Opschaling meldkamer

Opschaling meldkamer

Introductie

Welkom bij de e-learnig opschaling meldkamer ambulancezorg.

De doelen voor vandaag zijn:

Je kan benoemen welke GRIP Niveaus er zijn en welke functionarissen er  ingezet worden.

Je kan de METHANE benoemen en invullen.

Je bent op de hoogte van het verbindingsschema en weet welke koppelingen je maakt en wie zelf schakelt.

Je kan benoemen waar GGB voor staat.

Je kan benoemen welke GGB codes er zijn en wanneer je GGB inzet.

Om te kijken wat je al weet start je met het maken van een korte quiz op quizlet.

Je volgt dadelijk de link met de instructies. Je krijgt een vijftal vragen waar je het goede antwoord op moet geven. Het is een korte spiegel voor jezelf zodat je weet waar je ontwikkelpunten liggen. Hierna start je met de daadwerkelijke elearning. Deze sluit je weer af met een toets.

 

om te beginnen mag je een kort filmpje kijken over de aanslag op Zaventhem. Hierna mag je in nearpod een korte quiz maken

quizlet
Ga naar de site. Je kan direct starten met de quiz. Veel plezier!

Grootschalige geneeskundige bijstand.

Sinds 4 januari 2016 wordt in Nederland gewerkt volgens een nieuw bijstandsmodel: Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB). Voor jou als centralist ligt hierin een heel belangrijke en omvangrijke taak!

Het GGB-model vervangt de Geneeskundige Combinatie (GNK-C).  2015 stond in het teken van implementatie van GGB door Ambulancezorg Nederland (AZN), het Rode Kruis (NRK), het Landelijke Netwerk Acute Zorg (LNAZ), GGD GHOR Nederland en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Het grote voordeel van het GGB-bijstandmodel is dat er sprake is van een uniforme, landelijke werkwijze waardoor je eenvoudig bijstand kunt vragen aan omliggende regio’s. Daarnaast vergroot GGB de capaciteit van ambulancezorg door ambulancepersoneel dat niet in dienst is te laten instromen en in speciale calamiteitenvoertuigen naar de locatie van een incident te laten komen.

Naast het vergroten van onze eigen capaciteit zal het Rode Kruis gaan zorgen voor noodhulpteams (NHT), die met georganiseerde inzet van vrijwilligers de verzorging van lichtgewonde slachtoffers (T3) op zich kan nemen, waardoor de ambulancezorg zich, onder omstandigheden van schaarste, kan concentreren op de zwaargewonde (T1 en T2) slachtoffers.

Het GGB model moet in staat zijn om op een kwalitatief goede manier 250 gewonden te kunnen triëren, stabiliseren, behandelen c.q. verzorgen en te kunnen transporteren voor eventueel verdere behandeling.

Brand Volendam

Alarmeren meldkamer

Alarmering meldkamer
Het alarmeringsproces start met een (112) melding(en) bij de meldkamer. De meldkamer
centralist krijgt een melding van een (grootschalig) incident. Op basis van de (112) melding(en)
vormt de meldkamer een beeld. De alarmering van verschillende eenheden verloopt op basis
van de codering die de meldkamer ambulancezorg aan de hand van de beeldvorming hanteert.
De meldkamer komt op basis van het regionaal toegespitste landelijke standaardinzet voorstel2
tot een codering, op grond waarvan aard en omvang van in te zetten eenheden gealarmeerd
worden. Er wordt opgeschaald (dat wil zeggen alarmering van ambulances, MMT, OvD-G,
taakverantwoordelijke transport) (zie model crisisplan RAV pag. 80, taakkaart alarmering,
taakkaart OvD-G).

Betrokken organisaties

Betrokken organisaties

Uitvoering vindt plaats op het niveau van de 25 veiligheidsregio’s met als ketenpartners de:

  • Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GHOR)
  • Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV), incl. Meldkamer Ambulancezorg (Mka’s)
  • Traumacentra met Mobiele Medische Teams (MMT’s)
  • Nederlandse Rode Kruis (RK)
  • Instituut Fysieke Veiligheid (IFV).

GHOR

Binnen het bestuurlijk verband van de Veiligheidsregio is de GHOR verantwoordelijk voor de
coördinatie en afstemming bij de voorbereiding (preparatie) van de processen Acute
Gezondheidszorg en Publieke Gezondheidszorg (zie de WVR, art 33 e.v.). De basis van de
crisisorganisatie is belegd in het GHOR crisismodel. De GHOR legt schriftelijk afspraken vast
met de partijen en monitort deze afspraken.
Er zijn landelijke modelconvenanten GHOR – RAV en GHOR – Rode Kruis. Op basis van deze
modelconvenanten zijn deze 2 convenanten in iedere veiligheidsregio op regionaal niveau
vastgesteld, getekend en geïmplementeerd.


