De suikerstofwisseling
Cellen hebben voortdurend glucose nodig. Het regelen van de glucoseconcentratie van het bloed is dan ook één van de belangrijkste opdrachten voor het lichaam.
Opdracht 1 Eetgedrag
Je hebt in de vorige module ook een regelkring bestudeerd die het eetgedrag regelt.
Wat zijn de receptoren voor deze regelkring?
Waar bevindt zich het controle centrum?
Kijk je antwoorden zo nodig na in de kennisbank.
De belangrijkste brandstof voor cellen is glucose.
Noem vijf voedingsmiddelen waarmee jij glucose opneemt.
Mensen eten niet de hele dag.
Maar hun cellen hebben wel de hele dag brandstoffen nodig.
Hoe zou je dat op kunnen lossen?
Hier volgt een aantal mogelijkheden.
Bedenk van elke mogelijkheid tenminste één nadeel.
Eten op het moment dat het lichaam brandstof nodig heeft
Voedsel gedeeltelijk verteren en opslaan in het maagdarmkanaal.
Voedsel zo snel mogelijk verteren en voedingsstoffen opslaan in het bloed.
Voedingsstoffen direct in de cellen opnemen via doorlaatbare celmembranen.
Voedingsstoffen opslaan in een orgaan
Opdracht 2 Regeling van de glucose concentratie in je bloed
Welke oplossing heeft ons lichaam ‘gekozen’?
Bekijk beide filmpjes:
:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Toets:Regeling van de glucose concentratie in je bloed
Stap 4
Wat kan er mis gaan?
De regelkring van suiker die je in stap 1 hebt geleerd is kwetsbaar.
Op welke punten zou het mis kunnen gaan?
Opdracht 1 Diabetes type I en II
Je hebt gelezen dat er twee typen diabetes zijn.
Zoek uit wat er mis gaat bij iemand met diabetes type I en type II.
Beantwoord dan de vragen:
Een van de complicaties van diabetes is beschadiging van zenuwweefsel.
Waardoor loopt juist zenuwweefsel snel schade op?
Maak de oefening "Diabetes type I en II" onderaan deze pagina.
Opdracht 2 Tekort aan glucose?
Als de cellen niet genoeg glucose op kunnen nemen, gaan ze over op een noodscenario.
Uit welke stoffen kunnen ze zo nodig energie halen?
Als de cellen niet genoeg suiker kunnen opnemen, blijft de osmotische waarde van het bloed hoog.
Welke gevolgen heeft dat voor het drinkgedrag?
Beredeneer in vier stappen welke gevolgen dit heeft voor de geproduceerde urine.
Opdracht 3 Hypo of hyper?
Een te laag bloedsuikergehalte wordt wel een hypo genoemd, te hoog een hyper.
Teken voor een gezond iemand een regelkring waarin een hypo voorkomt.
Vergelijk je schema met een medeleerling
Wat kan een diabetespatiënt doen bij een hyper?
Meer insuline spuiten.
Iets met koolhydraten eten.
Gaan bewegen.
Minder insuline spuiten.
Iemand met diabetes wil gaan sporten. Wat moet hij van te voren doen?
Meer insuline spuiten.
Een boterham extra eten.
Minder insuline spuiten.
Meer vetten eten.
Kan een diabetespatiënt alcohol drinken?
Zoek hier het antwoord.
Opdracht 4 Regeling insuline afgifte
Als de regeling van de insuline afgifte niet vanuit de hypofyse wordt aangestuurd, hoe verloopt die regeling dan wel?
Bestudeer de afbeelding.
Je ziet een aantal gebeurtenissen die aan de celmembraan van de bètacellen verlopen.
Noteer de juiste volgorde van de gebeurtenissen.
ATP bindt aan het K+ kanaal
De membraan depolariseert
Calcium komt de cel binnen
Depolarisatie opent het Ca-kanaal
Glucose komt de cel binnen via een glucose transportkanaal
Calcium stimuleert de exocytose van insuline
Verbranding van glucose leidt tot de productie van ATP
De concentratie van glucose in het bloedplasma stijgt
Het K+ kanaal sluit
Medicijnen die bij diabetes mellitus type 2 kunnen worden voorgeschreven zijn sulfoonylureumderivaten.
Het bindt zich aan de SURreceptor, waardoor de K+ kanaaltjes sluiten. Leg uit wat daarvan het effect is.
Leg uit waardoor een patiënt met type I diabetes niets heeft aan dit medicijn.
Opdracht 5 Opname van glucose in de cel
De cellen moeten glucose uit het bloed of uit de weefselvloeistof opnemen,
en moeten dus glucose herkennen.
