Met trots presenteren wij onze wiki over de bloedsomloop.
Doordat je op een interactieve manier uitgedaagd wordt is het veel leuker om te leren. De tools die we hiervoor gebruiken zijn Nearpod, WRTS en Quizlet. Kort en bondige teksten zorgen er voor dat het overzichtelijk is om te lezen.
Na het bestuderen van deze wiki over de bloedsomloop heb je kennis over de fysiologie, anatomie en pathologie van:
Cellen
Weefsels
Het hart
Het bloed
De bloedsomloop
Wij wensen je heel veel plezier en succes!
Auteurs: Geert Brunen, Dieuwke van de Valk en Suzanne Kersten-Ewalts
Handleiding
Handleiding docent
In deze wikiwijs gaat het over de bloedsomloop en kan worden ingezet door de docent tijdens de lessen. Er worden verschillende digitale tools gebruikt waarbij de student de opgedane kennis kan toetsen.
Handleiding student
Aan het einde van deze online les weet je het volgende:
Je weet dat de mens een dubbele bloedsomloop heeft en hoe deze is opgebouwd.
Je weet waar het hart ligt in je lichaam.
Je weet uit welke onderdelen het hart is opgebouwd en wat de functies hiervan zijn.
Je weet hoe het hart werkt.
Je weet wat de meest voorkomende hart- en vaat ziekten zijn.
Wat ga je doen? Je gaat deze online les leren en de opdrachten, vragen en memory hart-en bloedvatenstelsel maken.
Hoe ga je dit doen? Je gaat de online les zelfstandig doornemen en zelfstandig de vragen beantwoorden.
Welke hulpmiddelen mag je gebruiken? Je mag de studieboeken Watson, R. (2014). Zakboek anatomie en fysiologie. Groningen / Houten: Noordhoff.
Zelman, M., & Tompary, E. (2014). Pathologie. Pearson Benelux gebruiken.
Hoeveel tijd heb je? Je hebt 90 minuten voor het leren van deze site en het maken van alle toetsen.
Wat gaan we met het resultaat doen? Het memory hart-en bloedvatenstelsel zal in de les worden besproken.
Introductie De Bloedsomloop
In je lichaam stroomt bloed door bloedvaten. Je hart pompt het bloed rond. De weg die het bloed door je lichaam aflegt heet de bloedsomloop. Het bloed vervoert zuurstof en koolstofdioxide. Bloed vervoert nog vele andere stoffen, onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen. Het vervoer van stoffen heet ook wel transport.
Voorkennis activeren
Bloedsomloop
Om je voorkennis te checken klik je op bloedsomloop en start bij leren.
Via deze link kom je in Quizlet.
1: Cellen
De cel is de bouwsteen van het lichaam: dieren, mensen, planten en schimmels zijn allemaal opgebouwd uit cellen. Een menselijke cel heeft een gemiddelde diameter van 15 micrometer. Dat is net zo dun als de helft van een vel aluminiumfolie. Een cel is op zichzelf al een soort klein organisme (levend iets); een cel kan namelijk groeien, zich voortplanten door middel van deling, voedingstoffen omzetten in energie, reageren op de omgeving, enzovoort. De mens bestaat uit wel zo’n 100 biljoen cellen.
Celmembraan en cytoplasma
Bron: 123rf.com
Een cel heeft een membraan, een soort vlies die de cel omsluit. In dit vlies liggen verschillende onderdelen van de cel, deze onderdelen worden ook wel organellen genoemd. Organellen zijn essentieel voor de overleving en reproductie van de cel. In de cel zit een waterige vloeistof, deze vloeistof wordt ook wel cytoplasma genoemd. In dit cytoplasma zwemmen de organellen rond.
Nucleus of celkern
De celkern van een cel wordt ook wel de nucleus genoemd. De celkern ligt meestal in het midden van de cel.De celkern ligt meestal in het midden van de cel en is de opslagplaats voor DNA. In het DNA ligt genetische informatie opgeslagen.
Een weefsel is een samenstelling van cellen met gelijke structuur en functie.
Bron:slideshare.nl
Er worden 4 groepen weefsels onderscheiden:
Bind en steunweefsel: steunweefsels hebben een verbindende, steunende of verzorgende functie. Ze geven steun aan het lichaam, beschermen de organen en bepalen hun vorm en onderlinge beweeglijkheid.
Epitheelweefsel (dekweefsel) is een begrenzend weefsel.Functies van epitheel zijn: bescherming, transport van stoffen en secretie van stoffen.
Zenuwweefsel: zenuwweefsel bestaat voor de helft uit neuronen (zenuwcellen) en de andere helft uit neuroglia (steuncellen). De functie van zenuwweefsel is impulsgeleiding waardoor animale en vegetatieve functies van het lichaam uitgevoerd kunnen worden.
Spierweefsel: de functie van spierweefsel is beweging.
