Wat heeft de globalisering betekend voor de arbeidsverdeling wereldwijd?
In deze opdracht kijken jullie naar een van de aspecten van de globalisering, namelijk de economische globalisering.
Wie tussen en binnen landen het meest (of minst) van de economische globalisering heeft geprofiteerd, ga je in deze opdracht onderzoeken.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
De centrale vraag van deze opdracht is: wie profiteert van de economische globalisering en wie niet?
Deelvragen
Wie profiteert ‘hier’ of levert in? Wat zijn de gevolgen op nationale schaal?
Wie profiteert ‘daar’ of levert in? Wat zijn de gevolgen op wereldschaal?
We kijken naar de internationale arbeidsverdeling en de verschuivingen die daarin in de loop der tijd zijn ontstaan.
We kijken ook naar de ongelijkheid tussen en binnen landen ten gevolge van de economische globalisering, met speciale aandacht voor de kledingindustrie in Bangladesh.
Begrippen
Productieketen
Internationale arbeidsverdeling
Vrijhandel
Ruilvoet
Globalisering
Global shift
Regionale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid
Wat ga je doen?
Activiteiten
Vooraf
Voorkennis
Bestudeer de Kennisbank en maak de instaptoets.
Aan de slag
Stap 1
Je leest over de internationale arbeidsverdeling. Door opkomende economieën in Oost- en Zuid-Oost Azië ontstond een nieuwe internationale arbeidsverdeling. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 2
Je leest over de vrijhandel die een economische globalisering tot gevolg had en over global shift.
Stap 3
Je bekijkt grafieken en bestudeert Bosatlaskaarten, die regionale en sociale ongelijkheid aangeven in China. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen over de ongelijkheid.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst. Vergelijk je omschrijvingen met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Eindopdracht B
Maak een pamflet over de slachtoffers van economische globalisering.
Examenvragen
Oefen met eindexamenvragen.
Terugkijken
Kijk terug op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van 2 à 3 SLU.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als je voor de Industriële Revolutie iets nodig had, moest je het zelf maken of laten maken door een vakman. Elk product was arbeidsintensief en uniek.
Dat veranderde tijdens de Industriële Revolutie. Er ontstonden fabrieken met (stoom)machines die producten in massa gingen produceren.
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct en eindgebruiker, noemen we de productieketen.
Algemene productieketen:
De winning van grondstoffen
De productie van halffabricaten
De fabricage van eindproducten
Groothandel
Detailhandel
Eindgebruiker / Consument
De schakels in deze productieketens lagen aanvankelijk dichtbij elkaar. Maar door de toenemende koopkracht in de geïndustrialiseerde landen ontstond daar al snel behoefte aan zo’n grote variatie aan producten (van filterkoffie tot spoorrails) dat daarvoor grondstoffen van over de hele wereld werden geïmporteerd.
Dat werd mogelijk toen de prijzen voor vervoer omlaag gingen door verbetering van de transporttechnieken. Daarvoor was transport over grote afstanden alleen lonend voor peperdure producten.
Er ontstond een verdeling van de wereld in gebieden die zich vooral bezighielden met de winning van grondstoffen, en gebieden die zich gespecialiseerd hadden in het maken van producten van die grondstoffen. Er ontstond er een internationale arbeidsverdeling.
Die arbeidsverdeling viel voor een groot deel samen met de verdeling van macht: in koloniën worden de grondstoffen gewonnen en in de koloniserende landen worden van de grondstoffen eindproducten gemaakt. Dat heeft gevolgen voor de ruilvoet. Dat is een maat voor de verhouding tussen import en export die wordt berekend door het gemiddeld exportprijspeil te delen door het gemiddeld importprijspeil.
Als een land goedkope grondstoffen exporteert en dure eindproducten moet importeren, dan heeft het een slechte ruilvoet. Zodra dat land de grondstoffen verwerkt tot halffabricaten voor ze te exporteren verbetert de ruilvoet.
Een goed voorbeeld van die internationale arbeidsverdeling is de textielindustrie. De katoen (grondstof) kwam uit landen als China, Nederlands-Indië en India en werd in Twente en Tilburg verwerkt tot garen (halffabricaat) en kledingstuk (eindproduct).
Na de Tweede Wereldoorlog werden veel koloniën zelfstandig en steeds meer nieuwe landen ontpopten zich als industrieland. Zij gingen zelf eindproducten maken. Dit gebeurde met name in de opkomende economieën in Oost- en Zuidoost-Azië. We spreken daarom van een nieuwe internationale arbeidsverdeling.
