De bloedsomloop is het systeem waardoor bloed door het lichaam stoomt. Het hart is de pomp die ervoor zorgt dat het bloed door de bloedvaten stroomt. De bloeddruk (tensie) is de druk van het bloed in het slagadersysteem. Als verpleegkundige observeer je vaak de hartslag bij de zorgvragers. Daarnaast meet je regelmatig de tensie. Beide observatiegegevens geven belangrijke informatie over de gezondheid van de zorgvrager.
Bloedsomloop
Het belangrijkste bloedvat van het lichaam is de aorta. Vanuit de linkerkamer van het hart, loopt zij via een boog, de aortaboog, enigszins naar boven. Op het hoogste punt van die boog zitten de vertakkingen voor de slagaderen van de armen en het hoofd. In het deel van de aorta dat naar beneden loopt, zitten vertakkingen naar alle mogelijke organen: in de borst bijvoorbeeld naar de slokdarm en de luchtpijp en in de buik naar de maag, de lever, de alvleesklier, enzovoort. In het bekken splitst de aorta zich in de linker en de rechter bekkenslagader, die benen van bloed voorzien.
De aders verzorgen hetzelfde systeem, maar dan in de omgekeerde richting. De aders komen samen in twee hoofdaders, de bovenste holle ader, deze noem je ook wel de vena cava superior, en de onderste holle ader, deze noem je ook wel de vena cava inferior. De bovenste holle ader vervoert het bloed dat afkomstig is uit de armen, hoofd, de hals en de borstorganen. De onderste holle ader vervoert het bloed dat afkomstig is uit de benen, het bekken en de buikorganen. Het bloed uit beide holle aders komt in de rechterboezem. Vanuit de rechterboezem komt het bloed daarna in de rechterkamer. Bij iedere hartslag wordt het vervolgens via de longslagader naar de longen gepompt.
Hier geeft het bloed kooldioxide af en neemt de zuurstof op. Het stroomt daarvoor door de longhaarvaatjes.
Via de longaders stroomt dit zuurstofrijke bloed direct naar het hart. Het komt in de linkerboezem binnen en na een enkele hartslag begint het weer aan de tocht door het lichaam. Het deel van de bloedsomloop dat zuurstofrijk bloed van het hart naar de lichaamscellen vervoert, en zuurstofarm bloed van de lichaamscellen terugvoert naar het hart, wordt de grote bloedsomloop genoemd. Deze begint dus in de linkerkamer en eindigt in de rechterkamer. Het bloed vanuit de rechterkamer naar de longen stroomt, daar zuurstof opneemt en daarna naar de linkerkamer stroomt, volgt de kleine bloedsomloop.
Hartslag
de observatie van de hartslag is een regelmatig terugkerende taak van jou als verpleegkundige. De hartslag geeft, samen met andere lichamelijke observatiegegevens, een indruk van de algemene lichamelijke toestand van een zorgvrager. De observatie van de hartslag kan routinematig gebeuren. In algemene ziekenhuizen wordt de hartslag vaak tweemaal per dag geobserveerd. Er kunnen echter ook speciale redenen zijn voor regelmatige observatie zoals:
- Hartafwijking;
- Aandoening aan de hersenen;
- Gebruik van bepaalde medicijnen.
Observeer de hartslag tweemaal per dag:
’s Morgens en later in de middag of ’s avonds.
Observeer de hartslag als iemand in rust is.
Observatieplaatsen
Als het hart zich samenknijpt, wordt ineens zeventig tot honderd milliliter bloed in de slagaders gepompt. Deze slagaders zijn elastisch en zetten uit op het moment dat het bloed binnenkomt. Zodra de druk dit toelaat, nemen de slagaders weer hun oorspronkelijke vorm aan. Deze beweging loopt gelijk aan het samentrekken en ontspannen van het hart. De bewegingen van de slagaders zijn te voelen aan bijvoorbeeld de pols en de hals. Dat zijn plekken waar de slagaders aan de oppervlakte van het lichaam lopen, over een harde onderlaag (bot). De polsslagader, deze heet arteria radialis, dit is de bekendste slagader die te voelen is. Daarom wordt het tellen van de hartslag vaak het ‘tellen van de pols’ genoemd, zelfs als dat in de hals gebeurt. De hartslag wordt doorgaans gemeten aan de volgende slagaders:
- Slaapslagader, arteria temporalis
- Halsslagader, arteria carotis
- Polsslagader, arteria radialis
- Liesslagader, arteria femoralis
Wat moet je observeren?
Let bij het controleren van de hartslag op de volgende observatiepunten
- Frequentie, dit is het aantal hartslagen per minuut.
- Ritme, de hartslagen volgen elkaar op met gelijke tussenpozen.
- Gelijkmatigheid, gelijkmatigheid als alle hartslagen even krachtig voelbaar zijn.
- Spanning en volume, spanning is afhankelijk van de elasticiteit van de slagaders. Het volume is de hoeveelheid bloed die bij elke hartslag in de slagaders wordt gepompt.
Hoe moet je de hartslag observeren?
Observeer de hartslag 15 seconden, vermenigvuldig de uitslag met 4. Het resultaat is de hartfrequentie per minuut.
Bloeddruk (tensie)
Het bloed wordt door het hart in de verschillende slagaders gepompt. Zo zorgt het hart ervoor dat het bloed door het bloedvatenstelsel stroomt. Het stromende bloed oefent druk uit op de bloedvaten. Deze druk in de bloedvaten vlak bij het hart, de aorta en longslagaders, is de grootst verderop in het bloedvatenstelsel wordt deze druk steeds lager.
