Een reis door de tijd

Een reis door de tijd

Een reis door de tijd

Inleiding van de opdrachten: Je gaat zelfstandig de opdrachten maken die horen bij de tien tijdvakken. Er zijn een paar opdrachten die je samen moet maken, dit staat aangegeven.

lesdoelen:

  • De leerling kan de tien tijdvakken opnoemen en het bijbehorende symbool herkenen.
  • De leerling kan de tien tijdvakken in de juiste volgorde zetten.
  • De leerling kent de sleutelbegrippen die horen bij de verschillende tijdvakken.

1. Jagers en boeren

Tijdvak 1 begint ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden en duurt tot 3000 v. Chr.
Tijdvak 1 is het langste tijdvak van de tien tijdvakken. Daarom verwacht je misschien dat er heel veel over bekend is. Dat is juist niet zo. Er zijn maar weinig dingen ('bronnen') gevonden die men kon onderzoeken. In die tijd was het schrift nog niet uitgevonden. Daarom zijn er uit die tijd alleen niet-geschreven bronnen gevonden.

 

Kemerkende aspecten: Jagers en verzamelaars, de komst van de landbouw, de eerste stedelijke culturen.

Lesdoel: Je kan na de opdrachten uitleggen waarom jagers-verzamelaars nomaden waren.

Toets: opdracht bij tijdvak 1

Start

2. Grieken en Romeinen

Tijdvak 2 begint 3000 v. Chr. en duurt tot het begin van de Middeleeuwen, 550 na Chr. Het is de tijd van de Grieken en Romeinen. Je bestudeert dan ook de antieke Griekse beschaving en verschillende aspecten van het Romeinse Rijk. Daarnaast is er aandacht voor de verspreiding van het christendom en de Germaanse cultuur.

Kenmerkende aspecten: De Griekse polis, klassieke kunst en cultuur, het Romeinse imperialisme, Romeinen en Germanen, het Christendom.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij vertellen hoe en waar de olympische spelen ontstaan zijn. En kun jij benoemen wie ervoor gezorgd heeft dat wij de olympische spelen van nu kennen. 

Toets: opdracht bij tijdvak 2

Start

3. Monniken en ridders

Tijdvak 3 is de tijd van monikken en ridders. Dit tijdvak wordt ook wel de vroege Middeleeuwen genoemd. Het tijdvak begint na de val van het West- Romeinse Rijk en duurt tot ongeveer het jaar 1000.
Kenmerkend voor deze periode zijn de verspreiding van het christendom en de islam en de feodaal georganiseerde samenleving. En daar ga je dan ook een aantal opdrachten over maken.

Kenmerkende aspecten: verspreiding van het Christendom, heren en horigen, ontstaan en verspreiding van de Islam.

lesdoel: aan het einde van deze les ken jij het begrip Feodaliteit en kun jij deze uitleggen. 

Toets: opdracht bij tijdvak 3

Start

4. Steden en staten

Tijdvak 4 is de tijd van Steden en Staten. Dit tijdvak begint rond het jaar 1000 en duurt tot 1500. Het tijdvak beslaat de tweede helft van de Middeleeuwen.
Ook in dit tijdvak speelt godsdienst een belangrijke rol. Daarnaast zijn de opkomst van de handel en het ontstaan van steden kenmerkend voor deze periode. En daar ga je dan ook een aantal opdrachten over maken.

Kenmerkende aspecten: opkomst van handel en ambacht, steden met stadsrecht, het begin van staten, strijd tussen kerk en staat, de kruistochten.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij beschrijven wat de taak van een kasteelheer was. Uitleggen hoe het stadsbestuur in een middeleeuwse stad geregeld was. En uitleggen waarom mensen met hetzelfde beroep zich organiseerde in gilden. 

Toets: opdracht bij tijdvak 4

Start

5. Ontdekkers en hervormers

Tijdvak 5 is de tijd van Ontdekkers en hervormers.
Dit tijdvak begint rond het jaar 1500 en duurt ongeveer 100 jaar.
In dit tijdvak:
- spelen de ontdekkingsreizen een belangrijke rol.
- krijgt de katholieke kerk krijgt veel kritiek te verduren.
- vindt in Nederland de opstand tegen Spanje plaats en
- is veel aandacht voor de Griekse en Romeinse beschaving.

Kenmerkende aspecten: de renaissance, ontdekkingsreizen, de reformatie, nieuwe wetenschappelijke belangstelling, de Nederlandse opstand.

lesdoel: aan het einde van deze les kun jij uitleggen waarom de Europese expansie overzee plaatsvond. Beschrijven wat de gevolgen waren van de Europese expansie overzee. En uitleggen waarom de ontdekkingsreizen belangrijke gevolgen hadden voor de hele wereld.

