Na de Tweede Wereldoorlog groeide een wereldwijde vrijhandel, het vrije verkeer van goederen en diensten tussen landen nam toe. Daarbij hebben de GATT (de algemene overeenkomst over tarieven en handel) en haar opvolger de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, een belangrijke rol gespeeld.
De GATT-overeenkomst werd in 1947 door 23 landen ondertekend. De WTO werd opgericht in 1995 en in 2015 waren 161 landen lid van de WTO.
Deze supranationale organisatie predikt de vrijhandel en landen kunnen niet zomaar hun grenzen voor producten uit het buitenland sluiten. Dat doen landen nogal eens om de eigen producten te beschermen. Op importgoederen moet dan een flinke invoerbelasting worden betaald, waardoor buitenlandse producten duurder en onaantrekkelijker worden. Dergelijke tariefmuren en importbeperkingen zijn door de WTO afgenomen.
Dat en het goedkopere vervoer heeft tot gevolg dat er in onze winkels producten liggen uit de hele wereld. Ook voor producten die hier worden gemaakt komen de onderdelen van overal. Van de 300 onderdelen van een fiets van de Nederlandse merken Gazelle, Batavus of Sparta komt driekwart uit het buitenland. Duitsland levert b.v. het frame, Zwitserland de spaken, Indonesië de banden, uit Italië komt het zadel, Taiwan levert de verlichting en Bulgarije de bel.
Mede dankzij de vrijhandel nam de economische globalisering een enorme vlucht.
Economische globalisering wordt omschreven als het proces waarbij economieën van steeds meer landen wereldwijd geïntegreerd raken. De arbeid in een productieketen kan overal ter wereld worden uitgevoerd want productielijnen worden over meer landen gespreid. Dat alles is mogelijk geworden door ontwikkeling van transporttechniek, van ICT en door toename van de internationale handel.
De economische globalisering en de daarbij horende nieuwe internationale arbeidsverdeling hebben geleid tot een wereldwijde verschuiving van arbeid, doorgaans aangeduid met de Engelse term global shift. Het is goed daarbij op te merken dat op termijn niet alleen de arbeid verschuift, maar ook een deel van het kapitaal, de kennis en de macht. Was vroeger de Middellandse Zee – beter de landen erom heen – het centrum van de macht, later verschoof dat naar de Atlantische Oceaan – Europa en de oostkust van de VS. Nu schuift de noordelijke Stille Oceaan naar het centrum: Azië en de westkust van de VS.
Een veel gebruikte definitie is: ‘De verschuiving van economische zwaartepunten en activiteiten over de hele wereld als gevolg van economische schaalvergroting.’
Je zag bij Stap 1 al dat de bloeiende textielindustrie in Twente verdwenen is en dat die verplaatst is naar Azië en Turkije. Van alle kleding die in de wereld geproduceerd wordt, komt 75% uit maar vier verschillende landen: China, Bangladesh, India en Turkije.
Een ander voorbeeld van de verschuiving van economische zwaartepunten in de wereld, vind je bij de havens in de wereld. Tot 2004 was Rotterdam de grootste havenstad van de wereld. Nu is dat Shanghai. In de top tien vind je maar liefst acht Chinese havensteden. De andere twee zijn Singapore en Rotterdam. De havens van Noordwest-Europa en van de VS hebben hun leidende positie moeten afstaan aan de havens in Oost-Azië.