RAV

De ambulancezorg is verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde ambulancezorg
tijdens bijzondere (opgeschaalde) omstandigheden (zie nota Verantwoorde Ambulancezorg,
Actualisatie verantwoordelijkheidsverdeling GHOR en RAV). Ten behoeve van de grootschalige
geneeskundige hulpverlening wordt een aanvullend systeem ingericht dat tijdelijk gebruik kan
maken van extra personele en materiele capaciteit. De ambulancezorg heeft een
opschalingsplan geschreven en een model crisisplan RAV, waarin de procesafspraken en
(taak)verantwoordelijkheden voor de inzet van ambulanceprofessionals zijn beschreven bij een
grootschalig incident. Maatgevend is de alarmeringscode 10 t/m 50 van de Meldkamer
Ambulancezorg (MKA). De MKA beschikt over en werkt conform de versie van de landelijke
standaard meldkamer organisatie, waarin alle juiste GGB partners in de alarmering zijn
opgenomen.
Ter ondersteuning van de werkzaamheden in het kader van GGB heeft iedere RAV een (of
meer) door het IFV beschikbaar gesteld(e) calamiteitenvoertuig(en) in eigendom en beheer. In
het kader van de voorbereiding heeft iedere RAV ook een standplaats vastgesteld voor de
opkomst van vrije instroom van ambulanceprofessionals (de calamiteitenteams). De
ambulancezorg heeft intern afspraken gemaakt over de inzetbaarheid van personeel in het
kader van de vrije instroom (onder welke condities en voorwaarden is vrije instroom personeel
ook daadwerkelijk inzetbaar).
De ambulancezorg beschikt over een dekkings- en spreidingsplan waarmee de regio is gedekt
en heeft op landelijk niveau afspraken vastgelegd over ambulancebijstand en
gewondenspreiding.


MMT

De MMT’s zijn verantwoordelijk voor het leveren van medische zorg aan zwaar gewonde
slachtoffers (zie Richtlijnen voor Mobiele Medische Teams, MMT inzet- en cancelcriteria). Het
gaat om het uitvoeren van specifieke medische handelingen, zoals chirurgische en
anesthesiologische hulpverlening, met als doel het stabiliseren en transport gereed maken van
slachtoffers en het adviseren en ondersteunen van de aanwezige ambulancehulpverleners. De
wijze van de inhoudelijke inzet vanuit de reguliere acute zorg is in overleg tussen LNAZ en AZN
vastgesteld op de volgende taken: inzet bij triage, inzet bij behandelen, inzet bij secundaire
triage en inzet bij vervoer (zie MMT inzet- en cancelcriteria). Er worden ook afspraken gemaakt
over MMT restdekking.


Rode Kruis

Het Rode Kruis is verantwoordelijk voor het inrichten van een systeem dat gebruik kan maken
van extra personele en materiele capaciteit ten behoeve van de verzorging van lichtgewonde
slachtoffers (de T3 slachtoffers). Ze voorziet in compacte, georganiseerde teams bestaande uit
getrainde hulpverleners die in noodsituaties in groepsverband in actie komen ter ondersteuning
van de professionele hulpdiensten.

