Wanneer je deze module leest heb je al enige voorkennis over (tuig)paarden. Misschien heb je in de basismodule al gelezen welke overeenkomsten en verschillen het tuigpaard heeft met het bekendere dressuurpaard. Nu gaan we in deze module specifieker kijken naar het tuigpaard en welke bijbehorende gebruiken er zijn. Weet jij eigenlijk waar de jury naar kijkt tijdens wedstrijden in de aangespannen sport? En hoe vlecht je een tuigpaard in? Moet je die specifieke beweging er nou helemaal in trainen? Of is dat allemaal aanleg? Hoe span je zo’n paard eigenlijk in? Ben jij benieuwd naar het antwoord op deze vragen? Lees dan verder in deze module!
Heb je vragen over of suggesties voor dit materiaal? Mail dan naar: joelleberghuis@hotmail.com
Verdiepingsdeel aangespannen sport (KNHS)
De manier waarop het paard wordt voorgesteld aan de jury, heeft ook invloed op de beoordeling. Wanneer een rijder het paard zo ongestoord mogelijk kan laten lopen, zal deze een betere verrichting laten zien. De meeste rijders nemen hun paarden voor de bochten iets terug en laten het paard daarna weer wat opschakelen. De jury's kijken ook goed naar het van hand veranderen over de diagonaal. De stelling en buiging in de bocht wordt daarbij ook meegenomen en hoe het paard vanuit de wending opschakeld. De rijder hoort ook met een stille hand netjes in het midden van de kar te zitten.
Complete beoordelingscriteria
Skala van de africhting
Op de aangespannen sport is het algemene skala van de africhting van toepassing, net als bij andere hippische disciplines. De volgorde tot uiteindelijke de verzameling, is bij het tuigpaard eigenlijk hetzelfde als bij een dressuurpaard. De takt en ongedwongenheid is het startpunt, vervolgens komt daar ontspanning bij. Hierna volgt aanleuning en impuls. De aanleuning is de lichte, veerkrachtige verbinding met de mond van het paard. De rijder zoekt contact via de leidsels, het paard kan dit beantwoorden met aanleuning. Hierop kan hij nageven: ontspannen in zijn nek- en kaak. De impuls is de drang naar voren, wat door de rijder opgewekt en onderhouden wordt. Wanneer dit voor elkaar is, kan er gewerkt worden aan het rechtrichten en kan de verzameling volgen. Het rechtrichten loopt als een rode draad door de opleiding en is dus altijd aanwezig in de training.
Voorbeengebruik
Zoals in het basisdeel al is geschreven, is de actievolle beweging met veel buiging in de gewrichten erg belangrijk bij een tuigpaard. Tijdens de beoordeling op concours wordt gelet op meerdere onderdelen. Het voorbeen hoort ruim grijpend te zijn met veel heffing in de voorknie, om dit te bereiken is er veel schoudervrijheid nodig. Het voorbeen moet geplaatst worden in de richting waar het heen wijst. Scheef wegzetten wordt bijvoorbeeld liever niet gezien.
Achterbeengebruik
Het achterbeen moet onder het lichaam treden, met veel buiging in de gewrichten en met een krachtige afdruk naar voren worden gezet. De buiging in het achterbeen zorgt ervoor dat de hoeken in de gewrichten in het achterbeen zich openen en sluiten, waardoor de krachten worden ‘gelanceerd’ als een springveer. Wanneer de achterhand tot dragen komt (er komt meer gewicht op de achterhand en de voorhand wordt lichter), kan de voorhand tot rijzen komen. Hierdoor wordt het beeld ‘bergop’, het paard lijkt dan aan de voorkant een stuk groter te worden.
In onderstaand filmpje is de goedgekeurde tuigpaardhengst Eebert te zien, dit is een goed voorbeeld van het juiste gebruik van het voor-en achterbeen. Ben jij benieuwd hoe dit er in de praktijk uitziet? Bekijk dan het onderstaande filmpje!
Totaalbeeld
De houding en beweging samen geven een totaalbeeld, dat de jury kan gaan beoordelen. Met de volgende onderdelen houden zij ook rekening: uitstraling, vriendelijk orenspel, gesloten mond, looplust (wil om te presteren), exterieur, presentatie en uniformiteit van het geheel, het beeld van een ‘Happy Athlete’. Het uiteindelijk totaalbeeld heeft dus hetzelfde doel als bij een dressuurpaard: een ‘Happy Athlete’.
Jurylid Jan Thijs vertelt wat het jureren inhoud en legt het verschil tussen het nieuwe en het oude systeem uit:
Pilot jurysysteem
In 2016 is het pilot jurysysteem geïntroduceerd op Nationale concoursen, hierbij plaatsen de juryleden de paarden individueel. Er vindt dus geen overleg plaats tussen de juryleden, de plaatsing verschijnt vervolgens op een groot scherm. Hierdoor is de jurering transparanter en wordt er inzichtelijk welk jurylid welk paard op welke plaats zet. De juryleden worden gekoppeld aan een ‘schrijver’ die de plaatsing op een tablet invult, de omroeper heeft ook een tablet waarop de plaatsing binnenkomt. Wanneer elk jurylid de plaatsing heeft ingevuld, verschijnt de uiteindelijke gezamenlijke uitslag, die door de omroeper wordt verteld.
Oefening: Vragenlijst
0%
Wil jij weten of je de bovenstaande tekst goed hebt begrepen? Maak dan de onderstaande vragen en test jezelf!
De opleiding van het tuigpaard en trainingsmethodes
Africhting
Wanneer je geen of weinig ervaring hebt met het africhten van een jong (tuig)paard, laat dit dan over aan een professional! Zij hebben er verstand van en leiden je paard op een goede manier op, waardoor jij er straks veilig mee op pad kunt. Net als bij het zadelmak maken is goed betuigen ook cruciaal. Bij de africhting is het altijd handig om met zijn tweeën te zijn. De meeste paarden die aan de africhting beginnen, hebben (al een tijdje) geen tandartsbezoek gehad. Voordat er een bit wordt ingebracht is het dus belangrijk om de mond goed te laten controleren en waar nodig te laten behandelen. Zo voorkom je problemen bij de acceptatie van het bit, doordat het bit niet comfortabel in de mond kan liggen. Wanneer een paard door een tandarts is behandeld, maakt dit de africhting voor het paard en de trainer gemakkelijker. Vaak wordt er gestart met longeren aan een halster, dit kan bijvoorbeeld aan een enkele longe. Daarna kan je het paard laten wennen aan een bitje. Hierbij kan je een hoofdstel met trens gebruiken, waarbij je het halster onder of over het hoofdstel laat zitten. Op deze manier kan het paard vast wennen aan het bit, maar bevestig je de longe aan het halster. Vervolgens laat je het paard wennen aan een schofttuigje, dit is ook een voorbereiding op het betuigen. Het is mogelijk dat het paard hier de eerste paar keer op gaat bokken. Om te voorkomen dat het schoftje verschuift, kan je een touwtje bevestigen welke je aan de linkerkant aan het schoftje bevestigt, deze laat je onder de hals door lopen en bevestig je aan de rechterkant van het schoftje.
Overige tuigonderdelen accepteren
Als het paard het schoftje accepteert, kan de rugriem met staartriem worden bevestigd. Hier kan het paard op gaan knijpen of bokken. Wees dus voorzichtig met het bevestigen. Accepteert het paard dit ook, dan is het paard gewend aan de eerste tuigonderdelen. Vervolgens kan je steeds iets meer vragen, vaak wordt er dan gelongeerd met dubbele lijnen. Zo leren de paarden meteen dat er iets tegen hun benen aan kan komen. Dit alles helpt straks bij het betuigen: de strengen kunnen ook de benen raken en dan is het prettig als een paard aan dit gevoel gewend is. Door de dubbele longe kan je het paard ook vast wat leren sturen, door bijvoorbeeld regelmatig van hand te veranderen waarbij je duidelijk vraagt aan de kant waar je naar toe wilt en loslaat wanneer het paard die kant op gaat. Wanneer het paard het longeren snapt, kan je ook een hoofdstel met oogkleppen en een liverpoolstang gaan gebruiken, hierdoor ga je weer een stapje richting het betuigen.
