Stabiele democratieën? - v456

Stabiele democratieën? - v456

Stabiele democratieën?

Introductie

Overal ter wereld wordt er strijd gevoerd over het beheer en bestuur van het land. De landen in Zuid-Amerika zijn hierop geen uitzondering. Grof gezegd gaat het om de tegenstelling tussen concentratie van de macht bij regeringen of spreiding van de macht waarbij bijvoorbeeld regionale en lokale bestuurders en ook burgers meer te zeggen krijgen.

In Zuid-Amerika heeft het na de dekolonisatie aanvankelijk veel autoritaire regimes opgeleverd. Bijna al deze regimes maakten vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw plaats voor min of meer democratische vormen van bestuur, waarbij ook burgers vaak een actieve rol speelden.

Het leidde tot de voorspelling van ‘het einde van de geschiedenis’, de wereld zou eindigen in een wereldwijde liberale democratie. Maar lang niet overal heeft een stabiel en democratisch bestuur wortel geschoten. Bovendien zijn enkele democratische regeringsleiders autoritaire trekjes gaan vertonen.

In deze opdracht gaat het om het vraagstuk van de macht of beter, van de verdeling van macht.

Wat ga je leren?

Hoofdvragen

  • Hoe weerbaar zijn de Zuid-Amerikaanse democratieën?
  • Kunnen ze het hoofd bieden aan krachten die aansturen op de vestiging van een autoritair of zelfs dictatoriaal regime, of zal het democratisch bestel in het ene na het andere land bezwijken onder de druk van deze krachten?

Deelvragen

  • Welke maatschappelijke krachten in de landen in Zuid-Amerika hebben vanaf de koloniale tijd een rol gespeeld in de concentratie van de macht bij een kleine groep regeringsleiders?
  • Welke maatschappelijke krachten hebben in deze landen vanaf de koloniale tijd een rol gespeeld bij de spreiding van de macht naar regionale en lokale bestuurders en burgers, waardoor deze meer zeggenschap over het bestuur kregen?
  • Waardoor kregen in de loop van de 20e eeuw eerst de krachten die aansturen op de vestiging van autoritaire of zelfs dictatoriale regimes de overhand?
  • Waardoor kregen daarna de krachten de overhand die aansturen op decentralisatie van de macht en meer zeggenschap voor burgers, waardoor deze regimes het veld moesten ruimen?
  • Waardoor is de democratie in enkele landen opnieuw onder druk komen te staan?

Begrippen

  • Bevolkingsparticipatie
  • Democratisering
  • Good governance

Wat ga je doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap 1

In deze stap onderzoek je beeld en werkelijkheid van de manier waarop de landen in Zuid-Amerika politiek bestuurd worden. Je maakt daarbij gebruik van Bosatlaskaarten.

Stap 2

Veel Zuid-Amerikaanse landen hebben vanaf de dekolonisatie een democratie en dictatuur meegemaakt; ook de VS bemoeide zich veelvuldig met het bewind. Je maakt onderzoeksvragen.

Stap 3

Je leest over de democratische transitie die vanaf de jaren 80 plaatsvond, waarbij vanaf die periode ook sprake is van bevolkingsparticipatie. Grote problemen bij de democratisering vormen de sociale- en inkomensverschillen en corruptie. Je bekijkt video's en maakt onderzoeksvragen.

Afronding

Samenvattend

Omschrijf de begrippen. Bespreek ze met een klasgenoot.

Eindopdracht A

Maak de eindtoets.

Eindopdracht B

Je doet een landenonderzoek naar de doelstelling duurzaamheid in 2030 van Zuid-Amerikaanse landen.

Terugkijken

Kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht is de studiebelasting ongeveer 3 SLU.