GGB proces

Alarmering eenheden

Alarmering eenheden

taakkaart alarm
Volledige inzet van GGB is aan de orde vanaf code 30.
Vanaf code 10 wordt al een MMT team gealarmeerd of eerder indien geïndiceerd . In
het standaard inzetvoorstel  is voorzien in de inzet van een of meer MMT’s (code 10 1
MMT, code 20 1 MMT, code 30 2 MMT’s, code 40 en hoger 3 MMT’s). Hiervan kan afgeweken
worden indien er meer MMT inzet is geïndiceerd op basis van het aantal slachtoffers en de
ernst van de verwondingen.
De meldkamer en/of de OvD-G overweegt (conform het landelijke crisismodel van AZN) in het
kader van GGB in ieder geval vanaf code 20 (>20 slachtoffers en < 30 slachtoffers) om
roostervrije ambulanceprofessionals (de zogenoemde calamiteitenteams) en het
calamiteitenvoertuig te activeren, om de inzet van noodhulpteams te activeren en om logistieke
bijstand te activeren 
De inzet van de calamiteitenteams, noodhulpteams en logistieke bijstand kan ook al eerder
overwogen worden en geïndiceerd zijn. Bij code 20 wordt conform het standaard inzetvoorstel 1
maal een MMT gealarmeerd. De OvD-G heeft hierin een discretionaire bevoegdheid. Dit betreft
de beslissingsbevoegdheid die in meer of mindere mate de vrijheid toekent om in concrete
gevallen naar eigen inzicht een besluit te nemen.
De meldkamer en/of de OvD-G activeert, op basis van het landelijke crisismodel van AZN,
vanaf code 30 (>30 slachtoffers en < 40 slachtoffers) de inzet van calamiteitenteams met het
calamiteitenvoertuig en de inzet van noodhulpteams en de meldkamer en/of de OvD-G
overweegt om logistieke bijstand te activeren. Bij code 30 wordt 2 maal een MMT gealarmeerd
(zie taakkaart alarmering hierboven).
De OvD-G heeft hierin een discretionaire bevoegdheid om af te wijken van het aantal op te
roepen eenheden.

Veldnormen

Veldnormen/criteria


• De 1e ambulance neemt, totdat de OvD-G ter plaatse is, de rol van
command & control op zich en zet zo nodig al acties uit.
• De opkomsttijd van de OvD-G is binnen 30 minuten (doordat activering GGB
ook minimaal een GRIP 1 is). De praktijk heeft laten zien dat de OvD-G vaak
eerder (binnen 15 minuten) aanwezig is op de plaats incident.
• De OvD-G zal op basis van beeldvorming een aantal acties gaan uitzetten. Als de beeldvorming
compleet is beslist de OvD-G binnen 5 minuten over het inzetten van de extra eenheden in het
kader van GGB. De 5 minuten is een na te streven norm, die afhankelijk van omstandigheden
wel of niet kan worden gehaald (zie model opschalingsplan ambulancezorg pag. 16 en 27).
• Aanvullende capaciteit van het eerste calamiteitenteam is
beschikbaar binnen 45 minuten (streeftijd).
• Het parate MMT gaat binnen 2 minuten, na alarmering. onderweg naar de plaats incident.
Het beschikbare MMT gaat 25 minuten na alarmering naar de plaats incident. Dit conform de
afspraken over snelheid van inzet (zie protocol 2.8 secundaire inzet MMT LPA 8, MMT inzet- en
cancelcriteria). In de nacht is het parate MMT binnen 5 minuten na alarmering onderweg.
• Aanvullende capaciteit vanuit het eerste noodhulpteam is in 75% van
de gevallen binnen 45 minuten ter plaatse (streeftijd)4.
• De bovenregionale logistieke bijstand is binnen 2 uur na alarmering aanwezig op de plaats incident.

PADLET taakverantwoordelijken

PADLET
Voor uitleg over alle taakverantwoordelijken bekijk de filmpjes op de padlet.

GRIP

 

Regionaal

De fasen GRIP 1 t/m GRIP 4 hebben betrekking op de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door de hulpverleningsdiensten van de veiligheidsregio. Het hoogste opschalingsniveau daarbij is de bestrijding van een ramp of crisis die een effect heeft in meer dan één gemeente, maar beperkt blijft tot het grondgebied van één veiligheidsregio.

GRIP 1

Wanneer bij de bestrijding van een incident meerdere disciplines betrokken zijn en op de plaats van het incident een structurele coördinatie tussen de hulpverleningsdiensten van de veiligheidsregio

nodig is, wordt opgeschaald naar GRIP 1. In de directe nabijheid van het incident wordt dan een CoPI ingericht. Aan het hoofd van dit team staat een Leider CoPI. De werkzaamheden van het CoPI zijn gericht op de bestrijding van de gevolgen van het incident in het brongebied 4.

 

GRIP 2

Indien ook structurele inzet van hulpverleningsdiensten buiten het brongebied nodig is, wordt opgeschaald naar GRIP 2. Er is dan sprake van een brongebied en een effectgebied. Naast het CoPI wordt dan een ROT ingericht. Onafhankelijk van de plaats van het incident komt het ROT altijd samen op een vaste locatie in de regio. Vaak is dat het kantoor van de veiligheidsregio. Het ROT staat onder leiding van de leider ROT (ook wel: operationeel leider). Uitgangspunt is dat het ROT

zich richt op de incidentbestrijding in het effectgebied. Tevens staat het ROT ten dienste van het CoPI. Het ROT is binnen de regionale rampenbestrijding en crisisbeheersing het hoogste operationele niveau.

