Bloedvaten

Bloedvaten

 

Het bloedvatenstelsel bestaat uit een ingewikkeld systeem van buizen en buisjes. Deze buizen en buisjes zijn de aders en slagaders.

De aders noem je ook wel de venen, en de slagaders noem je ook wel de arteriën, de grootste ‘buizen’ van dit systeem, zijn de toe- en afvoerwegen van het hart. Kleinere slagaders en aders vertakken zich in de spieren en organen. De grootste lengte van het vaatsysteem komt echter voor rekening van de haarvaatjes, haarvaatjes noem je ook wel capillairen. Dit zijn de allerkleinste ‘buisjes’. Ze zijn maar een millimeter lang en vele malen dunner dan een mensenhaar. Haarvaatjes zijn alleen onder een microscoop te zien. Ze kunnen hun weg tot in de verste hoeken van ieder orgaan of weefsel en brengen het bloed tot vlakbij iedere levende cel.

 

Slagaders (arteriën)

 

Slagaders zijn de sterkste bloedvaten die zuurstofrijk en voedselrijk bloed bevatten. Dit bloed wordt door het hart met kracht in de slagaders gepompt. Alleen het bloed in de longslagaders zijn niet zuurstofrijk. De slagaders ontvangen via de rechterharthelft het zuurstofarme bloed uit de weefsels. De doorsnee van een slagader loopt uiteen van tweeënhalve centimeter van de aorta of lichaamsslagader, tot een halve millimeter voor de kleinste slagadertjes. De slagaders liggen, op enkele uitzonderingen na, diep in de weefsels, omdat ze daar goed beschermd zijn tegen beschadigingen van buitenaf. De druk in de slagaders is hoog. Een slagaderlijke bloeding is ernstig, omdat het bloed eruit spuit en er in korte tijd veel bloed verloren kan gaan. De wand van de slagaders is een beetje elastisch. Daardoor zetten de slagaders bij iedere hartslag wat uit. Dat zorgt ervoor dat de bloedstroom vanuit het hart, de centrale pomp, soepel kan lopen.

De slagaders vertakken zich in kleinere vaatjes. Deze kleinere vaatjes hebben een dunnere wand. In deze vaatjes liggen ringen van glad spierweefsel, deze noem je arteriolen, waardoor de bloedtoevoer naar de organen kan worden geregeld. Deze kleinere vaatjes vertakken zich op hun beurt weer in haarvaatjes of capillairen, die als fijnmazig netwerk in alle weefsels zitten. De wand van die kleinste haarvaatjes bestaat slechts uit een doorlaatbaar vlies.

 

Aders (venen)

 

Het systeem van aders kent dezelfde opbouw als het slagaderlijke systeem, maar dan in de omgekeerde richting. Als het slagaderlijk bloed zijn zuurstof en voedingstoffen heeft afgegeven aan de lichaamscellen, moet het weer terug naar het hart. Het bloed gaat dan via het aderlijk haarvatennet naar de kleinere aders. Deze kleine aders bestaan van binnen naar buiten uit een doorlaatbaar vlies, bindweefsel en spieren. Op hun beurt lopen de kleine aders weer over in grotere aders. Aders zijn niet zo stevig als slagaders.

Samen vormen deze aders en slagaders een grof netwerk van buizen. Door deze buizen stroomt het bloed langs verschillende wegen terug naar het hart. De druk in de aders is laag. Toch hoopt het bloed zich niet op in de benen, omdat de omliggende spieren de vaten masseren en als het ware helpt het bloed voort te stuwen.

Daarnaast hebben het hart en de kleppen een wat aanzuigende werking, wat ervoor zorgt dat bloed zich alleen maar in de richting van het hart kan bewegen.

 

Bloedsomloop

 

Het belangrijkste bloedvat van het lichaam is de aorta. Vanuit de linkerkamer van het hart, loopt zij via een boog, de aortaboog, enigszins naar boven. Op het hoogste punt van die boog zitten de vertakkingen voor de slagaderen van de armen en het hoofd. In het deel van de aorta dat naar beneden loopt, zitten vertakkingen naar alle mogelijke organen: in de borst bijvoorbeeld naar de slokdarm en de luchtpijp en in de buik naar de maag, de lever, de alvleesklier, enzovoort.  In het bekken splitst de aorta zich in de linker en de rechter bekkenslagader, die benen van bloed voorzien.

 

De aders verzorgen hetzelfde systeem, maar dan in de omgekeerde richting. De aders komen samen in twee hoofdaders, de bovenste holle ader, deze noem je ook wel de vena cava superior, en de onderste holle ader, deze noem je ook wel de vena cava inferior. De bovenste holle ader vervoert het bloed dat afkomstig is uit de armen, hoofd, de hals en de borstorganen. De onderste holle ader vervoert het bloed dat afkomstig is uit de benen, het bekken en de buikorganen. Het bloed uit beide holle aders komt in de rechterboezem. Vanuit de rechterboezem komt het bloed daarna in de rechterkamer. Bij iedere hartslag wordt het vervolgens via de longslagader naar de longen gepompt.

 

Hier geeft het bloed kooldioxide af en neemt de zuurstof op. Het stroomt daarvoor door de longhaarvaatjes.

 

Via de longaders stroomt dit zuurstofrijke bloed direct naar het hart. Het komt in de linkerboezem binnen en na een enkele hartslag begint het weer aan de tocht door het lichaam. Het deel van de bloedsomloop dat zuurstofrijk bloed van het hart naar de lichaamscellen vervoert, en zuurstofarm bloed van de lichaamscellen terugvoert naar het hart, wordt de grote bloedsomloop genoemd. Deze begint dus in de linkerkamer en eindigt in de rechterkamer. Het bloed vanuit de rechterkamer naar de longen stroomt, daar zuurstof opneemt en daarna naar de linkerkamer stroomt, volgt de kleine bloedsomloop.