Trainer Lambertus Huckriede vertelt hoe de tuigpaarden bij hem worden opgeleid:
Slepen
Dan kan je met het paard gaan slepen, hierbij wordt hij voor een rubberen mat of autoband gespannen. Het paard leert hierdoor trekken en het gevoel daarvan op de borst accepteren, daarbij het niet erg als hij een keer naar achteren slaat. Er kunnen geen ongelukken mee gebeuren, want op de band/mat kan het paard gewoon slaan. Ook hierbij is het handig wanneer je met z’n tweeën bent. De helper kan een longe bevestigen, waarbij hij kan ingrijpen mocht het paard er vandoor willen gaan. De andere persoon stuurt het paard via de leidsels.
Eerste keren voor de wagen
Bij de eerste keer is het belangrijk dat het inspannen snel maar ontspannen gebeurt, zodat het paard niet te lang hoeft stil te staan. Daarbij staat de helper voor het paard, waarbij er een longe kan worden bevestigd aan het bit. Bij professionals wordt er dan vaak meteen over de weg gereden, het paard leert direct om te gaan met het verkeer. Er kan veel rechtuit worden gereden, zodat er geen moeilijke wendingen nodig zijn, daarbij trekt het op het asfalt makkelijker dan in de wei of op het zand. De helper kan hierbij naast het paard mee rennen, terwijl hij de longe vasthoudt. De helper kan dan snel ingrijpen, wanneer dit nodig is.
De daaropvolgende keren kan de helper achterop de wagen gaan staan. Daarbij houdt hij de longe nog steeds vast en kan hij van de wagen springen en ingrijpen indien nodig.
Verdere opleiding
Wanneer het paard braaf voor de wagen loopt, dat wil zeggen het ‘gas’ en de ‘rem’ en het ‘stuur’ zijn redelijk goed bevestigd, kan er verder worden opgeleid. De aanleuning en nageeflijkheid worden belangrijker. Er kunnen wat meer wendingen worden gereden, zodat de stelling en buiging kan worden verbeterd. Daarnaast blijft longeren ook een belangrijk onderdeel na het betuigen. Het zorgt voor afwisseling, er kan bijvoorbeeld ook met balkjes worden getraind. Het is heel belangrijk dat paarden het werk aankunnen en er plezier in blijven houden, met name bij jonge paarden vraagt dat aan het begin veel gevoel bij het doseren van de arbeid die wordt gevraagd. Voor de wagen kan er nu ook wat meer worden geschakeld in tempo, zodat het paard sterker en gehoorzamer wordt. Daarnaast kan een trainer zo beter beoordelen of het paard kwaliteiten heeft als toekomstig concourspaard.
Hieronder volgt een artikel over de opleiding van het jonge (Friese) tuigpaard. Deze werkwijze is hetzelfde als bij het Nederlandse tuigpaard. Wil jij weten hoe een jong tuigpaard wordt opgeleid? Lees dan het artikel dat volgt uit de Phryso!
Lenigheid
Om de lenigheid te verbeteren kunnen veel wendingen worden gereden, daarbij kunnen voltes openen en sluiten ook goed werken. Ook kan je het paard laten overschenkelen. Hierbij gaan zijn benen 'scharen', hij moet eigenlijk 'pootje over' doen. Hierbij wordt er een kleine volte gereden, waarbij het paard zonder druk moet lopen. Het lichaam moet bijna recht blijven en heel iets buigen in de richting waar hij heenloopt. Dan kan hij het buitenachterbeen uiteindelijk over het binnenachterbeen plaatsen. Dit zal in het begin nog niet meteen lukken, maar hier kan langzaam naartoe worden gewerkt. Om dit te kunnen doen is veel kracht en lenigheid nodig en met deze oefening ontwikkel je dit ook, waar je in de verdere opleiding gebruik van kan maken.
Van klein naar groot bewegen
Om de kracht in het achterbeen te kunnen verbeteren is het belangrijk dat het paard ook in een lager tempo met een actief achterbeen kan lopen. Er kan bijvoorbeeld in een verzamelde draf worden getraind aan de ‘lange lijnen’. Hierbij loopt de trainer schuin achter het paard, waarbij het paard is opgetuigd met een hoofdstel, schoftje, rugriem en leidsels. De trainer heeft de leidsels en een zweep vast en laat het paard veel schakelen. Deze manier zorgt ook weer voor afwisseling in het werk van het paard. Bij een tuigpaard is het ook belangrijk dat je hem fris houdt. Wanneer het paard met veel kracht ‘klein’ kan bewegen, gaat het straks ook gemakkelijker met veel actie in een showdraf lopen.
Harry van Middelaar laat zien hoe hij aan de lange lijnen traint:
Wil jij meer weten over de verdere opleiding en training van het (jonge) tuigpaard? Lees dan het trainingsartikel met Harry van Middelaar hieronder:
In het onderstaande artikel vertelt Sybren Minkema hoe hij een (Fries) tuigpaard klaarstoomt voor de concoursen. Het artikel is verschenen in het magazine Phryso.
Trainingsmethode ringetjes/tuinslangetjes
Wanneer deze basis er in zit, kan de beweging verder worden getraind door bijvoorbeeld een paar minuten te rijden met ringetjes/tuinslangetjes om de benen. Dit kan of voor of achter, afhankelijk van waar het paard zijn beweging het meest moet ontwikkelen. Wanneer deze aan het voorbeen worden bevestigd, verandert het achterbeen vaak ook meteen mee. Het is belangrijk om zo’n training goed op te bouwen, met eerst een warming-up voordat er hulpmiddelen worden toegepast. Ook een cooling down en ontspanning erna is belangrijk. Er wordt dus maar kort getraind met ringetjes. Het paard gaat hierdoor met iets meer actie lopen en hij leert wat er moet gaan gebeuren in een showdraf. Het stimuleert de activiteit en is een manier om de reflexen van het paard te testen. Het gebruik van deze methode is alleen aan te raden, wanneer men verstand van zaken heeft. Wil jij dit graag proberen? Schakel dan de hulp van een professionele tuigpaardtrainer in!
Voorbereiding richting een concours
Op concours is het belangrijk dat het paard fris is en er ‘zin in heeft’. De optimale voorbereiding zal per paard verschillen, dit is dan ook een kwestie van uitproberen. Het geeft een mooie uitdaging voor de trainer om te kijken op welke manier er het beste kan worden toegewerkt naar een concours. Elk paard moet natuurlijk in een goede conditie en goed gegymnastiseerd zijn. Dan moet er individueel gekeken worden wat het beste werkt voor een paard. De een moet een dag van tevoren nog worden gereden, de ander gelongeerd en weer een ander heeft misschien juist een rustdag nodig.
Het klaarmaken op concours
Voordat het paard in de baan kan verschijnen is er veel voorbereiding nodig. Het paard hoort schoon en netjes getoiletteerd de baan in te gaan. Het paard wordt dus van tevoren gewassen, gepoetst, geschoren en ingevlochten. Ook het concourstuig wordt gepoetst en de concourswagen wordt schoongemaakt.
Vlechten
Thuis of op concours wordt het paard ingevlochten, hierbij worden kleine knotjes gemaakt in de manen. Bij het tuigpaard worden de knotjes van de manen afgemaakt met wolletjes. Vaak wordt dit gedaan met witte wol, als het concourstuig met koper is belegd, wordt er vaak voor gele wol gekozen. De voorpluk wordt voor een concours meestal ingevlochten zodat het hoofdstel makkelijker omgaat, maar daar gaat geen wol omheen.
Afmaken met wol
Knip een stukje wol af van ongeveer 15 cm. Vouw deze dubbel en draai om het knotje. Maak er een strikje in (net als bij een schoenveter) bovenop de manenkam. Zet alle strikjes op dezelfde plek. Houd dan de uiteindes naar boven en knip de wol overal op dezelfde lengte af. Zo krijg je mooie knotjes met wolletjes.
Poetsen
Voordat het tuig op het paard wordt gelegd wordt het paard gepoetst, het stof en vuil wordt zoveel mogelijk weggehaald zodat het paard optimaal kan worden voorgesteld. Ook kan het hoofd en eventueel het lijf afgenomen worden met babydoekjes met babyolie. Dit zorgt voor een nog aansprekender beeld. De staart wordt netjes uitgeborsteld en eventueel worden de hoeven ingevet. Zo ziet het paard er netjes en schoon uit en kan het tuig erop worden gelegd.
