algemene informatie
Nederlands tentamens/examens leerjaar 12 vwo
SE1 schrijven van een betoog/beschouwing
Het tentamen zelf:
- Naam
- Klas
- Docent
- Een voorblad met een lijst van je artikelen met:
- Naam schrijver, titel artikel
- In twee zinnen de inhoud van je artikel.
In je documentatiemap mag je passages aanstrepen met kleurtjes. Je mag geen aantekeningen maken bij de artikelen!
Tip: bewaar zelf een kopie van je map of maak een worddocument met alle linkjes, zodat je bij de voorbereiding de artikelen nog een keer door kunt nemen. Je documentatiemap zelf krijg je pas bij het tentamen terug.
De theorie is te vinden in de reader en in deze wiki.
Theorie:
|
Uiteenzetting/betoog/beschouwing
|
Voorbereiden schrijven
|
Beoordelen en herschrijven
|
Tekststructuren
|
Tekstverbanden
|
Voorbereiding in het algemeen.
brongebruik
Op je tentamen verwerk je de achtergrondartikelen op twee manieren;
1. in de tekst: ( met achternaam + jaartal)
- bijvoorbeeld: Uit onderzoek is gebleken dat tachtig procent van de kinderen wel eens een appel gegeten heeft (Jansen, 2016)
bijvoorbeeld; Pietersen (2014) schreef al dat de meeste kinderen te weinig pruimen eten.
Weet je de achternaam niet? Gebruik dan de naam van de bron zelf, bijvoorbeeld: Uit onderzoek is gebleken dat tachtig procent van de kinderen wel eens een appel gegeten heeft (CBR, 2016)
- Je kunt parafraseren (zie voorbeelden hierboven) of letterlijk citeren:
- Pietersen (2014) zei in de Trouw: "Kinderen eten te weinig pruimen."
2. Onder je betoog of beschouwing zet je de artikelen die je gebruikt hebt bij je tentamen in een bronnenlijst volgens de APA-normering. Oefen daar goed in.
Informatie via:
https://www.studiemeesters.nl/studietips/wat-apa-een-korte-uitleg-voor-beginners/
https://www.scribbr.nl/apa-stijl/literatuurlijst-volgens-de-apa-regels/
Let op; de regels zijn best lastig. Je hoeft ze alleen in grote lijnen te weten. Op internet zijn handige tools te vinden die je bronnen direct helemaal APA-correct maken. Daar kun je echter bij je tentamen niet bij.
bouwplan
Een bouwplan maken doe je als volgt:
Noteer het onderwerp.
Noteer het schrijfdoel.
Noteer de hoofdgedachte.
Noteer voor wat voor een publiek je de tekst schrijft.
Kies een passende tekststructuur.
Bepaal welke alinea’s inleiding, middenstuk en slot vormen.
Noteer de (deel)onderwerpen in vraagvorm en per deelonderwerp een aantal trefwoorden.
Bij een betoog verdeel je het als volgt:
inleiding
- argument 1
- argument 2
- argument 3
- tegenargument 1
- weerlegging
- tegenargument 2
- weerlegging
slot
Bij een beschouwing;
inleiding
- argument 1
- argument 2
- argument 3
- tegenargument 1
- tegenargument 2
- tegenargument 3
slot.
meer informatie:
https://www.cambiumned.nl/theorie/schrijven-en-spreken/schrijven/bouwplan/
voorbeeld beoordelingsformulier
Beoordelingsformulier betoog
|
|
opmerking
|
TITEL
|
|
|
INLEIDING
|
|
|
MIDDENSTUK (OPBOUW)
|
-
deelonderwerpen passen bij vraagstelling
-
goede kernzinnen
-
volgorde van alinea’s en tekstdelen is logisch
-
bruggetjes tussen tekstdelen en alinea’s
|
|
SLOT
|
|
|
|
|
|
MIDDENSTUK (INHOUD)
|
-
deelonderwerpen: minimaal drie relevante argumenten, die goed opgebouwd zijn.
-
deelonderwerpen passen bij schrijfopdracht
-
uitleg duidelijk, concreet en volledig
-
(met feiten/ voorbeelden/ervaringen)
-
publieksgericht
-
minimaal twee betrouwbare bronnen
|
|
|
|
|
TAALGEBRUIK
|
|
|
ALGEMENE EISEN
|
|
|
Totaal maximaal 10
|
|
|
TOTAAL:
|
|
|
TAALFOUTEN
Per taalfout (zinsfout/spelfout/interpunctie) – 0,1 van het cijfer eraf (tot maximaal 2 punten)
|
|
|
handige filmpjes en PowerPoints les
filmpje betoog
betoog en beschouwing schrijven
Mondeling tentamen presentatie
Mondeling tentamen presenteren: minimaal 10 minuten, maximaal 15 minuten; een betoog of beschouwing. Je mag deze presentatie gebruiken als oefening voor je eindwerkstukpresentatie.
Hulpmiddelen mogen: spiekbriefje met steekwoorden of kaartjes (aanrader!), PowerPoint of spullen om te laten zien.
Let op:
- een goede opbouw; opening/slot.
- absoluut niet voorlezen.
- pak je rust; ontspan. Verlaag je stem iets. Val je even stil of ben je even de draad kwijt? Niet erg! Wij wachten wel even tot je de draad weer hebt.
- inhoud: op niveau. Kies de goede balans tussen: niet te makkelijk (plastic is een groot probleem, dat weet iedereen wel, tenzij je met vernieuwende inzichten/informatie komt) en niet te moeilijk (de complete uitleg over de algemene relativiteitstheorie). Zorg dat je echt iets te vertellen hebt, een nieuw inzicht, een heldere mening of interessante informatie. Zorg dat je je van te voren verdiept, zodat je kunt verwijzen naar onderzoeken of feiten. Daar wordt je presentatie sterker van.
hoe maak je een goede pitch
SE2: literatuurgeschiedenis en literatuuranalyse
opdrachten om de lesstof te bestuderen
maak steeds een samenvatting van de theorie. Veel van deze theorie komt van Cambiumned.nl. Ik heb hier een keus uit gemaakt en aan jou de taak daar weer de kern uit te halen met behulp van onderstaande vragen.
Herhaal ook de theorie voor verhaalanalyse; die staat nu ook in deze wiki
Tip: op schooltv.nl is een serie over literatuurgeschiedenis waar heel mooi het tijdsbeeld wordt neergezet.
Vragen bij de middeleeuwen:
1. Hoe gaat het verhaal van Karel ende Elegast? Weet je dat nog? Zoek anders op internet de grote lijn op.
2. Lees het fragment van Karel ende Elegast n de reader. Welke kenmerken herken je? Hoe dan?
Vragen bij de Renaissance:
1. Bekijk de plaatjes en teksten in je reader. Waar gaan de plaatjes over, denk je? Welke boodschap en welk wereldbeeld spreekt hieruit?
vragen bij Hooft en Vondel:
1. beschrijf de twee belangrijkste elementen uit deze periode waardoor de literatuur ging bloeien.
2. welke type literatuur ontstaat in deze periode?
3. beschrijf kort wie Vondel is en wie Hooft. Wat hebben ze gedaan en waarom zijn ze belangrijk?
4. lees de gedichten door uit de reader. Het tweede gedicht is een politiek gedicht. Zoek op internet op, waarom dit gedicht politiek zo gevoelig is (titel: het Stockske van Joan van Oldenbarnevelt)
Vragen bij Verlichting:
1. Leg in je eigen woorden uit wat de Verlichting precies is. Wat zijn 'verlichte' ideeën?
2. De manier waarop men naar een kind ging kijken veranderde structureel. Leg uit hoe die visie veranderde in die tijd.
3. zoek het gedicht "de Pruimenboom' van Van Alphen op internet op. Wat is de les in dit gedicht?
4. Zoek op en beschrijf heel kort (2-3) regels waar het boek Sara Burgerhart over gaat. Lees daarna het fragment in de reader. Dit fragment speelt aan het begin van het boek waarin Sara nog een puber is en bij haar tante woont. Het boek is vernieuwend omdat voor het eerst vanuit dit soort perspectieven (brieven) een roman werd beschreven. Welk beeld krijg je van Sara?
Herhaal ook de theorie voor verhaalanalyse; die staat nu ook in deze wiki
Romantiek:
1. Waardoor ontstaat de romantiek?
2. Wat zijn de kenmerken van de romantiek?
3. Bestudeer uit je reader de tekst Julia en Rika, die bij deze periode horen. Hoe zie je de kenmerken terug?
4. In Rika zit ook wat (zwarte) humor. Hoe zie je dit terug?
Fin de Siècle:
1. waarom noemen we deze periode de start van de moderne tijd?
2. Noem drie belangrijke ontwikkelingen in deze tijd.
Literatuur uit de koloniën en Multatuli:
1. Was Multatuli de eerste die over de Nederlands koloniën schreef? Nee, noem één voorbeeld van een boek dat eerder verscheen.