Er zijn verschillende soorten spierweefsel namelijk:
Dwarsgestreept:is opgebouwd uit veelkernige spiercellen: spiervezels.
Glad spierweefsel:bevinden zich in de wand van de inwendige organen. Ze staan onder invloed van het vegetatieve zenuwstelsel (onwillekeurig).
Hartspierweefsel: Het hart bestaat uit hartspierweefsel.
Opdracht
Anatomie hartspierweefsel
De hartspier is zowel wilsonafhankelijk als gestreept, met een onregelmatige opbouw. Dit type spierweefsel wordt alleen in de hartwand aangetroffen. Het bestaat uit korte, cilindrische, vertakkende vezels met de kernen in het midden van de cel. De cellen worden door bindweefsel bij elkaar gehouden. De hartspier is niet onder controle van de wil, maar klopt automatisch en ritmisch gedurende het hele leven. Het ritme van het hart wordt geregeld door de zenuwen. Over het gehele hart zitten spiervezels die in verbinding staan met elkaar. Ze vervoeren impulsen over de gehele hartspier.
Het hart is een holle spier met kamers (ventrikels) en boezems (atria) die in de borstholte ligt, linksachter het borstbeen. De onderzijde van het hart ligt op het middenrif. Het hart is een pomp die 4 tot 5 liter bloed per minuut rondpompt. Het bloed bevat zuurstof en voedingsstoffen voor alle spieren en organen.
Het bloed stroomt via aders het hart in en wordt via slagaders weer uitgepompt.
De hartwand bestaat uit drie lagen.
De buitenste laag is het epicardium. Het is een dunne laag bindweefsel met veel elastische vezels, om het samentrekken van het hart goed te volgen.
De middelste laag is het myocardium. Het dwarsgestreepte onwillekeurige spierweefsel (hartspierweefsel) kan krachtig samentrekken, maar het functioneert onwillekeurig, want de hartslag gaat buiten je wil om.
De binnenste laag (endocardium) bestaat uit eenlagig epitheelweefsel (endotheel) en een laag elastisch bindweefsel.
Om de buitenste laag zit een bindweefselvlies: het hartzakje (pericard). Tussen het hartzakje en de buitenste laag van het hart zit een laagje vocht. Dankzij dit vocht blijven de wanden glad en kunnen ze soepel over elkaar schuiven bij het samentrekken van de hartspier.
Als een krans rondom het hart lopen de kransslagaderen en de kransaderen, die het hart zelf van zuurstofrijkbloed voorzien en zuurstofarm bloed afvoeren.
De bovenste holle ader brengt zuurstofarm bloed naar het hart. Dit bloed is afkomstig uit de hersenen en de armen.
De onderste holle ader brengt zuurstofarm bloed naar het hart. Dit bloed is afkomstig uit de buikholte.
Opdracht 1
Hart in beeld
Film "Bouw en werking van het hart"
Prikkelgeleiding
Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerkje van speciale cellen in de hartspier die elkaar in een domino-effect een elektrische prikkel doorgeven. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en in de juiste volgorde gebeurt. De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers.
A. Sinusknoop (bliksemflitsje) B. AV-knoop C. Bundel van His D. Bundeltakken E. Purkinje-vezels
De sinusknoop
De elektrische prikkel begint in een langgerekt groepje cellen in het plafond van de rechterboezem. Dit is de sinusknoop, de natuurlijke pacemaker van het hart. Niet alleen de cellen in de sinusknoop, maar alle spiercellen in het hart zijn in staat om een stroomstootje te produceren. Als de sinusknoop zou uitvallen, zou het hart niet ophouden te kloppen. Het hart zou wel trager gaan kloppen, omdat de cellen in de sinusknoop het snelst een prikkel af kunnen leveren. De sinusknoop geeft als het ware het tempo aan. Vanuit de sinusknoop verspreidt de elektrische prikkel zich aanvankelijk over de spiercellen van beide boezems en wordt dan even opgehouden in de AV-knoop.
De AV-knoop
Het weefsel tussen boezems en kamers vormt een isolerende laag die de elektrische prikkel op de meeste plaatsen niet geleidt. De prikkel kan alleen zijn weg vinden via een groepje cellen midden in het hart, op de grens van boezem (atrium) en kamer (ventrikel). Dit wordt de atrioventriculaire knoop ofwel de AV-knoop genoemd. Een bijzondere eigenschap van de cellen in de AV-knoop is dat zij de elektrische prikkel kunnen afremmen. Dat heeft als gevolg dat de kamers net iets later samentrekken dan de boezems, waardoor het bloed in twee stappen door het hart gaat.
Bundel van His, de bundeltakken en de Purkinjevezels
Voorbij de AV-knoop wordt de elektrische prikkel verder geleid via speciaal geleidingsweefsel. De zogenoemde bundel van His leidt de prikkel naar de linker- en rechter bundeltak. Via speciale Purkinjevezels worden uiteindelijk de spiercellen van de beide kamers aangezet tot samentrekken.
