Bij het rondpompen door het hart van het bloed door het lichaam komt er druk op de vaten te staan. Deze druk wordt de bloeddruk genoemd. Het zijn de bloedvaten die de bloeddruk als het ware regelen, en wel middels spiertjes rondom deze vaten. Het samentrekken van die spiertjes bepaalt de bloeddruk. Als deze spiertjes erg strak samentrekken is de bloeddruk hoog. Als de spiertjes rondom de vaten minder straks staan, kan het bloed beter doorstromen. In dat geval daalt de bloeddruk.
Bron: Pixabay.co
Bloeddruk wordt altijd gemeten in twee waarden: de boven- en de onderdruk. Deze waarden worden uitgedrukt in millimeters kwik, kortweg mmHg. Vaak wordt gesproken van een hoge bloeddruk als de bovendruk 140 mmHg of meer is en de onderdruk 90 mmHg of meer. Zo’n hoge bloeddruk wordt in medisch jargon hypertensie genoemd. Hoge bloeddruk is gevaarlijk, als deze zich langere tijd voordoet: ga dan altijd naar de arts.
De bovendruk (systole) wordt gemeten op het moment waarop het hart pompt. Dan jaagt het hart bloed door de slagaders. De onderdruk (diastole) wordt afgelezen op het moment waarop het hart niet pompt, tussen twee pompbewegingen in dus.
Het verstijven van de wanden van de bloedvaten leidt op den duur tot hoge bloeddruk. De vaten vernauwen dan. Dat kan leiden tot ernstige hart- en vaatziekten. Dat risico groeit naarmate we ouder worden. Met name roken verhoogt het risico op het verstijven van de bloedvaten.