Optuigen en inspannen
Het concourstuig bestaat uit een aantal onderdelen namelijk het hoofstel, de leidsels, het borstuig, de strengen, het schoftje en de rugriem met een staartriem of staartbeugel.
Bij het menbewijs wordt deze volgorde van optuigen geleerd:
Omdat het concourstuig vaak net iets anders in elkaar zit wordt er vaak op een iets andere manier dan bij het menbewijs opgetuigd en ingespannen:
Manier:
Officieel: menbewijs
Gebruikelijk: tuigpaard
Situatie:
Paard staat vast of wordt vastgehouden.
Paard staat op vrachtwagen of in de trailer. Of staat hiernaast
Volgorde:
Borsttuig omdoen *
Schoftje opleggen
Binnensingel vastmaken
Rugriem bevestigen
Staartriem vastmaken en maat rugriem bepalen **
Strengen bevestigen aan borsttuig en over de rug van het paard leggen
Leidsels door leidselsleutel en leidselringen steken. Het uiteinde wordt opgestoken aan de leidselsleutels
* Het borststuk over het hoofd heen te draaien of door de halsriem los te maken. Bij het laatste voorbeeld kan de halsriem over de hals heen worden geslagen en worden vastgemaakt, dit voorkomt gedraai boven het hoofd wat spanning kan veroorzaken.)
** De richtlijn voor de maat is ongeveer een rechtopstaande vuist ruimte tussen de bevestigde rugriem en de lendenen.
*** Deze wordt pas vastgemaakt als het paard van de vrachtwagen af is.
**** Zo strak vast maken dat het hoofdstel niet kan afglijden, maar zo los dat het de ademhaling niet belemmert.
***** Neusriem vastmaken op ongeveer twee vingers onder het jukbeen en ongeveer één vinger ruimte tussen het neusbeen en de neusriem.
****** Kinketting met klok meedraaien, totdat alle slagen eruit zijn. De kinketting vastmaken aan de kinkettinghaak, ongeveer zo strak dat de stang een hoek met de mondspleet kan maken van 45 graden voordat de kinketting inwerkt.
Aandachtspunten
Op de vrachtwagen of trailer zijn de paarden meestal rustiger tijdens het optuigen, zorg wel dat er genoeg ruimte is tussen het paard en de wand. Wanneer het paard buiten de vrachtwagen of trailer wordt opgetuigd is het veiliger en handiger werken als het hoofstel vast in de trailer of op de vrachtwagen wordt omgedaan. Dit voorkomt dat het paard tijdens het omdoen van het hoofdstel los raakt. Ook kan het handig zijn om een touw aan de bril van de stang of aan het hoofdstel te bevestigen, dit houdt wat makkelijker vast dan aan de leidsels.
Bevestigen van de leidsels
In de tuigpaardensport is alleen een Liverpoolstang toegestaan. Dit bit mag kaal, bekleed met zeem of van rubber zijn.
Er zijn verschillende manieren om de leidsels te bevestigen aan deze stang. De rijder zal moeten uitproberen welke manier het beste past bij het paard dat hij presenteert. In de baan mogen de leidsels tijdens het opstellen op een andere manier worden vastgemaakt. Als je de stang in het hoofdstel bevestigt, dan moeten de ribbeltje (die je ziet op het mondstuk) van de stang naar voren wijzen. De kinketting moet net als de rest van het tuig aan de linkerkant worden bevestigd, let dus goed op of je de stang op de juiste manier vast maakt.
De meeste paarden worden voorgesteld op het eerste leidselgat. Dit wordt gezien als gangbaar, het tweede leidselgat geeft meer hefboomwerking dus meer inwerking van de hand en de kinketting. Op het derde leidselgat is de hefboomwerking het grootst, dit wordt in de praktijk zelden toegepast. De brug geeft minder hefboomwerking dan het eerste leidselgat en bij de bril is er geen hefboomwerking en werkt de kinketting niet of nauwelijks in.
Hieronder volgen een aantal foto's, waarbij de verschillende bevestigingswijzen zichtbaar zijn.
Inspannen
Ook voor het inspannen geldt een officiële volgorde, een een volgorde welke veel gebruikt wordt. Vaak staat iemand tijdens het inspannen recht voor het paard en houdt deze het paard vast aan beide leidsels of aan een touw.
Manier:
Officieel: menbewijs
Gebruikelijk: tuigpaard
Situatie:
Vaak wordt hierbij ingespannen door 1 persoon, waarbij een groom voor het paard staat.
Vaak wordt hierbij ingespannen door 2 personen, waarbij een groom voor het paard staat.
Volgorde:
Lamoen bevestigen in het lichtoog/ de brancardbeugel, eerst links dan rechts.
Linkerstreng bevestigen.
Rechterstreng bevestigen.
(de broek, bij de aangespannen sport niet toegestaan).
Buitensingel links bevestigen.
Buitensingel rechts bevestigen.
Eerst wordt de brancardbeugel tussen de twee uitstekende ‘stops’ ingebracht en vervolgens aangetrokken.
Dan worden de eventuele slagen uit de strengen gehaald, deze worden door de strengophouder heen gehaald en bevestigd aan de dissel.*
Vervolgens wordt de buitensingel aan beide kanten aangetrokken. Dit moet zo strak zijn dat het lamoen niet teveel op en neer kan bewegen, maar nog wel de benodigde speling houdt.
* De manier waarop dit gebeurt kan per rijder en concourswagen iets verschillen. In de strengen zitten aan het uiteinde een aantal gaten, waar de dissel doorheen past. Vaak wordt de dissel door het laatste gat gestoken met de punt richting het paard, dan wordt vervolgens de juist maat bepaald en door dit gat wordt de dissel ook gestoken. De streng zit dus dubbel bevestigd, vaak wordt er een leren touwtje in het gat (aan de buitenkant) gestoken naast de bevestigde strengen. Deze borgt de strengen.
Aandachtspunten
Ook met inspannen is de veiligheid heel belangrijk, degene die het paard vasthoudt zorgt ervoor dat het paard tijdens het inspannen goed blijft stil staan. Dit lukt vaak het beste door er recht voor de staan. De inspanners werken vlot en zorgvuldig door, het paard heeft oogkleppen op en kan dus schrikken van een onverwachtse aanraking. De tuigpaarden willen vaak graag aan het werk, controleer ook of je de streng meteen goed bevestigt. Of er geen slagen inzitten en of de buitenkant wel aan de buitenkant zit. Dan duurt het niet langer dan nodig is.
De toegestane hulpmiddelen met hun doel en toepassing
In de aangespannen sport zijn verschillende hulpmiddelen toegestaan, die het paard en de rijder ondersteunen om een goede prestatie neer te zetten. In de Aangespannen sportreglementen van de KNHS staat precies beschreven waar deze aan moeten voldoen, tijdens de inspectie door de jury wordt dit ook gecontroleerd.
Het doel van een opzetteugel is om wat meer invloed uit te kunnen oefenen op de hoofd-halshouding van het paard. Het kan bijdragen aan een meer opgerichte houding, bij bijvoorbeeld paarden die uit zichzelf ‘wat uit elkaar lopen’. Deze willen zich graag lang maken in het lichaam en vinden het lastig om het ‘frame’ te verkorten en meer te gaan verzamelen. Bij deze paarden gaat het gewicht vaak ook wat meer naar de voorhand, waardoor zij ‘van het achterbeen af lopen’. Het achterbeen treedt dan niet voldoende ver onder, maar maakt een ‘duwende’ beweging. Dit wordt in de sport niet graag gezien, de opzetteugel kan daarom als hulpmiddel worden gebruikt.
Benodigde onderdelen
Mondstuk (het opzetbitje)
Touwtje met aan beide uiteindes een stootje met een gesp.
Teugelstuk
Opzethaak op het schofttuig
Hoofdstel met leren lusjes links en rechts bij het frontdeel
Reglement
Het gebruik van een opzetteugel is toegestaan, als dit gebruikt wordt met een opzetbit. Het soort mondstuk mag worden gekozen, maar deze moet wel comfortabel zijn voor het paard. De opzet mag alleen bevestigd zijn wanneer het paard de baan binnenkomt en wanneer de paarden in draf mogen vertrekken. De groom moet de teugel dus losmaken als het paard staat opgesteld.