Boezems
Iedere hartcyclus begint met de diastole ( afbeelding links) ontspanning van de atria en ventrikels, waarbij het bloed vanuit de longen en de rest van het lichaam het hart instroomt. Daarna contraheren de atria en ventrikels en wordt het bloed naar buiten gepompt, systole ( afbeelding rechts) of actiefase.Tijdens de boezemsystole trekken de boezems zich samen. Zo wordt het bloed de kamers ingeduwd. Door de kamersystole (samentrekking) wordt het bloed de longslagader of de aorta ingepompt. Tijdens de diastole ontspant het hart zich. Hierdoor wordt het bloed uit de longader en de onderste en bovenste holle ader in de boezems gezogen. Zodra de boezems gevuld zijn met bloed, volgt weer een boezemsystole.
In het rechter boezem (atrium) wordt zuurstofarm bloed aangevoerd door de venen (aders), in het linkerboezem (atrium) komt zuurstofrijk bloed vanuit de longen. In de rechterboezem stroomt zuurstofarm bloed uit het lichaam binnen. Zodra de rechterboezem gevuld is, trekt deze samen. Zo wordt het bloed door de rechterhartkleppen naar de rechterkamer gepompt. Dit pompen kost niet veel kracht en daarom is de wand van de rechterboezem dun.
De longader brengt zuurstofrijk bloed vanuit de longen naar de linkerboezem. Zodra de linkerboezem gevuld is, trekt deze samen. Zo wordt het zuurstofrijke bloed door de linkerhartkleppen naar de linkerkamer gepompt. Dit pompen kost niet veel kracht en daarom is de wand van de linkerboezem dun.
Kamers
De rechterkamer pompt het zuurstofarme bloed door de longslagader naar de longen. Daar wordt koolstofdioxide afgegeven en zuurstof in het bloed opgenomen. De heeft een dikke wand, omdat deze veel kracht moet zetten om het bloed naar de longen te duwen. De wand is echter dunner dan die van de linkerkamer. De route vanuit de rechterkamer naar de longen is namelijk korter (kleine bloedsomloop) dan die van de linkerkamer (grote bloedsomploop).
Via de longslagader stroomt zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen.
De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta het hele lichaam rond. Hier is veel kracht voor nodig, daarom is de wand van de linkerkamer dik. De wand is dikker dan die van de rechterkamer. De route vanuit de linkerkamer door het gehele lichaam is namelijk langer (grote bloedsomloop) dan die van de rechterkamer (kleine bloedsomloop).
Opdracht 2
In welk deel van het hart staat het kruisje?
Hartkleppen
Hartkleppen (valva atrioventricularis) scheiden het hart in een bovenste helft atria (boezems) en een onderste helft ventrikels (kamers). De harttussenwand verdeelt het hart in een linker- en rechterhelft. In afbeeldingen van het hart zijn links en rechts altijd omgedraaid. Dit komt doordat links en rechts wordt benoemd vanuit de cliënt.
De atria en ventrikels zijn van binnen bekleed met een gladde, dunne membraan genaamd endocardium (endocard), die uit een enkele laag epitheelweefsel bestaat en overgaat in de hartkleppen en de binnenbekleding van de vaten.
Hartkleppen worden ook wel boezemkamerkleppen genoemd. Ze zorgen ervoor dat het bloed niet van de kamers terug naar de boezems stroomt.
Slagaderkleppen worden ook wel halvemaanvormige kleppen genoemd. Ze zorgen ervoor dat het bloed niet van de slagaders terug in de kamers stroomt.
Bron: www.beautylevel.nl
Opdracht 3, 4 en 5
Opdracht 3
Klik op deze link om de oefening over het hart te starten.
Opdracht 4
Opdracht 5
Klik op onderstaande link "Bouw van het hart". Er start een oefening over de bouw van het hart.
Bloed is een mengsel van plasma (serum), rode bloedcellen (erotrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). Het lichaam van een volwassene bevat ongeveer 5 liter bloed. Nadat het bloed uit het hart is gepompt heeft het ongeveer 20 tot 30 seconden nodig om een volledige omloop door het lichaam te maken en naar het hart terug te keren.
Bron: Pixabay.com
Bloedcellen
Bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg (het binnenste van je botten). Als de cellen rijp zijn, zwermen ze uit naar de bloedbaan waar ze door het plasma vervoerd worden door het lichaam. Eenmaal in de bloedbaan hebben bloedcellen een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen. Witte bloedcellen leven gemiddeld twee dagen en bloedplaatjes leven maar tien dagen. In je lichaam worden voortdurend enorme aantallen oude cellen afgebroken en vervangen door nieuwe. Er zijn drie soorten bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
Bron: Pixabay.com
Rode en witte bloedcellen
Rode bloedcellen (erytrocyten) vormen het grootste bestanddeel van de bloedcellen. Zij vervoeren de zuurstof door je lichaam met behulp van hemoglobine; een eiwit dat via ijzer zuurstof aan zich kan binden en daardoor een ideaal transportmiddel voor zuurstof is. Een tekort aan hemoglobine en ijzer noemen we bloedarmoede.
