Het e-teken
Waarom e-teken?
Het e-teken
Normaal moet in Nederland de vermelde netto-inhoud ook werkelijk in de verpakking aanwezig zijn. Dat wil zeggen dat iedere verpakking ten minste de aangegeven inhoud moet bevatten. Aangezien vulmachines altijd een bepaalde onnauwkeurigheid hebben bij het afvullen, betekent dit dat de fabrikant gemiddeld meer in de verpakking moet doen.
Stel dat een vulmachine 1000 gram in een verpakking moet doen. Als de onnauwkeurigheid van de vulmachine 3 gram is, dan moet deze machine worden ingesteld op 1003 gram. Immers, 1003 ±3 gram wil zeggen dat de lichtste verpakking 1003 – 3 = 1000 gram zal bevatten en de zwaarste 1003 + 3 = 1006 gram. De fabrikant geeft dus gemiddeld, in dit voorbeeld, 3 gram per verpakking product weg.
Om aan dit voor de fabrikant onvoordelige systeem te ontkomen en om eerlijke concurrentie mogelijk te maken tussen fabrikanten uit de verschillende landen binnen de EU (die verschillende systemen hanteren), heeft de EU een nieuwe regeling ingevoerd. Deze moet door de lidstaten worden overgenomen. In Nederland is dit systeem in het HAB (Hoeveelheids-aanduidingen-besluit, een onderdeel van de Warenwet) omschreven. In dit geval hoeft de fabrikant slechts gemiddeld de vermelde inhoud af te vullen. Het is dus voor hem voordelig als hij toestemming krijgt van de Nederlandse Voedsel- en Warenauthoriteit (NVWA) om het e-teken te gebruiken.
Het e-teken wordt op de verpakking aangegeven met een kleine letter e (afkorting voor het Engelse "Estimated"). De toestemming om het e-teken te mogen voeren, krijg je alleen als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Voorwaarde 1: de verpakking moet tenminste 5 g of 5 ml bevatten en ten hoogste 10 kg of 10 liter.
Voorwaarde 2: er is slechts een bepaalde spreiding. Dat wil zeggen, dat nauwkeurig is omschreven hoe groot de afwijkingen van het gemiddelde mogen zijn.
Voorbeeld
Er is één verpakking met 250 g product en één met 750 g.
Het gemiddeld gewicht is: (250 + 750) / 2 = 500 gram
Zo’n grote spreiding rond het gemiddelde is niet toegestaan. Per gewichtsklasse is een bepaalde maximale fout toegestaan. In dit voorbeeld van 500 g is dat 15 g. Dit houdt in 2,5 % van de verpakkingen minder dan 485 g (500 – 15) product mogen bevatten.
Toegelaten fouten bij verschillende Nominale gewichten
De richtwaarde noemen we de Nominale Hoeveelheid en duiden we aan met het symbool Qn (afgeleid van het latijnse "Quantum").
Afwijkingen groter dan tweemaal de maximale fout (2 x 15 = 30 g) mogen helemaal niet voorkomen. Overigens moet het gemiddelde gewicht van alle verpakkingen tenminste 500 g zijn. Om na te gaan of de verpakkingen de juiste hoeveelheid product bevatten, kan de fabrikant van elke verpakking de inhoud meten of wegen. Het is echter ook toegestaan dat hij vastomschreven steekproeven neemt, bijvoorbeeld een bepaald aantal verpakkingen elke 30 minuten.
De resultaten van deze controles moeten schriftelijk worden vastgelegd en gedurende 1 jaar bewaard worden. De laatste jaren is er apparatuur in de handel gekomen die de gewichtscontroles geheel of gedeeltelijk automatisch uitvoert, de uitkomsten verwerkt en eventueel zelfs de vulmachines bijstelt. Tevens worden alle gegevens in het geheugen van de computer opgeslagen. Kun je niet meer aan de eisen voldoen, dan mag je het e-teken niet meer gebruiken. Je dient dan weer volgens de oude regeling te verpakken. Dit wordt met behulp van steekproeven door de controlerende instanties nagegaan.
Oefening: Samenvattende oefenvragen
Goed zo!
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je
antwoorden bekijken door terug te gaan naar
de vragen.
Afwijkingen en spreiding
Wat gebeurt er als er bij de steekproef een pak onder de T01-waarde uit komt?
Tolerantiegrenzen
De T01-waarde mag slechts enkele malen overschreden worden. Er geldt wel een absolute ondergrens: de T02-waarde. Dit getal wordt bepaald door het verschil van de nominale hoeveelheid (Qn) en tweemaal de maximale fout.
In formule: T02 = Qn − 2fmax
Ook als er maar één product is dat lager uitkomt dan de absolute ondergrens moet de gehele geproduceerde partij worden afgekeurd. Die eis is onverbiddelijk. Bovendien mag de T01-waarde slechts met 2,5% worden overschreden. Het HAB heeft de volgende eisen ten aanzien van het e-teken geformuleerd:
Eis 1: het gemiddelde moet ten minste gelijk zijn aan de nominale hoeveelheid.
Eis 2: van alle gemeten hoeveelheden mag er niet één onder de T02 grens liggen.
Eis 3: er mogen niet meer dan 2,5% van de onderzochte producten van de steekproef tussen de waarden T01 en T02 uitkomen.
Schematisch kun je dit als volgt samenvatten:
Hiermee komen we tot de conclusie dat een bedrijf zich eigenlijk geen steekproef kan permitteren met een waarde tussen T01 en T02. Met één pak van de tien uit een steekproef zit je namelijk direct op een percentage van 10% en dat is niet toelaatbaar. Daarom zal een bedrijf zijn eigen waarschuwingsgrens hanteren.
Bijvoorbeeld: Het verpakkingsproces van 1000 gram suiker wordt al gestopt als de grens van 992 naar beneden wordt overschreden (terwijl 2,5% van de batch dus weldegelijk tussen de 985 en 970 mag liggen. Het heeft er dus alles mee te maken hoe voorzichtig je bent en hoeveel vertrouwen je hebt in jouw vulmachines. Beter 10 keer te vaak gecontroleerd voor niets dat één keer niet, terwijl het wel had gemoeten...
De praktijk
In de praktijk let een operator alleen maar op het gemiddelde afvulgewichten. De vulmachines zijn tegenwoordig zo nauwkeurig, dat de gemiddelde waarde niet ver onder de nominale hoeveelheid uitkomt. De operator ziet deze informatie vaak via het bedieningsscherm of in het besturingssysteem. Mocht de waarde afwijken, dan is de de operator in staat om de machine snel bij te stellen. Voor zichzelf is het dan wel raadzaam voor de operator een extra controle na een korte draaitijd (bijvoorbeeld na 5 minuten), om zeker te zijn dat de bijsteling nuttig is geweest.
Tegen het overschrijden van de ondergrens zijn op een bedrijf andere oplossingen gezocht. In de lopende band is meestal een weegband geplaatst, waarbij het pak suiker met een te kleine massa wordt gedetecteerd (een zogenaamde checkweger). Dit pak wordt vervolgens door een arm van de baan gestoten. Zo wordt een overschrijding van eis 1 en eis 2 uitgesloten. Als er te veel uitschieters zijn (onder of boven de nominale waarde), is dit vaak toe te schrijven aan een verstoring in het proces. Deze dient dan eerst te worden opgelost.
De werking van een Checkweger (met uitstoot op hoog- en laaggewicht)
Hoe zit dat op jouw (stage)bedrijf...?
Oefening: Oefenen met eigen product
Start
Aanvullende informatie
Wikipedia
Wetgeving
Richtlijn 76/211/EEG