2. Waarom schreef Multatuli het boek Max Havelaar?
3. Waarom is dit boek in vier opzichten een heel bijzonder boek?
4. Lees in je reader het fragment. Dit is het slot van het boek. De schrijver gebruikt hier twee bijzondere technieken. Wat doet hij hier?
middeleeuwen
Middeleeuwse literatuur (1170-1550)
De taal was het Middelnederlands Het was een verzameling dialecten want er was nog geen eenheidstaal. De teksten (handschriften of manuscripten) werden in kloosters gemaakt.
Belangrijkste kenmerken
- De werken zijn geschreven in dichtvorm. De literatuur werd mondeling doorgegeven en dan is het makkelijker te onthouden als de regels rijmen.
- Het is volkskunst, geschreven voor de groep (gemeenschapskunst), eenvoudig en meestal anoniem.
- De middeleeuwer denkt theocentrisch en dat wat wil zeggen dat alles op god gericht is en het werk getuigt van katholieke vroomheid.
- Het werk is ook didactisch/moraliserend. Uit het werk moest wat te leren zijn (didactisch) en er moet in duidelijk worden wat goed en slecht is (moraliserend).
Je herkent de standenmaatschappij (adel, geestelijkheid en burgerij) in de werken.
Ridderromans, abele spelen liederen weerspiegelen de idealen van de adel. De invloed van de geestelijkheid zie je duidelijk terug in legenden, heiligenlevens en geestelijk toneel. De burgerij was op zoek naar kennis en las moraliserend en didactisch werk, de gewone man kijkt graag naar kluchten ook wel sotternieën of boerden (plat realistisch verhaaltje) genoemd.
Hoofse literatuur
Op de hoven van de adel diende men zich hoofs te gedragen. Het was belangrijk elkaar niet nodeloos te kwetsen. Er golden daarom allerlei regels omtrent gedrag. Je diende je correct te kleden, je aan tafel beschaafd te gedragen en een ander niet nodeloos te kwetsen. Het middel bij uitstek daartoe was zelfbeheersing. In allerlei literaire teksten werd getoond hoe je je op de juiste manier diende te gedragen.
ridderromans
Het woord ‘roman’ komt uit het Romaans en betekent verhaal. Epiek betekent verzameling verhalen.
Karelepiek
De eerste Karelromans zijn vooral in Frankrijk ontstaan en worden daarom ook wel Frankische of Karelromans genoemd. Ze zijn rond 1100 opgeschreven. Een paar eeuwen na het overlijden van Karel de Grote dus. Deze romans hebben vaak een historische kern, maar daaromheen is veel verzonnen. Aan Karel worden vaak feiten toegeschreven die helemaal niet kloppen. We spreken dan van epische concentratie.
Kenmerken:
- Karel de Grote is de hoofdpersoon en beleeft allerlei (al dan niet waar gebeurd) avonturen
- Trouw (ten opzichte van koning) was een belangrijk thema.
- Bijgeloof en tovenarij spelen een belangrijke rol.
Bekende Nederlands ridderromans zijn Het Roelantslied en Karel ende Elegast
2. Arhurepiek
De hoofse ridderromans (vanaf 1150) worden verdeeld in Brits-Keltische, Frankische, oosterse en klassieke romans. Ridders gedragen zich dapper en strijd komt veel voor, maar het gedrag tegenover de vrouw verandert bij nieuwere romans. De liefde speelt in de romans een belangrijke rol en ridders doen alles om een vaak onbereikbare geliefde te veroveren. Hoofs gedrag is daarbij het ideaal en dat kwam in de praktijk neer op beschaafdere omgangsvormen en onderdanig gedrag ten opzichte van de vrouw.
Brits-Keltische ridderromans/Arthurepiek
In deze romans wordt de strijd van Britse helden in de strijd tegen binnenvallende Angelen en Saksen verheerlijkt. Koning Arthur en zijn ridders van de tafelronde spelen de hoofdrol. De ridders verzamelden zich rond de ronde tafel en gingen vervolgens op avontuur. Tijdens de zoektocht (queeste) speelde de graal een belangrijke rol. De graal is van oorsprong een Brits Keltische toverbeker, later zag men hem als de beker die bij het laatste avondmaal van Christus gebruikt zou zijn. Alleen de ideale ridder was in staat deze beker, die verborgen was op een graalburcht, te vinden.
Franse dichters kwamen deze verhalen op het spoor en schreven Keltische ridderromans. De belangrijkste onder hen, Chrétien de Troyes schreef o.a. Lancelot en Perceval. In het Diets zijn de romans Walewein en Ferguut bekend.
De oosterse ridderomans
In de tijd van de kruistochten kwamen er contacten met Perzische en Arabische landen en werden hier allerlei oosterse verhalen bekend en deze beïnvloeden Europese schrijvers.
De hierdoor ontstane romans hebben een oosterse sfeer (oosterse vorsten met harems en veel pracht en praal). De ridders zijn dapper, maar vechten niet en de hoofse liefde is het belangrijkste thema. Hier is vooral de liefdesgeschiedenis van Floris ende Blanchefloer (in 1250 uit het Frans vertaald) bekend.
De klassieke ridderromans
Klassieke ridderromans spelen in de klassieke oudheid (de tijd van de Grieken en Romeinen).
Hierin vaak romantische verhalen waarin de hoofse liefde centraal staat. Bekend is Het prieel van Troyen (speelt tijdens het beleg van Troje).
Renaissance
context 16e eeuw:
Grote uitvindingen zoals de uitvinding van het buskruit, de kompas en de boekdrukkunst hadden grote invloed op het dagelijks leven. Vooral de uitvinding van de boekdrukkunst (± 1450) aan het eind van de middeleeuwen zorgde ervoor dat nieuwe opvattingen en ideeën makkelijk verspreid konden worden en veel meer mensen dan daarvoor waren in staat een boek aan te schaffen.
Terwijl de schrijver in de middeleeuwen vooral deel uitmaakte van een groep, ging hij in de zestiende eeuw meer en meer van zichzelf uit. In zijn werk vind je dan ook veel meer persoonlijke ideeën dan in de tijd daarvoor.
Aan het eind van de middeleeuwen waren de Nederlanden onderdeel van het koninkrijk Spanje. We hadden één vorst, maar vormden geen eenheid.
Karel V en later zijn opvolger Filips II (1555), wilden er een sterke staat met één vorst (eenheidsstreven) en één (rooms-katholiek) geloof van maken. Onder hen werden de volgelingen van de het nieuwe geloof van Luther en Calvijn streng vervolgd.
In de Nederlanden verzette men zich hevig tegen het streven van Karel V en Filips II. En nadat in 1566 de Beeldenstorm plaatsvond, begon in 1568 onder aanvoering van Willem van Oranje de Tachtigjarige oorlog.
In de literatuur uit die tijd lezen we veel over opvattingen over geloof en verzet tegen de Spanjaarden. Anna Bijns bijvoorbeeld verdedigde het katholieke geloof en Marnix van St. Aldengonde de reformatie. De geuzenliederen vertellen ons meer over de strijd tegen Spanje.
In de kunst en literatuur is vooral de Renaissance belangrijk. Onder invloed van de oude Grieken en Romeinen wordt het streven naar schoonheid erg belangrijk.
Daarnaast ontstond er het humanisme, een stroming in de filosofie waarbij men van de mens zelf uitgaat.
Renaissance:
De renaissance (wedergeboorte, herleving van de kunst van de klassieken) ontstond rond 1400 in Italië. Bij de renaissance gaat het allereerst om opvattingen over de kunst.
In de literatuur was Francesco Petrarca het grote voorbeeld. Zijn sonnetten over zijn geliefde Laura hadden grote invloed op andere dichters.
De belangrijkste kenmerken van de renaissance waren:
- In de kunst en cultuur laat men zich leiden door de opvattingen daarover van de Grieken en Romeinen.
- Men heeft een antropocentrische levenshouding. Dat wil zeggen dat de mens centraal staat.
- Er wordt bewust gestreefd naar artistieke vormschoonheid.
- De kunstenaar zelf en niet de groep is belangrijk. De kunstenaar is niet langer anoniem en wordt geëerd.
- Nieuwe genres zoals sonnetten, odes, brieven, biografieën, geschiedschrijving, emblemata en de klassieken tragedie doen hun intrede.
Hooft en Vondel 16e en 17e eeuw
context:
Het begin van deze eeuw wordt nog beheerst door de tachtigjarige oorlog (1568 – 1648), maar na het 12-jarige bestand (1609 -1621) zijn de moeilijkste jaren voorbij. De oorlog eindigt uiteindelijk in 1648 met de Vrede van Munster
Na de val van Antwerpen (1585) komen veel kooplieden en industriëlen naar Amsterdam. De stad ontwikkelt zich voorspoedig en wordt een belangrijke havenstad en een invloedrijk financieel centrum. Nederland wordt daarnaast met het veroveren van Nederlands-Indië een belangrijke koloniale mogendheid.
Een bloeitijdperk van handel, kunst , nijverheid en wetenschap, de gouden eeuw breekt aan.
In Amsterdam vestigen zich veel rijke families, kunstenaars en geleerden. Leiden met haar universiteit wordt een belangrijk wetenschappelijk centrum. Kunstenaars als Rembrandt van Rijn, Jan Steen en Jan Vermeer en wetenschappers als Hugo de Groot, Christiaan Huygens, Herman Boerhaave en Antoni van Leeuwenhoek worden wereldberoemd.