GRIP 3

Wanneer tijdens een incident de noodzaak ontstaat tot bestuurlijke betrokkenheid is dat de reden om op te schalen naar GRIP 3. Dat kan zijn wanneer de aard van een incident vraagt om de betrokkenheid

van de burgemeester in zijn/haar rol als burgervader of -moeder. Maar bijvoorbeeld ook wanneer het voor de bestrijding van een incident noodzakelijk is dat de burgemeester noodbevoegdheden afkondigt. Naast het CoPI en het ROT wordt dan een gemeentelijk beleidsteam (GBT) gevormd. Dit GBT is het multidisciplinaire adviesteam van de burgemeester die op dat moment het bevoegd gezag bekleedt. De leider ROT ontvangt zijn (strategische) instructies van de burgemeester. In een GRIP 3 spreken we van een incident dat beperkt blijft tot één gemeente.

 

GRIP 4

Zodra het bron- en/of effectgebied meer dan twee gemeenten bestrijken, is sprake van een incident van meer dan plaatselijke betekenis. In zo’n geval wordt opgeschaald naar GRIP 4 en bekleedt de voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio als enige het bevoegd gezag. Indien voorafgaand aan de opschaling naar GRIP 4 sprake was van een GRIP 3 komt het GBT te vervallen. Het RBT is het

adviesteam van de voorzitter van het bestuur van de veiligheidsregio. De leider ROT ontvangt in een GRIP 4 zijn (strategische) instructies van de voorzitter van de veiligheidsregio. De burgemeesters van de getroffen gemeenten, de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap zijn formeel lid van het RBT. In veel regio’s schuiven strategisch adviseurs van de operationele diensten ook aan bij het RBT. In een GRIP 4 is sprake van een incident dat beperkt blijft tot het grondgebied van één veiligheidsregio.

 

De centralist mag opschalen tot en met GRIP 2 net als de CACO. Voor verder opschaling overleg je met een OVDG of de ACGZ.

 

Bovenregionaal

Naar aanleiding van enkele regiogrensoverschrijdende incidenten zoals de brand bij Moerdijk, is de behoefte ontstaan om ook een structuur te ontwikkelen voor bovenregionale incidenten. In Eenheid

in verscheidenheid worden twee nieuwe fasen beschreven, GRIP 5 en GRIP Rijk. Momenteel worden beide fasen opgenomen in de regionale crisisplannen van de veiligheidsregio’s. Voor de crisisbesluitvorming op rijksniveau heeft de ministerraad het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming vastgesteld met daarin GRIP 1 t/m GRIP 5 en GRIP Rijk.

 

GRIP 5

Wanneer sprake is van een ramp of crisis die zich uitstrekt over meer dan één veiligheidsregio, spreken we voortaan van een GRIP 5. Opschaling naar GRIP 5 gebeurt uitsluitend als daartoe bestuurlijke noodzaak aanwezig is. Voor het afkondigen van een GRIP 5 is een expliciet besluit van de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s vereist. Tijdens een GRIP 5 vindt geen overdracht van het bevoegd gezag plaats naar een ‘hoger niveau’. De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s behouden het bevoegd gezag over de diensten die in hun eigen regio bij de rampbestrijding betrokken zijn. Wat wel gebeurt, is dat de veiligheidsregio’s gezamenlijk de interregionale incidentbestrijding ter hand nemen, waarbij één veiligheidsregio de bestuurlijke en operationele afhandeling coördineert. Het staat regio’s vrij om hierover onderling andere afspraken te maken. Zijn die er niet en er is wel sprake van een duidelijk aanwijsbaar brongebied dan is de regel dat de bronregio de coördinatie op zich neemt. Is er geen duidelijk brongebied dan neemt de regio die gezien de aard van het incident het best is geëquipeerd de coördinatie op zich. Eenheid in verscheidenheid adviseert om in de coördinerende regio een coördinerend operationeel leider (COL) aan te wijzen. Op initiatief van de COL wordt onderling contact onderhouden met de operationeel leiders van de andere regio’s. Zo nodig bereiden zo bestuurlijke besluitvorming voor, als ware er een interregionaal operationeel team

(IROT * ). Zo zou er ook een interregionaal beleidsteam (IRBT * ) bijeen kunnen worden geroepen. Daarin stemmen de voorzitters gezamenlijk af over de te volgen strategie.