In deze video zie je welke gevolgen die nieuwe internationale arbeidsverdeling had voor Twente.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide een wereldwijde vrijhandel, het vrije verkeer van goederen en diensten tussen landen nam toe. Daarbij hebben de GATT (de algemene overeenkomst over tarieven en handel) en haar opvolger de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, een belangrijke rol gespeeld.
De GATT-overeenkomst werd in 1947 door 23 landen ondertekend. De WTO werd opgericht in 1995 en in 2015 waren 161 landen lid van de WTO.
Deze supranationale organisatie predikt de vrijhandel en landen kunnen niet zomaar hun grenzen voor producten uit het buitenland sluiten. Dat doen landen nogal eens om de eigen producten te beschermen. Op importgoederen moet dan een flinke invoerbelasting worden betaald, waardoor buitenlandse producten duurder en onaantrekkelijker worden. Dergelijke tariefmuren en importbeperkingen zijn door de WTO afgenomen.
Dat en het goedkopere vervoer heeft tot gevolg dat er in onze winkels producten liggen uit de hele wereld. Ook voor producten die hier worden gemaakt komen de onderdelen van overal. Van de 300 onderdelen van een fiets van de Nederlandse merken Gazelle, Batavus of Sparta komt driekwart uit het buitenland. Duitsland levert b.v. het frame, Zwitserland de spaken, Indonesië de banden, uit Italië komt het zadel, Taiwan levert de verlichting en Bulgarije de bel.
Mede dankzij de vrijhandel nam de economische globalisering een enorme vlucht.
Economische globalisering wordt omschreven als het proces waarbij economieën van steeds meer landen wereldwijd geïntegreerd raken. De arbeid in een productieketen kan overal ter wereld worden uitgevoerd want productielijnen worden over meer landen gespreid. Dat alles is mogelijk geworden door ontwikkeling van transporttechniek, van ICT en door toename van de internationale handel.
Global shift
De economische globalisering en de daarbij horende nieuwe internationale arbeidsverdeling hebben geleid tot een wereldwijde verschuiving van arbeid, doorgaans aangeduid met de Engelse term global shift. Het is goed daarbij op te merken dat op termijn niet alleen de arbeid verschuift, maar ook een deel van het kapitaal, de kennis en de macht. Was vroeger de Middellandse Zee – beter de landen erom heen – het centrum van de macht, later verschoof dat naar de Atlantische Oceaan – Europa en de oostkust van de VS. Nu schuift de noordelijke Stille Oceaan naar het centrum: Azië en de westkust van de VS.
Een veel gebruikte definitie is: ‘De verschuiving van economische zwaartepunten en activiteiten over de hele wereld als gevolg van economische schaalvergroting.’
Je zag bij Stap 1 al dat de bloeiende textielindustrie in Twente verdwenen is en dat die verplaatst is naar Azië en Turkije. Van alle kleding die in de wereld geproduceerd wordt, komt 75% uit maar vier verschillende landen: China, Bangladesh, India en Turkije.
Een ander voorbeeld van de verschuiving van economische zwaartepunten in de wereld, vind je bij de havens in de wereld. Tot 2004 was Rotterdam de grootste havenstad van de wereld. Nu is dat Shanghai. In de top tien vind je maar liefst acht Chinese havensteden. De andere twee zijn Singapore en Rotterdam. De havens van Noordwest-Europa en van de VS hebben hun leidende positie moeten afstaan aan de havens in Oost-Azië.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De landen in Zuidoost-Azië hebben flink geprofiteerd van de economische globalisering. We kijken naar de ontwikkelingen in twee voorbeeldlanden: Zuid-Korea en China.
In de jaren zestig begon Zuid-Korea aan een economische opmars. Het land veranderde binnen veertig jaar van een agrarische samenleving in een sterk geïndustrialiseerde samenleving. Zuid-Korea is een belangrijke producent van hightech-goederen. Ook de staalindustrie, de scheepsbouw, de automobielindustrie (met merken als Daewoo, Hyundai en Kia) en productie van elektronica zorgen ervoor dat Zuid-Korea een belangrijke speler is op de internationale markt. Het heeft de eerste fase van arbeidsintensieve, laaggeschoolde arbeid achter de rug.
