Voeren en Verzorgen Dv21 periode 1

Voeren en Verzorgen Dv21 periode 1

Introductie

Dit arrangement hoort bij de lessen voeren en verzorgen. Een onderdeel van deze lessen is ook de rassenkennis. Per week kun je zien wat de bedoeling is.

Rassen kennis periode 1 Hond en Kat

Open bestand De 10 rasgroepen bij honden

Open bestand Herkennen van de hondenrassen

Rassen bundel

De opdracht die bij de rassenkennis hoort is dat je het gehele schooljaar werkt aan een rassenbundel. Je krijgt elke periode tijd om hier aan te werken. Aan het eind van dit schooljaar heb je dus een compleet bestand met allerlei verschillende dieren die jij uitgewerkt hebt.

Open bestand Rassenkennis Periode 1 Hond en Kat.docx

Open bestand Rassenkennis katten

Voeren en verzorging periode 1 klas DD21

week 1

Open bestand les 1 Voersoorten

Voersoorten

Ruwvoer en krachtvoer
Bij de verzorging van landbouwhuisdieren wordt het voer in het algemeen verdeeld in ruwvoer en krachtvoer.

Ruwvoer

Ruwvoer is voer met een bepaalde structuurwaarde. De structuurwaarde van ruwvoer bestaat uit de grofstengeligheid van een voer en het gehalte aan ruwe celstof. Voor verschillende dieren is ruwvoer erg belangrijk, het zorgt ervoor dat ze gezond blijven. Herkauwers hebben ruwvoer nodig voor het herkauwproces. Voorbeelden van ruwvoer zijn: kuilgras en hooi.

Krachtvoer

Onder krachtvoer reken je alle voer dat geen ruwvoer is. Onder deze soorten voer bevindt zich ook mengvoer. Mengvoer is een brok of meel die in de voerfabriek is samengesteld uit verschillende grondstoffen. Het wordt ook wel samengesteld voer genoemd.

Enkelvoudig en gemengd voer

Bij huisdieren, met name bij knaagdieren, konijnen en ook wel vogels, wordt meestal gesproken over enkelvoudig en gemengd voer. Enkelvoudig voer bestaat uit slechts een product, bijvoorbeeld gerst, maïskorrels of grasbrok. Gemengd voer bestaat uit een mengsel van verschillende producten, bijvoorbeeld een graanmengsel (gemengd kippenvoer of gemengd knaagdierenvoer). Daarnaast wordt dan soms nog gebruik gemaakt van samengesteld voer of mengvoer. Voorbeelden hiervan zijn konijnenkorrel, leghennenkorrel en caviakorrel. Tenslotte wordt aan konijnen en cavia’s ruwvoer verstrekt in de vorm van hooi. Voor deze dieren is dit ruwvoer onmisbaar, ze moeten het altijd tot hun beschikking hebben.

Volledig en onvolledig voer

Volledig voer is precies afgestemd op de behoeften van het dier en heeft geen verdere aanvulling nodig. Voorbeelden hiervan zijn hondenbrok, diner en kattenbrok. Op de verpakking staat vermeld of je te maken hebt met een volledig voer. Onvolledig voer heeft wel aanvulling nodig en is niet precies afgestemd op de behoeften van het dier. Voorbeelden hiervan zijn diepvriesproducten voor de hond, zoals hart en pens.

 


Voedseldieren

Voedseldieren worden met name gevoerd aan reptielen. Voorbeelden van voedseldieren zijn muizen, ratten en hamsters. Deze voedseldieren worden vaak dood gevoerd. Van belang is dat de voedseldieren van goede kwaliteit zijn, dat wil zeggen dat ze een goede mineralensamenstelling hebben. Dit kan alleen als voedseldieren met goed voer zijn gekweekt. Soms worden extra mineralen toegevoegd door voedseldieren kort voor het voeren in een mineralenmengsel te zetten. Door opname of door het kleven aan de vacht worden de voedseldieren verrijkt. Ook een goed gevulde maag van het voedseldier is van belang, zodat ook de maaginhoud door het reptiel benut kan worden. Daarnaast worden sommige reptielen gevoerd met gesneden groenten en vruchten. Bij het voeren van groenten en vruchten moet je erop letten dat ze vers en goed gewassen zijn.

Bij vissen praat je meestal over droogvoer, levend voer, diepvriesvoer en gevriesdroogdvoer. Droogvoer is dan weer in allerlei soorten te krijgen, afgestemd op het eetgedrag van de vis.

 

https://contentplatform.ontwikkelcentrum.nl/CMS/CDS/Ontwikkelcentrum/Published%20content/ECC%20SP%20modules/CKS%20en%20Impact/33%20Dier/OC-33019d/OC-33019d/index.html

Open bestand werkblad voedermiddelen

week 2

Spijsvertering en gebitskenmerken

Open bestand pp les 2 voeren verzorgen periode 1.pptx

Verschillen in maag-darmstelsels

Hondachtigen

Is een hond nu een vleeseter of een alleseter? Vlees is voor hondachtigen in ieder geval het hoofdgerecht, maar de overschotjes van de maaltijd van de mens laat een hond zeker niet staan. Hoe zit dit nu eigenlijk?

