Aan het landschap herken je het klimaat - h45

Aan het landschap herken je het klimaat - h45

Aan het landschap herken je het klimaat

Introductie

Natuurlijke landschappen ontstaan doordat er een wisselwerking is tussen hun ondergrond (gesteenten en reliëf) en het klimaat ter plaatse. Dat zie je terug in namen van klimaten als woestijnklimaat en hooggebergteklimaat.
Bij die wederzijdse beïnvloeding van ondergrond en klimaat spelen allerlei andere factoren een rol, zoals water en planten en dieren. Aan de begroeiing kun je het beste zien wat voor klimaat er in een bepaald gebied heerst en dat zie je terug in klimaatnamen als steppeklimaat en toendraklimaat.

De Russische geleerde Köppen gebruikte kenmerken van de plantenwereld om klimaten van elkaar te onderscheiden en om te verklaren waarom allerlei regio’s op aarde hun eigen plantenwereld hebben.

Deze opdracht gaat over hoe de onderlinge beïnvloeding van ondergrond, klimaat en andere factoren vorm geeft aan landschappen.

Wat ga je leren?

Hoofdvraag

  • Hoe ontstaan natuurlijke landschappen onder invloed van hun ondergrond (gesteenten en reliëf) en het klimaat?

Deelvragen

  • Welke kenmerken van het natuurlandschap die we geofactoren noemen, zijn er te onderscheiden?
  • Hoe worden veel van die geofactoren door het heersende klimaat beïnvloed?
  • Hoe beïnvloeden die geofactoren het klimaat in een bepaald gebied?
  • Hoe beïnvloeden de geofactoren elkaar en hoe bepalen ze samen hoe een landschap eruitziet?
  • Welke landschapszones (Bosatlas kaart Ecologische Landschapszones; GB 55, kaart 245) zijn er op aarde te onderscheiden?
  • Welk klimaattype uit de klimaatindeling van Köppen hoort bij elk van die zones?

Begrippen

Geofactoren:

  • gesteente en reliëf
  • klimaat en lucht
  • bodem
  • water
  • plantenwereld
  • dierenwereld
  • albedo

Wat ga je doen?

Activiteiten

Vooraf
Voorkennis Bestudeer de Kennisbank en maak de instaptoets.
Aan de slag
Stap 1 Je leest over de klimaatindeling door Köppen en wat de kenmerken zijn van klimaat A t/m E. Aan de hand van kaarten uit de Bosatlas beantwoord je vragen.
Stap 2 Je leest over de geofactoren, die bepalen hoe het landschap eruitziet en bekijkt de voorbeelden. Je leert wat albedo is en welke rol het landschap daarbij speelt. Je beantwoordt vragen.
Afronding
Samenvattend Maak een begrippenlijst. Vergelijk de omschrijvingen met je klasgenoot.
Eindopdracht A Maak de eindtoets.
Eindopdracht B Lever een bijdrage aan een reisgids. De opdracht gaat over klimaatgroepen met bijpassende landschappen. Je levert een bijdrage door een verslag te maken.
Examenvragen Oefen met de bijbehorende eindexamenvragen.
Terugkijken Kijk terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van ongeveer 3 SLU.

Wat kun je al?

Bestudeer de Kennisbank.

Weer en klimaat

Maak nu de instaptoets.

Aan de slag

Stap 1: Klimaat en landschap

Relatie tussen klimaat en landschap


Loofbossen zijn te vinden in gebieden met een C-klimaat en naaldbossen in gebieden met een D-klimaat.

De Russische geleerde Wladimir Köppen (1845-1940) heeft het klimaat op aarde in vijf soorten ingedeeld en elke soort weer onderverdeeld.
Bepalend voor de grenzen van de klimaatzones is het verspreidingsgebied van plantensoorten. Bepalend voor het wel of niet voorkomen van planten is de temperatuur en de neerslag. Dat inzicht is gebruikt voor de onderstaande indeling van klimaten.