Toets: opdracht bij tijdvak 5

Start

6. Regenten en vorsten

Tijdvak 6 Regenten en vorsten. In 2004 werd door middel van een verkiezing vastgesteld welke tien Nederlanders volgens het Nederlandse publiek de grootste Nederlanders aller tijden waren. Van deze tien grootste Nederlanders aller tijden leefden er maar liefst drie in het tijdvak 6. Het tijdvak van regenten en vorsten en in Nederland vooral bekend als de Gouden Eeuw. In dit thema daarom veel aandacht voor de Republiek der Nederlanden.

Kenmerkende aspecten: Vorstelijk absolutisme, de Nederlandse gouden eeuw, handelsimperium en wereldeconomie, de wetenschappelijke revolutie.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij heb begrip absolutisme uitleggen. Weet je wanneer dit tijdvak was op de tijdlijn en wie toen in Nederland de touwtjes in handen had. 

Toets: opdracht bij tijdvak 6

Start

7. Pruiken en revoluties

Tijdvak 7 is de tijd van pruiken en revoluties.
Het tijdvak begint rond 1700 en duurt tot ongeveer 1800.

Belangrijke gebeurtenissen in dit tijdvak zijn de:
- slavenhandel en uiteindelijk de afschaffing van de slavernij.
- de Verlichting.
- de Franse en Amerikaanse revoluties.

Kenmerkende aspecten: de verlichting, plantages, slavernij en abolitionisme, verlicht absolutisme, democratische revoluties.

Lesdoel: aan het einde van deze les ken jij de kenmerkende aspecten, weet jij wat de belangrijkste gebeurtenissen waren en welke personen een grote rol hebben gespeeld in de tijd van pruiken en revoluties. 

Toets: opdracht bij tijdvak 7

Start

8. Burgers en stoommachines

Tijdvak 8 is de Tijd van burgers en stoommachines. Het is de tijd van het ontstaan van ons politiek systeem en de tijd dat mensen van het platteland naar de stad trekken om te gaan werken in de fabrieken. In de opdrachten daarom onder andere aandacht voor politieke stromingen, de uitvinding van de stoommachine, het ontstaan van fabrieken en de werkomstandigheden in de fabrieken.

Kenmerkende aspecten: ideologieen en politieke stromingen, industriele revolutie, democratisering, de 'sociale kwestie', emancipatiebewegingen, modern imperialisme.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij beschrijven welke economische en sociale gevolgen het ontstaan van nieuwe vervoersmiddelen hadden op de maatschappij, het persoonlijk leven en de infrastructuur in Nederland. En weet jij welke grote verandering deze tijd had op het straatbeeld. 

 

Toets: opdracht bij tijdvak 8

Start

9. Wereldoorlogen

Tijdvak 9 is de tijd van de Wereldoorlogen. Dit tijdvak begint rond het jaar 1900 en duurt tot 1950. Het tijdvak beslaat de eerste helft van de twintigste eeuw.

In dit tijdvak werden twee wereldoorlogen uitgevochten. Een belangrijk kenmerk van deze periode is de opkomst van het communisme en het nationaal-socialisme. Ook vond er een economische wereldcrisis plaats. Over deze ontwikkelingen ga je een aantal opdrachten maken.

Kenmerkende aspecten: de wereldoorlogen, totale oorlog, totalitaire systemen, de economische wereldcrisis, massaorganisatie en massaporpaganda, de volkenmoord, de Duitse bezetting van Nederland, opkomst van nationalisme in de kolonien.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij beschrijven hoe het was om als Joods persoon tijdens WOII in Nederland te wonen.

Toets: opdracht bij tijdvak 9

Start

10. Televisie en computer

Tijdvak 10 is de tijd van Televisie en Computer.
Dit tijdvak begint in het jaar 1950 en duurt tot 2000. Het tijdvak beslaat de tweede helft van de twintigste eeuw.

In dit tijdvak stonden Oost en West een tijdlang tegenover elkaar.
Een belangrijk kenmerk van deze periode is de dekolonisatie . Ook veranderde Nederland in deze periode van een verzuild land in een verzorgingsstaat met een consumptiemaatschappij. De jeugd kreeg meer invloed en de burgers meer inspraak.

 

Kenmerkende aspecten: de dekolonisatie, de koude oorlog, de jaren zestig, Europese eenwording, globalisering en migratie.

Lesdoel: aan het einde van deze les kun jij de begrippen nationalisme en imperialisme uitleggen. Weet jij wat de rol van de kolonies was.

Toets: opdracht bij tijdvak 10

Start

Eind opdracht

De vragen die je moest maken in Word mag je uitprinten en inleveren bij de docent. Deze kijkt je antwoorden na.