Voor een antwoord moet je terug naar de wolf, waar de hond per slot van rekening van afstamt. De wolf jaagt op zijn prooidier, over het algemeen herbivoren. Wordt dit dier gevangen, dan wordt het met huid en haar (en ingewanden) verslonden. De maaltijd die de prooi nog in zijn maag had zitten, wordt hierbij niet overgeslagen. Zodoende eet de wolf dus ook plantenresten. Misschien heb je wel eens gezien dat een hond een paardenvijg opeet.  Niet  zo  smakelijk  volgens  ons,  maar  voor  de  hond  geen  enkel  probleem.  In  die  paardenvijg  zitten namelijk nog veel halfverteerde plantenresten. Een hond heeft die nodig als aanvulling op zijn menu. Je kunt dus zeggen dat een hond een vleeseter is die zijn menu aanvult met voorverteerde planten. Je zou ook kunnen zeggen dat een hond een alleseter is, die het plantaardige voer voorbewerkt moet hebben.

 

Indeling naar voedselkeuze

In de praktijk kom je heel wat verschillende soorten dieren tegen. Als dierverzorger dien je uiteraard te weten

of je met een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor te maken hebt.

 

Herbivoren nader bekeken

Herbivoren heb je in soorten en maten. Daarom worden ze hier verder onderverdeeld. Je kunt onderscheid maken tussen: herkauwers, niet-herkauwers, knaagdieren, haasachtigen en zaadeters.

Herkauwers

De herkauwers zijn de enige diergroep met vier magen. Het voedsel komt als eerste terecht in de pens. Vervol- gens vormt zich in de netmaag vaak nog meerdere malen een herkauwbrok, die weer terug gaat naar de bek, waar het nogmaals gekauwd wordt. In de pens, boekmaag en lebmaag wordt de vertering gestart, waarna het voedsel doorgaat naar de darmen. Een ander specifiek kenmerk van de herkauwers is de tandloze bovenkaak.

De herkauwers bijten het gras niet af, maar slaan hun lange tong om een graspol en snijden met de ondertanden het gras af.

Niet-herkauwers

Onder de niet-herkauwers vallen onder andere de paarden en de olifanten. Zij herkauwen hun voer niet en hebben dus ook maar een maag. Om het plantaardige voedsel toch goed te kunnen verteren hebben deze dieren een extra grote blindedarm. In de blindedarm blijft het voedsel langere tijd. Daar worden de harde cel- wanden van de plantencellen zo goed mogelijk verteerd. Paarden kunnen heel kort gras eten, omdat zij het gras gemakkelijk af kunnen bijten met de snijtanden die een paard in de bovenkaak heeft.

Knaagdieren en haasachtigen

De knaagdieren en de haasachtigen worden vaak bij elkaar genomen. Toch zijn er tussen deze twee groepen kenmerkende verschillen. Zo hebben de haasachtigen een dubbele rij snijtanden in de bovenkaak. De tandenuit de achterste rij worden stifttanden genoemd. Waar ze voor gebruikt worden, is niet bekend. Een opmerkelijke gewoonte van knaagdieren en haasachtigen is de zogenaamde coprofagie. Ze eten hierbij een gedeelte van de zachte nachtmest direct vanuit de anus weer op, om zodoende te zorgen voor een optimale vertering. De zachte nachtmest is namelijk nog niet volledig verteerd en bevat nog voedingsstoffen. Die worden er de tweede keer in het maag-darmstelsel alsnog uitgehaald.

Konijnen hebben net als hazen een doorgroeiend gebit.  Als een konijn eet maalt hij zijn voedsel met zijn kiezen. De kiezen bewegen hierbij horizontaal over elkaar en slijten af. Met de snijtanden snijd het konijn zijn voedsel af. De snijtanden slijten hierbij.

Zaadeters

De zaadeters zijn vogels die hun voedingsstoffen halen uit een ruim assortiment van zaden. Zij hebben evenals de herkauwers een soort opslagruimte voor het voer. Bij de zaadeters is dit de krop. Vanuit deze krop gaat het voer echter niet meer terug naar de bek, zoals bij de herkauwers gebeurt. Het voer passeert hierna nog de kliermaag en de spiermaag.

Vertering bij carnivoren en omnivoren

Met verteren wordt bedoeld het verdelen van voedsel in kleine eenheden, waar de voedingsstoffen uitgefilterd worden. De voedingsstoffen worden door de darmwand heen in het bloed opgenomen en vervoert naar alle lichaamscellen.