De literatuur in deze eeuw staat vooral onder invloed van de renaissance en het humanisme. In de literatuur kom je talloze Griekse en Romeinse goden en godinnen tegen en de nadruk lag vooral op het genieten van het dagelijks leven (‘carpe diem’ = pluk de dag). De schoonheid van het lichaam en leven staan volop in de belangstelling en schrijvers maakten veel gebruik van klassieke versvormen zoals het sonnet en ode en in de toneelkunst van de klassiek tragedie. Daarnaast werd er tijdens de tachtigjarige oorlog opstandsliteratuur geschreven en was er een meer realistische richting. Net als in de schilderkunst zijn er schrijvers, bijvoorbeeld Bredero, die het dagelijks leven zo natuurgetrouw mogelijk willen uitbeelden. Schrijvers als Vondel gebruiken om de emotionaliteit aan te geven allerlei stijlmiddelen. Denk aan alliteratie, tegenstellingen, uitroeptekens en het gebruik van veel bijvoeglijke naamwoorden.
De bekendste namen uit deze periode zijn Bredero, P. C. Hooft en Vondel
P.C. Hooft (1581 – 1647) is de belangrijkste voorvechter van de renaissance-idealen in de Nederlanden. Toen hij zeventien was, reisde hij al naar Italië waar hij kennis maakte met de kunst en cultuur van de renaissance. Terug in Nederland ging hij bevlogen aan het werk met de nieuwe kunst. Hij schreef veel erotische gedichten en brieven. Thema van deze werken is vaak de verheerlijking van de geest en het uiterlijk van de geliefde.
De doopsgezinde ouders van Joost van de Vondel (1587 – 1679) vertrekken na de val van Antwerpen naar Keulen waar zoon Joost is geboren. Als Joost een paar jaar is, vertrekt de familie naar Amsterdam waar vader een winkel in kousen en zijde begon die Joost later overneemt.
In deze tijd gaat Joost zich ook bezig houden met het schrijven van gedichten en toneelstukken.
Vondel keert zich fel tegen onverdraagzaamheid en onrecht en kiest hartstochtelijk partij in de godsdienstige (remonstranten tegenover contraremonstranten) en politieke (prins Maurits tegenover Johan van Oldenbarnevelt) conflicten in die tijd. Hij schrijft daarover een aantal hekeldichten waarvan ‘Op het stockske van Joan van Oldenbarnevelt’ het bekendste is.
meer weten? of een goed tijdsbeeld krijgen? Kijk dan de video
De Verlichting 17e eeuw/18e eeuw
Na de onstuimige zeventiende eeuw waarin Nederland onafhankelijk werd en een bloeiende economie kende, is de achttiende eeuw een nogal saaie periode waarin men genoot van de verworven rijkdommen. De literatuur werd in eerste instantie vooral beïnvloed door het Frans-classicisme.
Daarnaast zien we invloeden van het rationalisme en de verlichting. In de tweede helft wordt ook het gevoel weer belangrijk en zien we het ontstaan van het de preromantiek. Als schrijvers daarbij in het uiterste vervallen spreken we van het sentimentalisme.
Vanaf 1725 zien we dat onze literatuur in toenemende mate beïnvloed wordt door het rationalisme. Rationalisten gaan ervan uit dat alleen het gebruik van het menselijk verstand (ratio) kan leiden tot zinnige kennis. Het verstand (de rede) kan de mens bevrijden van onwetendheid, bijgeloof en verstarde denkbeelden. De mens is van nature goed en als hij op de juiste manier gebruik maakt van de rede zal dat leiden tot voorspoed en geluk. Uit deze visie is de verlichting ontstaan.
Enkele belangrijke verlichtingsideeën zijn:
- Het deïsme: God bestaat wel, maar grijpt niet in in het bestaan van de mens.
- Het absolute koningschap wordt verworpen en moet plaats maken voor tolerantie, redelijkheid, gelijkheid en broederschap.
- In de opvoeding wordt er gestreefd naar vrijheid en zelfstandigheid van het kind
Opvoeding is in de verlichting een belangrijk thema. Volgens rationalisten kan een kind alleen in vrijheid opgroeien tot een volwaardig burger. In de literatuur wordt er om deze ideeën te verspreiden gebruik gemaakt van nieuwe genres zoals het essay, de roman (in briefvorm), spectatoriale geschriften en imaginaire reisverhalen.
bekende schrijvers zijn:
Hieronymus van Alphen; didactische gedichten voor kinderen. Hij schreef als eerste literatuur die speciaal voor kinderen was. Dat was nog nooit eerder gedaan.
Betje Wolff en Aagje Deken met Sarah Burgerhart (zie fragment reader)
De romantiek 17e en 18e eeuw
De romantiek is een reactie geweest op de overwaardering van de rede en de strenge voorschriften van het Frans-classicisme. De industriële revolutie bracht niet de vooruitgang waarop men hoopte en het vertrouwen in het goede van de mens krijgt een knauw. Een romanticus leeft in onvrede met zijn omgeving, verzet zich tegen de burgermaatschappij en wordt beheerst door een pessimistisch levensgevoel. Hij laat zich daarbij leiden door emoties. Hij schept daarom een andere werkelijkheid om de ellende van het hier-en-nu te kunnen ontvluchten.
De belangrijkste kenmerken van de romantiek (vluchtwegen) zijn:
1. De liefde voor de natuur.
De natuur ervaart de romanticus als iets bovennatuurlijks. In een nachtelijke omgeving met maanlicht, ruïnes en graven kan hij de werkelijkheid in eenzaamheid ontvluchten. Deze kenmerken zagen we al bij Rhijnvis Feith en komen we nu tegen bij o.a. Guido Gezelle.
2. Grote belangstelling voor het verleden
Ook het verleden maakte het mogelijk om de dagelijkse ellende te ontsnappen. In het verleden (denk aan de gouden eeuw) stelden wij wat voor. Tollens beschrijft bijvoorbeeld in ‘De overwintering op Nova Zembla’ het wel en wee van Hollandse zeevaarders.
3. De religie als vlucht
Mensen wilden weg van de wereld zijn en het hiernamaals biedt deze mogelijkheid. In de Reveil-beweging zien we een streven te zoeken naar een verdieping van het religieuze gevoel.
4. De humor
Met humor kan je de betrekkelijkheid van iets laten zien. Met zelfspot kan je proberen het ongeluk dat je overkomt, draagbaar te maken.
Schrijvers: Piet Paaltjes (François Haverschmidt), Johannes Kneppelhout, Multatuli, Hildebrand en De Schoolmeester, Gezelle, Rhijnvis Feith
Fin de Siècle: start van de moderne tijd
De moderne tijd? Hoezo? 1880 is toch al heel erg lang geleden?
Vanaf deze periode spreken we in de geschiedenis van de moderne tijd. In deze periode neemt de industrialisatie en de techniek een vlucht. Hierdoor ontstaat een leefwijze die we modern noemen. Literatuur is een weerslag van culturele ontwikkelingen. Denk bijvoorbeeld maar aan de uitvinding van de fotografie, van treinen en huishoudelijke apparaten. Door de veranderingen in het dagelijks leven en het structureel anders denken door bijvoorbeeld de ontwikkeling van de wetenschap en psychologie, verandert ook de literatuur structureel.

-
De nieuwe tijd: Fin de Siècle.
De veranderingen die we in de literatuur rond 1880 tegenkomen, kan je niet los zien van andere vernieuwingen in deze tijd. Steden worden steeds groter. De toenemende industrialisatie zorgt op vele fronten voor een enorme bedrijvigheid: spoorwegen worden aangelegd en voor het vervoer worden de nodige kanalen gegraven. Het is ook de tijd waarin steeds meer mensen politiek actief worden. Tegenover het liberalistisch kapitalisme komt de arbeidersbeweging te staan. Daarnaast organiseren de protestanten en katholieken zich en rond 1900 komt de eerste emancipatiegolf op gang.
Op wetenschappelijk gebied worden de exacte wetenschappen steeds belangrijker en ontstaan er nieuwe studies zoals de etnologie en psychologie. In de psychologie komt Freud met zijn psycho-analyse. De invloed van het bestuderen van het onderbewuste in deze studie zien we terug in het ontstaan van de psychologische roman.
In de schilderkunst zien we het impressionisme ontstaan.
literatuur uit de koloniën
Literatuur in de koloniën Literatuurgeschiedenis.nl
Nergens was het leven zo multicultureel als in de Nederlandse koloniën. Dichters en schrijvers berichtten met verbazing en soms met verontwaardiging over het verre oosten en westen.
Aan de andere kant van de wereld, in Indonesië, werd iets gedaan aan Nederlandse cultuur. In Batavia, het huidige Jakarta, richtte men zelfs in 1778 het allereerste Europese, overzeese geleerdengenootschap op: het ‘Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen’. Maar uit het oosten kwam ook de felste kritiek op het koloniale systeem. Auteurs als Dirk van Hogendorp en Jacob Haafner waren allesbehalve positief over het gedrag van de Hollanders in de koloniën. Zij zagen vooral het leed dat slaven werd aangedaan.