Hieronder volgen enkele afbeeldingen ter verduidelijking.

 

 

 

 

 

Een incident en dan?

Neem de 112 melding aan als reguliere melding. Bij meer dan 1 slachtoffer stop triage volgens NTS.

Geef een classificatie aan de melding:

Het incident kan klein starten, als gezondheid of verkeersongeval.
Echter kan het ook meteen duidelijk zijn dat er sprake is van een grootschalig incident met meerdere slachtoffers, in dat geval geef je direct de juiste codering aan de melding.
Denk ook aan de Multi classificaties bij bv. Een treinincident, ongeval, vliegtuigincident.

Noteer een METHANE in je melding. Noteer altijd of het VEILIG is of niet!!

METHANE

  • M: major incident: grip niveau
  • E: exacte locatie: wegnummer, hectometrage, objecten
  • T: type incident: Brand, ongeval, explosie, terrorisme.
  • H: hazards/gevaren: rook, mensenmassa, explosiegevaar, gevaarlijke stoffen, weersomstandigheden.
  • A: acces/ aanrijroute / METEO brandweer.veilige opstelplaats.
  • N: numbers/ aantal slachtoffers of wanneer je geen slachtofferbeeld hebt een beeld van het aantal betrokkenen.
  • E: emergencys/ hulpverleners ter plaatse

Aanrijroute altijd IO met de brandweer, sein veilig komt af van andere disciplines; Politie of BRW.

Denk aan de CACO

Denk aan GRIP

Denk aan GGB

Denk aan verbindingsschema

Aansturen van het incident

aansturing van een incident:

Eenheden aansturen;
Wanneer je de code aan een melding heb gegeven krijg je via IV altijd een voorstel van 5 ambu’s uit je eigen regio. De rest moet handmatig aangevuld worden uit eigen regio en PARITER! De afspraak bij opschaling is dat je 50% + 1 ambu, van je eigen capaciteit inzit bij een grootschalig incident.

 

In je GMS gaat er een knopje; PRO knipperen, dit is een link voor je procedure. Als je hierop klikt, komt de procedure zichtbaar op je linker scherm.

Via IV+ Kun je de OVDG en extra MKA centralist oproepen.
Extra centralist gebeurt vanaf grip 2 automatisch door de BRW!

Zorg ervoor dat je alle aanrijdende eenheden eerst via c2000 in een INCI groep koppelt zodat je deze al te woord kan staan terwijl je nog bijstand moet gaan aanvragen! ( zij zijn namelijk al aanrijdend en hebben snel alle beschikbare informatie nodig om hun werk te kunnen uitvoeren).

Spreek (indien mogelijk) met de POL of BRW een veilige opstelplaats af voor de aanrijdende eenheden! DENK aan VEILIGHEID van onze collega’s.

Bijstand aanvragen via pariter;

Als je de overige ambulances/ MMT gaat aanvragen via PARITER denk dan aan het doorgeven van de aanrijroute (BV bij een effectgebied), dit kan je in het KLADBLOK noteren!
Niet elke ambulance kan naar het incident i.v.m. plaatgebrek of dat de situatie nog niet veilig is. Kijk naar de dichtstbijzijnde/ makkelijkste LOODSPOST! Noteer de loods post dan ook bij je bijstandsaanvraag in pariter zodat alle eenheden direct naar je juiste opstelplaats gaan.

Noteer alles in je historisch kladblok; welke codering je gegeven heb, of er een MMT komt, welke loodspost je heb ingesteld. Vraag aan de ovdg of pol voor een loodspost functionaris, voor de aan en afvoer van de loods posten.

Vanaf code 50 kan je beroep doen op een 2e GGB voertuig bij je buurtregio. Neem dan telefonisch contact op met je dichtstbijzijnde buurtregio.

 

Inlichten achterwacht.

Stel de achterwacht op de hoogte van het incident. Vanaf code 30 zal de achterwacht in zuid opzoek gaan naar 3 ambulanceteams die de calamiteitenvoertuig zullen bemannen. Het GGB team bestaat uit 4 AVPK en 2 ACH. In de regio Noord moeten er drie voertuigen uit de instroom gehaald worden om het GGB voertuig te gaan bemannen. Deze gaan ze dan samen met de tweede OVDG ophalen in Blerick. In zuid is er geen tweede OVDG op dienst en zal er gebeld moeten gaan worden of iemand is die de rol van TV Treatment op zich zal nemen.