Bron: Pixabay.nl
Witte bloedcellen (leukocyten) hebben vooral een functie bij de afweer tegen alles wat lichaamsvreemd is. Wanneer je een bloedtransfusie krijgt, kunnen de witte bloedcellen afweerstoffen aanmaken tegen de witte bloedcellen van het donorbloed. In het gunstigste geval merk je daar als patiënt niets van. Maar vaak veroorzaken de afweerstoffen koortsreacties of andere, nog ernstiger bijverschijnselen. Daarom filteren we de witte bloedcellen zoveel mogelijk uit het gedoneerde bloed. Dit filteren doen we bij alle bloedgiften en heet algehele leukocytendepletie (ALD).
Opdracht 1
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes (trombocyten) zorgen dat bloed stolt. Ontstaat er ergens een beschadiging van een bloedvat, dan hechten de bloedplaatjes zich aan de bloedvatwand en aan elkaar. Zo vormen ze een korstje dat het lek dicht. Bij iemand met een tekort aan bloedplaatjes kunnen flinke bloedingen ontstaan.
Bron: Hematologienederland.nl
Opdracht 2
Plasma
Plasma bestaat uit water waarin eiwitten, mineralen, vetten en hormonen zijn opgelost. Het vervoert de bloedcellen door het lichaam en bevat duizenden verschillende eiwitten die allemaal een verschillende functie hebben. Zo heeft het eiwit albumine een wateraanzuigende functie: het zorgt ervoor dat het water in de bloedvaten blijft en niet weglekt naar de weefsels. Plasma bevat ook stollingsfactoren, dat zijn eiwitten die samen met de bloedplaatjes een belangrijke rol vervullen bij het bloedstollingsproces.
Bron: pixabay.com
Functie van bloed
Bloed zorgt hoofdzakelijk voor het transport van stoffen door het lichaam. Het speelt een belangrijke rol in:
het regelen van de lichaamstemperatuur;
het handhaven van het evenwicht van uiteenlopende essentiële mineralen en vloeistoffen (elektrolytenbalans);
de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen (zoals glucose, vitaminen, mineralen, vetten en eiwitten);
de afvoer van kooldioxide, toxinen en afvalproducten (zoals ureum);
het transport van chemische boodschappers (hormonen) en andere stoffen;
de bescherming van het lichaam tegen micro-organismen en vreemde stoffen (een functie van het immuunsysteem);
het handhaven van de bloedstolling.
Bron: maagdarmlever.nl
Film over bloed.
Opdracht 3
Bloedgroepen
Een bloedgroep is een classificatie van bloed bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde moleculen op de buitenkant van het celmembraan van de rode bloedcellen. Deze antigenen zijn macromoleculen, dat wil zeggen, verbindingen met een grote molecuulmassa.
De verschillende bloedgroepen zijn:
Bloedgroep A
Iemand met bloedgroep A heeft eiwit A op zijn rode bloedcellen. 35 procent van alle Nederlanders heeft bloedgroep A-positief en 7 procent heeft bloedgroep A-negatief. Omdat het de op een na meest voorkomende bloedgroep in Nederland is, hebben veel mensen bloed van deze bloedgroep nodig.
Bloedgroep B
Wanneer je bloedgroep B hebt, is eiwit B aanwezig op je rode bloedcellen. Donoren met de bloedgroep B-positief doneren iets minder vaak bloed, omdat dit een relatief zeldzame bloedgroep is (en bloedcellen maar beperkt houdbaar zijn). Een donor met de bloedgroep B-negatief wordt wel regelmatig opgeroepen.
Bloedgroep AB
Iemand met bloedgroep AB heeft zowel eiwit A als B op de rode bloedcellen. Je kunt als je bloedgroep AB hebt bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A of B. Je lichaam beschouwt in dat geval zowel bloedgroep A als B als lichaamseigen.
Bloedgroep O
Wanneer er geen eiwit A of B op je bloedcellen zit, heb je bloedgroep O. Mensen met bloedgroep O kunnen geen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A, B of AB. Heb je bloedgroep 0-negatief, dan kun je wel aan iedereen bloed doneren.
Rhesusfactor
Een rhesusfactor bepaalt samen met de bloedgroepen A, B, AB en 0 de acht verschillende bloedgroepen. Is er een rhesusfactor aanwezig in je bloed, dan ben je rhesus-positief. Wanneer deze rhesusfactor ontbreekt, dan ben je rhesus-negatief. Je erft de rhesusfactor van je ouders. Je krijgt één kopie van je moeder en één van je vader. Samen bepalen ze of jouw rhesusfactor positief of negatief is. Wanneer één van de ouders rhesus positief is en de ander rhesus negatief, krijgt het kind automatisch een rhesusfactor positief.