De bloeddruk ook wel de tensie, is de druk die in de slagaders heerst, in het bijzonder in de slagader van de bovenarm.
Waarom bloeddruk meten?
Om verschillende redenen kan het nodig zijn de bloeddruk te meten, bijvoorbeeld bij iemand een te hoge bloeddruk die hiervoor medicijnen gebruikt en/of een dieet volgt. De bloeddruk wordt ook gemeten bij opname in een instelling, om een beeld te krijgen van de lichamelijke toestand van een zorgvrager.
Bovendruk en onderdruk
Bij een bloeddrukmeting wordt de druk in de armslagader gemeten. De bloeddruk kent twee waarden:
- Bovendruk, deze noem je ook wel systolische druk.
Heerst in de slagaders als het hart bloed in de aorta pompt;
- Onderdruk, deze noem je ook wel diastolische druk.
Heerst in de slagaders als het hart zich in de ontspanningsfase bevindt.
Hypertensie en hypotensie
De bloeddruk kan per persoon verschillen en hangt ook samen met de leeftijd. De bovendruk geeft het beste signaal af, of er een verhoogd risico is het hart- en vaatziekten. De streefwaarde voor de bloeddruk is een waarde lager van 140/90 mm HG voor volwassenen tot 80 jaar. Bij een thuismeting moet de bloeddruk gemiddeld lager zijn dan 135/90 mm Hg. Thuis is de bloeddruk namelijk altijd iets lager dan in de spreekkamer bij de arts.
Er is sprake van hypertensie als de bloeddruk te hoog is. Een te lage bloeddruk wordt hypotensie genoemd. Bij een te lage bloeddruk is het totale beeld van de zorgvrager van belang. Zo is het mogelijk dat een volwassen persoon met een vloeddruk van 95/70 zich kiplekker voelt, terwijl iemand anders bij deze bloeddruk zeer duizelig is, bleek ziet, klam aanvoelt en misschien zelfs wel buiten bewustzijn dreigt te raken. Sommige mensen vinden een vloeddrukmeting zeer vervelend. Dit kan de bloeddrukwaarden beïnvloeden. Vooral de systolische druk kan door de spanning stijgen.
Bloeddrukmeters
Voor het meten van de bloeddruk zijn een bloeddrukmeter en een stethoscoop nodig. Er zijn verschillende bloeddrukmeters. De hiervoor genoemde kwikbloeddrukmeters. Werd in het verleden het meest gebruikt. Deze mogen echter niet meer verkocht worden. Een veelgebruikte bloeddrukmeter is de klokbloeddrukmeter. Daarnaast is er de digitale bloeddrukmeter, die steeds vaker gebruikt wordt.
Hoe werkt een bloeddrukmeter?
Het principe van de bloeddrukmeting komt op het volgende neer: de armslagader wordt dichtgedrukt door de bloeddrukmachet op te pompen. Er kan dan geen bloed meer door de arm stromen. Daarna wordt langzaam de lucht uit de manchet gelaten. Op een gegeven moment oefent het bloed zoveel druk uit, dat het weer in de arm stroomt, ook al zit de manchet nog strak om de arm. Dit gebeurt op het moment dat het hart samentrekt, het moment van de systolische bloeddruk. Tijdens de ontspanningsfase is de druk in de bloedvaten nog onvoldoende, zodat er dan geen bloed in de arm stroomt. Als de druk in de manchet nog verder daalt, stroomt het bloed op een bepaald moment ook in de ontspanningsfase in de arm: de diastolische druk.
Ausculatoire meting
Ausculatoire meting is het meten van de bloeddruk door te luisteren met een stethoscoop. Luister naar de wervelingen van het bloed dat door de armslagader stroomt. De volgende aandachtspunten zijn bij het meten van belang:
- De zorgvrager moet in rusttoestand zijn, dus niet net een lichamelijke inspanning gedaan hebben;
- Zorg voor een rustige omgeving;
- Laat de zorgvrager een gemakkelijke houding aannemen, met de arm op een vaste ondergrond. Let erop dat de arm zich op de hoogte van het hart bevindt, anders ontstaan afwijkende waarden;
- Schuift de mouw van de zorgvrager omhoog; deze mag niet knellen;
- Zorg dat de manchet van de bloeddrukmeter leeg is een bevestig de manchet om de bovenarm, zodanig dat de elleboogplooi vrij is. De slangen moeten vrij liggen;
- Controleer of de meter op nul staat;
- Pomp de manchet op;
- Doe de uiteinden van de stethoscoop in je oren;
- Zet de membraan van de stethoscoop op elleboogplooi van de zorgvrager;
- Pomp de manchet op totdat door de stethoscoop niets meer te horen is, en pomp de meter nog 20 tot 30 mm Hg hoger op;
- Open het ventiel en laat langzaam wat lucht uit de manchet lopen, lees de meter af bij de eerste hoorbare toon; dit is de systolische bloeddruk;
- Laat vervolgens de rest van de lucht langzaam uit de manchet lopen, de tonen van de slagader zijn enige tijd te horen doordat er afwisselend wel en geen bloed door de slagader loopt;
- Op een bepaald moment zijn deze tonen verdwenen, de diastolische bloeddruk is bij de laatst hoorbare toon;
- Laat de manchet helemaal leeglopen en verwijderen de manchet;
- Noteer de gemeten bloeddruk.