Dirk van Hogendorp, die zestien jaar in Indonesië leefde, wilde de slavenhandel en slavernij afschaffen. ‘Een van de opmerkelijkste zaken die mijn geest, bij mijn terugkomst in mijn vaderland getroffen heeft, is de algemene onkunde en onwetendheid over de toestand van onze bezittingen in Oost-Indië’, schrijft Van Hogendorp. Niemand in Nederland bleek op de hoogte van de onmenselijke behandeling van slaven. Volgens Van Hogendorp waren vooral vrouwen erg wreed.
In zijn toneelstuk Kraspoekol, of de slavernij (1800) is Kraspoekol een van die vrouwen die slaven gruwelijk behandelt. Zo heeft ze de slavin Philida als een hond aan de ketting gelegd, omdat ze een slok water had gedronken zonder daarvoor toestemming te vragen. Ook verbiedt Kraspoekol Philida en haar man Ali, die al drie jaar met elkaar zijn getrouwd, 's nachts bij elkaar te slapen. Ali beklaagt zich in een monoloog: ‘wrede Hollanders! zijn wij niet uw natuurgenoten? uw medemensen? Neen, wij zijn uw honden! ----- er is geen recht voor ons, behalve het recht dat wij ons zelf bezorgen.’ Ali zal Kraspoekol uiteindelijk neersteken.
Nog radicaler dan Van Hogendorp was Jacob Haafner, die dertien jaar in India en Sri Lanka woonde. De avonturen die hij daar meemaakte, beschreef hij prachtig in reisverhalen als Lotgevallen op eene reize van Madras over Tranquebaar naar het eiland Ceilon (1806) en Reize in eenen Palanquin (1808). Als een van de weinige Europeanen beschouwde Haafner zijn eigen cultuur niet als superieur aan de oosterse. Sterker nog: hij was woest op het arrogante Europa. In zijn Verhandeling over het Nut van Zendelingen en Zendelings-Genootschappen (1807) pleitte hij voor afschaffing van zending, missie en elke vorm van Europese culturele dominantie. Niet de oorspronkelijke bewoners van de koloniën zouden volgens hem bekeerd moeten worden, maar de Europeanen zelf, die zich verre van christelijk gedroegen.
Iemand die zich door literatuur inzette om de levensomstandigheden van de oorspronkelijke inwoners van een kolonie te verbeteren was Multatuli. Zijn invloed was zo groot, dat we een apart hoofdstuk aan zijn boek Max Havelaar besteden.
Max Havelaar
Max Havelaar
Onder het pseudoniem Multatuli (betekenis: ik heb veel geleden.) publiceerde Eduard Douwes Dekker in 1860 ‘Max Havelaar of De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij’. Dekker was is in 1856 assistent-resident van Lebak geworden en raakte verstrikt in allerlei interne conflicten van de bestuurlijk elite. Hij schreef een boek om in Nederland duidelijk te maken hoe de arme Javaan uitgebuit werd.
“Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen ... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen ... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!”
Zo begint het slot van het boek Max Havelaar, twintig jaar eerder voor de Fin de Siècle. Waarom dan toch bij moderne literatuur? Omdat Max Havelaar een bijzonder boek is, om vier redenen:
-
de verschijning is al heel modern. Multatuli (Eduard Douwes Dekker gebruikt schrijftechnieken die nog nooit eerder gebruikt zijn. Hij schrijft bijvoorbeeld stukjes vanuit het perspectief van inlanders en hij neemt, zoals hierboven als schrijver zelf het woord.
-
zijn boek had grote politieke en sociale gevolgen. Niet direct, maar op den duur verbeterde de omstandigheden van de javanen.
-
het boek valt niet echt onder een stroming te plaatsen
-
het is in Nederland het succesvolste boek ooit.
Slot Max Havelaar, Multatuli 1860 (ingekort)
Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen ... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen ... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!
Ja, ik, Multatuli, `die veel gedragen heb' neem de pen op. Ik vraag geen verschoning voor de vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van mijn doel.
(..)Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zijn te letten op de tekenen des tijds ... door letterkundigen, die toch ook eens 't boek moeten inzien waarvan men zoveel kwaad spreekt ... door handelaren, die belang hebben bij de koffieveilingen... door kameniers, die me huren voor weinige centen ... door gouverneurs-generaal in ruste ... door ministers in bezigheid ... door de lakeien van die Excellentiën ... door bidpredikers, die more majorum zullen zeggen dat ik de Almachtige God aantast, waar ik slechts opsta tegen 't godje dat zij maakten naar hun beeld ... (...)
Ja, ik zal gelezen worden!
(...)
`Het boek is bont ... er is geen geleidelijkheid in ... jacht op effect ... de stijl is slecht ... de schrijver is onbedreven ... geen talent ... geen methode ...'
Goed, goed, alles goed! Maar... DE JAVAAN WORDT MISHANDELD!
(...)
Om te protesteren tegen de eindeloze expeditiën en heldendaden tegen arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand.
(...)
Dit boek is een inleiding ...
Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het nodig zal wezen ...
God geve dat het niet nodig zij!
Nee, 't zal niet nodig zijn! Want aan U draag ik mijn boek op, Willem de Derde, Koning, Groothertog, Prins ... meer dan Prins, Groothertog en Koning ... KEIZER van 't prachtig rijk van INSULINDE dat zich daar slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd ...
Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't Uw keizerlijke wil is:
Dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels?
En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UW NAAM?
Multatuli wordt in de Nederlandse literatuur gerekend tot de romantiek, hoewel zijn werk geen exemplarisch voorbeeld is van romantische literatuur. De kenmerken die bij de romantiek horen zijn uitgebreid in de negende klas behandeld.
De Tachtigers
De Tachtigers
Weg met de saaie, gezapige literatuur uit de oude tijd! Rond de jaren tachtig (1880-1890) waren grote veranderingen gaande, in de literatuur zien we een doorbraak met de oprichting van De Nieuwe Gids. Vooral het werk van nogal wat predikanten moest het ontgelden. De belangrijkste tachtigers waren Jacques Perk, Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Herman Gorter, Albert Verwey, Frederik van Eeden en Jac. van Looy. 
Enkele uitgangspunten van de Tachtigers waren:
-
De schoonheid is het belangrijkst. Het is een esthetische beweging en ethische normen zijn onbelangrijk. Dit is het lárt pour lárt-beginsel.
-
Het individu is het belangrijkst en kunst moet volgens Kloos “de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie” zijn.
-
Vorm en inhoud moeten één zijn. Elke gedachte of waarneming moet een eigen expressie krijgen. Woordkeus, ritme en beeldspraak moeten passen bij de gevoelens van de kunstenaar.
-
De zintuiglijke waarneming is erg belangrijk. Realisme, naturalisme, impressionisme en sensitivisme worden daardoor belangrijk.
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en 't al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, -
fragment gedicht Willem Kloos
Tachtigers literatuurgeschiedenis.nl
Een oude welgestelde mevrouw zou aan Willem Kloos een envelop met 1000 gulden overhandigd hebben met de woorden `dat geld beschouw ik als geheel verloren’. Kloos had haar geld gevraagd om een nieuw tijdschrift op te richten, waarin jonge schrijvers de plek konden vinden die hun geweigerd werd door de traditionele tijdschriften. De oprichting van De Nieuwe Gids was daarmee rond. Er was nu een podium voor schrijvers als Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel en Frederik van Eeden, die vaak afwijzingen hadden moeten slikken van andere tijdschriften.
De eerste aflevering van De Nieuwe Gids opende met een hoofdstuk uit De kleine Johannes, een roman van Frederik van Eeden waarin een gevoelige, fantasierijke jongen tegenover een rationele geleerde geplaatst wordt. Vanaf het tweede nummer schreef Willem Kloos de Literaire kroniek waarin hij oude literatuur belachelijk maakte en nieuwe uitbundig bejubelde.
De Nieuwe Gids heeft een revolutie betekend in de Nederlandse literatuur. De literatuur die een moreel doel had werd afgedankt. Het ging nu alleen nog maar om de kunst zelf, die aan zichzelf genoeg had. De nieuwe literatuur moest ook nieuwe vormen vinden. De auctoriale (alwetende) verteller in de roman, die commentaar gaf op de verwikkelingen en die duidelijke voorkeuren had, werd afgeschaft. Een roman moest neutraal zijn, geen standpunten vooraf innemen. Ook in de taal zochten de schrijvers naar vernieuwing. Het introduceren van spreektaal en grove taal was niet voldoende. Er moest ook een taal gemaakt worden die de kleine nuances van impressies aankon. Als literatuur de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is, zoals Kloos schreef, dan hoort daar ook een allerindividueelst woordgebruik bij.
Een liefde (1887) van Lodewijk van Deyssel, Mei (1889) van Herman Gorter en Eline Vere (1889) van Louis Couperus gelden als hoogtepunten van deze stroming. Ze werden nog overtroffen door Verzen (1890) van Herman Gorter, waarin de dichter breekt met alle overgeleverde dichtvormen en kwam hij tot een sensitivistisch impressionistisch taalgebruik, gekenmerkt door ongrammaticaliteiten, ongebruikelijke woorden en stamelende zinnen:
De lente komt van ver, ik hoor hem komen
en de boomen hooren, de hooge trilboomen,
en de hooge luchten, de hemelluchten,
de tintellichtluchten, de blauwenwitluchten,
trilluchten.
