Uitleg
De snelheid geeft weer hoe snel een voorwerp zich verplaatst. Of anders gezegd, welke afstand in een bepaalde tijd wordt afgelegd. Bij het berekenen van snelheid gebruik je dus twee grootheden: Tijd en afstand. Je kunt snelheid meten in verschillende eenheden: m/s of km/u
De snelheid is daarom een samengestelde grootheid.
Grootheid |
|
Eenheid |
Een grootheid is iets dat je kunt meten |
→ |
Een eenheid is de maat waarin je meet. |
Voorbeeld: |
→ |
Voorbeeld: |
Gewicht |
→ |
Kilogram of gram. |
Tijd |
→ |
Uren, minuten, dagen, maanden, etmaal, millenium, decenium |
Afstand |
→ |
meter, centimeter, kilometer, millimeter |
Snelheid |
→ |
Meter per seconde (m/s), km/u, Lichtjaar |
Temperatuur |
→ |
Graden Celsius (oC), Fahrenheit (oF)
|
Elektriciteit |
→ |
Watt, Volt, Ampére |
Snelheid, afstand en tijd
Als een auto in één uur tijd een afstand van 80 km rijdt, dan is de snelheid 80 kilometer per uur.
Je maakt hier gebruik van de grootheid tijd (één uur) en de grootheid afstand (80 km)
Omdat de snelheid tijdens de autorit niet constant zal zijn, wordt de gemiddelde snelheid bedoeld. De afgelegde weg hangt van de snelheid en van de tijd af.
Handig om te onthouden:
1 km = 1000 m .
1 m = 100 cm.
1 uur = 60 minuten
1 minuut = 60 seconden
1 uur is dus 60 x 60 = 3600 seconden.
|
Berekenen van de snelheid
Voorbeeld:
Een fietser fietst 9 kilometer in 30 minuten. Wat is dan de snelheid per minuut?
- Zet de twee grootheden die horen bij het berekenen van snelheid in een tabel
- Vul je gegevens in die je weet.
- Bedenk handige tussenstappen.
- Reken uit, check aan het eind of je antwoord geeft in de juiste eenheid.
tijd (min) |
30 |
3 |
1 |
afstand (km) |
9 |
0,9 |
0,3 = 300 meter |
Voorbeeld 2.
Een auto rijdt 72 km per uur. Hoeveel meter per seconde is dat.
- Zet de twee grootheden die horen bij het berekenen van snelheid in een tabel
-
Tijd |
... |
... |
... |
Afstand. |
... |
... |
... |
- Zet je gegevens er in (handig, zet ze vast in de gevraagd eenheden!
-
Tijd in sec |
3600 |
... |
... |
Afstand in m |
72000 |
... |
... |
- Bedenk handige tussenstappen.
-
Tijd in sec |
3600 |
100 |
1 |
Afstand in m |
72000 |
... |
... |
- Reken uit.
-
Tijd in sec |
3600 |
100 |
1 |
Afstand in m |
72000 |
2000 |
20 |
- De auto rijdt dus 20 m/s (meter per seconde)
Voorbeeld 2
Je fietst met een snelheid van 6,5 m/s hoeveel kilometer per uur is dat?
- Zet de twee grootheden die horen bij het berekenen van snelheid in een tabel
-
Tijd |
... |
... |
... |
Afstand. |
... |
... |
... |
- Zet je gegevens er in
-
Tijd in sec |
1 |
... |
... |
Afstand in m |
6,5 |
... |
... |
- Bedenk handige tussenstappen.
-
Tijd in sec |
1 |
... |
3600 (1 uur) |
Afstand in m |
6,5 |
... |
... |
- Reken uit.
-
Tijd in sec |
1 |
... |
3600 |
Afstand in m |
6,5 |
... |
23400 |
- In één uur fiets je dus 23400 meter, dat is 23,4 km. Je snelheid is dus 23,4km/u