Stap 4

Wat kan er mis gaan?
De regelkring van suiker die je in stap 1 hebt geleerd is kwetsbaar.
Op welke punten zou het mis kunnen gaan?

Opdracht 1 Diabetes type I en II
Je hebt gelezen dat er twee typen diabetes zijn.
Zoek uit wat er mis gaat bij iemand met diabetes type I en type II.
Beantwoord dan de vragen:

  1. Een van de complicaties van diabetes is beschadiging van zenuwweefsel.
    Waardoor loopt juist zenuwweefsel snel schade op?
  2. Maak de oefening "Diabetes type I en II" onderaan deze pagina.

Opdracht 2 Tekort aan glucose?

  1. Als de cellen niet genoeg glucose op kunnen nemen, gaan ze over op een noodscenario.
    Uit welke stoffen kunnen ze zo nodig energie halen?
  2. Wat merk je aan iemand die veel vetten verbrandt?
  3. Merk je ook iets aan iemand die veel eiwitten verbrandt?
    Zoek hier het antwoord: Folder Ketonen en diabetes - www.bayerdiabetes.nl
  4. Als de cellen niet genoeg suiker kunnen opnemen, blijft de osmotische waarde van het bloed hoog.
    Welke gevolgen heeft dat voor het drinkgedrag?
  5. Beredeneer in vier stappen welke gevolgen dit heeft voor de geproduceerde urine.

Opdracht 3 Hypo of hyper?
Een te laag bloedsuikergehalte wordt wel een hypo genoemd, te hoog een hyper.

  1. Teken voor een gezond iemand een regelkring waarin een hypo voorkomt.
    Vergelijk je schema met een medeleerling
  2. Wat kan een diabetespatiënt doen bij een hyper?
    1. Meer insuline spuiten.
    2. Iets met koolhydraten eten.
    3. Gaan bewegen.
    4. Minder insuline spuiten.
  3. Iemand met diabetes wil gaan sporten. Wat moet hij van te voren doen?
    1. Meer insuline spuiten.
    2. Een boterham extra eten.
    3. Minder insuline spuiten.
    4. Meer vetten eten.
  4. Kan een diabetespatiënt alcohol drinken?
    Zoek hier het antwoord.

    Opdracht 4 Regeling insuline afgifte
    Als de regeling van de insuline afgifte niet vanuit de hypofyse wordt aangestuurd, hoe verloopt die regeling dan wel?
  1. Bestudeer de afbeelding.

    Je ziet een aantal gebeurtenissen die aan de celmembraan van de bètacellen verlopen.
    Noteer de juiste volgorde van de gebeurtenissen.
  2. Medicijnen die bij diabetes mellitus type 2 kunnen worden voorgeschreven zijn sulfoonylureumderivaten.
    Het bindt zich aan de SURreceptor, waardoor de K+ kanaaltjes sluiten. Leg uit wat daarvan het effect is.
  3. Leg uit waardoor een patiënt met type I diabetes niets heeft aan dit medicijn.
  4. Maak de eindexamenvraag:
    VWO Biologie 2010-2 vraag 14

Opdracht 5 Opname van glucose in de cel
De cellen moeten glucose uit het bloed of uit de weefselvloeistof opnemen,
en moeten dus glucose herkennen.
Bijna alle cellen in je lichaam hebben daarvoor speciale receptoren voor glucose.

  1. Bedenk twee mogelijke nadelen van het systeem met receptoren.
  2. Wat is een oplossing?
    1. De receptor reageert niet op glucose maar op een andere stof.
    2. Deze stof wordt alleen gemaakt als het glucose gehalte hoog is.
    3. Als reactie bewegen de transportkanaaltjes voor glucose zich naar de membraan en gaan open.
  3. Maak de juiste combinaties tussen de nummers 1 tot en met 6 in de figuur en de beschrijvingen.
    Kies uit: glucose, insuline, glucose kanaal, synthese van vetzuur uit pyrodruivezuur, afbraak van glucose tot pyrodruivezuur, glycogeen

Let op: rode bloedcellen, zenuwcellen, dekweefselcellen van de nierbuisjes en het spijsverteringskanaal, hebben geen insuline nodig om glucose uit het bloed op te nemen. Hun celmembranen zijn doorlaatbaar voor glucose.
Bij hoge bloedsuikerwaarden raken deze cellen snel verzadigd met glucose.
Als de glucose niet verbruikt word, hopen allerlei schadelijke producten zich op in de cel.