Aan de slag

Stap 1: Beeld en werkelijkheid

Er is internationaal nogal wat kritiek op de manier waarop verschillende landen in Zuid-Amerika bestuurd worden. Regeringsleiders vertonen nogal eens autoritaire trekjes. Oppositiepartijen worden gehinderd, corruptie is een veelvoorkomend probleem. Ook duiken af ten toe verhalen op over corruptie en slecht bestuur in landen in Zuid-Amerika. Het zou in Zuid-Amerika vaak ontbreken aan good governance, goed bestuur.

Goed bestuur is effectief en efficiënt, op consensus gericht, wettig, transparant, inclusief, verantwoordelijk en eerlijk. Zo zouden overheidsinstellingen moeten functioneren en hun publieke middelen moeten beheren.

Stap 2: Wie heeft de macht?

Desi Bouterse, in de jaren 80 een
van de dictators in Zuid-Amerika
Chan Santokhi

Van koloniale tijd via democratie naar dictatuur

Suriname werd een Engelse kolonie in 1650, maar al in 1667 door de Nederlanders op de Engelsen veroverd. Tot 1954 was het een Nederlandse kolonie. In dat jaar werd het een apart land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In 1975 werd de Republiek Suriname een zelfstandige democratie. Vijf jaar later kwam daar door een staatsgreep een einde aan. Sergeant Desi Bouterse greep er toen de macht. Het leger regeerde 10 jaar lang onder zijn leiding.
Daarna werden er weer verkiezingen georganiseerd en is C. Santokhi, als aanvoerder van de Vooruitstrevende Hervormings Partij, sinds 2020 de nieuwe president.


Toen Portugezen, Spanjaarden, Nederlanders, Fransen en Britten Zuid-Amerika koloniseerden, kregen die kolonies elk een onderkoning of gouverneur als bestuurder. Die trad op namens en was verantwoording schuldig aan het staatshoofd van het moederland, meestal een koning of koningin. Deze koloniale bestuurders konden in redelijke vrijheid zelf bepalen hoe ze het beleid uitvoerden dat hen door de regering in het moederland werd opgelegd. Ze hadden hun eigen rechtspraak en een eigen systeem van belastingheffing en opereerden min of meer zelfstandig. De oorspronkelijke bevolking had zijn eigen bestuurders (vorsten), een eigen rechtspraak, een eigen systeem van belastingheffing en ook zijn eigen woongebieden.

Vanaf 1750 braken opstanden uit van oorspronkelijke bewoners tegen hun Spaanse koloniale bestuurders. De bekendste opstanden waren die onder leiding van Túpac Amaru II bij Cusco in Peru en die onder leiding van Túpac Katari rond La Paz in Bolivia. Aanleiding voor deze opstanden was een hervorming van het bestuur in de Spaanse kolonies.

Dekolonisatie

Deze opstanden waren de opmaat voor de dekolonisatie van het grootste deel van Zuid-Amerika. Daarbij werden de meeste kolonies zelfstandige landen. Ze werden ook republieken, behalve Brazilië dat eerst een keizerrijk werd en pas later een republiek.
Deze nieuwe landen werden soms op min of meer democratische wijze bestuurd. De landen hadden van begin af aan te kampen met een probleem waar hun opeenvolgende regeringen tot op de dag van vandaag niet goed raad mee hebben geweten: grote inkomens- en vermogensverschillen en dus sociale verschillen tussen verschillende delen van de bevolking.

In de 19e eeuw en tot omstreeks 1930 hadden de nieuwe landen een agrarische samenleving met een elite van grootgrondbezitters die beheerders waren van grote landbouwbedrijven. Sommige van deze bedrijven waren in handen van rijke Amerikanen en andere buitenlanders.

De nieuwe landen verdienden aanvankelijk het meeste geld aan de uitvoer van koffie, suiker, vlees (vooral uit Argentinië) en andere landbouwproducten naar de landen waar de Industriële Revolutie had plaatsgehad (zoals Canada, de Verenigde Staten en landen in Europa). De landen kenden een slechte ruilvoet: grondstoffen en landbouwproducten gingen het land uit voor lage prijzen en voor geïmporteerde industrieproducten werden hoge prijzen betaald.