Bloedgroep donor versus bloedgroep ontvanger
Niet alle bloedgroepen matchen bij een bloedtransfusie met elkaar. In onderstaande tabel staat afgebeeld welke bloedgroepen te matchen zijn (groen) en welke bloedgroepen niet te matchen zijn (rood).
Voorbeeld: Bloedgroep B- is te matchen met bloedgroep B+ (groen). Bloedgroep B- is echter niet te matchen met Bloedgroep O+ (rood)
Bron: ziekenhuis.nl
Opdracht 4
In quizlet hebben we een opdracht gemaakt over de functies en bestanddelen van bloed. Klik op onderstaande link om de opdracht te starten.
De weg die het bloed door je lichaam aflegt heet de bloedsomloop. De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit houdt in dat bij een volledige rondgang door het lichaam het bloed twee keer door het hart heen moet. Deze dubbele bloedsomloop bestaat schematisch gezien uit twee cirkels van bloedvaten.
Bron: thinglink.com
Grote bloedsomloop
De grote bloedsomloop loopt vanuit het hart naar alle delen van het lichaam. De linkerkamer pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere vaten en haarvaten. De organen gebruiken voedingsstoffen en zuurstof uit de haarvaten en geven hun afvalstoffen af aan de haarvaten. Het zuurstofarme bloed gaat via de aders weer terug naar het hart.
Kleine bloedsomloop
In de kleine bloedsomloop komt zuurstofarm bloed binnen in de rechterboezem van het hart. De klep tussen de rechterboezem en -kamer opent en het bloed stroomt naar de rechterkamer. Het hart pompt het bloed via de rechterkamer en de longslagader naar de longen. In de longen geeft het bloed koolzuur af en neemt het zuurstof op. Dit zuurstofrijke bloed stroomt door de longaderen terug naar het hart.
Film over de bloedsomloop
Opdracht 1
Bloedvaten
Bloedvaten hebben als functie het bloed te verdelen in het lichaam en het overal naar toe brengen.
Bron: pixabay.com
Bloedvaten kun je in drie groepen verdelen:
Slagaders (arteriën).
De slagaders zorgen ervoor dat het bloed vanaf het hart naar de organen gaan. In de slagaders is de hartslag te voelen. Vanuit het hart komen twee slagaders, de aorta en de longslagader. De longslagader vervoert zuurstofarm bloed naar de longen toe. De aorta (de grootste slagader is ons lichaam) brengt zuurstofrijk bloed naar het lichaam. De aorta splitst zich in steeds kleinere slagaders.
Aders (venen).
De aders zijn in tegenstelling tot slagaders dun. In aders is geen hartslag te voelen. Aders brengen het bloed van de organen naar het hart. Er gaan twee aders naar het hart toe: de holle ader en de longader. De longader is de enige ader die bloed bevat met veel zuurstof. Voor de rest hebben de aders alleen maar bloed met weinig zuurstof erin. Aders bevatten kleppen. Deze kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terug naar beneden stroomt. Ook de druk vanuit de slagaders zorgt hiervoor.
Haarvaten.
De slagaderen brengen het bloed naar alle organen. In de organen moet het bloed zijn zuurstof en voedingsstoffen kunnen afgeven. Tevens moeten de afvalstoffen en koolstofdioxide geproduceerd door de organen worden afgevoerd. Slagaderen en aderen kunnen niet uitwisselen, daarvoor bestaat er een derde type vat: een haarvat. Een haarvat wordt ook wel een capillair genoemd. De naam haarvat geeft aan dat ze zo dun zijn als een haar, maar ze zijn nog veel dunner. Het zijn de dunste vaatjes van het menselijk lichaam, soms past er maar één bloedcel in de breedte in.
Verschil tussen slagaderen, aderen en haarvaten.
slagader
ader
haarvat
hoge bloeddruk
lage (geen) bloeddruk
lage bloeddruk
dikke spierwand
dunne spierwand
wand is eencellaag dik
bevat geen kleppen (alleen de halvemaanvormige kleppen)
bevat kleppen
geen kleppen
bloed stroomt van hart weg
bloed stroomt naar hart toe
bevindt zich tussen slagaders en aders
meestal diep in lichaam
aan de oppervlakte
aan de oppervlakte en diep in het lichaam
Bron: buteyko-instituut.nl
De grote aderen van ledematen zijn aan de binnenkant voorzien van klepvliezen. Dit zijn plooien die de anderen in een richting afsluiten. Ze zorgen ervoor dat bloed alleen in de richting van het hart kan stromen.
