in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Later overleggen de vier leerlingen en komen ze tot een lijst met spieren.

Denken – delen – uitwisselen

Leerling maken van hun viertal nu tweetallen en gaan in tweetallen uitzoeken hoe spieren werken. Hierbij focussen zij zich op de antagonisten. En bekijken ook nog eens de verschillende weefsels. Ze kunnen ook gebruik maken van https://www.youtube.com/watch?v=A2iG1Y2VN3U van het geen wat ze hebben uitgezocht maken zij een samenvattend verhaal.

 

20

De leerlingen gaan aan de slag met de opdracht. De docent let erop dat de leerlingen alleen met elkaar overleggen.

De leerlingen overleggen met zijn tweeën over de opdrachten en de stof die zij gevonden hebben in het boek en / of online. Samen komen ze tot een samenvattend geheel.

Samenwerkend uitzoeken.

Meerdere tweetallen vormen weer een viertal nu en wisselen hun bevindingen uit. Samen komen ze tot een geheel en vullen ze elkaar aan.

8

De docent stuurt de leerlingen aan, zorgt dat ze bij hun viertal blijven en bewaakt de tijd.

De leerlingen gaan met twee tweetallen bij elkaar en krijgen vier minuten om samenvattend aan elkaar uit te leggen wat zij gevonden hebben. Met zijn vieren komen zij tot een geheel

 

Check in duo's

Klassikaal even uitwisselen wat er allemaal gevonden is.

 

5

Docent neemt het voortouw in het onderwijs leergesprek.

Leerling luistert aandachtig

 

AFSLUITING VAN DE LES

 

 

Lesverloop, wat gaan we doen

Tijd

Wat doet de docent en waarmee

Wat doet de leerling

 

De docent legt nog even kort uit hoe de antagonistische krachten bij bijv. een hartspier werken. Hierbij kan de docent ingaan op deporalisatie en repolatisatie maar ook op de dubbele innervatie autonoom (sympathisch- en parasympatisch zenuwstelsel).

 

Ook kan de docent nogmaals uitleggen hoe het samentrekken van de spier gaat met myosine en actine.

7

Docent legt uit, eventueel aan de hand van het bord.

Luisteren aandachtig en maken eventueel aantekeningen.

Klassikale instructie

Docent geeft nog snel de weektaak op.

2

Geeft aan wat de weektaak is, laat deze nogmaals zien op het bord.

Neemt dit eventueel over in zijn of haar agenda. En ruimt zijn of haar spullen alvast op en wacht tot de bel gaat.

 

 

 

 

 

 

 

 

Werkvormen:

 

Denken – delen – uitwisselen.

Deze werkvorm voeren we twee keer uit. Eerst wordt er individueel gestart naar een groep, daarna gaan we in duo's uit elkaar en dingen uitzoeken en daarna weer terug naar een groep van vier. We gebruiken dit alleen op twee manieren. De eerste is vooral om te kijken naar de voorkennis die er is en of ze voorbeelden kunnen noemen van spieren die niet vast zitten aan het skelet. Het geeft dus inzicht in dat geen wat de leerling al weet.

 

Check in duo's

Als tweede gebruiken we een vorm van check in duo's, we doen dit nu met twee groepjes. De leerlingen gaan eerst uitzoeken hoe alles werkt omtrent de spieren. Vervolgens gaan de groepjes dit bij een ander groepje checken. Op deze manier kun je met de klas in korte tijd snel de stof controleren om vervolgens eventueel nog een vervolg instructie te geven. De leerlingen moeten op deze manier wel in beweging komen om samen te werken.

 

Klassikale instructie

Deze is bedoeld om alle stof even goed en duidelijk voor de leerlingen samen te vatten. Het is een korte instructie over de werking van myosine en actine.

 

https://www.leraar24.nl/51338/pre-en-misconcepten-in-het-onderwijs/

 

 

ppt misconcept antagonisten (1).pptx