De afhankelijkheid van de export van landbouwproducten maakten landen op twee manieren kwetsbaar. Op de eerste plaats hadden grote landbouwbedrijven tienduizenden landarbeiders in dienst die tegen een schamel loon en onder slechte arbeidsomstandigheden werkten. Onder deze landarbeiders braken daarom geregeld opstanden uit. De andere reden waarom de landen kwetsbaar waren, kwam pas goed aan het licht in 1929 en de jaren erna.

Industrialisatie

Na deze episode stimuleerden de regeringen van onder andere Brazilië en Argentinië de opbouw van de industrie. Dat moest ervoor zorgen dat de landen minder goederen hoefden in te voeren (importsubstitutie) en dat de welvaart onder de bevolking toenam. De import verschoof van kant-en-klare industrieproducten naar halffabricaten en grondstoffen.

In de grote steden ontstonden fabrieken die talloze mensen werk verschaften. Er ontstond een stedelijke elite van ondernemers, maar ook een klasse van fabrieksarbeiders die weinig profiteerde van de opkomst van de industrie en die vaak onder slechte omstandigheden moest werken. Net als de landarbeiders kwamen deze fabrieksarbeiders vaak in opstand of hielden ze stakingen om bij hun werkgevers hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden af te dwingen. Een nieuwe lichting politici haakte in op de onvrede van arbeiders om aan de macht te komen en een beleid van industrialisatie en van protectionisme (bescherming van de eigen industrie tegen concurrentie uit het buitenland) uit te voeren.

Fidel Castro

In de jaren 50 werd duidelijk dat deze politiek van industrialisatie geen einde had gemaakt aan de inkomens- en sociale ongelijkheid. Daardoor kregen socialistische en communistische bewegingen op het continent (en ook in Midden-Amerika en het Caribisch gebied) steeds meer aanhangers. In Bolivia kregen de socialisten in 1952 op vreedzame wijze het landsbestuur in handen. Zij probeerden de ongelijkheid met modernisering van de landbouw en met herverdeling van de landbouwgrond te bestrijden, maar dat is niet gelukt door verzet van rijke boeren en door ingrijpen van het leger. Een socialistische revolutie die wél slaagde, vond plaats in Cuba. Guerrillastrijders onder leiding van Fidel Castro verdreven het regime van de door de Verenigde Staten gesteunde dictator Batista. Castro en de zijnen wisten vervolgens, met steun van de toenmalige Sovjet-Unie, aan de macht te blijven en de gevolgen van de boycot door de Verenigde Staten te pareren.

De VS probeerden op twee manieren te voorkomen dat ook andere landen in Zuid-Amerika een socialistisch of communistisch bewind kregen:

  • Steun voor projecten om inkomens- en sociale ongelijkheid aan te pakken. Die projecten werden opgezet door een deel van de rijke elites;
  • Interventies als de gebeurtenissen de Amerikanen niet aanstonden. De VS hebben lange tijd Zuid-Amerika als de eigen achtertuin beschouwd. De uitlatingen van president Trump (president vanaf 2016) richting Venezuela doen vermoeden dat die periode nog niet voorbij is.
    Amerikanen hebben zich bemoeid met de staatsgrepen in Brazilië (1964), Chili (1973) en Argentinië (1976). Ze hebben op verschillende manieren geïntervenieerd in een reeks van landen zoals Nicaragua en El Salvador, de Dominicaanse Republiek, Colombia, Haïti en Cuba. Dat ging van steun aan bevriende partijen en fracties, via economische druk tot militair ingrijpen.

Stap 3: Wat gebeurt er daarna?

Democratische transitie en daarna

Poch werd vrijgesproken, de feiten waarvoor hij werd aangeklaagd zijn wel een schrijnend voorbeeld van de omgang met opposanten door dictators in Zuid-Amerika. Ze werden gemarteld, zonder vorm van proces gevangen gezet of om het leven gebracht. Het leidde tot wereldwijde aandacht en protesten.