Aan het hoofdstel bevestigen:
Open de beide gespen van de stootjes van het touwtje. Zorg ervoor dat het teugelstukje in het midden zit en er geen slagen in het touwtje zitten. Haal het linkerstootje door het linker lusje aan het hoofdstel, doe dit ook met het rechterstootje bij het rechterlusje. Trek vervolgens beide stootjes door naar beneden. Pak het opzetbitje, maak het linkerstootje vast aan het linker bakstukoog en doe dit aan de rechterkant met het rechterstootje. Nu zit de opzet bevestigd aan het hoofdstel.
Gebruik
Wanneer het hoofdstel wordt ingedaan moet het opzetbitje eerst worden ingebracht en vervolgens de stang. Op die manier komt het bitje in de mond dus boven en een beetje achter de stang te liggen. Het bitje kan bijvoorbeeld van leer zijn, maar mag ook uit RVS bestaan. Als het hoofdstel om het hoofd van het paard zit, laat dan de touwtjes buiten de neusriem en de binnen de keelriem lopen. Het teugelstukje en het touwtje kan je in een knoopje aan de keelriem bevestigen. Wanneer het paard staat ingespannen en je de opzet wil vastmaken, kan je dit knoopje er zo uithalen. Dan begin je achter de oren van het paard en zorg je ervoor dat er geen slagen in het touwtje zitten. Ook moet het touwtje links en rechts op gelijke hoogte langs de manenkam lopen, dan haal je het touwtje onder de halsriem door en bevestig je het teugelstuk aan de opzethaak. Met het teugelstuk kan je vervolgens de maat bepalen.
Aandachtspunten
Voordat iemand de opzetteugel gaat gebruiken, is het belangrijk dat diegene verstand van zaken heeft. Dit hulpmiddel is alleen geschikt, wanneer deze door kundige mensen wordt gebruikt. Zorg ervoor dat alle slagen uit het touwtje zijn en het opzetbitje zacht genoeg is en recht in de mond ligt om ongemak te voorkomen. Ook is het belangrijk dat de opzetteugel onder de halsriem doorloopt en zo recht mogelijk langs de manenkam loopt. Anders kan de teugel bijvoorbeeld de stelling van het paard beïnvloeden. Tijdens de inspectie mag de opzet niet bevestigd zijn, deze moet voordat de combinatie mag afrijden worden bevestigd. Er wordt liever gezien dat er zonder opzet wordt gereden, dat geeft aan dat het paard een hogere africhtingsgraad heeft dan een paard met opzet.
Staartbeugel en oordoppen
Doel
Door het gebruik van de staartbeugel, wordt de staart als het ware ‘gelift’, dit zorgt voor meer uitstraling.
Benodigde onderdelen
Lepel (waar de staart in komt te hangen)
2 stoten (die vastgemaakt worden aan het uiteinde van de rugriem)
Reglement
Het gebruik van een staartbeugel is toegestaan, wanneer deze niet hoger is dan twintig centimeter. Ook moet het model en de bekleding ervoor zorgen dat het comfortabel zit voor het paard. De staart moet vrij in de beugel rusten en mag dus niet worden vastgebonden.
Toepassing
De staartbeugel (ook wel staarthekje/staartlepel genoemd) is net als een staartriem bevestigd aan de rugriem. De staart moet door de opening worden gehaald en rust in de beugel.
Aandachtspunten
De beugel moet recht zijn, zodat de staart ook recht rust. De staartharen moeten glad zijn en is het belangrijk dat er geen haren dubbel zitten, dit kan zorgen voor irritatie. Ook is het belangrijk dat de rugriem op de juiste maat zit, anders kan de beugel te strak of te los zitten. Een manier om de juiste maat de controleren, staat beschreven in het hoofdstuk ‘Optuigen’.
Oordoppen
Doel
Door het gebruik van oordoppen, wordt het draaien van de oren voor een deel begrensd. Dit geeft een sympathieker beeld, de oren kunnen namelijk niet meer helemaal naar achteren worden gedraaid.
Benodigde onderdelen
Oordoppen bekleed met schuimrubber en afgedekt met zachte stof
Een buigzame verbinding naar beide oordoppen bevestigd aan het frontdeel, de uiteindes hiervan zijn bekleed.
Reglement
De maximale doorsnede van de oordoppen is 3,5 centimeter. Het binnenste deel (dat in het oor gaat) moet bekleed zijn met schuimrubber en afgedekt zijn met zachte stof. De verbinding tussen de rechter- en linkeroordop moet bestaan uit buigzaam draadmateriaal, waarbij de uiteinden ook zijn bekleed met stof. De verbinding moet zo aan het frontdeel zijn bevestigd dat er nog naar links en rechts geschoven kan worden. Het frontdeel mag daarbij niet bevestigd zijn aan de windriemen.
Toepassing
De oordoppen zitten dus bevestigd aan het frontdeel, de oordoppen moeten één voor één in de oren worden bevestigd. De stand van de oordoppen hoort zo te zijn dat de oren nog wel opzij, maar niet naar de achteren kunnen draaien.
Aandachtspunten
De bekleding van de oordoppen is erg belangrijk om het comfortabel te maken. Ook de stand waarin de oordoppen staan is belangrijk, om te voorkomen dat de oren niet te overdreven naar voren staan.
Verzwaard beslag
Doel
Het doel van het verzwaarde beslag is om bij te dragen aan een rustige bewegingsafloop. De passen worden hierdoor meer verheven en minder snel. Het paard wordt geholpen om niet te vlug te gaan lopen.
Benodigde onderdelen
Tegenijzer (dubbelijzer)
Moersleutel
Eventueel tussenzooltje/rubbertje voor tussen het basis- en het tegenijzer
Bouten met ringetjes
Voorwerp om de kalkoengaten schoon te maken (bijv. een Kalkoengatreiniger)
Reglement 2017
Het verzwaarde beslag is alleen toegestaan wanneer het basisbeslag (enkele ijzer) niet dikker is dan twaalf millimeter. Een eventueel tussenzooltje of rubbertje mag niet dikker zijn dan 5 millimeter. Het tegenijzer (dubbelijzer) moet van kunststof of aluminium zijn en maximaal 18 millimeter. Als het tegenijzer van ijzer is mag deze maximaal 12 millimeter zijn. Het totale beslag mag niet dikker dan 35 millimeter zijn.
In het basisbeslag worden drie gaten gemaakt, twee net als bij kalkoengaten (dus links en rechts op de takken van het ijzer). Het derde gat wordt voorin het ijzer gemaakt, zodat een tegenijzer bevestigd kan worden. Net zoals bij kalkoenen moeten de gaten eerst worden schoongemaakt, dit kan bijvoorbeeld met een kalkoengat reiniger. Het tegenijzer wordt vervolgens op het basisijzer gelegd waarbij er bouten met daar omheen ringetjes worden gedraaid om het ijzer te bevestigen. In het linker of rechtergat wordt als eerste een bout gedraaid met behulp van een moersleutel, vervolgens worden er bouten in overige twee gaten gedraaid.
Aandachtspunten
Gebruik niet teveel gewicht, zodat de belasting op het beenwerk niet te groot wordt. Ook bij dit hulpmiddel is het belangrijk dat het gebruikt wordt door mensen met verstand van zaken. Bij het bevestigen draai je eerst de linker en rechterbout in. Vervolgens bevestig je de bovenste bout, zodat het ijzer zo snel mogelijk stabiel ligt. Bij het verwijderen doe je het precies andersom. Eerst de bovenste, dan de linker en rechterbout.
Gelijke prestaties
Bij een gelijke prestatie wordt er gekeken naar de graad van africhting. Een hogere graad wordt hoger gewaardeerd door de jury en dus ook hoger geplaatst. Paarden die dus zonder hulpmiddelen worden voorgesteld, worden boven de paarden met hulpmiddelen geplaatst. Hoe minder hulpmiddelen hoe hoger de africhtingsgraad.
