De stolling van het bloed is een belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam om bloedverlies te voorkomen of beperken. De stolling is dan ook een heel krachtig mechanisme. Het is belangrijk dat dit mechanisme onder controle wordt gehouden, het mag alleen werken waar en wanneer dat noodzakelijk is. We willen niet dat bijvoorbeeld de hals dichtstolt als er een kleine verwonding aan de grote teen is. Ook willen we bijvoorbeeld dat bij een kleine verwonding aan de grote teen de stolling beperkt is tot de onmiddellijke omgeving van de verwonding en niet dat de hele voet dichtstolt.
Voor een goede stolling zijn bloedplaatjes (thrombocyten) en stollingseiwitten (stollingsfactoren nodig). De bloedplaatjes worden door het beenmerg gemaakt en de stollingseiwitten door de lever.
De bloedstolling verloopt in drie fases:
De primaire bloedstolling.
Tijdens de eerste fase van de stolling trekt het bloedvat samen en wordt er een klein korstje aangemaakt. De primaire stolling is vooral afhankelijk van de samenstelling en werking van de vaatwand en van het aantal en de werking van zowel de bloedplaatjes (trombocyten) als de Von Willebrandfactor (VWF).
De secundaire bloedstolling.
Tijdens de tweede fase van de stolling wordt de werkelijke korst aangemaakt die heel stevig moet zijn. Het zorgt ervoor dat de bloeding goed wordt gestelpt.
De fibrinolyse.
Tijdens de slotfase wordt het stolsel opgeruimd nadat de vaatwand zich voldoende hersteld heeft. Hier zijn ook allerlei stollingsfactoren voor verantwoordelijk.