Naturalisme
Naturalisme
De criticus en leraar Nederlands van het Haags gymnasium Jan ten Brink las in 1875 een roman, die hem zo aangreep dat hij meteen naar de Sociëteit De Witte snelde en eruit begon voor te lezen. Dit was volgens hem de literatuur die de toekomst had. De jonge leden hingen aan zijn lippen. De roman waaruit hij voorlas was van de Franse schrijver Emile Zola, en het ging om La fortune des Rougon. Het boek speelt in de eigen tijd en gaat over een Franse familie die zich probeert omhoog te werken en daarbij list noch bedrog schuwt. Ten Brink was om. Voor die tijd had hij wel over het naturalisme in Frankrijk geschreven, maar steeds gereserveerd. Nu begon hij een reeks artikelen over de nieuwe stroming in het invloedrijke tijdschrift Nederland en maakte daarmee de Nederlanders bekend met Zola en de gebroeders De Goncourt. Onder de jonge schrijvers ontstond een ware Zola-cultus.
Het naturalisme is een literaire stroming die rond 1870 in Frankrijk is ontstaan. De natuurwetenschappen waren steeds beter in staat gebleken wetten op te stellen en voorspellingen te doen. De methoden werden ook op de menswetenschappen toegepast. Een mens, zo beweerde de filosoof Hippolyte Taine, is in zijn ontwikkeling afhankelijk van `race, milieu, moment’, dat wil zeggen van het ras waartoe hij behoort, van de sociale klasse en van het tijdperk waarin hij geboren is. Op basis daarvan zijn voorspellingen te doen. Er ontstaan problemen en reacties als men iemand verplaatst van zijn eigen milieu of uit zijn eigen leefgebied naar een ander. Schrijvers zijn net als andere mensen afhankelijk van hun omgeving, hun tijd en hun afkomst, maar dat zijn hun producten, de romanpersonages, dus ook. Taines ideeën werden overgenomen door schrijvers als Emile Zola en de gebroeders De Goncourt, die het schrijven van een roman zagen als een wetenschappelijk experiment, en de schrijftafel als een laboratorium. Verplaats de hoofdpersoon van een boerenfamilie naar een decadente adellijke familie en zie wat er gebeurt. Laat een sensuele vrouw uit het zuiden een relatie krijgen met een flegmatische noorderling, en je hebt drama.
Het eerste naturalisme in Nederland kwam van Marcellus Emants. Emants verkoos de gekwelde, ziekelijke, bekrompene mens te beschrijven. Zijn romans, zoals Een nagelaten bekentenis (1894) en Juffrouw Lina (1888), horen tot de beste van de negentiende eeuw. Alle kenmerken van het naturalisme zijn hierin aanwezig: de hoofdpersonen hebben een nerveus gestel, hun eigenschappen zijn erfelijk bepaald, het gaat over een ontnuchtering, de burgerij wordt gehaat, seksualiteit wordt openlijk beschreven, de schrijver oordeelt niet.
Marcellus Emants 1894 Nagelaten bekentenis
Begin:
Mijn vrouw is dood en al begraven.
Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden.
Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?
Ten naastenbij kan ik krijgen, wat ik sinds twintig jaar - ik ben vijf en dertig - verlangd heb; maar thans durf ik 't niet nemen en zoo heel veel zou ik er toch niet meer van genieten.
Ik ben te bang voor elke opwinding, te bang voor een glas wijn, te bang voor muziek, te bang voor een vrouw; want alleen in mijn nuchtere morgenstemming ben ik me zelf meester en zeker te zullen zwijgen over mijn daad.
Toch is juist die morgenstemming ondraaglijk.
Interbellum/modernisme/nieuwe zakelijkheid
Interbellum/ modernisme/nieuwe zakelijkheid
‘De zware, grijze lucht bleef wegen over de wereld’. Met die sombere woorden opent De vlaschaard van de Vlaming Stijn Streuvels uit 1907. Op dezelfde eerste pagina treffen we nog de woorden mist, regen, woestenij, eentonigheid, dofheid, duisternis, nattigheid, verveling en doelloosheid aan. Daarmee is de toon wel gezet. De roman gaat over de Vlaamse vlasteelt, over de strijd tussen vader en zoon en het verzet van de mens tegen zijn lot en tegen de oerdriften waardoor hij geleid wordt. De mens ontsnapt net zomin aan zijn lot als de wereld aan de grijze lucht die erboven hangt.
Stijn Streuvels zette, net als zijn landgenoot Cyriel Buysse, in zijn werk de traditie van het naturalisme voort. Hun niets verbloemend realisme werd door lezers nogal eens als shockerend ervaren, maar, zo vonden de auteurs, er is geen reden om ‘achteruit te schrikken voor de waarheid’ (Buysse).
Meestal plaatsen we modernistische literatuur tussen 1910 en 1940. Het gaat dus om literatuur uit een roerige periode. Een periode waarin ontwikkelingen die in de 19e eeuw waren ingezet, zoals democratisering en industrialisatie, een hoge vlucht namen. De steden groeiden snel. Maar er waren ook politieke onrust, economische crises, een eerste wereldoorlog en de dreiging van een tweede. Het gist en broeit in de Westerse wereld en intellectuelen proberen vat te krijgen op de duizelingwekkende ontwikkelingen.
Daardoor is de moderne mens een twijfelaar geworden. Die twijfelende hoofdpersoon is een eerste kenmerk van het modernisme. De modernistische auteur observeert en analyseert, maar hij is erg terughoudend waar het aankomt op het doorhakken van knopen of het ondernemen van concrete actie. De modernistische auteur is een individualist, geen partijganger. Expliciet politiek engagement is daarom voor hem geen optie. Hij heeft een tweeslachtige houding tegenover zijn tijd, en dat uit zich vooral daarin dat hij van veel positieve ontwikkelingen de schaduwzijde ziet. Zo hebben veel modernistische auteurs erop gewezen dat de technologische vooruitgang tegelijk mechanisering en bureaucratie in de hand werkt.
Door die snelle ontwikkelingen, en door het wegvallen van de oude religieuze en maatschappelijke zekerheden doet de werkelijkheid zich meer dan ooit als onbegrijpelijk voor. De vraag is of we de wereld wel helemaal kunnen kennen, en of de taal wel toereikend is om haar te beschrijven. De romans gaan ook vaak over die vraag, en in plaats van een vertelling neigen ze soms naar de verhandeling. Naast verzonnen verhalen zie je dan ook veel brieven, dagboeken en essays verschijnen. Er wordt gebroken met het traditionele realisme. Er wordt in modernistische romans veel gedacht en weinig gehandeld. De handeling wordt eerder bepaald door inner events(gedachten, emoties, inzichten) dan door spectaculaire avonturen.
Dat is het tweede kenmerk van het modernisme: het gaat niet meer om het zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeven van gebeurtenissen en handelingen, maar om het innerlijk leven van de personages. En dat dat innerlijk leven op een heel directe manier getoond wordt, met behulp van de zogenaamde stream-of-consciousness-techniek. Deze nieuwe techniek, in het Nederlands ook wel ‘bewustzijnsstroom’ genoemd, is een van de meest opvallende vernieuwingen van het modernisme. In plaats van de objectieve waarheid ging het om de subjectieve beleving van de werkelijkheid.
Een derde aspect van het modernisme heeft ook te maken met de onkenbare werkelijkheid. Die werd als zo chaotisch ervaren, dat sommige schrijvers probeerden in hun teksten een tegenwicht te bieden. Het streven van de modernistische schrijver is er dan op gericht de brokstukken van de dolgedraaide werkelijkheid in de roman tot een denkbeeldige eenheid om te smeden.
Nescio De uitvreter 1918
Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.
Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest. Den uitvreter, die altijd wat liet halen op den naam van een ander; die als een vorst jenever zat te drinken op 't terras van ‘Hollandais’ voor de centen van de lui; die parapluies leende en nooit terugbracht; die een barst stookte in de tweedehandsch kachel van Bavink; die dubbele boorden droeg van zijn broer en de boeken uitleende van Appi, en buitenlandsche reizen maakte als-i z'n ouwe heer weer had afgezet, en pakken droeg, die hij nooit betaalde.
Bint F. Borderwijk 1934 [p. 443]
De directeur tutoyeerde ongevraagd, niet uit familiariteit, uit gezag. De Bree merkte het nauwelijks op.
Bint zei, wijzend omlaag:
- Je eerste les is in die klas. Die klas is uniek. Zoo een heb ik nog nooit kunnen vormen, vóór deze. Maar geen bespiegelingen nu. Ik houd van weinig woorden ... Naar mijn hart gesproken, dacht de Bree.
- Die klas heeft je voorganger weggetreiterd. Ik waarschuw je niet, ik maak je attent. Begrijp je? ...
Hij begreep het toen niet, eerst later.
- Ik eisch van ieder: tucht. Ik ben hoogst modern. De tijd is voorbij van gemoedelijkheid, van verbroedering. Dit geslacht is tè bandeloos.