1e: Grove indeling Benaming 2e: Neerslagindeling
A   Tropische (regenwoud)klimaten
  • Af: regenwoud (zonder droog seizoen)
  • Am: moesson
  • Aw: savanne (met droge winter)
B   Woestijn- of droge klimaten
  • BW: Woestijn
  • BS: Steppe
C   Zee- of maritieme klimaten
  • Cs: (sommertrocken) droge zomer
  • Cw: (wintertrocken) droge winter
  • Cf: (fehlt) zonder droog seizoen
D   Land- of continentale klimaten
  • Ds: droge zomer
  • Dw: droge winter
  • Df: zonder droog seizoen
E   Poolklimaten
  • ET(undra): Toendra
  • EF(rost): IJskap
  • EH(ochgebirge): Hooggebergte

 

  1. Bij A-klimaten of tropische klimaten is de gemiddelde temperatuur van de koudste maand van het jaar tenminste 18 graden Celsius.
  2. Bij B-klimaten, de aride of droge klimaten, is er te weinig neerslag voor boomgroei. De B-klimaten krijgen een extra hoofdletter S bij een steppeklimaat en een W bij een woestijnklimaat. Het verschil wordt gelegd bij 200 mm p/j. Om precies te zijn: het gaat om het verschil tussen neerslag en verdamping. Daarbij is de temperatuur belangrijk. Dus bij een koud gebied met weinig neerslag kun je een BS aantreffen en met dezelfde hoeveelheid neerslag een BW in een warm gebied.
  3. Bij C-klimaten of maritieme klimaten ligt de gemiddelde temperatuur van de koudste maand tussen -3 en 18 graden Celsius. De gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 graden Celsius.
  4. Van een D-klimaat of landklimaat is sprake als de gemiddelde temperatuur van de koudste maand lager is dan -3 graden. De gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 graden Celsius
  5. Bij E-klimaten of poolklimaten is de gemiddelde temperatuur van de warmste maand niet hoger dan 10 graden Celsius.

Om de volgende vragen te kunnen beantwoorden, zoek je de volgende kaarten in de Grote Bosatlas:

  • GB54 De Aarde - Klimaat: kaarten 219A Luchtstreken en jaarisothermen, 219C Jaarlijkse neerslag  en 219D Fysisch-geografische zones.
  • GB55 De Aarde - Klimaat: kaarten 241A Luchtstreken en jaarisothermen, 241C Jaarlijkse neerslag en 241D Fysisch-geografische zones.

Op een landkaart en vanuit de ruimte gezien lijken fysisch-geografische zones scherpe grenzen te hebben. In werkelijkheid zit tussen twee van die zones een smal overgangsgebied. Als je bijvoorbeeld vanuit een gebied met tropisch regenwoud een gebied met savanne inrijdt, zul je zien dat bomen en groepen bomen steeds verder uit elkaar staan tot je maar af en toe een boom of een groep bomen tegenkomt en daartussen grote ruimtes met lang gras.

Kijk naar onderstaande zes fragmenten in deze video. Beantwoord daarna de vragen.

1. Van 0.57 minuten “Hier in Burgers’ Zoo” tot 3.08 minuten afbeelding van weerhuisje.

2. Van 6.20 minuten “In het wild leven deze dieren" tot 6.58 “het hele jaar groen blijven”.

3. Van 7.13 minuten “Dit is dus de droge klimaatzone” tot 9.01 minuten “want overleven is hier moeilijk”.

4. Van 10.03 minuten “De gematigde zones liggen” tot 10.36 minuten “anders stukvriezen”.

5. Van 11.38 minuten “O, ja. De koude zone” tot 12.19 minuten “met sneeuw en ijs”.

6. Van 12.48 minuten “pinguïns in beeld” tot einde.

 

Stap 2: Alles in evenwicht

In een landschap hangt alles van alles af

In Stap 1 heb je gezien dat de bodem, de planten en de dieren mede bepalen hoe een landschap eruitziet en dat die drie zaken worden beïnvloed door het heersende klimaat. Het schema laat ook drie andere geofactoren zien die bepalen hoe landschappen eruitzien:

  • Substraat (gesteente en reliëf)
  • Water (als vloeistof op de bodem en als waterdamp in de lucht)
  • Lucht (een mengsel van zuurstof, stikstof, koolstofdioxide, enkele andere gassen en waterdamp).