Bijna alle cellen in je lichaam hebben daarvoor speciale receptoren voor glucose.
Bedenk twee mogelijke nadelen van het systeem met receptoren.
Wat is een oplossing?
De receptor reageert niet op glucose maar op een andere stof.
Deze stof wordt alleen gemaakt als het glucose gehalte hoog is.
Als reactie bewegen de transportkanaaltjes voor glucose zich naar de membraan en gaan open.
Maak de juiste combinaties tussen de nummers 1 tot en met 6 in de figuur en de beschrijvingen.
Kies uit: glucose, insuline, glucose kanaal, synthese van vetzuur uit pyrodruivezuur, afbraak van glucose tot pyrodruivezuur, glycogeen
Let op: rode bloedcellen, zenuwcellen, dekweefselcellen van de nierbuisjes en het spijsverteringskanaal, hebben geen insuline nodig om glucose uit het bloed op te nemen. Hun celmembranen zijn doorlaatbaar voor glucose.
Bij hoge bloedsuikerwaarden raken deze cellen snel verzadigd met glucose.
Als de glucose niet verbruikt word, hopen allerlei schadelijke producten zich op in de cel.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eten zoeken kost tijd. Het voedsel moet nog worden verteerd en dat kost ook tijd.
Brandstoffen en bouwstoffen zijn mogelijk op verschillende momenten nodig.
Ook nu kost vertering nog tijd.
Osmotische waarde vertoont grote schommelingen, waardoor bloedcellenkrimpen of zwellen.
Dat gaat alleen tot dat de concentraties binnen en buiten de cel gelijk zijn, de opname stopt als er geen concentratieverschil meer is.
Bovendien kunnen de voedingsstoffen weer uit de cel diffunderen als de concentratie in het bloed laag is.
Als de celmembraan doorlaatbaar is, kunnen allerlei stoffen dan in en uit, wat misschien niet de bedoeling is.
Opslag en afgifte moet worden goed worden geregeld zodat de cellen steeds voldoende hebben en de osmotische waarde van het bloed niet te hoog wordt.
Opdracht 3 Hoog of laag?
Lever zet glucose om in glycogeen
Spiercellen zetten glucose om in glycogeen
Aanmaak van insuline
Vetcellen zetten glucose om in vetzuren
Stap 4 Wat kan er mis gaan?
Bij de productie van hormoon.
Bij de herkenning van insuline door de receptor.
Bij het transport van glucose door transportkanaaltje.
Opdracht 1 Diabetes type I en II
Deze cellen hebben geen insuline nodig om glucose op te nemen.
Als het glucosegehalte van het bloed te hoog is, nemen deze cellen dus teveel glucose op.
Opdracht 2 Tekort aan glucose?
Eiwitten, vetten.
Hij valt af.
De patiënt gaat veel drinken.
Het bloed bevat veel glucose.
De maximumcapaciteit van de nier om glucose terug te nemen wordt overschreden.
Er blijft glucose in de voorurine achter en dus in de urine.
En die bevat daardoor door osmose ook veel water.
Opdracht 3 Hypo of hyper?
Meer insuline spuiten.
Gaan bewegen.
Een boterham extra eten.
Opdracht 4 Regeling insuline afgifte
De concentratie van glucose in het bloedplasma stijgt
Glucose komt de cel binnen via een glucose transportkanaal
Verbranding van glucose leidt tot de productie van ATP
ATP bindt aan het K+ kanaal
Het K+ kanaal sluit
De membraan depolariseert
Depolarisatie opent het Ca-kanaal
Calcium komt de cel binnen
Calcium stimuleert de exocytose van insuline
Opdracht 5 Opname van glucose in de cel
Glucose wordt aan de receptor gebonden, maar kan dan ook niet meer naar binnen.
Er zal altijd wel wat glucose in het bloed zijn, dus de receptor is dan voortdurend bezet.
Het arrangement Regelkring, glucose en diabetes, bb V is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Auteur Kunskapsskolan
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-08-10 14:24:47
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC BY-SA licentie.
https://maken.wikiwijs.nl/74469/Module__Hormonen_aan_het_werk___VWO_5_6
Leerniveau
VWO 6;
VWO 5;
Leerinhoud en doelen
Biologie;
Instandhouding;
Hormonale regulatie, verband met homeostase en met zintuig- en zenuwstelsel;
Regeling;
Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC BY-SA licentie.
https://maken.wikiwijs.nl/74469/Module__Hormonen_aan_het_werk___VWO_5_6
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Regeling van de glucose concentratie in je bloed
Diabetes type I en II
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.