Het voertuig bevat spullen voor 2u, het voertuig wordt aangevuld door de spullen uit de Haakarmbak.

De Brandweer draagt (op aanvraag van ons) vanaf code 30 zorg voor de haak armbak. Er zijn er in totaal 7 in Nederland.

 

Bij veranderingen hou je tussendoor de achterwacht op de hoogte.

Vanaf code 50 draagt de Achterwacht zorg voor een 3e ( oftewel 2e veld OVDG).
Tevens zal de achterwacht beoordelen of het interne crisisteam van de ambulanceorganisatie opgestart moet worden. Hij zal hiervoor de interne crisiscoordinator inschakelen.

Oproepen van het NRK

 

  • Oproepen NRK.

 

Vanaf code 30, of op aanvraag van de OVDG wordt het noodhulpteam opgeroepen door de meldkamer. Het NHT is er voor de opvang van T3 slachtoffers. Het team bestaat uit MAX 8 en MIN 4 vrijwilligers. Het NHT staat onder leiding van de TV secundaire Triage. Ze beoordelen of er tussen de T3 slachtoffers geen onverwachte T2 of T1 slachtoffers zitten. Denk hierbij aan de aanslag op Zaventhem. Slachtoffers zijn weg gelopen en dus als T3 beoordeelt. Later bleken hier mensen bij te zitten met buiktrauma. Het kan zijn dat er bij een explosie delen rondvliegen die in de eerste instantie geen klachten lijken te geven.

 

 

 

opstarten van de buddy meldkamer

  • Opstarten Buddy Meldkamer.

Vanaf code 20 word de buddymeldkamer ingeschakeld. De buddy meldkamer van Limburg is; Meldkamer Oost Brabant. Zij zullen omliggende ziekenhuizen in kennis stellen en vragen naar de MBC. Medisch behandelcapaciteit. Hoeveel T1 en T2 SO kunnen de ziekenhuizen aan per uur.
Dit wordt teruggekoppeld naar ons. Je kan dit voor de regio zuid ook aan de HIN/HON vragen. Zij werken vanag het MCC. Overdag zullen ze snel inzetbaar zijn en kunnen ondersteunen. Buiten kantoortijden moet je rekenen op minimaal een half uur opkomsttijd. De HIN/HON komt vanaf GRIP 2 in dienst. 

Gewondenspreiding

  • Gewondenspreiding.

Zodra de meeste slachtoffers getrieerd zijn zullen de collega’s starten met het vervoeren van de slachtoffers. De 1ste ambulance chauffeur (Command en control) is aangewezen tot je ass TV transport en zal elk slachtoffer aan jou doorgeven.

Benodigde info:

  • Triage catagorie
  • Letsel
  • slapwrapnummer

Bij de gewondenspreiding wordt er rekening gehouden met het level van de ziekenhuis, specialismes ( BV; thorax chirurgie of neurochirurgie) en hun MBC!

Er zijn twee opties mogelijk:

  1. Jij geeft dan bij jou assistente aan naar welk ziekenhuis ze met het doorgegeven slachtoffer mogen vervoeren. Dit wordt door jou geregistreerd op de gewonden spreidingsformulier en/ of in het GMS (historisch kladblok). Geef ook mee waar de ambu zich hierna moet melden; Loodspost, bij het incident of retour naar eigen post of regio.
  2. De ambulancebemanning wordt  door jouw assistent(e) naar een patient gestuurd. De bemanning neem tmet  jouw contact op zodra de patient aan boord is. Jijgeeft aan hun aan naar welk ziekenhuis ze moeten rijden en waar ze zich moeten melden wanneer ze vrij zijn.

Zodra de ambulances starten met vervoeren zal je op aanvraag van je ach command en control de vraag krijgen om het incident aan te vullen met ambulances uit je loodspost.
Voor een goed overzicht is het meest handig als je een formulier bijhoud.

slapwraps triage

Taakkaarten

Verbindingsschema

Verbindingsschema’s GHOR  ( C2000)

 

C2000 verbindingsschema GGB code 10,20 en code >30

(vrije incidentgroep):

Jij koppelt;

  • 1e ambu ( C&C)
  • Ambulances uit eigen regio ( in hun eigen gespreksgroep; dus de 23120 in de 23120)
  • Bijstand ambulances via 1e bijstandsgroep (VK: 1477)
  • MMT
  • GGB voertuig ( tabblad ambu 2, GGB 591)   (vanaf code 30)
  • Bijstand Calamiteiten team via (vrije keuze) bijstand ( vanaf code 50)
  • (veld) OVDG 2!