De voorbereiding op de keuringsdag begint al weken en soms maanden van tevoren. Op de keuring moet het paard zijn bewegingen laten zien, maar ook netjes stil kunnen staan zodat de jury het exterieur goed kan beoordelen. Laat het paard in de periode voorafgaand aan de keuring rustig wennen aan wat hem op de keuringsdag te wachten staat. Zo kan het paard zich zo best mogelijk laten zien.
Wanneer het paard helemaal groen is en niets kent kun je hier wel zes tot acht weken voor uittrekken. Vooral in de eerste paar weken is het makkelijk als je met zijn tweeën bent. Bijvoorbeeld om het paard te leren om met je mee te lopen aan een touwtje, als iemand achter het paard loopt is de kans groter dat hij met je mee wil lopen. De persoon achter het paard kan het paard iets aanmoedigen, zodat het leert netjes en actief naast je mee te lopen. Wanneer het paard nog niet op ijzers staat, kan het zo zijn dat de hoeven er niet optimaal uitzien. Vaak krijgt een paard door ijzers een mooiere bewegingsafloop, de voorvoeten willen tuigpaardtrainers vaak wat langer en hoger dan de achtervoeten. Dit kan het paard helpen om spectaculair te kunnen bewegen. Het beslaan moet je zo plannen dat het paard ongeveer een week voor de keuringsdag voor het laatst nieuwe ijzers krijgt. Bij jonge paarden is het namelijk belangrijk dat zij tijdig kunnen wennen aan hun ijzers.
De Basis
Het is belangrijk dat het paard een basisopleiding heeft doorlopen, voordat er echt kan worden getraind. Deze basisopleiding bevat onder andere: meelopen aan een touwtje, borstelen, vastzetten, afspuiten, scheren, wassen en op transport. Als het paard hier goed aan gewend is, dan gaat de rest van de opleiding hem makkelijker af. Ze kennen de omgang met de mens dan al, waardoor deze hem vertrouwen kan geven in nieuwe situaties. De mens wordt leider van het paard, zoals de kudde in het wild een leider had. Het doel van de training is om de sterke punten van het paard te benadrukken en de mindere punten te verbeteren.
De basis van het keuringsklaar maken is bij een onbeleerd paard hetzelfde als wanneer je een paard gaat africhten om voor de wagen te kunnen lopen. Dit kan je lezen in het hoofdstuk africhting.
Ontspanning
Het longeren is een belangrijk deel van de training. Hierbij is ontspanning erg belangrijk, het paard moet eigenlijk leren om ontspannen zijn spieren aan te spannen en dus arbeid te verrichten. Zo worden de juiste spieren sterker gemaakt. Vaak is laag bijzetten een handige manier om ervoor te zorgen dat de hals rond wordt gemaakt en aangespannen. Dit alles in een rustige, maar actieve draf. Dus met genoeg afdruk, zonder een te hoog tempo. Het longeren zelf hoeft helemaal niet lang te duren, in het begin is tien minuutjes lang genoeg. Vergeet ook zeker niet dat rustdagen erg belangrijk zijn, vooral bij de jonge paarden. Hoe lang het longeren moet duren en hoeveel rust een paard moet krijgen is per paard anders, de trainer moet hier gevoel voor ontwikkelen.
Conditie
De conditie van het paard is een belangrijk aandachtspunt bij het keuringsklaar maken, daar wordt niet alleen uithoudingsvermogen mee bedoeld. Vooral hoe hij eruit ziet, je wilt absoluut niet met een te dik of te dun paard op de keuring verschijnen. Naast de training is dus ook de voeding van belang, er moet een goede balans zijn tussen het basisrantsoen: ruwvoer en de aanvulling: het nodige krachtvoer. Dit zal per paard ook verschillend zijn, het ene paard mag wat voorwaartser en zal je wat meer krachtvoer geven dan een paard dat erg voorwaarts is van zichzelf. Ook is het belangrijk dat het paard er op de juiste manier gespierd uitziet, hiervoor is naast de juiste training ook de voedingsconditie ondersteunend.
Weten wat de bedoeling is
Ook het rondstappen, draven aan de hand en het opstellen voor de jury kan je thuis al regelmatig oefenen. Hierdoor weet het paard al wat de bedoeling is en is de kans groter dat hij op de keuring een goede indruk maakt. Dit kan je eerst thuis oefenen en later op vreemd terrein. Op een vreemd terrein kan je zien hoe het jonge paard reageert in een vreemde omgeving. Het transport: het laden en lossen van de vrachtwagen/trailer en het reizen oefen je hier meteen mee. Deze onderdelen kosten veel energie als het paard er gespannen van wordt. Hoe vaker hij al mee is geweest, hoe minder spanning er bij zal komen en hoe minder energie het paard daaraan kwijt zal zijn. Hij kan dan meteen wennen aan ‘alleen’ zijn, zonder soortgenoten die hem gezelschap houden. Wanneer het paard tijdens het transport wat gespannen blijft, kan een maatje hem juist helpen om wat rustiger te blijven. Dit maatje kan ook meereizen naar de keuringsdag.
Wil jij weten hoe een professionele trainer zijn paarden voorbereidt op de keuring? Lees dan het artikel hieronder met Jasper van Manen!
Oefening: Keuringsklaar maken
0%
Je hebt net het artikel van Jasper van Manen over het keuringsklaar maken gelezen. Beantwoord de volgende vragen die over dit artikel gaan.
Op de keuring, maar ook op de concoursen wil je natuurlijk dat het paard er zo optimaal mogelijk uitziet. Netjes toiletteren en scheren is daarom erg belangrijk! De manen kunnen worden getrokken of geknipt tot ongeveer een handbreedte lang. Wanneer de manen te dik zijn voor mooie knotjes, kan je deze ook wat uitdunnen. Heeft het paard een hele dunne hals, maak dan de knotjes wat dikker, zodat deze er meer ontwikkeld uit ziet. Heeft een paard juist een wat dikkere korte hals, maak dan meerdere dunne knotjes, zodat er wat meer lengte in lijkt te zitten.
Staart
De staart wordt bij een tuigpaard vaak opgeschoren, waarbij de zijkanten worden weggeschoren tot waar de staartwortel dunner wordt. Er wordt eerst van bovenaf langs de zijkant met de haren mee geschoren naar beneden toe. Vervolgens kan je hetzelfde stuk tegen de haarrichting in naar boven scheren voor een glad resultaat. De onderkant van de staart kan je recht afknippen of scheren. Maak de staart niet te kort, doordat het tuigpaard op de keuring vaak zijn staart omhoog houdt blijft er te weinig lengte over. Dit is ook bij de concourspaarden belangrijk, omdat de staart in de staartbeugel omhoog wordt gelift. Knip of scheer de staart tot ongeveer halverwege het pijpbeen.
Benen
Ook worden de benen voor een deel geschoren, wanneer een paard vier ongeveer gelijke witte benen heeft haal je al het witte weg. Als dit niet het geval is wordt er vanaf onderaan tot ongeveer de voorknie of het spronggewricht weggehaald. Wil je de benen wat langer laten lijken? Scheer dan wat meer haar weg. Heeft het paard heel teer beenwerk? Dan kan je minder weghalen, bijvoorbeeld door alleen de vetlok verwijderen.
Hoofd
De neusharen en de haren op de onderlip kan je met een tondeuse korter maken, zorg er wel voor dat er genoeg lengte overblijft in verband met het welzijn. De langere haren langs de kaaklijn worden ook korter gemaakt, dit kan je doen door het tondeuse op de kop te houden en met de haren mee naar beneden te laten lopen. Wanneer het paard een wat dikkere onderkaak heeft, kan deze helemaal kaal worden geschoren, hierdoor oogt het hoofd wat fijner. De lange haren rondom de ogen kunnen ook op gelijke hoogte korter worden geschoren. De oren kan je beter niet helemaal uitscheren in verband met het welzijn, deze kan je voor een deel ‘uitlepelen’. Je houdt hierbij het oor vast en plaatst de tondeuse tegen de binnen zijkant en scheert naar beneden tegen de haren in. Dit doe je vervolgens ook aan de andere binnen zijkant. Dan kan je de buitenkant van de oren helemaal scheren. Bij het kopstukje (waar het halster en hoofdstel achter de oren liggen) kan ook ongeveer 5 centimeter worden weggeschoren. Zo krijg je een duidelijke scheiding tussen de voorpluk en de manen, waar het halster en het hoofdstel comfortabel kunnen liggen.