Opdracht 2 en 3
Bloedstolling
De stolling van het bloed is een belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam om bloedverlies te voorkomen of beperken. De stolling is dan ook een heel krachtig mechanisme. Het is belangrijk dat dit mechanisme onder controle wordt gehouden, het mag alleen werken waar en wanneer dat noodzakelijk is. We willen niet dat bijvoorbeeld de hals dichtstolt als er een kleine verwonding aan de grote teen is. Ook willen we bijvoorbeeld dat bij een kleine verwonding aan de grote teen de stolling beperkt is tot de onmiddellijke omgeving van de verwonding en niet dat de hele voet dichtstolt.
Voor een goede stolling zijn bloedplaatjes (thrombocyten) en stollingseiwitten (stollingsfactoren nodig). De bloedplaatjes worden door het beenmerg gemaakt en de stollingseiwitten door de lever.
De bloedstolling verloopt in drie fases:
De primaire bloedstolling.
Tijdens de eerste fase van de stolling trekt het bloedvat samen en wordt er een klein korstje aangemaakt. De primaire stolling is vooral afhankelijk van de samenstelling en werking van de vaatwand en van het aantal en de werking van zowel de bloedplaatjes (trombocyten) als de Von Willebrandfactor (VWF).
De secundaire bloedstolling.
Tijdens de tweede fase van de stolling wordt de werkelijke korst aangemaakt die heel stevig moet zijn. Het zorgt ervoor dat de bloeding goed wordt gestelpt.
De fibrinolyse.
Tijdens de slotfase wordt het stolsel opgeruimd nadat de vaatwand zich voldoende hersteld heeft. Hier zijn ook allerlei stollingsfactoren voor verantwoordelijk.
Film over bloedstolling
Opdracht 4
Bloeddruk
Bij het rondpompen door het hart van het bloed door het lichaam komt er druk op de vaten te staan. Deze druk wordt de bloeddruk genoemd. Het zijn de bloedvaten die de bloeddruk als het ware regelen, en wel middels spiertjes rondom deze vaten. Het samentrekken van die spiertjes bepaalt de bloeddruk. Als deze spiertjes erg strak samentrekken is de bloeddruk hoog. Als de spiertjes rondom de vaten minder straks staan, kan het bloed beter doorstromen. In dat geval daalt de bloeddruk.
Bron: Pixabay.co
Bloeddruk wordt altijd gemeten in twee waarden: de boven- en de onderdruk. Deze waarden worden uitgedrukt in millimeters kwik, kortweg mmHg. Vaak wordt gesproken van een hoge bloeddruk als de bovendruk 140 mmHg of meer is en de onderdruk 90 mmHg of meer. Zo’n hoge bloeddruk wordt in medisch jargon hypertensie genoemd. Hoge bloeddruk is gevaarlijk, als deze zich langere tijd voordoet: ga dan altijd naar de arts.
De bovendruk (systole) wordt gemeten op het moment waarop het hart pompt. Dan jaagt het hart bloed door de slagaders. De onderdruk (diastole) wordt afgelezen op het moment waarop het hart niet pompt, tussen twee pompbewegingen in dus.
Het verstijven van de wanden van de bloedvaten leidt op den duur tot hoge bloeddruk. De vaten vernauwen dan. Dat kan leiden tot ernstige hart- en vaatziekten. Dat risico groeit naarmate we ouder worden. Met name roken verhoogt het risico op het verstijven van de bloedvaten.
Opdracht 5 en 6
6: Pathologie
Van de 150.000 Nederlanders die in 2017 overleden, overleed ongeveer 25 procent aan hart-en vaatziekten. Hiermee zijn hart-en vaatziekten de meest voorkomende doodsoorzaak na kanker.
Dit publiceerde de hartstichting op haar website op 10 juli 2018.
We beschrijven de meest voorkomende hart en vaatziekten op de volgende pagina's.
Bron:hartstichting.nl
Hart en vaatziekten
Bron:volksgezondheidenzorg.info
Coronaire hartziekten:
Bij coronaire hartziekten is de bloeddoorstroom door de kransslagaders verminderd. Het is een belangrijke doodsoorzaak. Jaarlijks overlijden er wereldwijd ongeveer 7,4 miljoen mensen aan deze ziekten. Symptomen zijn: angina pectoris en myocardinfarct. De betekenis hiervan wordt uitgelegd op de volgende pagina's.
Angina pectoris
Angina pectoris is de medische term voor pijn op de borst of hartkramp.
Bron:thuisarts.nl
Oorzaak:
De pijn op de borst bij angina pectoris komt meestal door vernauwing van de kransslagaders. Dit zijn de bloedvaten die het hart van zuurstof voorzien. Door die vernauwingen krijgt het hart minder zuurstof dan het nodig heeft. Je merkt niet direct iets van vernauwingen in de kransslagaders. Klachten ontstaan vaak pas wanneer een kransslagader meer dan 50% vernauwd is. Vernauwingen ontstaan door slagaderverkalking.