 

In deze groep heeft alleen ‘COMMAND’ spreekrecht. De overige eenheden luisteren uit en communiceren alleen face to face. Vanaf code 30 heeft ook de 2de veld OVDG spreekrecht.

2e Bijstandsgroep (VK: 1478);

Eenheden SCHAKELEN zelf naar;

  • (copi) 1e OVDG (1 porto)              -             RMG (Multi) met andere porto
  • TV treatment ( dit is je 2e OVDG)
  • C&C ( met 1 porto)
  • TV triage
  • TV secundaire triage
  • ACGZ

Iedereen heeft spreekrecht. Deze groep kan niet overbelast raken.

(vrije keuze) bijstandsgroep:

Eenheden SCHAKELEN zelf naar;

  • TV triage ( met 1 porto )
  • Alle triage ambulances

De chauffeur van de 1e auto (C&C) kan fungeren als assistent van de TV transport. Om het c2000 verkeer rustiger te houden kan je ervoor kiezen om samen met hem/haar de gewondenspreiding uit te voeren. Om de 2e bijstandsgroep te ontlasten kan je samen met de C&C een aparte groep kiezen om in te communiceren, BV: 4e of 5e bijstandsgroep.

De TV triage vraagt bij de chauffeur C&C de aantal ambulances aan die zij nog nodig hebben en dit laat de C&C dan bij jou weten.

De C&C zal tijdens de gewondenspreiding bij jou het volgende aangeven;

  • Gewondenkaartnummer, Welke ambulance gaat vervoeren, Triage klasse / letsel

Op basis van deze gegevens maak jij de keuze naar welk ziekenhuis de ambu gaat vervoeren ( rekening houdend met je MBC).

 

GMK bladen

Gemeenschappelijke meldkamer procedures GMK bladen

 

Op de MK hebben we diverse gemeenschappelijke protocollen, o.a.:

Treinweg incident                           ( TIM)

Vaarwegincident                             (VIM)

Luchtwegincident                           ( LIM)

Verkeertunnel incident                  (VTIM)

Vermoeden Terrorisme                (AMOK/TGB)

Deze procedures staan in de opschalingklapper, protocollenbank en  in het GMS. Dit zijn protocolenl die gehanteerd worden bij bepaalde incidenten. In dit protocol staat per discipline welke stappen ondernomen moeten worden. Let op, dit is een minimale opschaling! Je moet altijd meer hulp sturen op eigen inschatting en GGB.

 

Speciale objecten (rampbestrijdingsplannen)

We hebben een aantal risico objecten binnen Limburg, hier zijn speciale protocollen voor geschreven. Deze procedures staan in de opschalingklapper en in het GMS. In dit protocol staat per discipline welke stappen ondernomen moeten worden. Let op, dit is een advies; altijd meer hulp sturen op eigen inschatting en op basis  van GGB.Hieronder een aantal voorbeelden van objecten waarvoor een GMK blad bestaat.

 

 

Limburg Noord

Limburg Zuid

Hoogwater Maas                                                                   

Hoogwater Maas                                                                   

Akzonobel Herkenbosch                                                       

Brunssumerheide

Trespa                                                                                       

Aachen airport

Roer/swalmen tunnel                                                            

Chemelot

Rotterdam Rijnpijp

KWAT

 

Hieronder volgen een tweetal afbeeldingen uit een GMK blad. Dit gaat over het TGB.

TGB is terreur gevolg bestrijding. Of te wel wat we doen na een aanslag. Hoe handelen, waar gaan we staan, van waar kunnen we werken. Wie bepaalt waar er gewerkt mag worden. Het is belangrijk dat je deze procedure goed op de bril hebt. Tijdens een aanslag  zul je niet veel tijd hebben voor het opzoeken van procedures. Je zal snel moeten gaan handelen. Lees de hele procedure dus goed door in de protocollenbank.

Een voorbeeld van HOT WARM COLD  zone . BIj een terroristisch aanslag werk je niet meer met veilig/onveilig maar met HOT/WARM/COLD. Je kan dan relatief veilig werken in de warm zone. Je voert hier alleen de meest noodzakelijke levensreddende handelingen uit.
Een voorbeeld van HOT WARM COLD zone . BIj een terroristisch aanslag werk je niet meer met veilig/onveilig maar met HOT/WARM/COLD. Je kan dan relatief veilig werken in de warm zone. Je voert hier alleen de meest noodzakelijke levensreddende handelingen uit.
Een instructie van het GMK blad TGB. Hier staan de stappen beschreven die je als witte kolom moet doorlopen.
Een instructie van het GMK blad TGB. Hier staan de stappen beschreven die je als witte kolom moet doorlopen.