De bel was gegaan, de school was stil geworden. Zij liepen nog even. De Bree's klas stond open. Hij loensde er heen door den trapkoker. Hij zei niets.
- Men moet den cirkelgang durven gaan. Er is snelle verwildering. Men moet ver teruggrijpen en snel, naar het oude systeem van macht en van vrees. Dit oude is
|
|
|
|
het nieuwste, hetbeste, het eenige. Ik eisch: een - stalen - tucht. Nu ga.
De directeur, recht, snel, met lichten tred verdween waar de gang elboogde.
De Bree ging rustig langzaam de acht gesleten treden af. Hij verwerkte, maar liet niets merken. Hij betrad de klas genaamd 4D. Hij voelde snel, want hij had fantasie. Hij voelde dit aan als een hel, als de hel. Hij betrad de hel.
|
|
Na WOII: De Vijftigers
Na de Tweede Wereldoorlog:
Tijdens de oorlog hadden veel mensen zich een beeld gevormd over hoe Nederland er na de oorlog uit moest gaan zien. Voorkomen moest worden dat we weer in de ellende van de jaren dertig terechtkwamen. Maar heel snel na de bevrijding kwamen we voor grote problemen te staan.
Vijftigers
Met de Vijftigers wordt een literaire beweging in Nederland en België aangeduid. Aan het eind van de jaren ’40 liet een nieuwe groep jonge dichters van zich horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. Er is een lyriek die wij afschaffen, zoals ze dat stelden. Het gaat hier om de dichters Lucebert, Hugo Claus en Gerrit Kouwenaar. Zij waren wat eerder betrokken geraakt bij een groep jonge Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars, die zich Cobra noemde onder hen Karel Appel, Corneille en Constant . Kunst werd gemaakt door werkelijk vrije mensen. Alles wat die vrijheid in de weg stond, moest worden bestreden. De kunst moest weer rechtstreeks kunnen ontstaan vanuit haar oerbronnen: spontaniteit en directheid waren belangrijk.
Tegelijk hadden zij een afkeer van wat zij ‘gekunsteld’ zouden noemen. Zij voelden zich aangetrokken tot het spontane zoals dat ook in het surrealisme bestaat. Die drang tot onbelemmerde uiting, vrij van allerlei beperkingen van vorm, leidde er bij hen toe dat zij heel veel typische vormaspecten loslaten. Zij gebruiken, net als de expressionisten, bijna geen rijm (althans geen eindrijm), geen regelmatige versvormen en ook laten zij vaak interpunctie (punten, komma's en andere leestekens) en hoofdletters achterwege in hun gedichten. Vaak weet je niet waar de ene zin ophoudt en waar de volgende begint. Zo worden zinnen vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Hiermee wilden zij de invloed van het logisch denken verkleinen. Deze vorm van dichten werd ook wel ‘experimenteel’, ‘experimentele poëzie’ of ‘vrije poëzie' genoemd en de Vijftigers staan derhalve eveneens bekend als de Experimentelen.
De Vijftigers ondernamen soms ook dadaïstische activiteiten. Zo kleedde Lucebert zich als een keizer, toen hij in 1954 de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam in ontvangst ging nemen.

ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen
ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg
in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum
niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen
ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht
Lucebert (1924-1994)
uit: apocrief / de analphabetische naam (1952)
Literatuur over de Tweede Wereldoorlog
Invloed Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog verschenen er veel boeken over de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk kent iedereen “Het Achterhuis” van Anne Frank. Daarnaast schreven beroemde schrijvers als Harry Mullisch, Marga Minco en W.F. Hermans pakkende boeken over hun ervaringen, soms verpakt in fictie, over deze oorlog.
Donkere kamer van Damokles W.F. Hermans, 1958
Samenvatting: Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontmoet hij de verzetsman Dorbeck, die sprekend op hem lijkt op één ding na: dat hij zwart haar heeft terwijl Osewoudt blond is, en die hem opdrachten geeft die hij gewillig uitvoert.
Naar aanleiding van zijn daden wordt Osewoudt gevangengenomen, komt hij weer vrij,pleegt hij een moord, en nog een moord.Na de bezetting lijkt alles zich tegen hem te keren en wordt hij gekwalificeerd als landverrader. Zich beroepen op Dorbeck blijkt onmogelijk: er is geen enkel spoor dat naar deze man leidt. Het enige dat Osewoudt heeft om de wereld Dorbecks bestaan te bewijzen is een camera met een foto van Dorbeck erin, maar …(fragment boek, ingekort:)
Op het eerste stuk dat te voorschijn kwam, stond niets.
- Het was een film waar bijna niets opstond, zei Osewoudt.
Hij had nu al een meter uit de spoel getrokken, er stond nog steeds niets op. Eindelijk, op het laatste stuk dat zich uit de spoel losmaakte, stond een klein zwart plaatje.
Selderhorst trok Osewoudt de film uit handen en hield hem tegen het licht.
- Maar, wel godverdomme! Wat zullen we nou hebben? Dat ben jij zelf!
Ben jij dat zelf, ja of nee? En die vent die daar naast je zit, wie is dat? Maar dat is Obersturmführer Ebernuss! Ebernuss, christus nog-an-toe!
Osewoudt pakte nu zelf de natte film met twee handen beet en rukte eraan, maar Selderhorst liet niet los.
Osewoudt begon te gillen:
- Dat is een andere foto! Dat is een foto die gemaakt is op de zolder van Moorlag, toen ik daar met Ebernuss was. Maar daarnaast moet de foto zitten waar ik met Dorbeck opsta! Het was de volgende opname!
(..)
- Hoe is dit nu mogelijk? De hele wereld bedriegt mij, zelfs het licht heeft mij in de steek gelaten.
Hij deinsde achteruit, hoewel niemand antwoordde, niemand zich veroerde.
(..) - Waar is Dorbeck? schreeuwde Osewoudt. Hij moet gevonden worden! Het moet! Het moet!
Hij verloor nu ook de andere pantoffel en daarna begon hij te rennen.
Het zwaar geladen turfschip kwam langzaam dichterbij. Diep bonkte zijn dieselmotor, blauwe cirkels van rook recht omhoog stotend in de nevelige lucht.
Nu pas werd er geschoten, een kort salvo uit een stengun. Toen het tweede salvo weerklonk, viel Osewoudt voorover, hij kon nog net zijn handen in het prikkeldraad slaan dat langs het kanaal gespannen was.
jaren '60; de popcultuur in de poëzie
Reactie op de Vijftigers: jaren 60
In de jaren zestig zien we o.a. door de Provobeweging een sterk verlangen naar democratisering. In de literatuur komt er een einde aan de ‘Beweging van vijftig’. De vernieuwing in de literatuur zien we vooral in de poëzie plaatsvinden waarbij het tijdschrift ‘Barbarber’ (1958 -1972) een belangrijke rol speelt. Grote invloed had daarbij de pop-art. Deze beweging kwam overwaaien uit de Verenigde Staten en liet zich inspireren door uitingen van massa-cultuur. De nieuwe stroming wordt ook wel het nieuw realisme genoemd. Een stroming waarin alledaagse gebeurtenissen het uitgangspunt vormen. Deze moeten dan op een andere manier bekeken worden en voor verwondering zorgen. Hiervoor gebruikte men o.a. krantenberichten, reclame-uitingen en boodschappenlijsten.
Dichters die zich hierdoor lieten inspireren waren K. Schippers, J. Bernlef en C. Buddingh.
Als ik je gezicht zo zie
Wil ik soms
Net als een dichter
Wat vergelijkingen maken
Met bijvoorbeeld prachtige bloemen
Of zonneschijn en
Meer van dat moois
(K. Schippers)
Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
(K. Schippers)
“Stadhouderskade 42 te Amsterdam”
(K. Schippers)
jaren '60: seks, de dood en drugs in de literatuur
jaren ‘60: Wolkers
Seks en goddeloosheid. Zo zou je volgens sommigen het werk van Jan Wolkers kunnen samenvatten. Of zij daar gelijk in hebben, is maar zeer de vraag. Toch is Wolkers’ bekendheid bij het grote publiek zeker voor een groot deel te danken aan zijn openhartige beschrijvingen van seks, en zijn verzet tegen het gereformeerde milieu waarin hij opgroeide. Een voorbeeld hiervan is het verhaal ‘De achtste plaag’ uit De hond met de blauwe tong (1964). Wolkers beschrijft hierin de verstikkende sfeer in een gezin tijdens eerste paasdag. De mannelijke hoofdpersoon (‘ik’) heeft een sterke afkeer van zijn vader, die de strenge calvinistische moraal verpersoonlijkt. De spanning tussen de twee wordt onder meer opgewekt doordat het gezin het konijn van de ‘ik’ als avondeten voorgeschoteld krijgt. ’s Ochtends vroeg, na als daad van verzet een gedroogde sprinkhaan in de pan bij het konijn te hebben gestopt, gaat de jongen de tuin in. Een kip die aan de leg is verleidt de jongen tot een wel heel vreemde handeling.