Symptomen:
Typisch voor angina pectoris is een beklemmende of drukkende pijn op de borst. De pijn kan een benauwd gevoel geven, alsof er een knellende band om de borst zit. De pijn straalt soms uit naar armen, hals, kaak, rug of maagstreek en kan samengaan met zweten of misselijkheid.
Behandeling:
Een aanval trekt meestal weg in rust of na het innemen van speciale medicijnen (tabletje of spray onder de tong).
Film angina pectoris
Opdracht 1
Myocardinfarct
Myocardinfarct (of te wel hartinfarct of hartaanval).
Symptomen:
Hevige pijn op de borst, misselijkheid, transpireren en braken. Bij ieder mens kunnen de klachten variëren. Bij vrouwen kunnen de klachten afwijken. Hartinfarcten bij vrouwen worden vaak minder snel herkend omdat ze een atypisch beloop hebben, ze worden daardoor minder snel herleid aan een hartinfarct.
Behandeling:
Verschillend per persoon en hangt af van de ernst van de klachten. Vaak worden antistollingsmiddelen en cholesterol verlagende medicijnen voorgeschreven. Het veranderen van de leefstijl zoals lichaamsbeweging en gezond eten bedraagt ook tot verminderen van de klachten.
Risicofactoren:
Hoge bloeddruk, hart en vaatziekten in de familie, overgewicht, een hoog cholesterol gehalte, langdurige stress en diabetes.
Film myocard infarct
Opdracht 2
Decompensatio cordis
Tijdens onze opleiding hebben we een presentatie gegeven over dit onderwerp aan onze klasgenoten. Daarbij gebruikten wij een PowerPoint. Deze PowerPoint bevat alle informatie over hartfalen. Deze is compleet aangevuld met mooie filmpjes over dit ziektebeelden. Het is de bedoeling dat je deze powerpoint gaat bestuderen.
Zie onderstaande link.
Bij elke hartslag trekt het hart zich samen door een elektrische prikkel. Bij een normaal hartritme gaat dit in een regelmatig tempo. Bij een hartritmestoornis is er iets mis met de elektrische prikkels. De elektrische prikkels komen te snel of te langzaam of ze volgen de verkeerde weg.
Oorzaken:
bestaande hartziekten zoals een hartinfarct in de voorgeschiedenis , stofwisselingsziekten, roken en alcohol en drugs gebruik.
Veel voorkomende hartritme stoornissen zijn:
- tachycardie in rust (versnelde hartslag van meer dan 100 slagen per minuut).
- bradycardie ( te langzame hartslag van minder dan 50 slagen per minuut).
- atriumfibrilleren, als gevolg van een ongecontroleerde werking van (meerdere) knopen. Dit is de meest voorkomende hartziekte, deze is relatief onschuldig.
- ventrikkelfibrileren, als gevolg van een ongecontroleerde prikkelgeleiding over de ventrikels. Dit gaat gepaard met stilstand van de circulatie en is levensbedreigend.
- atrioventriculair blok, waarbij de atria en ventrikels zich onafhankelijk van elkaar samentrekken.
Symptomen van hartritmestoornissen zijn hartkloppingen, een licht gevoel in het hoofd, syncope(flauwvallen), oedeem en kortademigheid.
Behandeling:
- medicatie -elektrische cardioversie (soms onder narcose toedienen van een elektrische schok om zo het normale hartritme te herstellen). - ablatie: het maken van kleine littekens op de plek waar de ritmestoornis ontstaat, zodat de prikkels vanaf die plek geblokkeerd worden - pacemaker: een apparaatje onder je huid dat ervoor zorgt dat je hart niet te langzaam gaat kloppen - ICD: een apparaatje onder je huid dat een schok geeft bij een levensgevaarlijke ritmestoornis
Opdracht 4
Atherosclerose
Atherosclerose of slagaderverkalking
Bron: www.hartpatiënten.nl
Oorzaak:
Een beschadiging van de wand van de slagader. Hier door dringen er witte bloedcellen en vette stoffen als cholesterol doorheen. Ze hopen zich op in de vaatwand. Wanneer hier steeds meer ontstekingscellen bijkomen, veroorzaakt dit een steeds verdere verdikking van de vaatwand. De zo ontstane plaque zorgt ervoor dat de doorgang van de slagader steeds kleiner wordt.
Risicofactoren zijn onder anderen: roken hoge bloeddruk hoog cholesterol diabetes overgewicht langdurige stress
Symptomen slagaderverkalking
-Vernauwingen in de kransslagaders (de bloedvaten die het hart van bloed voorzien) kunnen (in eerste instantie) klachten van pijn op de borst geven als iemand zich inspant: angina pectoris -Vernauwingen in de beenslagaders kunnen pijn geven bij lopen: etalagebenen
-herseninfarct is er sprake van een afsluiting in een bloedvat van de hersenen. Als deze afsluiting tijdelijk is spreek je van een TIA.