Het lineair scoreformulier
Zoals in het basisdeel al werd genoemd, wordt er op een stamboekkeuring lineair gescoord. Het paard wordt in feite vergeleken met het gemiddelde van zijn populatie. Het scoren gebeurt aan de hand van het lineaire scoreformulier, wat bestaat uit twee delen. Deze delen staan ook wel bekend als onderbalk en bovenbalk. Dit formulier geeft informatie aan de fokker over zijn merrie ten opzichte van de populatie. De fokker kan op de hengstendatabase een hengst zoeken die de mindere eigenschappen van zijn merrie kan verbeteren en de sterke kan verankeren.
De onderbalk
De onderbalk van het lineair scoreformulier bevat een groot aantal exterieur- en bewegingskenmerken, waarmee een gedetailleerde beschrijving van het paard kan worden weergegeven. Per functioneel kenmerk wordt door de jury tijdens de keuring aangegeven of het paard in het gemiddelde van de populatie zit of daarbuiten valt. Een functioneel kenmerk heeft een relatie met het beoogde fokdoel, namelijk het fokken van een duurzaam ereklasse paard. De onderbalk bevat bij het tuigpaard 18 exterieurkenmerken en 6 bewegingskenmerken.
De normaalverdeling
De normaalverdeling is een manier om waarden te verdelen. Dit wordt symmetrisch gedaan, waardoor een klokvormige verdeling zichtbaar wordt. De beoordeling is gebaseerd op een 9 punts normaalverdeling van A t/m I er wordt gekeken of het kenmerk normaal of opvallend aanwezig is. De letters D, E en F staan daarbij voor het gemiddelde, dit bevat 68% van alle KWPN-tuigpaarden. Bij bijvoorbeeld het onderdeel front, zal een gemiddeld front met D, E of F worden beoordeeld. Weinig front met G of H en veel front met B of C. De echte uitschieters A en I zullen in de praktijk zelden worden gebruikt. 95% van de KWPN-tuigpaarden valt tussen B en H in. Door de verdeling kan ieder kenmerk objectief worden beoordeeld. Daarbij is het belangrijk dat de beoordelaar een betrouwbaar beeld heeft van het gemiddelde KWPN-tuigpaard, dit ontwikkelt een jury door veel paarden te beoordelen aan de hand van het scoreformulier. De categorieën D, E, F (68% van het totaal) kunnen door ontwikkeling door de jaren heen wat veranderen. Een hoofd-halsverbinding dat tien jaar gelezen als licht werd gescoord, zou nu best als gemiddeld kunnen worden ervaren. Bij sommige kenmerken staat een gemiddelde score voor 'correct', zoals bij de kootstand en stap.
De bovenbalk
Als de kenmerken zijn geobserveerd en beschreven in de onderbalk, kan het paard in zijn totaal worden gewaardeerd. Dit gebeurt met de bovenbalk, waar punten voor het exterieur en de beweging worden gegeven. Hierbij staat de vraag centraal: Waar staat het paard ten opzichte van het fokdoel? Werken de geconstateerde kenmerken door in het totale functioneren en bewegen, worden ze gecompenseerd of misschien versterkt? Hier wordt vervolgens een score aan verbonden, waardoor het paard al dan niet stamboekwaardig is en bij een voldoende score een sterpredicaat krijgt.
Registratie
De ingevulde scoreformulieren worden bij het KWPN geregistreerd en verwerkt in fokwaarden, waaruit inzichtelijk wordt per hengst, welke kenmerken zij sterk of minder sterk vererven. Deze gepubliceerde fokwaarden, maken het voor een fokker makkelijker om een geschikte hengst te selecteren voor zijn merrie. Voor de totale fokkerij zijn de onderbalkgegevens (zie basisdeel onderbalk) belangrijk, om de ontwikkeling in de populatie weer te geven. Voor de individuele eigenaar zijn vooral de bovenbalkcijfers van belang, welke aangeven of het paard stamboekwaardig of zelfs met het sterpredicaat zal worden ingeschreven.
De keuringsdag
Op de keuringsdag zijn er een aantal vaste dingen die moeten gebeuren. Uiteraard moet het paard ook hiervoor worden ingevlochten, gewassen, geschoren en gepoetst. Hoe je dit doet kun je lezen in de hoofdstukken: ''Het klaarmaken op concours'' en ''toiletteren en scheren''.
De paarden die op de keuringsdag verschijnen moeten voorafgaand aan de aanvang van de keuring worden aangemeld. Hierbij krijgt de aanmelder per paard in tweevoud een hoofdstelnummer, welke links- en rechts aan de zijkant van het hoofdstel worden bevestigd. Dit wordt meestal met tie rips gedaan. Zo kunnen de paarden gemakkelijk aan de informatie in de Catalogus worden gelinkt. In de groep wordt ook rondgestapt op Catalogus volgorde.
Bij de paarden die worden aangeboden voor stamboekopname of voor de eerste bezichtiging wordt eerst de stokmaat opgemeten. Hierbij moet het paspoort worden laten zien en wordt het chipnummer afgelezen. De paarden worden vervolgens eerst op een harde ondergrond beoordeeld op exterieur, stap en draf. Bij de tuigpaarden wordt de draf daarna aan de hand beoordeeld op een gras- of zandbaan.
Wil jij weten hoe de jury een paard beoordeelt op de keuring? Kijk dan naar het onderstaande filmpje, waarin een tuigpaard wordt voorgesteld op een harde en zachte ondergrond. Ook de manier waarop een veulen in beweging wordt gekeurd is zichtbaar.
Soorten keuringen
Er zijn veel verschillende keuringen voor KWPN-(tuig)paarden.
Veulens kunnen meedoen aan de Veulenkeuring(VK), waarbij zij worden gekeurd. De Nationale Veulenkeuring (NVK) is een show en keuring van veulens, waarbij de nationale kampioenen worden bepaald.
Onderstaande keuringen zijn er voor tuigpaardmerries:
Als een je een merrie wilt laten opnemen of registreren in het Stamboek dan kun je haar aanbieden op de Stamboekkeuring(SK). Wanneer je graag wilt dat je merrie nog een predicaat krijgt, ga je naar de Predikaatkeuring(PK). Op de Centrale Keuring(CK) worden er predicaten verleend en worden er paarden afgevaardigd naar de Nationale Tuigpaarden Dag. Op de Nationale Tuigpaarden Dag(NTD) vindt er een keuring en show plaats, waarbij de Nationale kampioenen worden bepaald. De Nakeuring is een extra keuringsdag voor merries die vanwege omstandigheden zijn doorverwezen, door bijvoorbeeld ziekte. De Herkeuring is een extra keuring voor merries, waarbij de eigenaren het niet eens zijn met de huidige score.
Een veulen moet tijdens de keuring minimaal één maand oud zijn. Deze moet bij het KWPN geregistreerd zijn in het register A of Veulenboek als tuigpaard of Gelders paard (mits één van de ouders als tuigpaard staat geregistreerd). Een veulen komt in het register A als deze bijvoorbeeld als vader een goedgekeurde grote maat Hackneyhengst heeft en als moeder een geregistreerd tuigpaard.
Op de keuring wordt per veulen het exterieur en de beweging beoordeeld volgens de keuringsstandaard van het KWPN-tuigpaard en vergeleken met de andere veulens. De veulens worden op basis daarvan geplaatst op kwaliteitsvolgorde en eventueel uitgenodigd voor de CK of NVK. De moeder wordt aan de hand voorgebracht en het veulen loopt ernaast. De aangemelde veulens worden in groepen ingedeeld, de groep (maximaal 15) stapt eerst gezamenlijk rond. Daarna vindt de individuele beoordeling plaatst op exterieur, stap en in draf, waarna de groep weer gezamenlijk gaat rondstappen en de plaatsing wordt verteld.
Nationale Veulenkeuring (NVK)
Hier mogen veulens heen die zijn uitgenodigd tijdens een Centrale Keuring.
Stamboekkeuring (SK)
Voor de SK moeten merries in het jaar van keuren minimaal 3 jaar worden en bij het KWPN of KWPN-North America geregistreerd staan. Dit kan in het Veulenboek, register A of bij een erkend stamboek dat overeenkomt met het fokdoel (American Saddlebred of Hackney).