In de loop van de jaren 80 vond in Zuid-Amerika een golf van democratisering plaats, waarbij de ene na de andere dictatuur plaatsmaakte voor een democratische staatsvorm. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Argentinië in 1983, in Brazilië in 1985, in Suriname in 1988 en in Chili in 1990. De dictatuur in Chili was de laatste in Zuid-Amerika die het veld ruimde. Deze gang van zaken wordt dan ook de democratische transitie genoemd.

Deze democratische transitie werd gedragen door een actief sociaal engagement onder burgers die meer inspraak wilden hebben bij het bestuur van hun stad of streek of van hun land en die daarom samen actie ondernamen of beter, deelnamen aan bevolkingsparticipatie, participación popular. Bevolkingsparticipatie houdt deelname in van burgers aan politieke besluitvorming op lokaal niveau.

Bekijk de video: van 2:58 min."Nu Zuid-Amerika in een fase van democratisering.." tot 4:00 min. "Ze kijken allemaal vanuit hun eigen cultuur..."

Ook tijdens en na de democratische transitie is er sprake van bevolkingsparticipatie. Burgers in Bolivia en Ecuador ijveren gezamenlijk voor de emancipatie van inheemse volkeren. Burgers in Venezuela streven naar emancipatie van afstammelingen van slaven in het land. In Brazilië werd in 1984 een beweging opgericht die in het hele land actief werd en een eigen agenda had. Lees hierover de paragraaf ‘Ontstaansgeschiedenis’ van het artikel ‘Beweging landloze boeren MST Brazilië bestaat 30’.

Lula da Silva

Corruptie en inkomensverschillen

De democratische regeringen in Zuid-Amerika hebben nog steeds te kampen met twee problemen.
Het eerste is de corruptie en andere vormen van slecht bestuur. In Brazilië bijvoorbeeld zijn ex-president Michel Temer en diens voorganger Dilma Rousseff wegens corruptie aangeklaagd en zit ex-president Lula da Silva daarvoor een straf uit. Hij wordt op 7 november 2019 vervroegd vrijgelaten.
Het andere probleem: de grote inkomens- en sociale verschillen in de betrokken landen.

De regering van Brazilië voerde beleid vergelijkbaar met de periode tot 1960, toen de industrialisatie werd gestimuleerd (zie Stap 2). Het beleid was gericht op vergroten en beter verdelen van de welvaart. De overheid behield daarmee een grote rol in de economie.

In Chili en Colombia was het beleid gericht op een kleinere overheid en een kleinere rol van die overheid in de economie. De vrije markt zou het best zijn toegerust om verdelingsvraagstukken en andere economische problemen op te lossen.

De regeringen van Bolivia, Ecuador en Venezuela kozen voor een compleet andere aanpak: de staat krijgt er een grote rol in de economie en voert omvangrijke programma’s uit om de armoede onder grote groepen van de bevolking te bestrijden. Die programma’s worden bekostigd met opbrengsten uit export. Venezuela heeft lange tijd veel geld verdiend met aardolie en Bolivia met aardgas. Inmiddels is dat beleid door tegenvallende inkomsten sterk onder druk komen te staan.

Juist in deze landen staat het democratisch bestel onder druk door het optreden van de regeringen, het meest in Venezuela. Kijk naar de video.

Afronding

Samenvattend

Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.

​Bevolkingsparticipatie  
Democratisering  
Good governance  


Bespreek de begrippen met een klasgenoot.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht B: Landenonderzoek

Een van de zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties die in 2030 moeten zijn behaald gaat onder meer over good governance.
Deze doelstelling luidt:
Bevorder vreedzame en inclusieve samenlevingen met het oog op duurzame ontwikkeling, verzeker toegang tot justitie voor iedereen en creëer op alle niveaus doeltreffende, verantwoordelijke en open instellingen.