Behandeling bestaat uit:
- aanpassen leefstijl
- verlaging van de bloeddruk en van de cholestorolspiegel
- medicatie tegen hoge bloedruk en cholestorolspiegel
Opdracht 5
Trombose
Trombose
In het bloed zitten stollingsfactoren. Dat is goed, want hierdoor sluit een wond snel en blijft niet bloeden. Bloed heeft ook antistollingsfactoren, die de stolling afremmen. Bij trombose is dit systeem niet goed in evenwicht. Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Trombose kan zowel in de aders als slagaders ontstaan. Oorzaken: Ouderdom, pilgebruik, zwangerschap, roken,operaties onder narcose,lange tijd arm of been niet gebruiken (bijvoorbeeld door ziekte of gips),(erfelijke) afwijkingen in het stollingssysteem.
Soorten trombose en symptomen: Je hebt aderen die aan de oppervlakte liggen en aderen die diep onder de spieren liggen. Tussen die aderen liggen verbindende aderen. Trombose ontstaat meestal in de diep gelegen aderen of in de verbindende aderen. Dat heet diep veneuze trombose (DVT).
-Trombosebeen en -arm
-Trombose in de aders van de benen komt het meeste voor. In de arm komt het minder vaak voor. Een trombosebeen voelt warm aan, is roodpaars van kleur en de huid is strak en glanzend. Lopen is pijnlijk. Bij een trombosearm zijn de hand en de arm gezwollen en de arm heeft geen kracht.
-Trombose in de hersenen
Schiet er een bloedpropje los dan spreek je van een embolie.
Behandeling: Het gebruik van elastische kousen en toediening van antistollingsmiddelen.
Bron: www.hartenvaatcentrum.mumc.nl
Opdracht 6
Cerebro vasculair accident
Bron: www.hersenletsel-uitleg.nl
Cerebro vasculair accident (CVA) of beroerte. De vrije vertaling is een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen.Beroerte is een verzamelnaam voor verschillende problemen met de bloedvoorziening van de hersenen.
Oorzaak:
Herseninfarct: een bloedpropje sluit een bloedvat in de hersenen af. Een herseninfarct ontstaat plotseling. Een deel van de hersenen krijgt dan geen zuurstof meer. Daardoor ontstaan uitvalsverschijnselen.
Hersenbloeding: er ontstaat plotseling een scheurtje in een bloedvat in de hersenen. Er stroomt dan bloed in of rond de hersenen. Dit bloed hoopt zich op en duwt het hersenweefsel weg. Hierdoor beschadigt het hersenweefsel.
TIA: Een TIA (Transient Ischemic Attack) is een tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen. Een TIA kan wel een voorbode zijn voor een herseninfarct.
Symptomen:
Bron: www.hartstichting.nl
Scheve mond
Lamme arm
Verwarde spraak
Hoofdpijn
Bewusteloosheid
Behandeling herseninfarct:
trombolyse ( in acute fase)
Revalidatie ( na acute behandeling)
Behandeling hersenbloeding:
Afwachten.
Medicijnen om het vocht rond de bloeding te verminderen en de bloeddruk te verlagen.
Liquordrainage: bij liquordrainage wordt hersenvocht afgetapt om de druk op de hersenen te verlagen.
Operatie:
Coilen: Hierbij wordt het aneurysma opgevuld met metalen draadjes.
Clippen: Dit is een operatieve behandeling waarbij er via een luikje in de schedel een klemmetje (clip) op de hals van het aneurysma wordt aangebracht.
Opdracht 7
Hypertensie
Hypertensie of hoge bloeddruk Hypertensie is een langdurig abnormaal verhoogde bloeddruk. Bij gezonde volwassenen hoort de bovendruk, de systolische druk, minder dan 120 mmHg te zijn en de onderdruk, de diastolische druk, minder dan 80 mmHg te zijn. De bloeddruk is variabel gedurende de dag, hij wordt hoger bij inspanning en lager in rust.
Oorzaak:
Bron:www.nieren.nl
Bloedvaten worden ouder en stugger door hogere leeftijd
Bij 9 op de 10 mensen onbekende oorzaak
Ongezonde leefstijl
Symptomen:
hoofdpijn
vermoeidheid
misselijkheid en braken
rusteloosheid
wazig zien
Behandeling:
Leefstijl verbeteren
Bloeddrukverlagende medicijnen
Opdracht 8
Extra oefenmateriaal
Oefenopdracht 1
In wrts hebben we een opdracht gemaakt bestaande uit woordsynoniemen. De woordsynoniemen hebben betrekking op aandoeningen van het hart- en vaatstelsel. Klik op onderstaande link om de oefening te starten.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Toets bloedsomloop
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.