Passages als deze veroorzaakten in het nog verzuilde Nederland van de vroege jaren zestig golven van protest en verontwaardiging. Wolkers’ beklemmende mix van seksualiteit, religie en dood leverde hem al in een vroeg stadium bekendheid op. Zo werd Kort Amerikaans (1962) een bestseller.
In de passage hierboven werden seks en dood met elkaar verbonden. Dat is ook het thema in Wolkers’ meest bekende boek: Turks Fruit (1969). Hierin wordt de lichamelijke aftakeling beschreven van Olga, de vriendin van de hoofdpersoon, die uiteindelijk aan een tumor zal overlijden. Niet alleen in deze roman, maar ook de rest van zijn oeuvre is doortrokken van de doodsthematiek.
De Grote Drie
De grote drie
Gerard Reve, die samen met Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans wel wordt gerekend tot de ‘grote drie’ schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog.
Gerard Reve was ook buiten de literaire wereld bijzonder zichtbaar. De auteur raakte nogal eens in opspraak en gaf vaak aanleiding tot publieke debatten. Hoewel zijn literaire kwaliteiten altijd min of meer onomstreden zijn geweest, werd Reve juist om zijn thematiek en provocaties door velen verguisd en door vele anderen bewonderd.
Willem Frederik Hermans (1921 -1995) laat in zijn werk duidelijk zien wat zijn visie op de mens is. Volgens Hermans is de mens een eenzaam en wanhopig wezen in een chaotische wereld. Het leven heeft niet een echt doel en de mens tracht wanhopig enige grip op zijn leven te krijgen, maar wat hij tot stand brengt, zijn louter waansystemen. Deze thematiek vind je in veel van zijn romans terug.
Zijn beroemdste boek is ‘De donkere kamer van Damocles’ (1958), zie ook literatuur over de Tweede Wereldoorlog.
Harry Mulisch is misschien wel de bekendste schrijver van Nederland. Iedereen kent het opvallende portret van zijn zilvergrijze haardos, welgeproportioneerde neus en twinkelende oogjes; Mulisch is altijd op zoek naar een verhaal.
Harry Victor Mulisch werd in 1927 in Haarlem geboren. Tijdens de oorlogsjaren ging hij bij de huishoudster Frieda Falk wonen en legde daar de eerste kiem voor zijn schrijverschap. Doordat Mulisch’ moeder Joods was en zijn vader een collaborateur, bevond hij zich in een bijzondere positie. ‘Ik bèn de Tweede Wereldoorlog,’ is in dit verband een bekende uitspraak van hem. De holocaust en het oorlogsgeweld spelen dan ook een prominente rol in zijn oeuvre.
Jaren '80 tot nu; ontwikkelingen
nieuwe ontwikkelingen (literatuur vanaf 1980 - nu)
Nadat in de jaren 60 en 70 alles beschreven en losgelaten is, wordt het voor de nieuwe schrijvers steeds moeilijker om zich te onderscheiden. Vanaf de jaren 80 wordt het daarom ook steeds moeilijker om over stromingen te spreken. Wel zijn er een aantal nieuwe ontwikkelingen te zien die tot op de dag van vandaag van invloed zijn.
feminisme
Tot aan 1980 domineren de mannen het auteursveld. Er zijn tot die tijd wel vrouwen die succes hebben met schrijven, maar ze vormen een minderheid. De afgelopen jaren komt daar langzaam een verandering in en beginnen vrouwen een grotere rol te spelen in de boekenlijsten. Ook aanverwante thema’s, zoals het feminisme of onderdrukking van vrouwen komen steeds meer terug in boeken. Een voorbeeld is Renate Dorrestein.
schrijvers met immigratieachtergrond
Er komen steeds meer Nederlandstalige schrijvers die niet in Nederland of Vlaanderen geboren zijn. Of wier ouders hier niet geboren zijn. In hun werk kan het gaan over wat ‘thuis’ dan nog betekent. Of over identiteit: wordt die bepaald door je afkomst, of door de cultuur waarin je woont?
In 1996 werd het eerste boek van Hafid Bouazza, De voeten van Abdullah, met enthousiasme ontvangen. De sprookjesachtige inhoud van het boek was verrassend, maar het was vooral het taalgebruik dat de aandacht trok. Want Bouazza was geen ‘gewone’ schrijver maar een van de eerste auteurs van Marokkaanse afkomst die een ‘echt literair’ werk schreef in het Nederlands. Bouazza werd dan ook veel gevraagd voor interviews in kranten en tijdschriften waarin hij steeds dezelfde boodschap herhaalde: ‘Ik ben een Nederlandse schrijver’.
Kader Abdolah, in 1985 gevlucht uit Iran voor het bewind van de ayatollahs, beschrijft hoe moeilijk het is om voet aan de grond te krijgen in een nieuw land en een compleet andere cultuur. Bovendien kan hij als politiek vluchteling niet terug, zelfs niet wanneer zijn vader is gestorven en hij die zou willen begraven: ‘Wie wegvlucht, laat alles achter. Er is dus geen vader, geen bed, geen dode.’
In Abdolahs boeken komen veel aspecten terug die in andere immigrantenliteratuur ook een rol spelen. Bijvoorbeeld de vraag naar de rol van de identiteit en die van locatie. Identiteit, omdat de confrontatie met de nieuwe cultuur de vraag oproept wat die eigenlijk inhoudt. Wie ben je als je geen inbedding meer hebt in je eigen taal en je familie? Als het geloof waarmee je opgevoed bent zo anders is dan wat de mensen om je heen geloven?
generatie Nix
De term Generatie Nix is een verzamelnaam voor diverse jonge, Nederlandse schrijvers die in de jaren negentig debuteerden. Auteurs die vaak onder de noemer Generatie Nix worden geplaatst zijn bijvoorbeeld Ronald Giphart, Arnon Grunberg en Joost Zwagerman. Overeenkomsten tussen deze auteurs zijn de nihilistische thematiek en de vaak rauw-realistische stijl, met als onderwerpen popcultuur en seksualiteit. Literatuur heeft het moeilijk in deze tijd. Zij moet meer dan vroeger concurreren met massacultuur als televisie. Uitgevers leggen daarom steeds meer nadruk op de commerciële kant van hun vak: boeken moeten nu eenmaal verkocht worden. Niet alle schrijvers verzetten zich tegen die commercialisering.
antwoorden op de vragen
Antwoordenmodel literatuurgeschiedenisvragen
Middeleeuwen:
- Korte samenvatting met hoofdlijnen, zie ook reader.
- Kenmerken ridderliteratuur/middeleeuwse literatuur: Het verhaal speelt rondom Karel de Grote. Elegast is hem trouw onder iedere voorwaarde. God en geloof speelt een belangrijke rol, hij wordt bijvoorbeeld in het begin na drie oproepen door een engel uit stelen gestuurd. Drie is een heilig getal. Tovenarij speelt ook een rol, zo slaapt iedereen als Karel uit het kasteel slaapt. Ook bezit Elegast toverkruid waarmee hij dieren kan verstaan.
Renaissance.
- Het plaatje van de bakker; dank aan God dat de bakker brood kan bakken en het verzoek aan God dat hij ons ook “voedt”.
Het plaatje met “Beslach” gaat over het feit dat je niet meer geld uit moet geven dan je hebt, anders raak je bankroet (blut)
Het plaatje met Van minne heeft de boodschap dat je sterk en buigzaam moet zijn (ik buig en breek niet)
Kortom, deze plaatjes hebben altijd een sterk belerende rol.
vragen bij Hooft en Vondel:
- beschrijf de twee belangrijkste elementen uit deze periode waardoor de literatuur ging bloeien.
Het ontstaan van de renaissance; dus het verlangen naar schoonheid uit de oude Griekse en Romeinse periodes en
Het humanisme: God wordt minder belangrijk, de mens komt centraler te staan.
- welke type literatuur ontstaat in deze periode?
Vooral veel gedichten en brieven
- beschrijf kort wie Vondel is en wie Hooft. Wat hebben ze gedaan en waarom zijn ze belangrijk?
Beide belangrijke schrijvers en vooral Vondel was ook politiek actief
4. lees de gedichten door uit de reader. Het tweede gedicht is een politiek gedicht. Zoek op internet op, waarom dit gedicht politiek zo gevoelig is (titel: het Stockske van Joan van Oldenbarnevelt)
Dit gedicht gaat over de publieke terechtstelling van Johan van Oldebarneveld. Vondel heeft het zelfs eerst niet durven uit te brengen, omdat hij met dit gedicht kritiek had op deze politieke daad.
SE2 literatuuranalyse
Verhaalanalyse
Het is belangrijk dat je je analyse goed kunt onderbouwen. Gebruik daarom regelmatig voorbeelden uit de tekst om aan te tonen waarom jij iets vindt.
Personages.
In een boek spelen diverse personages mee. De belangrijkste zijn de hoofdpersonen. Dit kan er één zijn, maar soms zijn er meerdere.
Hoofdpersonen zijn vaak het hele (of een groot deel van het) verhaal aanwezig, en hebben grote invloed op de verhaallijn. De bijpersonen spelen een minder grote rol. Soms is dit verschil heel duidelijk, soms minder.