Er worden tijdens de SK een aantal vaste stappen doorlopen: de identiteit wordt gecontroleerd (signalement, gebit), de stokmaat wordt bepaald en soms wordt er een haarmonster afgenomen om het DNA te controleren. Daarna vindt een individuele keuring aan de hand plaats, waarbij exterieur, stap en draf op een verharde baa worden beoordeeld. Daarna worden de paarden aan de hand voorgevracht in een gras- of zandbaan, waarbij de beweging wordt gescoord. Er volgt een gezamenlijke groepskeuring in stap en de plaatsing wordt bekendgemaakt.
Het lineair scoreformulier wordt per paard ingevuld, waarna een waarderingscijfer volgt. Het cijfer wordt op een schaal van 0-100 gegeven voor exterieur, beweging en algemene indruk. De bovenbalkcijfers worden voor doorverwezen tuigpaarden naar de Centrale Keuring, pas op de CK definitief vastgesteld.
Centrale Keuring (CK)
Aan CK’s kunnen veulens, tweejarige merries en stamboek-keur-of elitemerries uit de fokrichting tuigpaard deelnemen. De veulens worden afhankelijk van het regiobeleid of uitgenodigd vanuit een andere keuring of kunnen vrij worden opgegeven. De merries dienen minimaal twee jaar oud te worden en zijn geregistreerd in het veulenboek of register A. Stamboekmerries, keurmerries en elitemerries uit de mogen meedoen. Stamboekmerries die in het jaar dat ze worden opgegeven voor de CK ster zijn geworden, moeten in dezelfde regio naar de CK als waar ze de SK of PK hebben gelopen.
Nationale Tuigpaardendag (NTD)
De voorwaarden voor deelname aan de NTD wordt uitgewerkt in het Meriekeuringsbesluit tuigpaard op de site van het KWPN. Vaak worden paarden op een CK uitgenodigd op de NTD voor de Nederlandse Kampioenschappen. Per paard wordt het exterieur en de beweging en de algemene indruk beoordeeld en vergeleken met de andere paarden. Op basis daarvan worden de paarden op kwaliteitsvolgorde geplaatst.
Predicaatkeuring (PK)
Stamboekmerries kunnen deelnemen aan een PK als zij geregistreerd staan in de fokrichting tuigpaard. De procedure is hetzelfde als bij de stamboekopname, alleen de controle van het signalement en het gebit vindt niet meer plaats. Ook worden er geen onderbalkcijfers meer gegeven. Per paard vindt er een waarderingscijfer plaats op schaal van 0-100 voor de kenmerken exterieur, beweging en algemene indruk.
Predicaten
Zoals in het basisdeel is beschreven kan een tuigpaardmerrie verschillende predicaten behalen. Hieronder worden deze nogmaals beschreven met de bijpassende voorwaarden. Het predicaat PROK staat voor: Project Röntgenologisch Onderzoek KWPN, hierbij wordt gekeken of het paard over een goede botkwaliteit beschikt. En IBOP betekent Individueel Bruikbaardheid Onderzoek Paarden, dit zegt iets over de aanleg van het paard.
Stamboekopname
(op Stamboekkeuring)
Exterieur: ≥50 punten
Stokmaat: ≥1.58 m
Beweging ≥50 punten
Ster
(op Centrale Keuring)
Exterieur: ≥68 punten
Stokmaat: ≥1.60 m
Beweging ≥68 punten
Exterieur en beweging samen ≥140 punten
IBOP-tuig
IBOP: gemiddeld minimaal een 6 voor de dressuuronderdelen en 75 punten voor het showgedeelte
Alternatieve IBOP: minimaal 75 punten in twee proeven
Sport-tuig
Minimaal 100 winstpunten in enkelspan (damesnummer telt niet)
Keur
Sterpredicaat
IBOP-tuig of Sport-tuig of in 1 seizoen ≥ 25 winstpunten of in maximaal 3 seizoenen ≥50 winstpunten (in enkelspan, zonder damesnummer)
Elite
Keurpredicaat
PROK-predicaat
Preferent
≥ 3 bij het KWPN geregistreerde nakomelingen met ster-, keur-, of elitepredicaat. Of minimaal aangewezen voor 2e bezichtiging of goedgekeurd bij een KWPN erkend stamboek.
Prestatie
KWPN-geregistreerd
≥3 nakomelingen met gezamenlijk minimaal 5 punten verdiend via aanlegtesten of sport.
Predicaten bij hengsten
Zoals in het basisdeel te lezen is is de hengstenselectie erg belangrijk voor een stamboek. Ook hengsten kunnen in aanraking komen voor predicaten, deze worden door de hengstenkeuringscommissie verleend.
Het sterpredicaat kan worden verdiend door (her)keuring tijdens de eerste bezichtiging. Daarvoor gelden verschillende criteria de hengsten moeten in het veulenboek in de fokrichting tuigpaard zijn geregistreerd bij het KWPN. De stokmaat moet minimaal 1.60 meter zijn, tijdens de eerste bezichtiging moeten minimaal 68 punten voor exterieur behaald zijn. Tijdens dezelfde eerste bezichtiging zijn minimaal 68 punten voor beweging behaald. Het exterieur en de beweging samen moet goed zijn voor minimaal 140 punten.
Wanneer je met een register A-hengst verschijnt komen er aanvullende eisen bij. De hengst moet hebben voldaan aan de Röntgenologische normen, tenzij zijn vader hier aantoonbaar aan heeft voldaan. De hengst moet een normaal gebouwd en functionerend ademhalingsapparaat hebben en vrij zijn van cornage, tenzij zijn vader hier aantoonbaar aan voldaan heeft. De hengst is geslaagd voor een aanlegtest in de fokrichting tuigpaard of heeft een sportprestatie geleverd. Tenzij zijn vader aantoonbaar heeft gepresteerd in de Ereklasse en een bewezen vererver is.
Wanneer hengsten zijn goedgekeurde hengsten kunnen zij ook predicaten behalen. Het keurpredicaat kan worden toegekend wanneer de eerste jaargang met nakomelingen minimaal zeven jaar is. Het exterieur en de sportvererving onderscheiden zich positief. De hengst heeft een sportindex vanaf 140 met een betrouwbaarheid van minimaal 80%. Dit predicaat kan ook toegekend worden als de hengst al is overleden (postuum).
Het preferentpredicaat kan worden toegekend aan keurhengsten wanneer de eerste jaargang nakomelingen minimaal elf jaar oud is. Vererving van vrouwelijke én mannelijke nakomelingen en sportvererving zich positief onderscheiden. Als de hengst een sportindex heeft vanaf 140 met een betrouwbaarheid van minimaal 85%. Het predicaat preferent overschrijft dus het predicaat keur en kan ook postuum worden toegekend.
Oefening: Vragenlijst predicaten
0%
Hierna volgen een aantal vragen over de verschillende predicaten die een tuigpaard kan krijgen.
In de fokkerij wordt er gebruik gemaakt van de wetmatigheid dat de erfelijke aanleg van een dier voor 50% van zijn vader en voor 50% van zijn moeder komt. Het DNA, dat door beide ouders wordt doorgeven aan de nakomeling, bevat de erfelijke eigenschappen.
Genen: een gen is een bepaald stukje DNA met erfelijke eigenschappen dat een kenmerk beïnvloedt. Er zijn bijvoorbeeld genen die erfelijke aanleg voor groei bevatten of voor afweer tegen ziektes. Alle genen komen op beide DNA-strengen een keer voor, maar deze genen kunnen van elkaar verschillen.
In deze afbeelding is te zien dat een gen een bepaald stukje DNA is.
Allelen: verschillende varianten van een gen worden allelen genoemd. Allelen beïnvloeden kenmerken en bepalen het uiteindelijke resultaat, bijvoorbeeld de kleur van een paard.
Homozygoot: zoals hierboven staat komt elk gen twee keer voor. Wanneer voor beide genen hetzelfde allel van vader en moeder is doorgegeven is de nakomeling homozygoot voor dat gen.
Heterozygoot: wanneer de nakomeling twee verschillende allelen heeft gekregen van een gen, is het dier heterozygoot.