Bron: SDG Nederland


In hoeverre zal het bestuur van de landen in Zuid-Amerika in 2030 kunnen voldoen aan deze doelstelling? Het gaat om twaalf landen (behalve Frans-Guyana dat deel uitmaakt van Frankrijk).

Je krijgt een van die landen toegewezen (eventueel samen met een andere leerling) om het onderzoek uit te voeren.

Van dat onderzoek maak je een schriftelijk verslag of, als de software hiervoor ter beschikking staat, een PowerPointpresentatie. Voor dit alles krijg je een ½ les de tijd.

Als je klaar bent, laat dan je verslag of presentatie aan de klas en je docent zien.

Beoordeling

Je docent zal je bijdrage beoordelen op de volgende punten:

  • Zijn de teksten helder geschreven en goed verzorgd?
  • Vullen afbeeldingen en ander beeldmateriaal dat je hebt verwerkt de tekst van je bijdrage goed aan?
  • Heb je duidelijk verwoord of het door jou onderzochte land aan de doelstelling kan voldoen?

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
    Geeft de intro een duidelijk beeld over de inhoud van deze opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de hoofdvragen en deelvragen nog eens door.
    Leg uit in hoeverre de Zuid-Amerikaanse democratieën bestand zijn tegen dictatoriaal regime en in hoeverre bevolkingsparticipatie een rol speelt in Zuid-Amerikaanse landen.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor deze opdracht staat ongeveer 3 SLU.
    Heb je de opdracht binnen deze geschatte uren kunnen doen?
  • Inhoud
    In de opdracht vergelijk je de machtsverhoudingen in Zuid-Amerikaanse landen.
    Ben je feiten tegengekomen die anders waren dat je had gedacht? Zo ja, noem twee dingen.
  • Samenvattend
    Was het eenvoudig om de genoemde begrippen te omschrijven?
    Vond je het ook nuttig om de begrippen met een klasgenoot te bespreken?
  • Eindopdrachten
    Heb je de eindtoets gemaakt en had je een goede score?
    Was het leuk om de doelstelling naar duurzame ontwikkeling te onderzoeken?
    Voor welk land heb je de mogelijkheden daartoe onderzocht?

Bronnen

Websites:

Video's:

 

  • Het arrangement Stabiele democratieën? - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-03-29 16:42:23
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VWO leerjaar 4, 5 & 6. In het domein "Zuid-Amerika" wordt het thema ''Stabiele democratieën?" besproken. In Zuid-Amerika wordt vaak kritiek geuit op autoritair gedrag, belemmering van oppositie en wijdverbreide corruptie, wat wijst op een tekort aan goed bestuur dat effectief, transparant, inclusief en verantwoordelijk zou moeten zijn. De kolonisatie van Zuid-Amerika bracht verschillende Europese machten met eigen bestuurders. Opstanden in de 18e eeuw leidden tot dekolonisatie, waarbij nieuwe landen ontstonden. Deze landen kenden inkomensongelijkheid en sociale problemen, stimuleerden industrialisatie en bescherming van eigen industrie. Sociale ongelijkheid zorgde voor opkomst van socialistische en communistische bewegingen, en de VS intervenieerden in verschillende landen om invloed te behouden en revoluties te voorkomen. In Zuid-Amerika waren er vervelende gevallen van onderdrukking en marteling van oppositie door dictators. Vanaf de jaren 80 vond een golf van democratisering plaats, bekend als de democratische transitie, waarbij dictaturen plaatsmaakten voor democratische regeringen. Tijdens en na deze transitie was er actieve bevolkingsparticipatie en werden problemen zoals corruptie, inkomensverschillen en economisch beleid aangepakt, waarbij verschillende landen verschillende benaderingen kozen.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Aardrijkskunde; Bevolking en ruimte;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    6 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, dekolonisatie, democratie, dictators, economie, industrialisatie, stercollectie, vwo456

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content Aardrijkskunde. (z.d.).

    Template opdracht - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/141201/Template_opdracht___v456