Gesteente en reliëf (in het schema ‘substraat’ genoemd) en het klimaat maken samen landschappen. Daar is energie voor nodig. Bij gesteente en reliëf komt de energie vooral uit de aarde, bij klimaat voornamelijk van de zon. Ook laat het schema zien dat alle geofactoren elkaar beïnvloeden.
Enkele belangrijke voorbeelden:

  • De planten en de dieren in het landschap zijn afhankelijk van bodem, water en lucht. Planten en dieren hebben voedingsstoffen, lucht en water nodig om in leven te blijven. Planten halen hun voedingsstoffen en water uit de bodem. Dieren eten planten en/of andere dieren (die planten hebben gegeten) om aan voedingsstoffen te komen.
  • De planten en dieren beïnvloeden de bodem. Planten doen dat door gesteente in de bodem losser te maken en af te breken met hun wortels. Uitwerpselen van dieren komen op en in de bodem terecht en leveren voedingsstoffen aan de planten. Ook resten van planten en dieren die in of op de bodem zitten, leveren voedingsstoffen voor planten.
  • De planten en dieren beïnvloeden de lucht en het klimaat. Planten doen dat door kooldioxide op te nemen, waarbij ze koolstof opslaan en zuurstof weer aan de lucht afgeven. Door de opname van koolstofdioxide, een broeikasgas, remmen ze het broeikaseffect van de dampkring af. Dieren ademen zuurstof in en kooldioxide uit. Bovendien scheiden ze met hun uitwerpselen ook methaan uit, ook een broeikasgas. De door dieren afgegeven kooldioxide en methaan versterken het broeikaseffect. Planten geven naast zuurstof via hun bladeren ook waterdamp af aan de lucht.
  • Landschappen waar veel open water te vinden is (meren en brede rivieren) of die dicht bij zee liggen hebben vaak een vochtiger klimaat met minder grote dagelijkse en jaarlijkse schommelingen in temperatuur dan landschappen die ver van zee liggen en waar weinig of geen open water te vinden is. Water en daarmee ook de lucht erboven en in de omgeving warmt minder snel op en koelt minder snel af dan de bodem en water geeft waterdamp af aan de lucht.
  • Veel plantengroei in een landschap zorgt voor een vochtiger klimaat met minder grote dagelijkse temperatuurschommelingen. In landschappen waar weinig of geen planten groeien warmt de bodem overdag snel op, maar staat het de warmte 's nachts weer snel af.

Een kenmerk van elk landschap dat niet in het schema staat is albedo. Dat is het deel van het zonlicht dat door het aardoppervlak en de wolken in de lucht wordt teruggekaatst de ruimte in.
Hoe donkerder van kleur een landschap is en hoe minder bewolking er boven het landschap is, hoe lager het albedo van het landschap. Hoe lager het albedo, hoe meer energie uit zonlicht wordt opgenomen door de bodem en hoe sterker de bodem dus wordt verwarmd.
De mate waarin de bodem wordt verwarmd, bepaalt ook de mate waarin de lucht boven de bodem wordt verwarmd. De lucht wordt niet rechtstreeks door het zonlicht verwarmd, maar uitsluitend door warmte die door de bodem wordt afgegeven.

Afronding

Samenvattend

Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.

Geofactoren  
Gesteente en reliëf  
Klimaat en lucht  
Bodem en water  
Mensen en dieren  
Albedo  


Bespreek de begrippen met een klasgenoot.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht B: Reisgids maken

Natuurlandschappen op aarde en hoe ze vorm krijgen

Dit is de titel van de reisgids die jullie gaan maken. In Stap 1 is een indeling gemaakt in veertien verschillende klimaten die weer in vijf groepen ingedeeld zijn, elke groep aangeduid met een hoofdletter.
Bij elk klimaat hoort een apart type landschap. Jullie maken over elk van de vijf hoofdgroepen met de bijbehorende typen landschappen een hoofdstuk voor een reisgids.

Eerst deelt je docent de klas in vijf groepen in.

  • Kies een groep klimaten uit (A, B, C, D of E). Ga ermee aan de slag.
    Let erop dat bij elke klimaatgroep twee of drie verschillende landschappen passen.
  • Maak een beschrijving van die landschappen en vertel hoe de verschillende geofactoren die in deze les aan bod zijn gekomen, samen die landschappen vormgeven. Laat daarbij zien hoe die factoren elkaar beïnvloeden.
  • Zoek op internet afbeeldingen en video's om je beschrijving aan te vullen en als je er behoefte aan hebt, extra informatie over een of meer van die factoren.