Hier wordt het nog eens met kleurtjes weergegeven, de allelen zijn bovenaan hetzelfde en onderaan verschillend.
Dominantie: het allel dat overheerst en ot uiting komt in een heterozygoot wordt dominant genoemd
Recessief: een recessief allel komt niet tot uiting in een heterozygoot individu, omdat dan het dominante allel overheerst. Alleen als het dier homozygoot recessief is komt het recessieve allel tot uiting
Co-dominantie: als het individu heterozygoot is voor een gen, welk allel moet er dan tot uiting komen? Bij co-dominantie komen beide allelen in dezelfde mate tot uiting. Bijvoorbeeld bij een bloem: rood en wit wordt roze.
Kwalitatieve eigenschappen: door één of enkele genen aangestuurd, bijvoorbeeld kleur. Dit wordt altijd overgeërfd en het milieu heeft er geen invloed op.
Kwantitatieve eigenschappen: deze kenmerken zijn vaak voor fokkers interessanter. Ze worden bepaald door een groot aantal genen, voorbeelden zijn o.a. het exterieur en de sportaanleg. Deze kenmerken vererven niet volledig en er wordt gesproken over een 'mate van vererving'. De uiting van de genetische aanleg wordt mede door milieu-omstandigheden bepaald. Bijvoorbeeld: een paard kan veel sportaanleg hebben, maar bij een slechte trainer zal die aanleg nooit tot zijn recht komen.
Enkelvoudige of meervoudige kenmerken
Sommige kenmerken worden door één gen beïnvloed, deze worden enkelvoudig genoemd. Voorbeelden van deze kenmerken zijn kleur en erfelijke gebreken. Andere kenmerken worden door meerdere genen beïnvloed en worden meervoudig genoemd. Voorbeelden hiervan zijn groei en vruchtbaarheid.
Erfelijkheidsgraad
De erfelijkheidsgraad is een maat voor hoe erfelijk een kenmerk is. Het geeft aan welk deel van het verschil tussen paarden veroorzaakt wordt door genetische aanleg en welk deel door milieu-invloeden. Voor sommige kenmerken zijn de milieu-omstandigheden belangrijker dan de genetische aanleg. Voor de fokkerij is het van belang om te selecteren op die genetische aanleg, want dat is erfelijk en kan dus worden doorgegeven aan een nakomeling. Dit is voor bijvoorbeeld schofthoogte makkelijker te meten dan voor vruchtbaarheid. Selecteren op schofthoogte geeft dan ook sneller resultaat in volgende generaties. De erfelijkheidsgraad wordt aangegeven met minimaal 0 (niet veroorzaakt door genetische aanleg) en maximaal 1 (alleen veroorzaakt door genetische aanleg).
Genetische variatie
Genetische variatie is onder andere nodig om vooruit te kunnen in de fokkerij, er kan namelijk geselecteerd worden op paarden die dat kenmerk dat je wilt verbeteren positief laten zien. Wanneer er te weinig variatie is kan er bijna niet geselecteerd worden, omdat het genetisch materiaal (te) veel op elkaar lijkt.
Inteelt
Inteelt is het paren van verwante dieren, dus dieren die één of meerdere gemeenschappelijke voorouders (in hun stamboom) hebben. Inteelt geeft de genetische variatie aan binnen een dier. Inteelt hoeft geen gevolgen te hebben voor een individu, maar kan voor de populatie een sluipmoordenaar zijn. Recessief aanwezige genetische afwijkingen kunnen sneller aan de oppervlakte komen bij het paren van familieleden. Want de kans is groter dat hetzelfde allel van beide ouders bij elkaar komt. Hierdoor is de kans groter dat sommige allelen verdwijnen, waardoor er minder genetische diversiteit ontstaat. Het KWPN wil alle erfelijke gebreken monitoren om mogelijke trends te kunnen ontdekken.
Een voordeel van inteelt kan zijn dat goede eigenschappen in een nakomeling kunnen verankeren, maar dit geldt net zo goed voor de negatieve eigenschappen. Bij inteeltdepressie treedt er algemene achteruitgang van het ras op. Hierbij wordt het ras bijvoorbeeld kleiner of minder vruchtbaar.
Verwantschap
De verwantschap geeft de uniekheid van de bloedvoering aan tussen een dier en de gehele populatie. Het verwantschapspercentage zegt dus meer dan een inteelt percentage, want inteelt geeft alleen informatie over de genetische variatie binnen een dier.
Inteelttoename
Inteelttoename geeft de gemiddelde toename van de inteelt weer van de vorige naar de volgende generatie. In de fokrichtingen van het KWPN zijn verschillende inteelttoenames te zien. Inteelt kan sneller toenemen wanneer de populatie relatief klein is, wanneer er weinig vaderdieren worden ingezet en wanneer sommige dieren veel en anderen weinig nakomelingen krijgen. Het laatst genoemde voorbeeld wordt ook wel het kampioenseffect genoemd, veel fokkers gebruiken het paard dat zo dicht mogelijk bij het fokdoel komt en dus vaak een kampioenstitel krijgt.
Onvermijdelijke inteelt: bij een kleine populatie, zoals de tuigpaarden is het lastig om lijnenteelt/inteelt te voorkomen. Er moet daarom worden geprobeerd om zoveel mogelijk kwaliteit te behouden met een zo laag mogelijk verwantschaps- en inteeltpercentage.
Kruisen: kruisen is het fokken met twee dieren die genetisch gezien ver van elkaar af staan. Dit zijn dus vaak verschillende rassen. Het ras waarmee wordt gekruist, zal wel zorgvuldig gekozen moeten worden. Zij kunnen naast bloedspreiding ongewenste of gewenste eigenschappen doorgeven. Bij de tuigpaarden is er gekruist met Hackney's en American Saddlebred's.
Inteelttools: via Mijn KWPN kun je makkelijk het inteelt- en verwantschapspercentage berekenen voor je eventuele paringskeuze. Deze tool is beschikbaar voor eigenaren van merries vanaf het jaar waarin zij drie worden. Er moet een fokrichting worden geselecteerd. Dan verschijnt een lijst met actuele goedgekeurde of erkende hengsten met de bijbehorende inteelt- en verwantschapspercentages van het mogelijke veulen. Er verschijnt dan ook een virtueel papier van het mogelijke veulen. De verwantschap- en inteeltlijsten worden actueel gehouden, zodat de nieuwe goedgekeurde en erkende hengsten snel zichtbaar zijn.
Selectiebeleid: in het selectietraject waaruit de meest waardevolle hengsten worden geselecteerd wordt ook rekening gehouden met het inteelt- en het verwantschapspercentage. Hengsten die laag verwant zijn aan de populatie en dus voor genetische variatie kunnen zorgen, hebben de voorkeur bij een kleine populatie mits hun kwaliteit natuurlijk voldoende is.
Oefening: Vragen overerving en inteelt
0%
Je hebt net het stukje over overerving en inteelt gelezen. Beantwoord de volgende vragen die daarover gaan.
Het arrangement De Nederlandse tuigpaarden(sport) Verdieping is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
J Berghuis
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-03-13 16:07:49
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze module kan in de paardklassen op het MBO of zelfstandig worden gevolgd vanuit huis. Er komen verschillende onderwerpen aan bod, welke zijn ingedeeld in aangespannen sport (KNHS) en fokkerij (KWPN). In deze module volgt de verdieping op de basis. Bij de onderwerpen is passend beeldmateriaal geplaatst, waardoor de theorie duidelijker wordt gemaakt. Door de verschillende niveaus is het materiaal geschikt voor een brede doelgroep.
Deze module kan in de paardklassen op het MBO of zelfstandig worden gevolgd vanuit huis. Er komen verschillende onderwerpen aan bod, welke zijn ingedeeld in aangespannen sport (KNHS) en fokkerij (KWPN). In deze module volgt de verdieping op de basis. Bij de onderwerpen is passend beeldmateriaal geplaatst, waardoor de theorie duidelijker wordt gemaakt. Door de verschillende niveaus is het materiaal geschikt voor een brede doelgroep.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Vragenlijst
Gelijke prestaties
Keuringsklaar maken
Vragenlijst predicaten
Vragen overerving en inteelt
Eindtoets verdieping
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.