De eigenlijke vertering begint al zodra het dier het voedsel in zijn bek heeft. Hier begint het verkleinen door kauwen, terwijl het speeksel al op het voedsel inwerkt. Een enzym in het speeksel maakt bij de omnivoren al een begin met de vertering van zetmeel (bijvoorbeeld uit aardappelen en granen). De carnivoren eten geen planten dus zij hebben ook geen specifieke zetmeelvertering. Als het voedsel goed gekauwd is en vermengd met speeksel, glijdt het via de slokdarm gemakkelijk door naar de maag. De maag is een tijdelijk opslagvat waar het voedsel wordt gekneed en waar het eiwitverterend maagsap pepsine wordt toegevoegd. Eiwitten in het voedsel worden uiteindelijk afgebroken tot aminozuren. De aminozuren worden in het lichaam opnieuw gerangschikt tot lichaamseiwitten, zodat het dier deze als bouwstoffen kan benutten. In de maag heerst een erg zuur milieu: schadelijke bacteriën vinden daardoor de dood. De voedselbrij gaat vanuit de maag verder richting twaalfvingerige darm en de dunne darm. In deze darmen wordt alvleessap, darmsap, en gal toegevoegd. Daarin zitten enzymen die de eiwitvertering voortzetten, terwijl andere enzymen zorgen voor de vertering van vetten en koolhydraten. Het alvleessap bevat het enzym amylase, dat voornamelijk zetmeel splitst in enkelvoudige suikers zoals glucose. Ook het darmsap bevat koolhydraatsplitsende enzymen. De enkelvoudige suikers die nu ontstaan zijn, worden benut als energiebron voor het dier. De vetten worden voordat ze kunnen verteren geëmulgeerd door galsap. Door het emulgeren worden de afzonderlijke vetten beter bereikbaar voor vertering.

Als alle sappen hun werk hebben gedaan, kunnen de voedingsstoffen aan het bloed worden afgegeven. Deze voedingsstoffen zijn zo klein, dat ze door de darmwand heen kunnen en zo in het bloed terechtkomen. Het bloed vervoert de voedingsstoffen naar de lichaamscellen. De voedselbrij die in de darm achterblijft, en waarin nog nauwelijks voedingsstoffen zitten, gaat door naar de dikke darm. In deze darm wordt de afvalbrij ingedikt en wordt dus mest geproduceerd. Via de endeldarm en de anus verlaat de mest uiteindelijk het lichaam.

Vertering bij herbivoren

Herbivoren  hebben  een  langer  verteringskanaal  omdat  plantaardig  voedsel  vergeleken  met  dierlijk  voedsel moeilijk te verteren is. Herkauwers zoals koeien, schapen, geiten, herten en kamelen hebben hiervoor een uitgebreid  magenstelsel.  Paardachtigen,  olifanten  en  haasachtigen  hebben  hiervoor  een  extra  ontwikkelde blinde darm.

Herkauwers

Het speeksel van herkauwers bevat geen enzym dat zetmeel kan verteren. Het kauwen heeft als enige functie het voedsel te verdelen in kleinere eenheden. Wanneer een herkauwer voedsel doorslikt, komt het direct in de pens  terecht,  die  in  verbinding  staat  met  de  netmaag.  In  de  netmaag  wordt  de  herkauwbrok  gevormd  die opgeboerd  wordt  om  opnieuw  gekauwd  te  worden.  In  de  pens  wordt  het  voedsel  omgezet  in  vetzuren  en methaangas. Om de vetzuren te neutraliseren wordt speeksel toegevoegd. Het speeksel bevat natriumbicarbo- naat. Door dit proces wordt koolzuurgas gevormd. Een koe produceert wel dertig tot vijftig liter gas per uur. Dat gas drijft bovenop de vloeistof in de pens. De vetzuren worden door de penswand al opgenomen in het bloed.

In de pens zitten pensbacteriën die de voedselbrij verteren. Door deze vertering vermenigvuldigen ze zich en worden samen met de voedselbrij doorgestuwd naar de boekmaag. In de boekmaag wordt de voedselbrij uit- geknepen tussen de bladen waarmee de binnenkant van de boekmaag bekleed is. Vervolgens gaat de brij naar de lebmaag. In de lebmaag wordt maagsap geproduceerd dat het eiwitafbrekende pepsine bevat. Het maagsap van de lebmaag bevat tevens zoutzuur, dat bacteriën doodt. De pensbacteriën worden uiteindelijk in de darm omgezet in eiwitten die in het bloed worden opgenomen. De darmvertering van de herkauwers is verder vergelijkbaar met die van de carnivoren en omnivoren.

week 3

Open bestand les 3 Deel voeding samenstelling en kwaliteit, grondstoffen en voedingstoffen.pptx

Open bestand les 3 pp samenstelling voer

week 4

Open bestand les 4 pp voeren en verzorgen

week 5

Open bestand pp voeren hond en kat

week 6

week 7

Naslag werk

Boekje toiletteren

Boekje voeding