Tot in de negentiende eeuw was China eeuwenlang de grootste economie ter wereld. Maar in de twintigste eeuw werd het land overvleugeld door westerse mogendheden en Japan die de vruchten plukten van de Industriële Revolutie. Toen China haar communistische economische beleid losliet, werd het land de ‘werkplaats van de wereld’ en een van de grootste economieën van de wereld. Dit leidde daar tot een flinke toename van de welvaart.
Het heeft nog niet alle Chinezen rijk gemaakt. De welvaart moet immers verdeeld worden over bijna 1,4 miljard mensen. Zo ligt het inkomen per hoofd van de bevolking op minder dan 7.000 dollar per jaar, tegen ruim 52.000 dollar in de Verenigde Staten.
Niet alleen tussen, maar ook binnen landen profiteert niet iedereen op gelijke wijze van de economische globalisering. We spreken in dat verband over regionale ongelijkheid.
Kijk in je Bosatlas of Alcarta naar een kaart van China - Bruto Regionaal Product. De provincies aan de oostkust van China, de provincie Beijing en een gebied dat grenst aan Mongolië hebben een veel hoger BRP dan de provincies in het binnenland.
Kijk ook naar de kaart van China - Groei BRP. Je ziet dat de regio’s rond Shanghai en Tibet dezelfde relatieve groei hebben, maar de vergelijking met het BRP levert op dat de absolute groei in Shanghai veel groter is.
We spreken van sociale ongelijkheid als er grote (en ongewenste) verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen van de bevolking zijn.
Een voorbeeld van een land met een grote sociale ongelijkheid is Bangladesh. Aan de top vind je de zakenlieden die heel veel verdienen (onder wie honderden miljonairs en zelfs diverse miljardairs). Het meeste geld wordt verdiend in de kledingindustrie, goed voor 80% van de export van het land.
Tegelijkertijd is Bangladesh een van de armste landen ter wereld, waarbij 40% van de bevolking onder de armoedegrens leeft, dat betekent dat mensen van minder dan $ 1,90 per dag moet rondkomen.
Er werken 3,7 miljoen mensen, van wie 70 procent vrouwen, in de ongeveer 5000 kledingfabrieken en –ateliers van Bangladesh. De gemiddelde arbeid(st)er werkt 60 uur per week en verdient minder dan 25 euro per maand. De broeken die ze in elkaar naaien, kunnen ze met hun hele maandloon niet kopen.
Het personeel heeft niet veel keus. Als je klaagt over het loon of over de werkomstandigheden word je zo ontslagen. De 5000 arbeiders van Rana Plaza zagen scheuren in het acht verdiepingen tellende gebouw waarin zij werkten en zij waarschuwden hun baas. Hij bagatelliseerde de scheuren en eiste dat zij aan het werk bleven, anders zouden zij ontslagen worden. Een dag later stortte het gebouw in, met 1129 doden tot gevolg en tussen de 2000 en 2500 gewonden. De fabriekseigenaar overleefde de ramp. Hij kreeg een gevangenisstraf van drie jaar voor corruptie en belastingontduiking, (nog) niet voor het veroorzaken van de ramp.
Na de ramp komen er betere afspraken over veiligheid en hoogte van de lonen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een pamflet is een gelegenheidsgeschrift, doorgaans in gedrukte vorm, met een actuele inhoud of strekking. Pamfletten worden veel gebruikt voor politiek protest en politieke campagnes.
De beste pamfletten bevatten een sprekende afbeelding en een sterke tekst.
Jullie maken in tweetallen een pamflet waarbij jullie aandacht vragen voor de slachtoffers van de economische globalisering.
Wat willen jullie in je pamflet aan de kaak stellen?
Wat moet er gebeuren om de toestand te verbeteren?
Overleg eerst met je klasgenoot wat jullie op je pamflet duidelijk en zichtbaar willen maken.
Jullie kunnen op deze site gratis een pamflet maken, maar je kunt natuurlijk ook zelf iets ontwerpen.
Beoordeling
Jullie docent zal het pamflet beoordelen. Gelet wordt op de volgende punten:
Is duidelijk en helder dat jullie opkomen voor de slachtoffers van de economische globalisering?
Bevat het pamflet een zichtbare kreet of afbeelding om de situatie aan te pakken?
Speelt jullie pamflet in op een actuele situatie?
Zijn jullie creatief geweest en ziet het pamflet er verzorgd uit?
Bevat het pamflet geen fouten?
Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van ExamenKracht van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Meer oefenen?
Wil je met nog meer examenvragen oefenen?
Als je school deelneemt aan VO-content kun je verder oefenen door in te loggen op ExamenKracht (www.examenkracht.nl).