Woordenlijst

Woordenlijst

Ambulancebijstand: Organiseren van extra ambulancecapaciteit door ambulancebijstand uit
andere regio’s in te zetten.
1e ambulance: Coördineert de geneeskundige hupverlening op plaats incident tot
aankomst OvD-G en kan daarna belast blijven met ondersteunende taken
op gebied van Command & Control.
Bovenregionalevoorzieningen:
Op zeven locaties (verspreid door het land) worden aanvullend logistieke
GGB materialen paraat gehouden,en via de GGB haakarmbakken
uitgereden door toedoen van de brandweer.
Calamiteitenteam;Vrije instroom van ambulanceprofessionals om extra capaciteit te
genereren.
Calamiteitenvoertuig: Voertu waarmee het calamiteitenteam naar de plaats incident gaat.
CoPI Commando Plaats Incident, multidisciplinair overleg op de plaats incident.
Gewondenverzamelplaats Locatie waar T1 en T2 slachtoffers worden verzameld en waar
levensreddend handelen plaatsvindt, totdat ze vervoerd worden naar
ziekenhuizen.
Gewondenkaart Instrument voor het vastleggen van triage klasse en voor het registreren
van gegevens in het kader van medische behandeling.
Gewondenspreiding Verdeling van slachtoffers over verschillende ziekenhuizen.
Medische professional Medische en paramedische professionals (verpleegkundigen, artsen etc.).
MKA Meldkamer Ambulancezorg, neemt 112 melding(en) aan en alarmeert de
verschillende eenheden op basis van een standaardinzet voorstel.
MMT Mobiel Medisch team, verantwoordelijk voor het leveren van medische
zorg aan zwaar gewonde slachtoffers.
Noodhulpteam Team van getrainde (Rode Kruis) vrijwilligers die in georganiseerd
verband ingezet worden voor de opvang en verzorging van T3 slachtoffers
in de verzorglocatie T3.
Noodhulpvoertuig Voertuig waarmee het noodhulpteam naar de plaats incident gaat.
OvD-G Officier van Dienst Geneeskundig, coördineert de geneeskundige
hulpverlening op plaats incident.
OGS Optische geluidssignalen.
Opvanglocatie Plek ingericht door gemeente voor opvang betrokkenen incident.
PSH Psychosociale hulpverlening.
Plaats incident Plek waar het incident plaatsvindt.
Primaire triage 1e triage op de plaats incident.
Registratie Registreren van NAW gegevens en basisset gegevens in het kader van
medische behandeling.
Ritformulier Registratie middel dat gebruikt wordt in de ambulance t.b.v. vervoer.
Secundaire triage T3 2e triage van T3 slachtoffers in de verzorglocatie.
Sweep en treat Stabiliseren, indien nodig kort behandelen en zo snel mogelijk op
transport naar een ziekenhuis.
TV Triage Taakverantwoordelijke Triage, coördineert proces primaire triage.
TV Treatment Taakverantwoordelijke Treatment, coördineert proces treatment.
TV Transport Taakverantwoordelijke Transport, coördineert proces transport en
gewondenspreiding.
TV Secundaire triage T3 Taakverantwoordelijke Secundaire triage T3, coördineert proces
secundaire triage van T3 slachtoffers.
Triage Het classificeren van slachtoffers in triageklasse T1, T2 (zwaar gewond)
of T3 (licht gewond) op plaats incident
Treatment Het levensreddend behandelen van T1 en T2 slachtoffers op plaats
incident
Transport Het organiseren van gewondenspreiding en vervoer van T1 en T2
slachtoffers naar ziekenhuizen
Verzorglocatie T3 Locatie waar T3 slachtoffers worden opgevangen en verzorgd en waar
secundaire triage plaatsvindt

 

HIN/HON =  Hoofdinformatie/ Hoofd ondersteuning
DPG = Directeur publieke geneeskunde ( hoogste functionaris van de GHOR)
ACGZ= Algemeen commandant geneeskundige zorg ( zit vanaf code 30 standaard in het ROT)
GAGS=  Gezondheidskundige adviseur gevaarlijke stoffen.
 

Toets