Bij hoofdpersonen kun je in veel verhalen twee soorten onderscheiden:
-
Protagonist: de hoofdrolspeler van het verhaal. Een hoofdrolspeler is een personage dat centraal wordt belicht en waarvan we meestal de gevoelens en gedachten kennen.
-
Antagonist: de tegenstander van de protagonist. Het is meestal een tegenhanger van wat een maatschappelijke en psychologisch aangepaste figuur zou kunnen zijn.
Een schrijver kan een persoon op verschillende manieren neerzetten:
Roundcharacter: de persoon wordt met gevoelens, twijfels, diepgang en ontwikkeling beschreven.
Flatcharacter: de persoon is een typetje. De beschrijving is het hele boek cliché en verandert niet. Je komt weinig te weten over gevoelens of gedachtes. Er is geen ontwikkeling in het verhaal.
In ‘echte’ literatuur zijn de hoofdpersonen vaak roundcharacters. Er vindt een ontwikkeling plaats. De persoon verandert of zijn omgeving verandert. Die veranderingen kunnen plaats vinden in:
-
Gevoelens ( de persoon wordt verdrietig, boos, wanhopig of juist berustend)
-
Ideeën ( de persoon wil eerst heel graag iets, maar later niet meer)
-
Omstandigheden ( de persoon verliest iemand tijdens het verhaal)
-
Uiterlijk/lichamelijk ( de persoon wordt ziek, of oud)
-
Etc.
Welke informatie kun je over de personen in een boek vinden?
- Uiterlijk. Wat wordt er écht verteld over de persoon? Vaak vorm je onbewust een beeld in je hoofd. Vraag je af hoe dat komt. Staat er in het boek dat de persoon blond is, of bedenk jij het? Welke uiterlijkheden zijn eigenlijk belangrijk? Denk aan lengte, weerbaarheid (een sterk of zwak lichaam) of gebreken.
-
Karakter: welk beeld krijg je van de persoon? Is de persoon geduldig, lief, onrustig, neurotisch, wantrouwend?
-
Ontwikkeling: wat verandert er bij de persoon in het verhaal? Op welke onderdelen?
-
Relaties: wie zijn er belangrijk? Heeft de persoon familie? Veel vrienden? Welke invloed hebben zij ?
spanning:
Open plekken zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat. Het gaat er dus vaak om wat er niet verteld wordt.
Ruimte
Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en
toekomst. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning.
De ruimte kun je op verschillende manieren terug zien in je boek.
-
Waar speelt het zich af?
-
Hoe wordt dit beschreven? In sommige verhalen wordt de ruimte tot in details beschreven. In andere verhalen juist helemaal niet. Bedenkt waarom de schrijver keuzes maakt.
-
Is de ruimte ook symbolisch? In hele spannende verhalen wordt vaak de ruimte ook dreigend beschreven. De wolken zijn somber, het huis kraakt, de muren zijn duister….. In luchtige verhalen hebben muren vrolijke kleurtjes, bloeien de bloemen in de tuin en schijnt de zon vaak.
Let op; soms draait de schrijver dit ook om. Door een contrast versterk je vaak ook een effect.
Tijd
Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken.
Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld dan noem je het een chronologisch verhaal.
Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal, is een terugblik in het verleden.
Een flashforward verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat.
Je spreekt van een tijdsprong als de schrijver periodes overslaat (regels wit) en daar geen woorden aan besteedt.
Laat de schrijver de gebeurtenissen langer duren dan ze normaal aan tijd gekost zouden hebben dan maakt hij gebruik van tijdvertraging.
De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…).
De verteltijd is de tijd die schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen ( je drukt de verteltijd uit in regels, pagina’s).
Daarnaast vind je in het boek ook informatie over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Speelt het verhaal in de moderne tijd af? Hoe weet je dat? Rijden er auto’s rond of hebben de personages mobieltjes?
Verteller
We onderscheiden de volgende perspectieven:
Ik-perspectief
Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij meemaakt of heeft meegemaakt. De ik-figuur is tevens
de ik-verteller.
Personaal (hij/zij-) perspectief
Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Je hebt hier te maken
met een hij/zijverteller (= personale verteller)
Alwetend of auctoriaal perspectief
De alwetende (auctoriale) verteller neemt niet deel aan de handeling en geeft commentaar op de gebeurtenissen.
Let op; in veel verhalen is het niet zo duidelijk en helder. De schrijver schakelt dan over van alwetende naar personale verteller en weer terug.
Een ‘trucje’ om te ontdekken vanuit wie het verhaal zich afspeelt is te bedenken hoe je iets kunt weten. Bijvoorbeeld:
In de zin: ‘hij voelde zich onzeker’ wordt dus iets verteld van zijn gedachtes en gevoelens. (dus personaal)
In de zin: “hij draaide zich om en schudde zijn hoofd. Dit zou hij in de toekomst nog vaak doen.” wordt alleen verteld wat je kunt zien én iets over wat nog gaat gebeuren. Dit is typisch een alwetende verteller.
SE3 mondeling tentamen
Leesdossier:
in totaal 12 boeken, Nederlandstalig en richting niveau 4 lezenvoordelijst. Het niveau moet in balans zijn, dat wil zeggen: een makkelijker boek op de lijst mag best, maar er moeten ook moeilijke boeken tussen zitten.
Op de lijst moet:
-
Jouw naam
-
Klas
-
docent
-
Titel en schrijver
-
thema met één hoofdboek
-
daarnaast kies je vier boeken die je ook koppelt aan je thema.
-
In totaal lever je 12 boeken in, maar je kiest er in totaal 8 uit die je mogelijk wil bespreken in je tentamen.
Inleveren leeslijst:
oktober: eerste versie; wat je tot nu toe gelezen hebt en wat je eventueel van plan bent.
Als je niet zeker bent over je lijst of je wil advies, mag je tussendoor je lijst nog een keer inleveren.
10 januari: definitieve versie voor de mondelinge tentamens.
opzet mondeling tentamen:
Je geeft 10 minuten een presentatie over: jouw thema bij je hoofdboek en vergelijkt die met minimaal vier andere boeken van je lijst. Je begint met een gedicht voor te dragen, dat past bij je thema en uit de literatuur komt. Vertel ook waarom je kiest voor dit thema en dit gedicht.
onderdelen die je mogelijk aan bod kunt laten komen:
-
Personages, functies, ontwikkelingen.
-
Perspectief
-
Motieven, tijd en ruimte
-
Verhaalontwikkelingen, ondersteund met voorbeelden uit het boek.
-
dwarsverbanden tussen boeken, overeenkomsten en verschillen, waarbij je oog voor zowel inhoud als techniek laat zien en conclusies trekt.
Uiteraard moet je ook inhoudelijk in grote lijnen het één en ander weten over de gelezen boeken. Maar probeer tijdens je presentatie te vermijden dat je alleen maar samenvattingen geeft.
Bovenstaande en onderstaande onderdelen gaan we bespreken in de periode tussen SE1 en 2. Je moet voor alle boekverslagen onderstaande zaken aanvullen. Het is dus handig als je daar al direct mee bezig gaat. Daarnaast zul je bij sommige verslagen je dossier moeten aanvullen:
-
Context: je moet summier aangeven wie de schrijver is, en wat van belang is voor het boek.
-
Periode: vooral bij oudere boeken moet je de invloed van de periode kunnen benoemen en enkele kenmerken uit het tijdperk. Deze kenmerken moet je kunnen aantonen in je boeken.
De theorie vind je ook terug op websites als: cambiumned.nl en er zijn vele filmpjes op Youtube te vinden. Uiteraard mag je inspiratie opdoen bij websites als scholierenwerkstuk.com maar onthoud dat wij die ook kennen. In het tentamen vragen wij vooral naar uitleg, analyse, inzicht en toepassing van jouw leeservaringen.
voorbereiding CSE
Bij de voorbereiding van het CSE is het doornemen van de examenbundel een goede oefening.
De antwoorden van de oriëntatietoets voor havo kun je hier: https://tm.thiememeulenhoff.nl/orientatietoets/antwoorden.aspx?t=600&n=&a=
vinden.
In deel 1 van je examenbundel staat veel herhaling van theorie en er staan korte opdrachten bij. De antwoorden hierop staan iets verderop in je bundel.
zoekvragen/oriëntatievragen, deel 1:
- Uit hoeveel vragen bestaat het Nederlands examen?
- Hoelang duurt het examen?
- Als je antwoord 20 woorden mag bevatten en je hebt
er 24, wat gebeurt er dan?
- Wat is een satelliettekst?
- Welk referentieniveau hoort bij het examen
Nederlands?
- Als je antwoord fout is, en er staat een spelfout
in, wordt dit dan nog meegeteld?
zoekvragen deel 2:
Wordt interpunctie ook meegeteld?
Welk soort signaalwoord is daardoor?
Wat zijn signaalzinnen?
Hoe citeer je op de juiste wijze?
tips, filmpjes, oefensites voor het CSE
http://cambiumned.nl
examenblad.nl: algemene informatie
oude examens Nederlands
filmpje 1 van Arnoud Kuijpers met algemene tips
filmpje 2 met trucjes voor het examen van Arnoud Kuijpers