Terugkijken
Intro
Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
Wat ga je in deze opdracht onderzoeken?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de hoofdvraag en deelvragen nog eens door.
Kun je omschrijven wie profiteert van de economische globalisering en wie niet?
Hoe ging het?
Tijd
Voor deze opdracht staat 3 à 4 SLU.
Heb je de opdracht binnen dit aantal uren kunnen doen?
Samenvattend
Was het eenvoudig om genoemde begrippen te omschrijven?
Kwamen de omschrijvingen van je klasgenoot overeen met die van jou?
Eindopdrachten
Heb je de toets gemaakt? Had je een goede score?
Heb je met een klasgenoot het pamflet gemaakt? Werd deze goed beoordeeld door de docent?
Examenvragen
Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
Het arrangement Economische globalisering - h45 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO leerjaar 4 & 5. In het domein "Wereld'' wordt het thema ''Economische globalisering'' besproken. De productieketen omvat alle schakels die betrokken zijn bij het productieproces van goederen, van grondstof tot eindproduct en eindgebruiker. Aanvankelijk waren deze schakels vaak dicht bij elkaar gevestigd. Echter, door de stijgende koopkracht in geïndustrialiseerde landen ontstond er al snel vraag naar een breed scala aan producten, wat resulteerde in de import van grondstoffen van over de hele wereld. Dit leidde tot een internationale arbeidsverdeling, waarbij het winnen van grondstoffen plaatsvond in koloniën en de verwerking ervan tot eindproducten in koloniserende landen. Deze arbeidsverdeling hing nauw samen met de machtsverdeling tussen landen. Deze verschuivingen in de productieketen hebben ook gevolgen voor de ruilvoet, die de verhouding tussen import en export weergeeft. De ruilvoet wordt berekend door het gemiddelde prijsniveau van export te delen door het gemiddelde prijsniveau van import. Na de Tweede Wereldoorlog groeide het belang van wereldwijde vrijhandel, waarbij het vrije verkeer van goederen en diensten tussen landen toenam. De economische globalisering en de daarmee samenhangende internationale arbeidsverdeling hebben geleid tot een wereldwijde verschuiving van arbeid, ook wel bekend als global shift. Echter, niet alle landen profiteren in gelijke mate van deze ontwikkeling. Sommige landen hebben meer voordelen behaald dan anderen. Bovendien is er niet alleen sprake van ongelijkheid tussen landen, maar ook binnen landen profiteert niet iedereen op dezelfde manier van de economische globalisering. Dit fenomeen staat bekend als regionale ongelijkheid.
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO leerjaar 4 & 5. In het domein "Wereld'' wordt het thema ''Economische globalisering'' besproken. De productieketen omvat alle schakels die betrokken zijn bij het productieproces van goederen, van grondstof tot eindproduct en eindgebruiker. Aanvankelijk waren deze schakels vaak dicht bij elkaar gevestigd. Echter, door de stijgende koopkracht in geïndustrialiseerde landen ontstond er al snel vraag naar een breed scala aan producten, wat resulteerde in de import van grondstoffen van over de hele wereld. Dit leidde tot een internationale arbeidsverdeling, waarbij het winnen van grondstoffen plaatsvond in koloniën en de verwerking ervan tot eindproducten in koloniserende landen. Deze arbeidsverdeling hing nauw samen met de machtsverdeling tussen landen. Deze verschuivingen in de productieketen hebben ook gevolgen voor de ruilvoet, die de verhouding tussen import en export weergeeft. De ruilvoet wordt berekend door het gemiddelde prijsniveau van export te delen door het gemiddelde prijsniveau van import. Na de Tweede Wereldoorlog groeide het belang van wereldwijde vrijhandel, waarbij het vrije verkeer van goederen en diensten tussen landen toenam. De economische globalisering en de daarmee samenhangende internationale arbeidsverdeling hebben geleid tot een wereldwijde verschuiving van arbeid, ook wel bekend als global shift. Echter, niet alle landen profiteren in gelijke mate van deze ontwikkeling. Sommige landen hebben meer voordelen behaald dan anderen. Bovendien is er niet alleen sprake van ongelijkheid tussen landen, maar ook binnen landen profiteert niet iedereen op dezelfde manier van de economische globalisering. Dit fenomeen staat bekend als regionale ongelijkheid.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Economische globalisering
Textielindustrie
Wereldwijde verschuiving
Ongelijkheid
Economische globalisering
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.