Je kunt de Gereedschapskist raadplegen voor het uitwerken van je verslag.
Als je klaar bent met je opdracht, lever je je aandeel bij je docent in. Die beoordeelt de bijdragen en stelt de uiteindelijke reisgids samen.

Beoordeling

Je docent zal je bijdrage aan de reisgids beoordelen op de volgende punten:

  • Is je verhaal helder en goed verzorgd?
  • Heb je de landschappen voldoende omschreven, als ook de geofactoren?
  • Ondersteunen de afbeeldingen die je gebruikt het verhaal goed?
  • Bevat je uitleg geen taalfouten?

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Examenvragen

Op deze pagina vind je examenvragen van ExamenKracht van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.

Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.

HAVO 2017-TV1

HAVO 2017-TV1 Vragen 9-12

HAVO 2017-TV2

HAVO 2017-TV2 Vragen 9-12

HAVO 2019-TV2

HAVO 2019-TV1 Vragen 13-16

HAVO 2021-TV1

HAVO 2021-TV1 Vragen 9-12

 

Meer oefenen?
Log in bij ExamenKracht om meer te oefenen met examenvragen.

Terugkijken

Intro

  • Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen welke factoren de vorm van een landschap bepalen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de hoofdvraag en deelvragen nog eens door.
    Kun je van elk begrip verklaren, wat het met klimaat en landschap te maken heeft?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor deze opdracht staat ongeveer 3 SLU.
    Had je voldoende tijd om alle vragen te beantwoorden en de eindopdracht te maken?
  • Inhoud
    In de opdracht staat de relatie tussen klimaat en landschap centraal.
    Kende je de klimaatindeling van Köppen al? Vind je het een goede indeling?
    Kun je uitleggen waarom wel/niet?
  • Samenvattend
    Was het eenvoudig om de genoemde begrippen te omschrijven?
    Vond je het ook zinvol om de begrippen met een klasgenoot te bespreken?
  • Eindopdrachten
    Welke eindopdracht heb je gedaan, de toetsvragen of de presentatie?
    Ben je tevreden met het resultaat?
  • Examenvragen
    Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
  • Het arrangement Aan het landschap herken je het klimaat - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-02-08 10:56:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO leerjaar 4 & 5. In het domein "Aarde'' wordt het thema ''Aan het landschap herken je het klimaat'' besproken. In dit gedeelte wordt het koppenklimaat systeem besproken en de manier waarop het klimaat het uiterlijk van het landschap beïnvloedt. Het uiterlijk van een landschap wordt bepaald door verschillende geofactoren, die ook het klimaat beïnvloeden. Deze geofactoren omvatten het substraat (gesteente en reliëf), water en lucht. Er is echter nog een belangrijk kenmerk van elk landschap dat niet wordt genoemd in het schema, namelijk albedo. Albedo verwijst naar het percentage zonlicht dat wordt gereflecteerd door het aardoppervlak en de wolken in de atmosfeer, terug de ruimte in. Het albedo van een landschap hangt af van de kleur en het bewolkingsniveau. Over het algemeen geldt dat hoe donkerder van kleur een landschap is en hoe minder bewolking er boven het landschap is, hoe lager het albedo van dat landschap is. Met andere woorden, donkere landschappen absorberen meer zonlicht en reflecteren minder terug de ruimte in. Wanneer het albedo van een landschap lager is, wordt er meer energie uit het zonlicht geabsorbeerd door de bodem, waardoor de bodem sterker opwarmt. Dit heeft directe invloed op de temperatuur en het klimaat van het gebied. Als gevolg hiervan kunnen gebieden met een lager albedo warmer worden dan gebieden met een hoger albedo, omdat de bodem meer warmte vasthoudt.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Landschappen (en menselijke activiteit); Systeem aarde; Aardrijkskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    6 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, albedo, arrangeerbaar, geofactoren, hv45, klimaat, koppen, relief, stercollectie, water

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content - Kennisbanken. (2019).

    Kennisbank Aardrijkskunde - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/151069/Kennisbank_Aardrijkskunde___h45